AXELSE COURANT
Voor- en nadelen van de
afsluiting der Westerschelde.
m
tESSTlt
J. C VINK
WOENSDAG 2 APRIL 1958
72e Jaargang No. 50
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN
VERSCHIJNT IEltf E WOENSDAG EN ZATERDAG
Drukker - UitgeefsterFIRMA J. C. VINK
Red. en Adm.: Axel, Markt 12, Tol. 0 1155-646
HoofdredactieJ. C. VINK
Ideaal voor ieder
die brieven schrijft!
Markt 12
AXEL
Zoals bekend luidde de opdracht van de
Delta-commissie, de regering te adviseren
over de maatregelen welke genomen dien
den te worden om een herhaling van de ramp
van 31 januari 1953 te voorkomen.
Bij haar advies moest zij ook in beschou
wing riemen de eventuele mogelijkheid en
wenselijkheid tot afsluiting van de zeegaten
in het zuidwesten des lands, met uitzonde
ring van de Rotterdamse Waterweg en de
Westerschelde. Klaarblijkelijk was de mi
nister van oordeel, dat met het oog op de
belangen van de scheepvaart en de inter
nationale belangen, afsluiting van deze vaar
wegen niet in aanmerking kon komen.
Voor deze zeegaten bleef de Delta-com
missie dus niets anders over dan te advi
seren tot verhoging en verzwaring van de
daarlangs gelegen waterkeringen. Deze wa
terkeringen lopen bij de Rotterdamse Water
weg op vele plaatsen niet onmiddellijk langs
de oevers, maar meer achterwaarts.
Buitendijks liggen scheepswerven, kaden
met hare installaties, magazijnen op en langs
de kaden en vele fabrieken. Deze blijven
derhalve allen aan overstromingen en be
schadiging blootgesteld. Het gevolg is dan
ook geweest, dat op verzoek van Rotterdam
de regering een bijzondere commissie heeft
ingesteld, met de opdracht de mogelijkheid
enwenselijkheid te bestuderen van de af
sluiting van de Rotterdamse Waterweg door
een stormstuw.
De bedoeling van een stormstuw is dat in
normale omstandigheden de Waterweg vol
komen open is, maar dat wanneer een bij
zonder hoge stormvloed verwacht wordt, de
waterweg gedurende enkele uren door een
stormstuw wordt afgesloten. Gedurende die
tijd kan geen schip in of uit. Hieraan is
echter ook geen behoefte, omdat bij derge
lijk ruw weer de schepen niet uitvaren en
schepen, die op zee zijn, liever zo ver moge
lijk uit de kust blijven.
Het grote voordeel van een dergelijke
stormstuw is, dat ook buitendijks gelegen
werven, kaden, haveninstallaties, magazij
nen en fabrieken, tegen overstroming ge
vrijwaard zijn en bovendien, dat de be
staande hoogwaterkeringen, achter deze
stormstuw gelegen, niet of in veel geringere
mate behoeven te worden verhoogd en ver
zwaard.
Aan een stormstuw is nog een voordeel
verbonden Naarmate de schepen groter
worden, vooral tankers, moet de vaarweg
breder en dieper worden gemaakt. Dit heeft
o.a. ten gevolge dat bij een stormvloed ook
het water gemakkelijker het land binnen
dringt en hoger oploopt. Dit nadeel kan door
het plaatsen van een stormstuw worden
vermeden.
Daar het onderzoek over de mogelijkheid
en wenselijkheid van het plaatsen van een
stormstuw in de Rotterdamse Waterweg nog
niet is geëindigd en enerzijds de verdere
verdieping van de Waterweg om verschil
lende redenen o.a. zoutgevaar onge
wenst wordt geacht, terwijl anderzijds toch
de noodzaak aanwezig is de Waterweg op
korte termijn bereikbaar te maken voor zeer
grote en diepgaande schepen zal aan de
mond van de Waterweg een diepzeehaven
worden gegraven.
Hierdoor wordt aan de behoefte van de
scheepvaart tegemoet gekomen zonder dat
gevaar ontstaat voor hogere stormvloed
standen of sterkere verzilting van de Water-
weq verder landinwaarts.
Deze diepzeehaven aan de mond van de
Waterweg kan later naar behoefte worden
uitgebreid.
De Westerschelde.
Op Nederlands gebied zullen de dijken
langs de Westerschelde aanzienlijk worden
verhoogd en verzwaard, zodanig zelfs dat
zij een aanzienlijk zwaardere storm zullen
kunnen trotseren, dan die van 31 januari op
1 februari 1953. De dijken zullen worden
verhoogd en verzwaard overeenkomende
met een stormvloed van 5 meter plus N.A.P.
te Hoek van Holland, terwijl de stormvloed
op 31 januari 1953 aldaar slechts een stand
van 3,85 meter plus N.A.P. bereikte.
