AXELSE IMPRESSIES. R&aöseL in mjmeqen. XIII. EEUWENOUDE ZAKEN EN BEDRIJVEN. Als 't vunr hoog opschiet in de keel - oplaaiend vanuit de maag FEUILLETON door G. PLANTEMA. Meermalen heb ik in voorafgaande beschouwingen mij beklaagd, dat onze stad althans naar het uiter lijke zo weinig aanknopingspunten biedt ,die ons meer directelijk met het grijze verleden confronteren. Terwijl het toch vaststaat, dat vele eeuwen geleden hier reeds geslachten geleefd en geploeterd hebben, is er maar zeer weinig dat nog herinnert aan de oude glorie van Vlaanderen, waarin naar men soms stellig hoort verzekeren ook Axel, zo dicht bij Gent en de andere toonaangevende steden Brugge en Antwerpen gelegen, ook gedeeld moet hebben. De oorzaken daarvan hebben we zo menigmaal op gesomd, dat we er liever van afzien nog eens te herhalen wat uit den treure daaromtrent ons door de geschiedsvorsers aan geloofwaardigs werd meegedeeld. In archieven en historische geschriften zal onge twijfeld nog heel wat te vinden zijn dat ons licht verschaffen kan, maar we betreuren toch, dat van de luister van de lang voorbije eeuwen zo weinig tast baars tot ons komt en zo veel op gissingen blijft be rusten. En ondertussen wordt ook het oudste deel van ons stedeke met de dag meer gemoderniseerd, het aspect wijzigt zich gedurig Ik heb voor me een heel album met tientallen beel den van ons „ouwe Axel zoals we het ons vaag uit onze jeugd herinneren. Toen we nog veilig omsloten waren van de op zo vele plaatsen nog zichtbare restanten van wat ééns onze oude wallen waren. Als we bij die oude Gereformeerde Kerk kwamen thans de Chr. aLndbouwschool waren we prac- tisch gesproken buiten Axel. Waar nu de timmermans werkplaats van de Gebr. Vercouteren is ik zie het nog in mijn verbeelding was toen de toegang tot het weitje van Jan Verstraten en links van de weg (een straat kon men het bezwaarlijk noemen) bevond zich een heg met daarachter een vrij brede sloot die weer een andere weide ik meen van Jantje Groothaert in die tijd omzoomde. Het z.g. „spoorpadje", enigszins vrijliggend rechts van de weg, daar het op onderlinge afstanden van 10 tot 15 meter beschut werd door witgeverfde ronde houten palen van plm. 20 cm. diameter ,bood de voetganger in die dagen veilige bescherming tegen het toen niet drukke wegverkeer, hoofdzakelijk van boerenwagens. Daarlangs bereikte men het station Axel als men de wandeling voortzette tot de tegenwoordige spoor overweg en daar rechts afsloeg. Eigenlijk was men daar toentertijd buiten Axel. Links passeerde men dan nog de toenmalige Rijks Normaalschool en verder een vrij druk bezocht café met stalling van de heer W. Dieleman, „De Koophandel" geheten. En zoals het toen in noordelijke richting was, zo was het naar al de vier windstreken. Axel lag in onze jongensjaren nog in de simpelheid van zijn vroegere, zo goed als verdwenen oude wallen be sloten. De Noordstraat, daar bevond zich het centrum en klopte de hartslag van de ambachtsbedrijvigheid tus sen de deftigste huizen van ons stadje, tot midden op de straat. Niet minder dan twee „travaille's" waarin de hoef smeden toen op straat de paarden besloegen, be hoorden tot het decorum van onze hoofdstraat. Ritsen boerenwagens of karren, soms drie, vier achter elkaar stonden gerangschikt voor de woning of de werk plaats van Jan Lansen en werden niet zelden op straat gerepareerd of geheel nieuw getimmerd. De oude foto's in het album bewijzen het klaar I Wagenmakersbedrijf uit de tijd van stadhouder Willem IV. Hoevele Axelaars zouden er kennis van dragen, dat de wagenmakerswerkplaats, thans