Frankering bij abonnement, AXEL
ZATERDAG 26 SEPTEMBER 1964
78e Jaargang No. 51
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEE UW SCH-VLA ANDER EN VERSCHIJNT IEDERE ZATERDAG
HooWredaktte J. G VINK.
Redafctte e» Administratie Axel, Markt 12, tel. 0 1155 - 646, postbus 16
Drukker - Uitgeefster FIRMA J. C VINK
Nota van het Provinciaal Bestuur van Zeeland
over het toekomstige industriespreidingsbeleid.
Gezien de teleurstellende gang van zaken bij het industriële beleid van de regering
t.o.v. de provincie Zeeland werd door het provinciaal bestuur een nota opgesteld
en deze week toegezonden aan de leden van de Eerste en Tweede Kamer de Ministers
en Staatssecretarissen en de leden van Prov. Staten van Zeeland. Deze nota betreft
uiteraard het beleid voor geheel onze provincie, doch treft ook speciaal de Zeeuwsch-
Vlaamse Kanaalzone.
Om de stellingen en conclusies van het Prov. Bestuur niet uit zijn verband te halen,
laten wij de tekst van deze nota hieronder in zijn geheel volgen
Algemeen.
Het Provinciaal Bestuur van Zeeland stelt
voorop, dat de doeleinden beoogd met de
kernaanwijzingen en daaraan verbonden fa
ciliteiten landelijk slechts gedeeltelijk zijn be
reikt.
Temeer spreekt dit voor de provincie Zee
land, welke provincie eerst in 1959 tot pro
bleemgebied werd aangewezen. Het moet
daarom onjuist worden geacht het beleid
thans ingrijpend te wijzigen in verminderende
of beëindigende zin, aangezien de investerin
gen die reeds geschied zijn daardoor slechts
gedeeltelijk of in het geheel niet rendabel zul
len kunnen zijn.
Het Provinciaal Bestuur van Zeeland heeft
dan ook met teleurstelling kennis genomen
van de nota van de Staatssecretaris van Eco
nomische Zaken inzake het te voeren in
dustriespreidingsbeleid 1965 t.m. 1968.
Voor het in de nota gestelde, dat de in het
kader van het regionale industrialisatiebeleid
te hanteren middelen zoveel mogelijk dienen
te worden geconcentreerd op het bevorderen
van de industrialisatie van een beperkt aantal
daarvoor qua ligging en funktie geschikte
plaatsen, die potentiëel de mogelijkheid in
zich bergen tot een autonome groei te komen,
bestaat dezerzijds begrip. De vraag waarom in
verband daarmede het aantal kernen in Zee
land moet worden ingekrompen, is hiermede
evenwel niet beantwoord. Dit klemt temeer,
omdat de in de nota bedoelde concentratie in
deze provincie beslist reeds aanwezig is.
Aanwijzing als probleemgebied.
Het niet-aanwijzen van Zeeland als pro
bleemgebied in 1951 betekende een onover
komelijke handicap voor de economische ont
wikkeling. Tussen 1950 en 1960 nam het
aantal arbeidsplaatsen voor mannen in de in
dustrie dan ook slechts met 250 per jaar toe,
terwijl de jaarlijkse aanwas op de arbeids
markt 1200 a 1300 bedroeg.
Na de aanwijzing als probleemgebied in
1959 met als primaire kernen Terneuzen en
Goes en als secundaire kernen Zierikzee en
St. Maartensdijk kwam de economische ont-
wikeling in verheugende mate op gang. Te
beginnen met 1961 werden er jaarlijks gemid
deld 1.000 industriële arbeidsplaatsen voor
mannen geschapen, of wel viermaal zoveel als
in de voorgaande jaren.
Deze ontwikeling wordt weerspiegeld in de
bevolkingscijfers.
Nam de bevolking in 1961 toe met 657
zielen, in 1962 was dit 877 zielen en in 1963,
bij een geboorteoverschot van 2.860, een aan
tal van 2060 zielen.
