Jaarvergadering Kamer van Koophandel.
Deze week hield de Kamer van Koophandel voor Zeeuwsch-Vlaanderen
op de gerestaureerde bovenverdieping van haar kantoorgebouw in Ter-
neuzen haar jaarvergadering.
De voorzitter ir van Krevelen sneed in zijn openingsrede vele voor onze
streek en ook voor de landelijke economie belangrijke problemen aan,
waarom wij dan ook het grootste deel van deze rede hier onder kort laten
volgen
Twee jaar geleden mocht ik wijzen op het feit
dat het m.i. onmogelijk zou blijken om in Neder
land een afwijkend loon- en prijspeil te handhaven
ten opzichte van onze Europese partnerlanden.
Welnu, wij hebben ervaren dat dit inderdaad niet
zo kon blijven. Wij hebben thans de loon- en prijs-
explosie te verwerken die m.i. vooral een gevolg
is van een onwaarachtig gemillimeter. Het was op
zi'chzelf een onoprechte vertoning dat topfiguren
uit het sociaal-economisch leven, beschikkend over
een enorm apparaat ter verschaffing van de no
dige gegevens, berekenden dat wij gemiddeld 2,7%
ruimte hadden met als top voor sommige bedrijfs
takken 3,5%, terwijl de praktijk bewees dat het
bedrijfsleven bereid was 7% op tafel te leggen, zelfs
al speelde daarbij de druk op de arbeidsmarkt een
rol. Vanzelfsprekend rijst dan de vraag wanneer
men overziet wat zich nu allemaal afspeeltzijn
wij nu een welvarend land, ja of neen
Mijne heren, wij zijn het land van de opgeheven
vinger. Men waarschuwt steeds voor onze afhan
kelijkheid van de exportmarkten, men waarschuwt
voor een eventueel tekort op de Rijksbegroting,
men waarschuwt dat onze produktiviteit achter zou
kunnen blijven, maar het moet mij van het hart,
dat al deze zaken een zekere onwaarachtigheid
bevatten. Immers, een dertig jaar geleden leerde
men op de lagere school in ons land, en men zal
dat nu nog wel doen, dat landen met weinig bo
demschatten economisch zwakker zijn dan landen
met rijke bodemschatten. Men wees dan naar 'het
eigen land. Desondanks waren wij een van de wel
varendste landen van Europa. Ja, zei men toen,
doch dit was een gevolg van onze toenmalige ko
loniale bezittingen. Thans hebben wij deze bezit
tingen niet meer, doch zijn wij een land geworden
dat uitzonderlijk rijk is aan bodemschatten, kolen,
zout, olie, gas. Daarnaast zijn wij de beheerser van
de Delta, gevormd door de drie hartslagaders van
Europa de Schelde, de Maas en de Rijn en be
zitten we op één na de grootste haven ter wereld.
Maar, zegt men dan, wij hebben een hoge na-
taliteit, wij hebben een hoge leeftijdsopbouw, wij
hebben de Deltawerken, wij hadden zoveel schade
uit de wereldoorlog overgehouden, wij hadden de
watersnoodramp enz., enz. Maar, mijne heren, daar
zijn ook andere zeer welvarende landen met een
hoge nataliteit, met een hoge leeftijdsopbouw, met
veel grotere oorlogsschade, met ernstige natuur
rampen, met enorme werken voor waterkracht, we
gen, bergtunnels, kanalen e.d. Er zijn bijna geen
landen meer die hun koloniaal bezit niet hebben
moeten liquideren. Vandaar dat ik mij keer tegen
de onoprecht geheven vinger, die toch wel een
uiting is van een karaktertrek in ons volk, waar
wij de laatste maanden meer staaltjes van hebben
gezien. Ik stel dus nogmaals de vraag zijn wij
een welvarend volk, en dan is mijn antwoord ja.
Maar wij laten belangrijke groepen van onze be
volking daarvan niet profiteren. Het is ontegen-
zeglijk waar dat zeer grote groepen met de lagere
inkomens, stel die tot aan de weistandsgrens en
onze oude van dagen, een aanmerkelijk groter stuk
van de nationale koek te consumeren hebben ge
kregen. Dat is juist en dat is billijk. Maar de grote
groep van de middelbare inkomens, de mensen waar
eigenlijk onze economie om draait, zijn er niet
beter van geworden, neen, veelal slechter.