eigendom van de heer M. C. Lansen, (evenzeer als de „stadsmolen" van de heer Em. Misseghers) gerechtigd is het stich tingsjaar 1750 te dragen En toch is dit zo 1 133 jbs Ruim twee eeuwen lang is dit bedrijf van vader cp zoon voortgezet en daar ter plaatse gedreven. Als zodanig vormt deze wagenmakerij in onze stad dus gewis wel een unicum. Voor zover onze nasporingen strekten is er geen enkele Axelse zaak of nering, die op een zo lang bestaan kan bogen. Maar de papieren wijzen het uit De laatste nazaat uit deze arbeidzame Axelse am bachtsfamilie, die het voorvaderlijk beroep in de Noordstraat uitoefent zijn enige zoon studeert n.l. - beschikt over alle notariële acten en bescheiden van ruim twee eeuwen her en schrijver dezes kan zich van de authenticiteit daarvan vergewissen. De heer M. C. Lansen, die nu in de zesde generatie in de mannelijke lijn het wagenmakersvak voortzet, zou indien hij over de vereiste gegevens beschikte een interessante geschiedenis kunnen leveren. Hij zou kunnen vertellen over de toestanden onder de beide laatste stadhouders uit het Oranjehuis, over de Franse tijd toen ook Axel bezet was door keizers Napoleon s soldaten, mitsgaders over alle wederwaar digheden uit de patriottentijd en de troebelen die in deze contreien nadien nog plaats hadden toen de Zuidelijke Nederlanden zich afscheurden van ons en we nog lange jaren na 1830 nog bezetting in onze stad hadden om ons te vrijwaren voor de al te vrij postige „stamgenoten van over de grenzen. Een roerige tijd was het in die jaren. Maar nadien brak er ook een langdurige tijd aan van vrede en betrekkelijke rust, maar ook daarover zou heel wat stof te verzamelen zijn als we afgaan op de elkaar afwisselende soms vele jarenlange crisis tijden in de landbouw ten gevolge van de vaak schommelende economische verhoudingen. Het wagenmakersvak immers was tot in zijn vezelen afhankelijk van het welzijn van de boer en Axel was in de vorige eeuw vooral een wel voor 90% agra rische gemeenschap. Ten slotte zou de onderbroken door beide wereldoorlogen opgaande 20e eeuw weer een ander licht doen vallen op de ontwikkeling en de verhoudingen. De dreunende laarzen van Hitler's troepen en ten slotte de bevrijding door de Polen waarna ook de Engelsen en Canadezen hier geruime tijd inkwartie ring hadden, dit alles zou stof leveren voor een ver haal vol variatie, maar zeker ook een graadmeter leveren van de weerslag dezer gebeurtenissen op de economische toestanden rond nering en bedrijf. Zaken uit de Franse tijd. Naast het eeuwenlange bestaan van de wagen makerij van de aLnsen's zijn er nog enkele nog altijd florerende Axelse zaken, die thans op een ruim ander halve eeuw bestaan prat mogen gaan. De grossierderij van de firma D. J. Oggel, ge vestigd in de Gentsevaartstraat is één van de oudste, mogelijk wel het oudste grossiersbedrijf in de levens middelenbranche in onze streek. Het jaar van vesti ging van deze zaak is naar we vernemen op 1802 te bepalen. We waren in deze tijd hier in Staats- Vlaanderen afgescheiden van overig Zeeland en sinds 1795 onder Frans gezag gesteld. Deze woelige tijd na de Franse revolutie en de „patriottentijd ten onzent als weerslag daarop vormt in onze geschiedenis geen van de roemrijkste perioden. De oprichting van een zaak in zulke onzekere tijds omstandigheden was vanzelfsprekend niet vrij van zorgen en risico's, maar het destijds aan de Kerkdreef gevestigde bedrijf wist zich door de zorgvolle tijden Dat is geen kwaal die ge nog langer hoeft te dragen. Neem Rennies die bulssen de brandende