De kosten van deze verhoging en ver
zwaring der dijken langs de \Vesterschelde
worden geraamd op 400 tot 500 miflioen
gulden, op Nederlands gebied.
Ook in België is in 1953 grote schade aan
gericht. Wanneer men in België' dezelfde
beveiliging tegen zeer hoge stormvloeden
wil verkrijgen als in Nederland, dan zullen
daar eveneens de Scheldedijken over zeer
grote lengte moeten worden verhoogd en
verzwaard, terwijl bij Antwerpen moeilijke
en kostbare werken zullen moeten worden
uitgevierd.
Het is duidelijk dat ook de haven van
Antwerpen, evenals Rotterdam, zo enigszins
mogelijk de grootste schepen wenst te kun
nen ontvangen. Het is de vraag of de daar
voor vereiste diepte en breedte van de vaar
geul tot Antwerpen of tot hare haventoe
gangen bereikbaar en zonder onereuse on
derhoudskosten houdbaar is. Bovendien moet
worden bedacht dat daardoor ook de storm
vloedstanden en de verzilting op de Bel
gische Schelde zullen toenemen.
Afsluiting van de Belgische Schelde door
een stormstuw zou de beveiliging op Bel
gisch gebied afdoende helpen, maar geeft
geen oplossing voor de gewenste betere be
vaarbaarheid voor zeer grote schepen.
Het verdient daarom aanbeveling na te
gaan of de belangen van Nederland en
België niet kunnen worden gecoördineerd,
door te onderzoeken de mogelijkheid en de
wenselijkheid van afsluiting van de Wester
schelde zover mogelijk westwaarts, n.l. bij
de mond, dus tussen Vlissingen en Breskens,
met een dam, voorzien van scheepvaart- en
spui-sluizen.
Dit is ongetwijfeld een reusachtig werk
bij de huidige stand der techniek wellicht
aan de grens der uitvoerbaarheid. De breedte
van het zeegat bedraagt daar ruim 5 km en
de diepte plaatselijk meer dan 25 meter.
Wat zouden de gevolgen zijn van een
dergelijke afsluiting
Ie. Verhoging en verzwaring der dijken
langs de Schelde, zowel op Nederlands
als Belgisch gebied zou kunnen ver
vallen. De bestaande dijken zouden een
zeer waardevolle tweede kering zijn.
Op Nederlands gebied zou alleen hier
door een bedrag van 400 tot 500 mil-
lioen gulden kunnen worden bespaard.
Ook op Belgisch gebied zou hierop een
aanzienlijke besparing kunnen worden
verkregen.
2e. De vaart op de afgesloten Wester
schelde zou veel veiliger worden. De
vaargeulen zouden zich niet meer ver
plaatsen en met veel minder kosten in
stand kunnen worden gehouden, op de
voor de grootste schepen gewenste
diepte.
Tussen Antwerpen en Hansweert zou
den twee vaargeulen in stand kunnen
worden gehouden, één voor de binnen
vaart en één voor de buitenvaart, waar
door aan de zo gevaarlijke vermenging
van binnen- en buitenvaart een einde
zou komen.
3e. Het peil op de afgesloten Wester
schelde zou volledig beheerst en ge
handhaafd kunnen worden op een peil
overeenkomende met 1,68 meter plus
N.A.P. te Antwerpen. Dit is het peil
van de havens van Antwerpen, zodat
de sluizen die toegang tot deze haven
complexen verlenen, seteds open zou
den kunnen staan. De schepen zouden
dus slechts bij Vlissingen behoeven te
schutten.
Evenals te Rotterdam zou men te Ant
werpen op stroom kunnen laden en
lossen. De tijvaart met de opeenhoping
van schepen en het tijdverlies zou ver
vallen. De in opkomst zijnde duwvaart
zou ook op de Westerschelde mogelijk
zijn.
4e. De verbetering van de vaarweg naar
Gent zou dusdanig kunnen geschieden
dat het eerste pand gebracht zou kun
nen worden op hetzelfde peil als de
afgesloten Westerschelde, dit is 1,68
meter plus N.A.P.
De dure en voor de scheepvaart naar
Gent bij Terneuzen lastige sluis zou
kunnen vervallen. Uit veiligheidsover
wegingen zou met een keersluis kun
nen worden volstaan.
5e. De Westerschelde zou zoet worden,
waardoor aan de verzilting van Wal
cheren, Zuid-Beveland en Zeeuwsch-
Vlaanderen een einde zou komen. Ook
de verzilting langs het kanaal Gent-
Terneuzen zou ophouden.
De zoetwatervoorziening van droogte-
gevoelige gronden in Zeeuwsch-Vlaan-
deren zou geen moeilijkheden meer op
leveren.