Mijn heren, rekent U voor Uzelf maar eens uit
wat een 10% salarisverhoging betekent voor die
genen, die 15 a 25.000 gulden per jaar verdienen
met behulp van de huidige inkomstenbelastings
tabel en tegen de achtergrond van de gestegen
kosten van levensonderhoud. Dan zult U overdui
delijk zien dat deze categorie achteruit gaat en
dit reeds jarenlang gegaan is. Maar dit zijn onze
bedrijfsleiders, ingenieurs, economen, juristen, le
raren, professoren, hogere ambtenaren, enz., enz.,
die de verantwoordelijkheid dragen, die de leiding
geven. Dit zijn de mensen die meer dan 45 uur
werken, die stukken mee naar huis nemen, die zich
in de weekeinden dikwijls nog met de zorgen, die
aan hun zijn toevertrouwd, bezig houden. Dit zijn
de mensen die vrijwillig publikaties opstellen, mee
werken aan ontwikkelingscursussen, organisatorisch
werk verrichten ten behoeve van de gemeenschap
en zo al meer. Het wordt hier onmogelijk gemaakt
dit enthousiasme te bewaren, want zelfs bij be
scheiden beloningen voor dit vrijwillige werk wor
den zij fïskaal afgestraft. Hetzelfde geldt voor het
meewerken van gehuwde vrouwen, wat ook het na
tionaal inkomen doet stijgen, het verrichten van
overwerk e.d. Daarom, mijne heren, acht ik het
volkomen onjuist dat de Overheid niet tegelijk met
het aanvaarden van de loon- en prijsexplosie, de
progressiviteit van de directe belastingen drastisch
heeft verlaagd. Hier komt de onoprechtheid van de
opgeheven vinger nog sterker naar voren, want een
groot deel van onze welvaart wordt door de Mo
loch, die onze staat op het gebied van de directe
belastingen is, in de staatskas gestoken, ten koste
van de categorie van Nederlanders waar 's lands
welvaart in eerste instantie om draait. Wanneer
een gemeenschap deze werkers niet waardeert, wan
neer de staat extra beloningen voor extra inspan
ningen niet gunt aan haar burgers, dan noem ik
dat onsociaal.
Ik acht het niet verantwoord dat ieder jaar weer
de middelen van de staat hoger blijken te zijn dan
de raming. Het zou heel gezond en normaal zijn
wanneer men, in een tijd van hoogconjunctuur, de
inkomsten van de staat door vermindering van de
directe belastingen zover liet terug lopen, dat men
een zeker tekort creëerde. De Overheid zou dan
tevens gedwongen worden meer efficiency te be
trachten en minder Sinterklaas te spelen van gelden
die zij uit onderdanen heeft geknepen die toch
allerminst als stoute kinderen worden aangezien. Ik
hoop dat de Overheid in 1964 de moed zal heb
ben nu eens zonder vermanende vinger iets te doen
voor de mensen die het verdienen en daarbij te
vens een massa nutteloos en onefficiënt geperfec-
tioneer over boord zal zetten.
Mijne heren, na deze ineiding keer ik tot ons
gewest.
Ik meen dat wij mogen constateren dat de op
timistische verwachtingen voor het bedrijfsleven
zijn uitgekomen. De arbeidsmarkt is weliswaar ge
spannen, maar door het bereiken, zo niet over-
schreiden, van het peil der inkomsten in de rand
stad Holland, resp. in België, is een grote verbe
tering van de bevolkingstoename bereikt, waarbij
Zeeuwsch-Vlaanderen aan de top van Zeeland
blijkt te zijn gekomen. De kanaalwerken vorderen
•gestadig en over belangstelling in binnen- en bui
tenland voor ons gewest heeft men zeker niet te
klagen. Het is m.i. thans 't moment dat de nieuwe
en bestaande industrieën over één kam geschoren
dienen te worden, opdat zij in evenredigheid en
met gelijke concurrentiemiddelen zich verder kun
nen ontplooien. Van belang is ook hierbij de uiterste
efficiëncy te betrachten en het wordt m.i. daarom
dringend noodzakelijk om tegen de achtergrond van
een eenmaal gepland structuurbeleid voor respec
tievelijk oost, midden en west Zeeuwsch-Vlaan
deren aan de gemeentelijke herindeling van de Ka
naalzone de grootste urgentie te geven. Men ver
keert in dit gebied in een ernstige impasse, die rem
mend zal werken op de verdere ontwikkeling. Som-
mige gemeenten hebben nauwelijks nog industrie
terrein beschikbaar, anderen zijn nog nauwelijks aan
het ontsluiten van daartoe geschikt terrein begon
nen. De woningbouw is in sommige gemeenten bij
na tot stilstand gekomen en er zijn nu al bedrijven
die de noodzakelijk aangetrokken personeelsleden
ver, ja tot meer dan 40 km van hun plaats van
vestiging, onderdak hebben moeten verschaffen.