pijn. Voetstoots. Rennies neutraliseren alle overtollig maag zuur en nemen zo de oorzaak weg van die snerpend brandende pijn. Ing. Med. 31) Over het schot naar de straat kijkend, zag hij, dat de auto de Ganzeheuvel verliet en de Hezelstraat begon af te rijden. Hij vroeg zich af, waar de rit hem heen zou voeren en hij was verbaasd toen de wagen het benedeneinde van de straat had bereikt en op de Korenbeurs, een groot plein, was aangekomen. Want de vrachtauto sloeg rechtsaf en reed langs de garage, waar hij eerder in de avond met zijn zwager uit de" politie-auto was gestapt. De rit ging voort in de rich ting van de rivier de Waal, maar voordat zij daar waren aangekomen, nam de bestuurder opnieuw een bocht naar rechts. De auto ging nu evenwijdig met de Hezelstraat door het oude stadsgedeelte. Daarna raakte Ohlquist de koers een beetje kwijt, want de wagen sloeg een paar nauwe, hellende zijstraten in, betrekkelijk langzaam rijdend. Er was in dit stuk van de stad vrijwel geen mens op straat. In een nauw, steil straatje stopte de wagen plotse ling. De motor werd stilgezet en meteen sprongen twee personen uit de cabine. Zij kwamen naar het achter eind van de laadbak en inspekteur Ohlquist drong zich plat op de bodem uitgestrekt, tegen het schot aan, dat de bak van de cabine scheidde. Het was stikdonker in de laadbak, zodat hij hoopte niet ge zien te worden. Maar de twee personen keken niet naar binnen. Zij hadden er geen enkel vermoeden van dat ze een passagier meevoerden. Zij deden niet anders dan de pennen van het achterschot verwij deren, zodat dit naar beneden klapte. Dan liepen zij haastig weg. Inspekteur Ohlquist kon niet nagaan, waar zij heen gingen, terwijl de twee uit "voorzichtig heid zo zacht liepen, dat hun voetstappen niet te horen waren. Maar na een minuut kroop Sven naar de achterkant om naar buiten te gluren en toen hij zag dat de twee mensen niet meer te zien waren, begreep hij, dat zij achter een van de deuren in dit straatje moesten zijn verdwenen. Hij besloot, niet in de laadbak te blijven, omdat de kans bestond, dat de twee er iets in zouden brengen. Hij liep dan wel het risiko achter te blijven als de wagen onverwacht weg zou rijden, maar dat moest hij wel nemen. Snel en voorzichtig gleed hij naar buiten. Op straat, staande achter de wagen, keek hij even rond en ontdekte een portiek vlakbij. Daar kon hij zich schuil houden tót de twee terug waren. Het wachten duurde lang. Sven bleef geduldig staan. In al die tijd kwam er geen mens door het still£, haveloze straatje, dat trouwens voor een belangrijk deel uit pakhuizen bleek te bestaan. Uit de verte kwam eens het geronk van een auto, maar dat stierf al gaulv weg. Sven kon niet weten, dat dit de ziekenauto was, waarmee André Boorneman werd vervoerd. Maar toen had hij de langste tijd gewacht. Voorzichtige voetstappen werden hoorbaar. Enige personen probeerden weinig geraas te maken, maar zij droegen een zware last en daardoor slaagden ::ij er niet in, zich volkomen geluidloos voort te bewegen. De geluiden kwamen eerst uit een gangetje tussen twee vervallen woningen. Toen bereikten de naderbij komenden het straatje. Inspekteur Ohlquist hoorde iemand gesmoord vloeken .waarna een ander gedempt tot stilte maande. Uit zijn schuilhoek had hij precies het oog optde vrachtauto en een klein stuk van de straat en zodoendè kon hij uitstekend zien, wat ér zich afspeelde. heen te-slaan en betere perspectieven werden geopend toen de Fransen van de vaderlandse bodem verdreven waren en de ster van Bonaparte in de velden van Waterloo voor goed ten onder