De in vergelijking met andere gebieden bij
zonder late aanwijzing van Zeeland als pro
bleemgebied is van grote invloed geweest bij
het bepalen van het aantal kernen.
In 1951/1952 werden in het noorden des
lands 30 ontwikkelingskernen aangewezen. Bij
de nieuwe aanwijzing van de kernen in 1959
bestond weliswaar de wens tot een drastische
beperking te komen, maar deze wens riep
weerstanden op wegens „bestaande rechten",
hetgeen tot gevolg had dat in het noorden des
lands 26 kernen bleven gehandhaafd.
In Zeeland daarentegen was het Ministerie
van Economische Zaken niet aan „bestaande
rechten" gebonden de kernen werden im
mers voor de eerste maal aangewezen zo
dat hier wèl een beperking werd bereikt. Vol
staan werd met de aanwijzing van vier kernen.
Het is aan geen twijfel onderhevig, dat, in
dien Zeeland reeds in 1951/52 tot probleem
gebied was aangewezen, het aantal ontwik
kelingskernen aanzienlijk groter zou zijn ge
weest, ook in 1959.
Dit, gevoegd bij de insulaire geografische
situatie van de provincie had tot gevolg dat
van de aanvang af Zeeland reeds de concen
tratie kende, welke thans in het gehele land
zal worden ingevoerd.
Terneuzen fungeert immers als ontwikke
lingskern voor Zeeuwsch-Vlaanderen, Goes
voor Noord- en Zuid-Beveland, Zierikzee
voor Noord-Zeeland en Sint-Maartensdijk
voor het eiland Tholen. Vier onderling ge
scheiden gebieden met eigen kern, vier ge
bieden tevens met eigen plaats in de ontwik
keling van de provincie.
Vermindering van het aantal kernen zal
voor Zeeland betekenen, dat een noodzakelijk
minimum voor een verantwoord beleid niet
wordt bereikt.
De omstandigheid, dat de kernfaciliteiten
pas gedurende vier jaren konden worden ver
leend, maakt een vergelijking met de elders
bereikte resultaten niet mogelijk en vergt, dat
het antwoord op de vraag of en in welke mate
het industriespreidingsbeleid moet worden
voortgezet voor Zeeland afzonderlijk moet
worden bezien.
Ligging van Zeeland.
De bijzondere ligging van de provincie
Zeeland als centraal gebied tussen de Rand
stad-Holland, Belgisch-Vlaanderen, Noord-
Frankrijk en het Ruhrgebied is mede van be
lang bij de bepaling van het toekomstige in
dustrialisatiebeleid.
De provincie Zeeland verkeert in een
situatie, die een critische fase moet worden
genoemd. Dit gebied immers, jarenlang in
zijn ontwikkeling belemmerd door de geïso
leerde ligging, dreigt juist op bet tijdstip dat
aan dit isolement een einde komt en het zal
worden ontsloten door nieuwe verkeersverbin
dingen - gewezen zij op de bouw van de
Oosterscheldebrug en de plannen voor een
vaste verbinding over of onder de Wester-
schelde - in die ontwikkeling te worden af
geremd door het verminderen van de vesti
gingsfaciliteiten.
Indien in de komende jaren geen aktieve
vestigingspolitiek door middel van kernfacili
teiten zou kunnen worden gevoerd, is het ge
vaar, dat de komende ontsluiting voor de pro
vincie Zeeland een averechtse uitwerking zal
hebben reëel door de aanzienlijke zuigkracht
van de Randstad-Holland en van het Noord
brabantse industriegebied.
