AXELSE COURANT Koningin van Jeruzalem. BJSI Een stad van noga! t* J C VINK Huidgenezing Frankering bij abonnement, Axel ZATERDAG 3 MEI 1958 72e Jaargang No. 58 NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN VERSCHIJNT IEEf E WOENSDAG EN ZATERDAG V Drukker - UitgeefsterFIRMA J. C. VINK Red. en Adm.: Axel, Markt 12, Til. 0 1155-646 HoofdredactieJ. C. VINK FIRMA Markt 12 AXEL LADY ESTHER STANHOPE Groot-Brittannië, met zijn veelbewogen geschiedenis op alle oceanen ter wereld en in alle hoeken van deze planeet, heeft heel wat staatslieden gekend, die een ge heel eigen plaats innamen. De nuances waren wellicht steeds te vinden in de gra den van idealisme en nationaliteitsbesef, die de ene figuur meer van „good old England" meekreeg dan de ander. Nog staat het op de gezichten van de Britse diplomaten te lezen, dateigenlijk hun eilandenrijk alle lof toekomt en eerbied, voor wat het met zakelijk inzicht en gedisciplineerde vechtlust heeft bereikt. In het begin van de vorige eeuw was de grootste man van Engeland, die vergelijken derwijs van Napoleon evenveel last Jhad als Amerika nu van Mao Tse Tsoeng die China heeft bezet, Minister William Pitt. Door zijn maatregelen en moeilijke besluiten deed hij voortdurend van zich spreken. Als een schaduw werd hij gevolgd door zijn nicht. Lady Esther Stanhope. Een zeer merk waardige figuur in regeringskringen. Aan vankelijk paste ze op de gezondheid van Pitt, met als gevolg dat Pitt ongeveer van minuut tot minuut een kittige voogdes naast zich wist Tenslotte bemoeide ze zich letterlijk met alles, hield zich ernstig met de politiek bezig, verdiepte zich in talloze vraagstukken, trad officieel op als secretaresse en gedurende Pitt's laatste levensjaren zelfs als zijn Chef- de-Bureau, Directrice van zijn Kabinet, ge volmachtigde voor het voeren van diplo matieke besprekingen met staatslieden Voorspelling Haar invloed op de politiek, helaas niet altijd even verstandig geformuleerd, was groot. Toen Minister Pitt de laatste adem uitblies was haar positie in de Londense Society een probleem van belang, dat zij gelukkig voor haar omgeving, oploste door zich snel terug te trekken op een buitenver blijf in Schotland. Het was alsof een loden -last van de parlementsleden afviel, die zo lang onder haar epidemische critiek ge sidderd hadden Lady Stanhope bleek evenwel niet van plan te zijn haar hele leven een kluizenaars bestaan in de Schofise bergen te gaan leiden. Ze had bovendien de beschikking over vol doende financiële middelen voor haar rei zen en escapades. Haar verschijning ove rigens was verre van bekoorlijk en wie haar van nabij had leren kennen, ging voortaan liever een straatje om Lady Stanhope genoot in haar woonplaats spoedig de twijfelachtige reputatie even lelijk te zijn als de rotskust, even ongastvrij als Siberië en zo gevaarlijk als: de duivel zelfEén enander was voor Lady Stan hope voldoende reden haar toekomst eens uit te stippelen en ze besloot een „waar zegger" te raadplegen Huidzuiverheid-Huidgez ortdheid Puistjes verdrogen door Purol poeder De geschiedschrijver verhaalt niet of het een afgesproken spelletje was van de dorps bewoners, maar feit is in elk geval, dat deze haar ronduit zei, dat ze erg heers zuchtig en hoogmoedig walsi. Maar zo luidde de boodschap, U zult éénmaal „Koningin van Jeruzalem" worden Lady Stanhope keek eens wat rond, liet zich nog in de Britse Society zien, doch toen besloot ze haar toekomstvoorspelling maar een handje te gaan helpen en het Nabije Oosten op te zoeken. Erg fortuinlijk was haar reis echter niet. Met veel moeite kwam zij in de jare 1812 aan op Korfoe. Van de eilandbewoners huurde ze een bemande boot en ging daarmee verder naar de Griekse hoofdstad en het bekende Constantinopel. Bij Rhodes gebeurde een ermstig ongeluk, de boot stootte 's nachts lek en het schip verdween binnen weinige minuten naar de bodem van de Middellandse Zee, met alle bagage. Op het nippertje wist de stuurman Lady Stanhope nog uit de zinkende