was gegaan. Toen omstreeks het jaar 1790 de heer J. P. Oggel zich hier ter stede vestigde in het thans door de heer C. de rieijter-de Hullu aan de Kerkdreef bewoonde pand, stond niet alleen ons land maar vrijwel geheel Europa aan de vooravond van de geweldigste kente ring die ooit in staatkundige verhoudingen had plaats gehad. Als zo heel velen te dien tijde van Duits-militaire afkomst was hij in staatsdienst geweest in het stad houderlijke leger van die tijd. Het „ancien régime" in Frankrijk liep op zijn laatste benen. De patriottentijd ten onzent was een weer spiegeling van de aller geesten beroerende ommekeer. Deze zpu zich weldra manifesteren in spanningen van ongekende hevigheid. In een zo veel bewogen tijd met succes een zaak op te zetten zal ongetwijfeld zakelijk inzicht vereist heb ben, doch de heer Oggel schijnt daarin met zijn toen malige kruideniersbedrijf van meet af ce zijn geslaagd. Later breidde deze zich o.a. ook uit met een graan handel en ieder die zich soortgelijke bedrijven uit de tijd van nog maar een 40 jaren geleden herinnert -- zoals wij die ook gekend hebben mag hierbij gerust de „aanverwante artikelen" noemen, die dagelijks te hooi en te gras benodigd waren in de levensmiddelen branche van die dagen. Het schijnt dat ondanks de ongunst dezer woelige tijden de zaak groeide n in betekenis toenam. De enige zoon van de heer Oggel, die aldra zijn opvolger werd en dezelfde naam droeg als de vader heeft de zaak voortgezet Deze bracht later tot wethouder en loco-burgemeester. Wegens zijn militaire verdiensten in de strijd van 1830-'31 was hij drager van het metalen Kruis. De kinderen uit het eerste huwelijk van deze heer Oggel zijn alle naar Amerika geëmigreerd. Uit zijn tweede huwelijk sproten nog twee kinderen voort, n.l. onze in 1847 geboren latere burgemeester D. J. Oggel die met zijn zuster in de zaak werd opgevoed en in 1868, na in het huwelijk te zijn getreden, onmiddellijk de zaak van de pleegvader van zijn jonge echtgenote, de heer H. J. van den Berge, die levensmiddelengros sier en graanhandelaar was, overnam. De eigenlijke grossierderij Oggel, later annex kunst mesthandel, dateert alzo van 1868 en is gevestigd ter plaatse waar elke Axelaar die sinds mensenheugenis kent. Dit bedrijf mogen we wel zeggen heeft een bij zondere betekenis en is als het ware vergroeid in en met het leven in de Axelse gemeenschap. Het „Pak-uus zo en niet anders noemden we het in onze jongensjaren. Het is in de loop van nu bijna 90 jaren uitgegroeid tot een bloeiend grossiersbedrijf dat zich in de levens middelenbranche onverzwakt wist te handhaven en doorheen de ganse streek een naam en reputatie ver wierf. Zo niet de oudste dan toch zeker één der oudste levensmiddelenedrijven in Zeeuwsch-Vblaanderen. Deze zaak is in 1911 overgenomen door de beide gebroeders de heren J. M. en E. C. Oggel, van welke laatstgenoemde in 1930 uittrad uit de vennootschap, teneinde zelfstandig de koffiebranderij voort te zetten, die tot dan toe onderdeel van het bedrijf was doch sinds 1956 is beëindigd. De grossierderij wordt thans door de heren D. J. Oggel en P. W. Oggel onder de voorvaderlijke firma naam voortgezet. Hoewel dus niet van meet af als grossiersvak waartoe de tijdsomstandigheden zich ten enenmale niet eigenden mag dit Ievensmiddelenbedrijf bogen op een bestaan van meer dan anderhalve eeuw. Welk een stuk geschiedenis zou er te putten zijn geweest uit dit langdurig tijdsgewricht, waarin Vaak ongunstige tijden de dagen van voorspoed afwisselden. Tijden van verval en achteruitgang, van opbloei en