Het behoeft welhaast geen betoog, dat deze
gang van zaken niet in overeenstemming zou
zijn met het op ontlasting van de Randstad
ingerichte overheidsbeleid, gelijk ook in de
Nota inzake het in de jaren 1965 t/m 1968
te voeren industriespreidingsbeleid is aange
geven
„Voor een ruimtelijk ordeningsbeleid, dat
de aan deze sterke concentratie verbonden be
zwaren zoveel mogelijk wil ondervangen en
dat daartoe een meer evenwichtige verdeling
van bevolking en welvaart wil bevorderen, is
van grote betekenis dat de in „Overig Neder
land" aanwezige middelen van bestaan zo
krachtig en zo snel mogelijk tot verdere ont
wikkeling komen. Naarmate zich immers
meer economische aktiviteiten buiten bet
Westen ontplooien zal de verdere bevolkings
concentratie in het Westen worden tegenge
werkt".
DE KERNEN
Zeehavens.
De handhaving van Terneuzen en de aan
wijzing van het Zuid-Sloe als ontwikkelings
kernen betekenen een versterkte continuering
van de gevolgde lijn. De beide zeehavens zijn
mede hierdoor thans officiéél erkende vesti
gingsplaatsen van nationaal belang.
Bij het Zuid-Sloe behoren complementair
de droge en natte industrieterreinen van Mid
delburg. Indien voor deze terreinen al geen
faciliteiten voor vestigingen nodig zijn, dan
zal infrastructurele steun beslist geboden moe
ten worden, willen zij tegen een acceptabele
prijs aangeboden kunnen worden. Hetzelfde
kan gelden voor industrieterreinen in Vlissin-
gen, alsmede voor elders dan te Terneuzen
gelegen Terreinen in de kanaalzone van
Zeeuwsch-Vlaanderen, nl. op grondgebied
der gemeenten Sas van Gent, Westdorpe en
Axel.
Goes.
Het afvoeren van Goes als ontwikkelings
kern stuit op zeer ernstige bezwaren, welke
in het bovenstaande reeds zijn aangegeven.
Wanneer in de nota van de Staatssecretaris
van Economisch Zaken wordt gesteld, dat de
kernaanwijzing plaats vindt, lettende op de
structuur, de regionale funktie en de ontwik
keling van de afgelopen jaren, dan kan naar
onze overtuiging alleen maar gekonkludeerd
worden tot handhaving der gemeente Goes
als ontwikkelingskern.
In de afgelopen jaren - dus sedert 1959
- vestigden zich te Goes
de N.V. Arnberg (vnl. vrouwelijk per
soneel) 100 arbeidsplaatsen
de Apparaten- en Ketelfabriek
Den Haag 300 arbeidsplaatsen
v.d. Linden's Machinefabriek
35 arbeidsplaatsen
Kareisen - fruitveredelingsbedrijf
15 arbeidsplaatsen
terwijl zeer recentelijk tot vestiging besloten
de N.V. Vicon (fabriek van landbouwwerk
tuigen) en „Alta" N.V. (constructiebedrijf -
stalen ramen- en machinefebriek), beide met
100 arbeidsplaatsen.
Ongetwijfeld houdt een en ander niet meer
in dan een belofte voor de toekomst, maar,
hetzij wellicht ten overvloede herhaald, van
een industrialisatiebeleid gedurende vier jaren
kan en mag niet meer worden verwacht. An
derzijds is deze belofte stellig genoeg om
handhaving als ontwikkelingskern voor de
hand liggend te maken.
Juist met het oog op en dank zij de kern
aanwijzing van 1959 konden de volgende
kostbare infrastructuurwerken ter hand wor
den genomen
uitdiepen haven en kanaal met uitwijkplaats
bij Wilhelminadorp
aanleg van een industriehaven
aanleg van een zwaaikom en
aanleg ontsluitingsweg annex spoorweg van
Rijksweg 58 c.q. de spoorlijn Goes-Roosen-
daal naar het haven industrieterrein.