6e. Inpoldering van schorren en slikken
zowel op Nederlands als Belgisch ge
bied zou zonder bezwaar kunnen ge
schieden. Met het oog op de norma
lisatie van de vaarweg zouden deze
inpolderingen zelfs aanbeveling ver
dienen.
7e. De kostbare en in exploitatie dure veer-
verbinding Vlissingen—Breskens zou
kunnen vervallen en worden vervangen
door een rijverbinding.
8e. Aanleg van industrie- en haventerrei
nen zou zowel langs de Nedrlandsee
als Belgische Schelde veel eenvoudiger
en goedkoper zijn.
Het spreekt vanzelf dat deze medaille ook
een keerzijde heeft. De bezwaren en moei
lijkheden zijn de volgende
le. De natuurlijke lozing van de polders
langs de Westerschelde zou bij een
constant peil van 1,68 m. plus N.A.P.
onmogelijk worden, zodat deze zouden
moeten worden bemalen. De opper
vlakte dezer polders is evenwel beperkt
zodat de stichtings- en exploitatiekosten
dezer bemalingsinrichtingen geen on
overkomelijk bezwaar zullen zijn.
2e. De grootste moeilijkheid zit echter in
het handhaven van voldoende diepte
buitengaats, zodat de sluizen van Vlis
singen ook voor de allergrootste sche
pen bereikbaar blijven.
Bij afsluiting van de Westerschelde zullen
de Wielingen en het Oostgat neiging hebben
te verzanden. Vermoedelijk zullen deze niet
of slechts met zeer hoge kosten op diepte
kunnen worden gehouden. Aan dit bezwaar
zal slechts tegemoet kunnen worden ge
komen, door buitengaats, tussen twee strek
dammen een kunstmatige vaargeul te bag
geren van zodanige lengte, dat voor ver
zanding geen gevaar te duchten is. Het
aanleggen dezer dammen zal een zeer kost
baar en moeilijk werk zijn.
Ook zal onderzocht moeten worden of een
dergelijke strekdam geen eventuele ongun
stige repercussies zal kunnen hebben op
andere delen van de Nederlandse of Belgi
sche kust.
Niettemin zijn zowel van Nederlandse als
van Belgische zijde bij eventuele afsluiting
van de Westerschelde zulke grote belangen
betrokken, dat een gemeenschappelijk onder
zoek naar de mogelijkheid en wenselijkheid
daarvan ten zeerste gewenst is.
Het initiatief daartoe ware uit te gaan
van Belgische zijde, omdat België ongetwij
feld verreweg de meest belanghebbende is.
De tijd dringt omdat men in Nederland
reeds met kracht is aangevangen met de
verhoging en verzwaring van de Wester-
scheldedijken.
Wanneer het onderzoek gunstig zou uit
vallen, dan zou de Schelde opnieuw ge
sloten kunnen worden, nu echter niet door
forten, maar door een dam met sluizen, ten
bate van beide partijen Een bijdrage tot
de Benelux-gedachte, maar ook tot een ge-
integreerd Europa
Dr. ir. F. P. Mesu.
1330.- in 1952 en 1370.- in 1953 tot
1550.éin 1954. Ook het gemiddeld in
komen per belastingplichtige steeg belang
rijk. Was dit in 1950 nog 3030. in 1952
steeg dit tot ƒ3430.— en in 1953 en 1954
resp. tot 3450.en 3910.
Het gemiddeld vermogen per inwoner nam
van ƒ2080.in 1951 toe tot 2187.in
1953, tot 2417.— in 1954 en was 2812.—
in 1955. Het gemiddeld evrmogen per be
lastingplichtige steeg in dezelfde jaren resp.
van ƒ51.656.- tot ƒ53.402.-, 57.523.-
en 66.824.
Vooral bij de beschouwing van het ver
mogen per inwoner dient men zich te rea
liseren, dat in deze bedragen uitsluitend ver
werkt zijn de vermogens welke fn de be
lastingadministratie voorkomen. Dit betekent
dat vele kleine vermogens buiten beschou
wing blijven.
Ten opzichte van 1951 nam het aantal be
lastingplichtigen toe met 9% en het ver
mogen met 42%.
Het aantal millionairs steeg van 941 in
1951 tot 1026 in 1953, vervolgens tot 1211
in 1954 en tot 1792 in 1955. In 1955 be
zaten laatstbedoelde belastingplichtigen
0,4% van het totale aantal 12,6% van
het vermogen en waren zij 18,7% van het
totale belastingbedrag verschuldigd.
ALS HET 1 APRIL IS
1 april is een bijzondere dag van het jaar,
daar zal niemand aan twijfelen. In de eerste
plaats mag niemand zich kwaad maken in
dien hij of zij in het o-tje wordt genomen.