wederom nedergang en crisis, kortom één gestadige wisselwerking ,maar toch tenslotte leidende tot voor uitgang er. uitbreiding dezer zaak, die naar we menen, ondanks dit alles, met groot vertrouwen de toekomst tegemoet mag zien. Helaas deze geschiedenis ging teloor bij de brand In het duister van het straatje, dat maar door een enkele, nog vrij ver weg staande lantaarn werd ver licht .verschenen een paar gestalten. Een forse lange man liep voorop, een beetje gebogen onder de last die hij droeg. Die last bestond uit een menselijke ge stalte Twee kleinere personen droegen samen een tweede man. De inspekteur kon in het duister moei lijk onderscheiden, hoe al deze mensen er uitzagen. Van de twee die gedragen werden, was het volkomen onmogelijk, omdat zij vrijwel geheel in een deken ge wikkeld waren. De forse man, die voorop liep, maakte de indruk, een min of meer verlopen individu te zijn, dat in deze buurt thuis hoorde. Hij droeg een slobbe rig pak en had een pet op het hoofd. In het donker was van zijn gezicht weinig te zien. De beide andere dragers wekten veel meer zijn belangstelling, omdat hij veronderstelde, dat dit de vrouw en de man waren die zij op het Stevenskerkhof het bewuste huis hadden zien binnengaan. Dat het een vrouw was, die helemaal achteraan liep en de benen van de tweede gedragene vasthield, was moeilijk te geloven, De gestalte droeg een overall en Sven moest plotseling aan mej. Ilescu denken, die in zo'n kledingstuk voor Jörgensen en Dupont uit het huis van haar oom was weggevlucht. De man, die m:i haar in de vrachtauto had gezeten, een niet grote, maar slanke figuur, droeg eveneens een overall van donkere stof. Tot zijn teleurstelling kon Sven de gezichten van deze twee niet onderscheiden, want zij droegen een masker met een vreemdsoortig uitsteeksel er aan. Plotseling begreep hij, dat zij een gasmasker voor hadden Zondcf veel complimenten werden de twee ge stalten; dié de drie hadden voortgezeuld, in de laad bak géwfcrpen. Meteen begonnen de drie het achter- 4311 die deze zaak in het jaar 1928 heeft geteisterd, waar bij een tot dan toe punctueel verzorgd archief mede een prooi der vlammen is geworden. En het waren voornamelijk de herinneringen, die verankerd lagen in de hoofden van hen die bij de groei en ontwikkeling van dit bedrijf betrokken waren die ons in staat stelden dit bondige overzicht te leveren van een in allerlei opzicht levenskrachtig ge. bleken en gebleven zaak. 148-jarige Broodbakkerij. Uit het voorafgaande moge de lezer blijken dat neringen en zaken die langer dan een eeuw bestaan niet zo veelvuldig voorkomen en waarlijk tot de zeld zaamheden behoren. Niet alle nazaten verkiezen het vaderlijk of voorvaderlijk beroep. Maar al te dikwijls wensen ze een andere koers te varen of zijn het de omstandigheden, die hen daartoe dwingen. Toch blijkt uit de feiten dat een grotere dosis vol harding en doorzettingsvermogen meestal de beste resultaten opleveren op maatschappelijk terrein. En waar alle goede dingen uit drieën bestaan wil jlt voor ditmaal met een dusdanig voorbeeld besluiten. Vele generaties lang was het de Bakkerij Marijs In de Weststraat die het „Goede wijn behoeft geen krans met een variant van toepassing bracht op de deugdelijkheid en de smaak van haar brood. Sedert 1809 heeft ook dit voorbeeldig soliede be drijf van vader op zoon de rijke voortbrengselen van onze vruchtbare Zeeuwsch-Vlaamse bodem omgezet in voedzaam brood dat wedijveren kan met het beste dat de trog van Axel verlaat. In de Napoleontische tijd kwam stamvader Marijs, de stichter