Het gevaar dat, zoals in de jaren vóór 1959
de ontwikkelingskern Etten-Leur, thans Ber
gen op Zoom een onoverkomelijke concurrent
voor „droge" en kleinere industrieën - in
wezen voor alle niet-zeehavenindustrieën -
wordt, is evident. Dit gevaar bedreigt geheel
Midden-Zeeland, waarvan Goes het centrum
is, aangezien de enige kern, het Zuid-Sloe
voor zeehavenindustrieën bestemd dient te
blijven.
Intrekking van de kernaanwijzing betekent
naar alle waarschijnlijkheid, dat alle genoem
de hoge investeringen vergende infrastruc
turele voorzieningen een sterk verminderde
rentabiliteit zullen krijgen. Een van de recent
in Goes gevestigde bedrijven gaat exporteren
via Hoek van Holland, terwijl de Apparaten-
en Ketelfabriek Den Haag N.V. toelevert aan
o.a. Rotterdam, Antwerpen, Sluiskil en Vlis-
singen. Een en ander kan evengoed vanuit
Bergen op Zoom geschieden en bevoorrech
ting van laatstgenoemde stad boven Goes be
tekent een wezenlijke aantasting van de sinds
1959 ontstane ontwikkelingsmogelijkheden.
Daarenboven heeft de ervaring geleerd, dat
bij het bedrijfsleven behoefte bestaat aan een
ontwikkelingskern voor niet-zeehavenindus
trieën tussen westelijk Noord-Brabant als be
langrijkste industriegebied en de kust.
Goes is daarvoor de aangewezen plaats om
dat deze gemeente reeds vanouds een econo
misch centrum is.
Zierikzee.
In het voorgaande ligt de zienswijze om
trent het afvoeren van Zierikzee als ontwik
kelingskern reeds min of meer besloten.
Zierikzee is een étappeplaats tussen het
Zuid-Sloe, Goes en Rotterdam en heeft
daarenboven een duidelijke funktie ten aan
zien van de noordelijke eilanden.
In het voorafgaande werd reeds gewezen
op het gevaar, dat bij het ontbreken van een
ontwikkelingskern dit gebied „leeg gezogen"
dreigt te worden door de Randstad-Holland
(Rotterdam), waardoor niet langer een bij
drage kan worden gegeven aan het overheids-
streven om te komen tot een ontlasting van
de Randstad. Juist nu het gebied zal worden
ontsloten, zal de gelegenheid ontstaan van de
aanwezige mogelijkheden te profiteren, waar
bij het bieden van vestigingsfaciliteiten even
wel een conditio sine qua non moet worden
geacht.
Het zou èn tegenover de bedrijven, die zich
te Zierikzee in goed vertrouwen op de verdere
groei van de industrialisatiekern vestigden èn
met het oog op de in de afgelopen jaren als
gevolg van de bijzondere positie van het
eiland Schouwen-Duiveland ontstane achter
stand niet verantwoord zijn de mogelijkheden
tot het verlenen van vestigingsfaciliteiten op
korte termijn af te breken. Deze zienswijze
wordt gedeeld door alle gemeentebesturen op'
het eiland Schouwen en Duiveland. Hierbij
zij aangetekend, dat voor Zierikzee zeer ge
ringe infrastructuurfondsen worden gevraagd,
zodat het vrijwel alleen gaat om vestigings
premies, die - als Zierikzee geen kern blijft
- toch elders moeten worden uitgegeven.
In de achtste Industrialisatienota èn in de
memorie van Toelichting op de begroting-
1964 van het Departement van Economische
Zaken is terecht de aandacbt gevestigd op
zgn. spreidingsgebieden, gebieden die een be
langrijke bijdrage kunnen geven aan de sprei
ding van de industriële werkgelegenheid in
het gehele land. Schouwen-Duiveland vormt
bij uitstek een dergelijk spreidingsgebied.
Tenslotte zij in dit verband de aandacht ge
vestigd op de eenzijdige economische ontwik
keling van dit gebied - landbouw en re
creatie - welke een verdere industrialisatie
dringend noodzakelijk maakt, waartoe facili
teiten onmisbaar zijn.