kajuit te halen en in de reddingsboot te zetten. Geholpen door een stevige bries, kwam het gezelschap ergens op het strand terecht. Daar Lady Stanhope vrijwel ongekleed wa,s trok zij het Turks nationaal costuum aan van een plaatselijk landheer welk pakje haar zo goed beviel, dat ze er tot haar dood toe in bleef rondlopen Koningin. In Egypte gekomen, toog ze naar Syrië, vergzeld van een fraaie lijfwacht van vijftig Arabieren, die ze gekocht had van de Egyp tische autoriteiten uit die dagen. Er kwamen later nog vijf Europeanen bij, om de ge dragingen van de lijfwacht zelve enigszins onder controle te kunnen houden. Zo suk kelde een ware karavaan het Palestijnse land binnen, richting Jeruzalem Lady Stanhope begon kennelijk schik in het geval te krijgen. Voordat de stad in zicht kwam scharfte ze zich een rijk vergulde draagstoel aan, met geoefende dienaars in goudbeetikte jas sen. De bewoners van Jeruzalem hoorden al bijtijds over de kleurige stoet, die in haar richting kwam. De eenvoudige bewoners verdrongen zich aan de vervallen stadspoor ten, waren verbijsterd door al de schittering van de „entree" en misschien ook van de handen vol geld, die de Lady uit grote zil veren potten bij handenvol over de menigte uitstrooide De faam van haar geheim zinnige verschijning werd vanuit Jeruzalem ver uitgedragen door het gehele land. Het volk had haar aanötonds „Meleki" genoemd oftewel „Koningin" en de listige Engelse zorgde er voor dat dit woord snel inbur gerde. Haar ervaring uit hofkringen droeg uiteraard bij tot het succes. Verscheidene Oosterse grootheden, Bey's en Pasja's, kwa men haar met een deputatie begroeten, spe ciaal omdat men algemeen fluisterde dat Lady Stanhope, de vreemde koningin, „met haar rijkdommen" in Jeruzalem zou blijven wonen Lady Stanhope zag reeds de to tale vervulling van de voorspelling, toen haar werd beduid, dat ze toch wijzer deed met verder te reizen Zo kwam ze ook in Damascus, waar een oude slangenbezweerder haar het gezellige verhaal deed van de vroegere koningin Zenobia en de stad Palmyra. De ruïnes be stonden nog, zei de man, al waren ze sinds het jaar 273 na Chr. aardig verweerd Voor Lady Stanhope was dit evenwel geen be zwaar. Zij zette een waar toneelstuk en scene, waar alleen al een boek over te schrijven zou zijn en vertrok met vorste lijke luister naar Palmyra De arme be- wonerls van het stadje en de omliggende nederzettingen Waren door renboden op de hoogte gebracht van de te verwachten troonsbestijging. De intocht was dan ook met haar eigen geld betaald een koningin waardig. Er was Arabische cavalerie in gala, en de Sjeiks uit andere gebieden grenzend aan „het her stelde koninkrijk" brachten haar behoorlijke eerbewijzen. De jonge dochters van Palmyra voerden bij het licht van flambouwen exo tische dansen uit, terwijl „koningin Zenobia de Tweede", alias Lady Esther Stanhope, voor de historische opgelapte zonnetempel zittend op de troon, de huldigingen en ge- ischenken in ontvangst nam De eerste dag had haar naar schatting 30.000 piasters gekost In ballingschap N De Koningin van Palmyra kreeg spoedig ernstige staatszorgen, waarbij haar leven op het spel stond. De Droezenvolken van de Libanon zagen in haar namelijk een ernstige bedreiging van het machtsevenwicht in hun operatieterrein en ze trokken er op uit om Palmyra eens met een krijgshaftig bezoek te vereren. Gelukkig voor Lady Stanhope, reisden de Droezen niet erg vlot en kreeg zij dus gelegenheid tijdig van residentie te veranderen. Dat kwam hierop neer, dat ze met toestemming van de Turkse regering hoog in de Libanon een verlaten klooster betrok. Omdat er weinig hoop was, dat zij haar droomdenkbeelden eens in Jeruzalem zou kunnen verwezenlijken, liet ze het kloos ter verbouwen tot een enorme burcht, met wallen, torens en schietgaten, veilig voor elke plaatselijke vijand. Voor zichzelf liet ze binnen de muren nog een klein huisje uit de rotsen bouwen, met een fraaie bloemen tuin, en dankte langzamerhand haar om