dezer nog altijd welbeklante zaak vanuit Middelburg als bakkersgezel naar Axel, waar hij in dienst kwam bij de weduwe Dronkers, die de bakkerij dree fter plaatse waar die thans nog gedreven Wordt. Hij bleek een uitstekende knecht en het huis zijner dienstbaarheid gewerd hem na luttele tijd tot een vaste woon door een huwelijk met zijn jonge meesteres weduwe. In 1809 kwam deze echtverbintenis tot stand. Ook in dit geval konden de onzekere tijden de loop van het lot niet stuiten. Brood moet er alle dagen zijn Het is een eerste levensbehoefte. En zo ook in de zeker niet zo rooskleurige tijden van toen. Het lied van alle tijden werd ook gezongen in de dagen van Napoleon De bakkerij Marijs kreeg aldra in Axel een gunstige reputatie. Zij wist deze gedurende bijna anderhalve eeuw te handhaven. Twee zonen uit het vierde geslacht, loten van de zelfde stam der Marijzen gaan voort op het welge- baande pad en houden de naam van hun hoofd product brood, mitsgaders van het andere gebak, waarin zij zich specialiseerden, hoog Kwaliteit bleef het devies En telkenjare als St. Nicolaastijd nadert dan is het één roep, die van mond tot mond gaat Ze zijn er weerde peperbollen van MarijsEnig van smaak en hoedanigheid. Onovertroffen. Zoals het brood en ook de andere producten in dit wel saam- gevoegde huis. Zoals we er in dit overzicht drie hecht ge fundeerd mochten schilderen. 'tG. PREDIKBEURTEN. Zondag 25 augustus 1957. Ned. Herv. Kek. 10 uur Ds. P. J. Pennings, 2.30 uur Ds. E. Stern, van Sas van Gent. Geref. Kerk. 10 uur en 2.30 uur Ds. H. J. de Vries, van Berkel. Geref. Kerk (Pironstraat) 10 uur en 3 uur Ds. J. Hartkamp, van Den Helder. Geref. Gemeente. 40 uur en 2.30 uur Leesdienst. ZONDAGSDIENST ARTSEN. 24 25 augustus Dokter K. Boor. schot te sluiten. Er werd geen woord gesproken, wat de twee gemaskerden trouwens moeilijk zou zijn ge vallen. Toen de laadbak was afgesloten, maakte de slanke man met het gasmasker een kort handgebaar. De forse kerel bromde wat en verwijderde zich haastig in de stille straat. De anderen keken hem even na en gingen toen naar de cabine, waar zij inklommen. Op dit ogenblik had Ohlquist gewacht, al was hem even alle hoop ontzonken, toen hij had ontdekt, dat de twee met een helper terugkwamen. Die bleek nu niet mee te gaan, zodat het mogelijk was, weer een schuil plaats in de laadbak te zoeken. Toen de wagen zich in beweging zette, was de inspekteur met een katte- sprong bij de achterkant, waarna hij zich voor de tweede maal haastig over de rand van het schot werkte. De vrachtauto reed weg, terwijl de inspekteur over de lichamen van de twee mannen rolde. Ditmaal nam de bestuurder zijn rcute in de rich ting van de Waalkade. Inspekteur Ohlquist had bij zijn zwager thuis een kaart van Nijmegen bestudee-d en daardoor kon hij merken, dat de rit eerst over de kade ging in de richting van de verkeersbrug. Toen ging het, voordat de tunnel onder de brug was be reikt, naar boven langs de Voerweg en vervolgens linksaf langs het Hunnerpark naar de Berg en Dalse- weg. Hier, over de brede en in het holst van de nacht verlaten straten, gaf de chauffeur vol gas. De baan van lijn 1 werd gevolgd en Sven was hier op bekend terrein. Steeds dichter naderde de auto het eindpunt, het Hengstdal, dat aan de voet van de Kwakkenberg ligt. Even voor dit punt reed de wagen een weg naar rechts in en nu begreep inspekteur Ohlquist, dat zij inderdaad op weg waren naar de Kwakkenberg, waar zich de voorafgegane dagen een treurspel had afge speeld. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1957 | | pagina 2