Zo aangeland bij de woningbouw, waar zeer
duidelijk nieuwe en frisse ideeën ter tafel zijn ge
komen, en naar ik hoop nog zullen komen, betreur
ik dat wij op vele plaatsen in onze streek zijn blij
ven steken in een veelal pietluttige aanpak van
deze mogelijkheden. Ook hier zouden concentratie
en samenwerking veel meer kunnen bereiken. Het
is de Kamer het afgelopen jaar helaas niet mogen
gelukken de leiders van organisaties op het gebied
van het aannemersbedrijf voor een bespreking bij
een te krijgen.
Ik handhaaf vooralsnog mijn vorig jaar uitge
sproken mening om als proef de woningbouw in
Zeeuwsch-Vlaanderen vrij te laten, waarbij ik
uiteraard de verhoudingen tussen woningbouw,
premiebouw en vrije bouw die sociaal noodzakelijk
zijn, niet bedoeld heb los te laten.
Mijne heren, het afgelopen jaar heeft de Kamer
voor het eerst in haar bestaan het voorrecht gehad
het voltallige College van Gedeputeerde Staten in
haar gebouw te mogen ontvangen, waarbij op bui
tengewoon prettige en openhartige wijze van ge
dachten gewisseld is kunnen worden. Ook met
andere Overheidsinstanties is op de meest aangena
me wijze contact onderhouden. Dit brengt mij tot
het punt van de voorzieningen door de openbare
nutsbedrijven.
Wij hebben met genoegen kennis genomen van
de uitbreiding van de capaciteit van de centrale
der P.Z.E.M. in Vlissingen, doch er daarbij op ge
wezen dat wij van mening zijn dat een volgende
uitbreiding gerealiseerd dient te worden in
Zeeuwsch-Vlaanderen om de grote risico's en kos
ten, die het transport van stroom door de Wester-
schelde met zich brengt, binnen zekere grenzen te
houden. Wij menen begrip voor dit standpunt te
hebben beluisterd.
Ten aanzien van de watervoorziening maken wij
ons ernstig zorgen. Het komt nu reeds herhaaldelijk
voor dat bepaalde delen van Zeeuwsch-Vlaanderen
op bepaalde dagen onvoldoende watertoevoer heb
ben, zodat voor sommige bedrijven moeilijkheden
ontstaan. Wij menen dat dit euvel op de kortst
mogelijke tijd verholpen zal moeten worden. Wij
ondersteunen daarnaast de gedachte van de directie
van de Zeeuwsch-Vlaamse Waterleiding Mij. om
zo spoedig mogelijk tot koppeling respectievelijk
coöperatie tussen de waterleidingmaatschappijen in
Zeeland te komen, waarbij dan de voorziening voor
industrieel water een zodanige bestuursvorm zou
kunnen krijgen dat hierin het bedrijfsleven, zodat
ik reeds meerdere malen heb bepleit, vertegenwoor
digd zou kunnen zijn.
Dat de P.T.T. vele zorgen heeft over het ach
terblijven van de aansluitingscapaciteit bij de vraag
naar telefoonaansluitingen behoef ik niet meer
naar voren te brengen. Het stemt ons des te meer
tot vreugde dat de Minister van Verkeer en Wa
terstaat ons heeft kunnen meedelen dat de aan
sluiting van de Kanaalzone voor automatisch te
lefoonverkeer met België in het voorjaar van 1965
in plaats van in 1967 zal zijn gerealiseerd, met de
mogelijkheid voor abonnees buiten de Kanaalzone,
die hierop prijs stellen, om van deze automati
sering via een extra aansluiting te kunnen profi
teren.
Vervolgens wil ik iets zeggen over het aardgas.