St. Maartensdijk.
Wil de huidige secundaire kern St. Maar
tensdijk geheel kunnen slagen, dan is een
noodzakelijk minimum aan aktieve vestigings
politiek vereist. Dat in deze kern met 2600
inwoners een eerste aanzet aanwezig is, blijkt
uit de volgende vestigingen en uitbreidingen,
die sedert 1959 tot stand kwamen
Priem's Kledings-industrie Mayfair (vesti
ging met 127 arbeidsplaatsen (51 mannen en
76 vrouwen) na voltooiing van een op han
den zijnde uitbreiding 350 arbeidsplaatsen,
t.w. 1/3 gedeelte mannen en 2/3 gedeelte
vrouwen
electrische timmerfabriek van Gebroedrs
Muller (vestiging) met 15 arbeidsplaatsen
constructiebedrijf Gebroeders van Lamme
ren (vestiging) met 18 arbeidsplaatsen
uit- en inleggerij van G. H. Polderman
(verplaatsing en uitbreiding) met 24 arbeids
plaatsen
damesconfectiefebriek N.V. Elvina (vesti
ging) met 31 arbeidsplaatsen
M.C.I. Metaalcoating N.V. (vestiging) met
12 arbeidsplaatsen
N.V. Koeltechnisch Bureau Gebroeders
Goedhart (vestiging) met 53 arbeidsplaatsen
N.V. Benelux, fabriek van plasticartikelen,
met 25 arbeidsplaatsen.
In het onderhavige geval is duidelijk sprake
van 'n streekfunktie, met goede perspectieven
en die een blijvender vorm van een secundaire
ontwikkelingskern niet alleen rechtvaardigt,
maar tevens noodzakelijk maakt.
Conclusie.
In het voorgaande is getracht aan te tonen,
dat voor de provincie Zeeland in stede van 'n
grotere concentratie veeleer de oplossing moet
worden gezocht in een differentiatie in de mo
gelijkheden op onderscheidene plaatsen, mo
gelijkheden die velerlei kunnen zijn.
Bij het bepalen van het industrialisatie
beleid voor de provincie Zeeland dient der
halve rekening te worden gehouden met enige
specifieke factoren, namelijk de bijzondere
geografische ligging, de zuigkracht van de
Randstad-Holland en het industriegebied in
westelijk Noord-Brabant, en het feit dat de
kernfaciliteiten eerst in 1959 van toepassing
zijn geworden, waarbij reeds een vergaande
concentratie werd bereikt. Door deze laatste
omstandigheid is een vergelijking met andere
gebieden des lands niet mogelijk. De thans
elders beoogde concentratie is immers aan
wezig. Een vermindering van het aantal ker
nen zou voor Zeeland betekenen, dat een
noodzakelijk minimum voor een verantwoord
beleid niet zou worden bereikt.
Wil dit gebied van Zuid-West Nederland
tot ontwikkeling worden gebracht, dan zal
een assortiment aan industrieterreinen, die uit
geografisch oogpunt bezien op de juiste wijze
over de provincie zijn verdeeld en die deels
complementair ten opzichte van elkaar zijn,
geboden moeten worden. Alsdan zullen zeer
verschillende vestigingen kunnen worden op
gevangen. Behalve voor Terneuzen en het
Zuid-Sloe dienen dan ook mogelijkheden aan
wezig te blijven voor Goes, Ziörikzee en
St. Maartensdijk.
AXELSE COURANT
de kom IJS. Andere
Buitenland 2,
plaatsen L75,
ADVERTENTIEPRIJS: 10 cent per
Bij kontrak ten belangrijke mWkrtr.
Ingezonden Mededelingen 30 cent per
Kleine Advertentiën 1-5 regels 1,-
iedere regel meer 12 cent extra.