vangrijke hofhouding af. Ten slotte leefde ze met een Europese artis, twintig man be dienend personeel en een aantal negerslaven. Haar titel was en bleef voortaan „Koningin van Jeruzalem in Ballingschap Van de Droezen kreeg zij nimmer last. De mensen maakten elkaar bang met hun griezelverhalen over de geheimzinnige heer seres, hoog op de rotsen, nauwelijks bereik baar langs nauwe, gevaarlijke kronkelwegen. Wie in de buurt kwam en vroeg of er ge leide was voor een bezoek aan het adelaars nest, kreeg meestal een ontkennend ant woord en dikwijls renden aangesprokenen verschrikt weg De kinderen, die de vreemde verhalen hoorden over de geesten en duivels, die Lady Stanhope zouden helpen, noemden de heuvel „Dar el Sit", „Heuvel, Van «en vreemde vrouw een naam, die latere volken hebben overgenomen. Financieel moest de zaak vastlopen. Ze wierp het geld om zich heen als graankorrels. Geen bedelaar of zwerver klopte tevergeefs aan de deur, en binnen enkele jaren be volkten zij een apart gebouw dat vroeger monniken had geherbergd. In honderden luxueuze apartementen, vol tot aan de nok van het dak. Lady Stanhope leefde geheel op Oosterse wijze, gekleed in de Turkse mannenkledij, zich uitsluitend bedienend van de Arabische taal en gracieus zuigend aan Turkise pijpen. Dagelijks waren er fees ten, altijd wel ter ere van een gast, of anders van zichzelf. Elke Europeaan, die in die jaren Damascus of Beiroet bezocht, liet zich ook naar de Libanon brengen om bij de eenzame „koningin" in audiëntie te wor den ontvangen. De enige nationaliteit die nimmer werd toegelaten, was de Engelse Na al haar eigendommen in haar ge boorteland verkocht te hebben, stak ze zich dik in de schuld om haar droomwereld ver der te kunnen leven. Tegen beslaglegging op het pensioen van de Engelse rëgering kreeg ze echter steeds volop geld en crediet van Levantische woekeraars. Tot de 23e juni 1839 haar Sterfdag kwam. „Waar is mijn garde Die zal mij naar de tempel van Jeruzalem geleiden Ik voel de glorie om mijn hoofd schitteren. Thans weet ik, dat ik werkelijk in de heilige stad zal heersen waren haar laatste woorden. ACHT NIEUWE RODE KRUIS- HULPPOSTEN LANGS DE NEDERLANDSE WEGEN. Op advies van de A.N.W.B. heeft het Nederlandsche Roode Kruis een viertal Rode Kruis-hulpposten ingericht aan de rijksweg 4a, tussen Ypenburg en Hoogmade, en wel in de gemeenten Leidschendam, Zoeter- woude en Leiderdorp. Evenals alle andere Rode Kruis-hulp posten zullen deze nieuwe posten door de A.N.W.B. worden gecontroleerd en onder houden. De A.N.W.B. heeft op deze pun ten tevens telefoonposten ingericht, waar van er thans ruim 600 in ons land zijn. Voor de hulpverlening langs deze drukke weg be tekenen deze gecombineerde hulp- en tele foonposten een aanzienlijke verbetering. De posten worden aangegeven door de bekende blauwe borden met het Rode Kruis op een wit veld en een zwarte telefoon hoorn eveneens op een wit veld. Weggebruikers kunnen hier, wanneer zij door pech zijn overvallen, telefonisch ge neeskundige en/of garagehulp inroepen, of bij lichtere ongevallen 'verb'andmateriaal vinden. Eveneens op advieis van de A.N.W.B. heeft het Rode Kruis vier hulpposten inge richt langs de Noord-Zuid-verbinding via Veenendaal, Rhenen, Ochten, Appeltern, in de gemeenten Rhenen, Echteld, Wamel en Appeltern. De argeloze reiziger, die in het zuiden van Frankrijk de grote route kiest van Lyon, via Valence naar de onvolprezen Cote d'Azur, passeert zonder mankeren het Pro- ven?aalse stadje Montélimar, en hij zal be slist niet weten wat hij zietHij zal zijn ogen niet willen geloven, zal zich in de arm knijpen om te constateren dat hij niet droomt en op zijn minst zal hij denken dat de soms ondraaglijke hitte van de Provence hem in het hoofd is geslagen. Want hij is beland in een stad van noga Nu begrijpt U zo al wel, dat de huizen er niet van noga zijn gebouwd, maar daar om is de aanblik niet minder sensationeel. Want in lange straten rijt zich daar bar aan bar, te weten „noga-bar" aan „noga-bar", en wat geen noga-bar is, is zo maar gewoon een noga-winkel en wat geen noga-winkel is, is noga-fabriek. Montélimar is begraven onder de noga, de nougat", en het is van de bewoners vlees en bloed geworden. WJj kunnen ons dat zo niet voorstellen, immers, wij kennen de noga eigenlijk het beste van die grote „blokken" van vijf cent. Maar de noga van Montélimar is anders, is van de allerfijnste kwaliteit en voor zo'n blok, dat vroeger vijf cent kostte, betaalt men daar 'al gauw een paar gulden^ Noga-legende. „Eten de mensen hier zoveel nougat vragen wij aan de directeur van een der oudste fabriekjes, dat reeds zo'n anderhalve eeuw bestaat. Hij glimlacht en schudt ontkennend het hoofd en als wij door de fabriek wandelen, waar de superieure mengsels voorname lijk bestaande uit zuivere honing en aman delen worden gemaakt en waar tiental len vrouwen en meisjes razend snel zitten en staan „in te pakken" een machine kan er niet tegen op vertelt hij ons, dat het ontstaan der nougatfabrieken van Monté limar zich verliest in het grijs verleden. En staande bij een noga-kunstenaar, die van de breiïge massa hoogst artistieke noga-voor- werpen maakt, zoals giraffen, olifanten, Eif- feltorens, schildpadden, ja, alles wat de fan tasie maar kan bedenken, onthult hij ons met donkere stem een der legenden, die zijn •geweven rond de noga-fabricage in deze streek. „Eeuwen geleden leefde hier een edelman de heer van Montélimar, die een waarlijk vorstelijke staat voerde. Op zekere dag werd deze edelman verliefd op een al even edele jonkvrouwe, dong naar haar hand, doch vernam, dat zij hem deze alleen maar zou schenken, indien hij haar een lekkernij kon aanbieden, die zij nog niet eerder had geproefd. De edele jonkvrouwe was name lijk verzot op zoetigheden en snoeperijen De heer van Montélimar begaf zich naar zijn kok, die een exquise zoetigheid samen stelde, waarvan geen men'si nog ooit had gehoord. De jonkvrouwe sprak evenwel „Dat heb ik al gegeeten, toen ik nog een kind was." Onverrichterzake keerde de edelman weer erug, deed zijn kok onthoofden en wendde zich tot de tweede kok. Ook deze ramp zalige keukenmeester onderging uiteindelijk hetzelfde lot en de derde kok en de eerste, tweede en derde assistent-kok verging het al niet beter. Er was ten slotte in heel de omgeving van Montélimar geen kok meer te vinden. Ja, nog één was er over, maar dat was geen echte kok, dat was slechts een koksmaat, een leerling nog. Toch verleende de heer van Montélimar teneinde raad hem de opdracht. De koksmaat ging naar de keuken, doch hij kon niets vinden, want de vorige koks, die thans geen hoofd meer bezaten, hadden alles opgemaakt. Er was nog slechts een pot honing, heerlijke zuivere bijenhoning, en er stond nog een zak gepelde amandelen. De koksmaat ging aan het knoeien, mengde honing en amandelen dooreen, liet de zaak stollen en hakte er toen kleine stukjes van. Deze bood hij zijn heer aan, in de over tuiging dat ook voor hem de bijl al klaar stond. Toen evenwel de snoeplustige jonkvrouw de nieuwe lekkernij proefde, sprak zij niet ontevreden „Nou, 't gaat „Noga". En aldus geschiedde het, dat de edelman zijn jonkvrouwe huwde, de koksmaat tot opperkok werd benoemd en Montélimar een wereldberoemd noga-centrum werd. De volksmond noemde de pas uitgevonden snoeperij al spoedig naar het jonkvrouwe lijke „Nou 't gaat", dat later werd verbas terd tot „noga". En wat er nu van waar is, is er van waar, maar een feit is het, dat Montélimar reeds eeuwen „in de noga" zit en daardoor ook thans nog een der merkwaardigste stadjes is die wij kennen. ABONNEMENTSPRIJS: Losse nummers 6 cent Kwartaal-abrnnement Axel binnen de kom f 1,55 Andere plaatsen f 1,75 Buitenland f 2,00 ADVERTENTIEPRIJS 8 cent per m.m. Bi] contracten belangrijke reductie. Inp «onden Mededelingen 20 cent per m.m. Kleine kdvertentiên (maximum 6 regels) 1-5 regels 70 cent iedere regel meer 12 cent extra.

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1958 | | pagina 1