Volgens publikaties zou dit in 1965 tot Bergen
op Zoom en in 1966 in Zeeland aanwezig kunnen
zijn. Ik wijs er met kem op, dat, waar men dit gas
wil exporteren, een leiding via de Kanaalzone naar
België aan de andere zijde van de grens ongetwij
feld afnemers zal kunnen vinden, waarbij dan te
vens bereikt zou kunnen worden dat vele industrieën
en bedrijven, die thans geheel van gas zijn versto
ken, aangesloten zouden kunnen worden. Dit zou
leiden tot een versterking van de concurrentie
positie van deze bedrijven ter compensatie van
het blijvende nadeel van de excentrische en moei
lijke ligging ten opzichte van overig Nederland.
Het is van belang te memoreren dat het E.T.I.
voor Zeeland in een publikatie heeft uiteengezet,
dat het een vaste verbinding over de Westerschel-
de economisch verantwoord acht. Het zal thans
van uitermate grote interesse zijn te vernemen hoe
de ingenieurs, die daarover kunnen oordelen, tegen
over de technische verwezenlijking van dergelijke
plannen staan.
Maar vóór het zo ver is zitten wij met de ver
bindingen die wij nu hebben en het is daarom zeer
verheugend dat dit jaar bereikt is dat de grens-
formaliteiten voor goed controleerbaar hoefijzer-
verkeer over de weg naar en van Zeeuwsch-
Vlaanderen, aanmerkelijk zijn vereenvoudigd en
dat de daarbij betrokken grenskantoren aan de
Zeeuwsch-Vlaamse en Brabantse zijde langer ge
opend zijn. Er zijn nog wel enkele wensen op dit
gebied, doch wij vertrouwen erop dat binnenkort
een oplossing hiervoor zal zijn verkregen.
Het is jammer dat de Nederlandse Spoorwegen
tot nu toe geen mogelijkheid hebben gez:en voor
een overeenkomstig hoefijzerverkeer per rail.
Dat de Z.V.T.M. met ingang van de winter-
dienstregeling 1963 op verschillende trajecten uit
breiding van haar diensten heeft kunnen verwezen
lijken en zij gezamenlijk met de B.B.A. ook een
kleine uitbreiding heeft kunnen geven m" de bus
dienst Sas van GentBreda, stemt tot tevreden
heid. Er blijkt ook toenemende samenwerking met
de S.B.M. te ontstaan, hetgeen Zeeuwsch-Vlaan
deren slechts ten goede kan komen.
Dat de relaties in Benelux-verband ons na aan
het hart liggen moge blijken uit het feit dat de
Kamer in 1963 vertegenwoordigd is geweest bij het
bezoek van het Benelux-parlement aan de Kanaal-
zóne en bij het Benelux-diner te Brussel, waar onze
Prins der Nederlanden een oorspronkelijke, moedige
en indrukwekkende rede hield.
Deze bijeenkomsten bevorderen op onmiskenbare
wijze het wederzijds begrip.
In Oost Zeeuwsch-Vaanderen besloot de ge
meenteraad van Hontenisse thans definitief de ge
meentelijke haven te Walsoorden uit te breiden en
te verbeteren. Het werk zal worden uitgvoerd in
combinatie met de aanleg van een geheel nieuwe
Deltadijk als hoogwaterkering om het dan ontstane
complex van havens en industrieterreinen. Het is te
hopen dat verwezenlijking van deze plannen, even
als die van de uitbreiding van de veerhaven te
Perkpolder spoedig hun beslag zullen krijgen.
Nu in het voorjaar de vierde veerpont, vergroot
en verruimd, in de vaart zal komen, hopen we dat
met de nieuwe zomerdienstregeling een 20-minuten-
dienst op het veer PerkpolderKruiningen defini
tief kan worden ingevoerd. Dat hieraan een bijzon
der grote behoefte bestaat behoeft wel niet meer
betoogd te worden.
Mijne heren, met betrekking tot de uitbreiding
van de haven te Breskens is nog niets definitiefs te
vermelden.
Naar wij vernomen hebben is het rapport over
de West Zeeuws-Vlaamse kustgemeenten inmiddes
gereed gekomen. Hoewel de Kamer de betreffende
commissie op haar verzoek financiële medewerking
verleende, hebben wij dit rapport tot nu toe niet
ontvangen, zodat wij over de inhoud geen oordeel
kunnen geven.
Hoewel sommige kringen mijn uitspraak van het
vorig jaar, dat er gebrek is aan goede hotelaccomo-
datie in Zeeuwsch-Vlaanderen, in twijfel trokken,
is uit diverse krantenberichten van de afgelopen
zomer gebleken, dat in het, wat het weer betreft
toch allerminst gunstige seizoen 1963, de Zeeuwsch-
Vlaamse hotel-accomodatie absoluut onvoldoende
bleek om de toeristenstroom, die nog steeds toe
neemt, op te kunnen vangen.