Om elke grap moet men smakelijk lachen,
of ten minste lachen als een boer dit kies
pijn heeft. 1 april staat dan ook met een
zwart kruis gemerkt op de agenda s van alle
grimmigaards en pessimisten.
Langslapers en telaatkomcrs.
Zoals zovele hoogtijdagen in het jaar rnet
elkander overeenkomst vertonen, is dat ook
het geval met 1 april. Treffend is de ana
logie tussen 1 april en 21 december, welke
laatste dag bekend staat als St. Thomasdag
en wordt beschouwd als het begin van de
periode der „Twaalf Nachten". Op deze
dag krijgen alle langslapers en telaatkomers
straf, precies zoals dat geschiedt op Luilak.
Er zijn meer langslapers op de jaarlijkse
feestdagen, want ook b.v. de „Pinksterbruid
is een langslaapster. Het is begrijpelijk, dat
men het .langslapen op St. Thomasdag in
verband brengt met het Evangelieverhaal
van de H. Thomas, die „te laat kwam" to_n
de anderen al in vergadering bijeen waren.
Een ander gebruik willen wij echter wel
vermelden, want hieruit blijkt wel zeer dui
delijk de verwantschap tussen het Midwin
terfeest (St. Thomas, 21 december, de kort
ste dag) en het Lentefeest (1 april feestelijke
intrede van de lente, niet 21 maart).
Te Venlo stuurt men op 21 december de
kinderen namelijk naar de Lichtenberg om
daar te gaan kijken naar „het wijfje dat
peperkoeken spint". Op 1 april stuurt men
overal in den lande de kinderen uit om b.v.
aprilzaad of muggevet te halen en ook zendt
men de langslapers en sukkelaars naar de
markt om te gaan zien naar „de man, die
zoveel neuzen heeft als er nog dagen in het
jaar zijn".
INKOMENS- EN VERMOGENS
VERDELING 1954-1955.
Het Centraal Bureau voor de Statistiek
stelt momenteel een statistiek samen van de
verdeling van de fiscale inkomens in 1954
en van de vermogens naar (de stand op
1 januari 1955 van natuurlijke personen.
Als eerste uitkomsten zijn in de februari-
aflevering van de maandstatistiek van het
financiewezen 1958 cijfers gepubliceerd be
treffende de inkomens- en vermogensver
deling voor Nederland.
Er manifesteert zich duidelijk een alge
mene verschuiving van de belastingplich
tigen uit de lagere naar de hogere inkomens
klassen. Had in 1950 bijna 89% van de be
lastingplichtigen een inkomen van minder
dan ƒ5000. in 1954 was dit ruim 80%
van het totaal. Het aantal belastingplichtigen
in de klasse van 5000.tot 10.000.
steeg van 8.5% tot ruim 15% en het aantal
met een inkomen van 10.000..of meer
van 2,7% tot 4,4%.
Het gemiddeld inkomen per inwoner blijkt
te zijn gestegen van 1197.in 1950, via
Geen historisch feit.
In het algemeen koestert men de gedachte
dat het „feest" van 1 april terug te voeren
is op een historisch feit en dan vanzelf
sprekend op de inneming van Den Briel door
de Watergeuzen. Deze Geuzen wisten im
mers Alva zo prachtig voor de mal te hou
den, dat hij zijn bril (Den Briel) verloor?
Vandaar dus tegenwoordig nog al die grap
jes op 1 april, zo redeneert men.
Er zijn z.g. „critische dagen", dat zijn de
dagen die het weer voor een hele periode
bepalen. 1 april is geen critische dag en de
gehele maand april kent deze niet. Zowel
de eerste als alle andere dagen in april zijn
echte grappenmakers.
Nietwaar „April doet wat hij wil" „De
Heren en de Aprillen bedriegen die zij
willen" „Een droge maart en een natte
april, dan doet de landman wat hij wil"
„Maart droog en april nat, geeft veel koren
in het vat „Danst een lammetje in maart,
april vat hem bij de staart".
Ja ja. April is een echte grapjas en de
eerste april vat ons in het bijzonder dikwijls
„bij de staart". En daarom, geduldige lezer,
zult u het zeker hebben begrepen, als ook
u op 1 april bij de staart bent genomen
Frankering bij abonnement, Axel
ABONNEMENTSPRIJS: Lo«»e nummer» 6 cent
Kwartaal-abmnement
Axel binnen de kom i 1,53 Andere plaatsen f 1,75
Buitenland i 2,00
ADVERTENTIEPRIJS: 8 cent per m.
Bij contracten belangrijke reductie
Ifif vonden Mededelingen 20 cent per
Kleln_ idvertentiên (maximum 6 regel»)
70 cent iedere regel meer 12 cent
m.m.
tie.
ter m.m.
1-5 regel»
extra. J
- „WV.
''4. r.