Na deze openingsrede kwamen nog verschillen
de punten ter sprake, waarover wij uit de P.Z.C.,
het volgende overnemen
De Hoofdplaatse haven kwam in discussie op
verzoek van het betrokken gemeentebestuur, dat het
op prijs stelde indien de kamer zich over de hand
having van die haven eens wilde uitspreken. Eigen
lijk was er maar één lid van de kamer, dat een
pleidooi hield vóór handhaving. Dat was de heer
C. A. Blaakman, die de omzetcijfers van de haven
niet onbelangrijk noemde.
Bezorgdheid was er voorts over de toekomstige
watervoorziening in Zeeuwsch-Vlaanderen. In een
brief van 24 januari j.l schreef de n.v. „Water
leidingmaatschappij Zeeuwsch-Vlaanderen" hier
over aan de kamer, dat sinds jaren onafgebroken
pogingen in het werk worden gesteld, het gemeen
schappelijk overleg over vergroting van de water-
produktie in de gehele provincie Zeeland op gang
te brengen.
Voorts wordt vertrouwd, dat in de nabije toe
komst een regeling op lange termijn van de staats
rechtelijke status van de waterinname op Belgisch
gebied tot stand zal komen.
De kamer bleef evenwel bezorgd. Vooral omdat
zoals vice-voorzitter H. A. M. A. de Meijer
stelde in september aanstaande de grote water-
afnemer „Dow Chemical" begint te draaien. Met
bezorgdheid vroeg hij zich af, of er zich dan geen
spanningen zullen voordoen, juist omdat dit aan het
eind van de zomermaanden gaat gebeuren.
De heer F. de Vos zei bij geruchten te hebben
vernomen, dat Zeeuwsch-Vaanderen de primeur
zal krijgen voor wat betreft de levering van aard
gas, omdat de regering speelt met exportgedachten
naar de Belgische kanaalzone. „Als dat waar is,
moeten wij dan geen haast gaan maken met de
ombouw, ook van huisinstallaties", zo wilde hij
weten.
Ir. van Krevelen kon medelen, dat heel deze ma
terie planologisch wordt bezien door Gedeputeerde
Staten, die bepaald niet zullen nalaten, verdere
nen zo spoedig moglijk bekend te maken.
VERGADERING CONTROLEVERENIGING
ZAAMSLAG EN OMSTREKEN
Op 7 februari j.l. hield de controlevereniging
Zaamslag en Omstreken haar algemene ledenver
gadering bij R. J. v. d. Veke te Zaamslag.
Bij de opening werden door de voorzitter ver
heugende mededelingen naar voren gebracht. De
produktiegegevens van de in kontrole zijnde koeien
bevinden zich in een steeds opgaande lijn. Vooral
de stijging van het vetgehalte is zeer bevredigend.
De voorzitter konstateerde verder dat de gemid
delde opbrengst van de vereniging prima ligt, ook
in landelijk verband, daar bij een vergelijking met
de laatste officiële bekend gemaakte cijfers de
Controlevereniging Zaamslag en Omstreken op de
16e plaats zou staan van 949 andere verenigingen
in Nederland. Het eiwit ligt behoorlijk boven het
gemiddelde in Nederland.
Minder verheugd was de vergadering over het
feit dat de verschillende landbouworganisaties niet
hadden ingestemd met de vraagprijs aan de rege
ring van 35 cent per kg melk aan de veehouders.
Terwijl met cijfers toch goed aantoonbaar is dat
er in het afgesloten melkprijsjaar in de verschillen
de gebieden een negatieve uitkomst was van meer
dan 4 cent per kg melk bij de veehouders.
De rekening van de vereniging werd goedge
keurd met een voordelig saldo van 420,50.
Bij de periodieke aftreding werd de heer Joh.
Dekker te Zaamslag met grote meerderheid her
kozen.
Tot lid van de financiële kommissie werden ge
kozen de heren Adr. de Kraker te Vogelwaarde
en P. de Feijter te Axel.
Hierna werd de lijst met de 30 beste melkkoeien
uitgereikt.
Na de gezamenlijke koffietafel werden enkele
filmpjes gedraaid „De koe en de melkmachine"
en „Koninklijk bezoek aan de West".
Hierna werd deze goed bezochte vergadering
door de voorzitter W. L. den Hamer gesloten.