AXELSE COURANT Goud-geel licht viert zilveren jubileum. HOE WASSEN WIJ J C. VINK Frankering bij abonnement. Axel WOENSDAG 3 JULI 1957 71e Jaargang No. 78 NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN VERSCHIJNT IEEtf E WOENSDAG EN ZATERDAG Drukker - UitgeefsterFIRMA J. C. VINK Red. eaAdm.: Axel, Markt 12, Til. 0 1155-646 Hoofdredactie: J. C. VINK HpP* TPPuKool FIRMA Markt 12 AXEL. 25 JAAR NATRIUMLAMPEN VOOR VERKEERSVERLICHTING. GEEN VERBLINDING EN BETERE CONTRASTWAARNEMING. Onder de kop „Het nieuwste stelsel van Wegen verlichting" in vette blauwe letters over de gehele breedte van de pagina verscheen op zaterdag 2 juli 1932 een speciale bijlage van de „Limburger Koerier" uit Maastricht. Dit gebeurde ter gelegenheid van het feit dat de avond tevoren op een stuk van circa twee kilometer op de rijks weg Beek—Geleen de eerste (proefverlichting met natriumlampen was ontstoken. Vrijwel de gehele Nederlandse pers schonk in ruime mate aandacht aan de nieuwe verlichtingsiiiethode, getuige de koppen „In Limburg eerste proefvlak met natrium lampen in Europa" „Nederland aan de kop met wegenverlichting" „Een histo rische dag", en meer dergelijke. Snelle zegetocht. Bij dit proefvlak, dat voor weggebruikers uit binnen- en buitenland een ware open baring was, bleef het evenwel niet. Binnen enkele jaren waren de volgende definitieve projecten voltooid of in uitvoering de weg Amsterdam—Haarlem, Schiedamseweg in Rotterdam, DeventerwCg en Loolaan in Apeldoorn, de rijksweg Vught—Den Bosch, De Viale Certosa in Milaan, de Schelde- tunnel en de Italië-Lei lin Antwerpen, de Trondjemsveg bij Oslo, de Purleyway in Croydon en nog vele andere, te veel om op te noemen. In de vijf en twintig jaren die nu echter ons liggen, heeft het natriumlicht een ware zegetocht over de aardbol gemaakt. Overal ter wereld ziet men snelverkeer§wegen, in- en uitvalswegen, bruggen, e.d. verlicht met dit opvallende en de bestuurder goed zicht en rust gevende licht. Opheffen verblinding. De openbare verlichting als verkeersver- hchting in de tegenwoordige betekenis, da teert zeer schuchter nog pas uit de tweede helft van de vorige eeuw. Van ver- lichtings-techniek was echter nog geen spuake. Tot 1930 beiperkt/e men zich in hoofdzaak tot een bakenverlichting op de kruispunten, in een bocht en op overeen komstige plaatsen. De nachtelijke wegge bruiker van thans ruim 40%^ van het totale verkeer per etmaal vindt s avonds en 's nachts plaats heeft bij de tegen woordige snelheden en verkeersdichtheid behoefte aan een betere zichtbaarheid van de dingen die hij voor een veilig en ge makkelijk gebruik van de openbare weg moet kunnen onderscheiden. Hij stelt heel andere eisen dan het verkeer uit het begin van deze eeuw, toen in hoofdzaak alleen de doktoren in hun koetsjes zich 's avonds en 's nachts buiten moesten wagen. Voor al diegenen die zich tegenwoordig in de donkere uren op de wegen moeten be vinden en zich daar vaak met grote snel heid voortbewegen, ds het goede zicht over lange afstand van het allergrootste belang. Op verreweg de meeste wegen is de auto mobilist over grote afstanden nog steeds volkomen aangewezen op het licht van zijn eigen wagen. Wanneer wïj alleen op de wereld zouden zijn, is deze verlichting vol doende en zelfs ideaal te noemen. We zijn echter .in ons land alleen al met meer dan elf millioen mensen en 's nachts rijden er honderden en nog eens honderden personen auto's, scooters, motoren, bromfietsen en vooral ook de grote vrachtauto s over onze wegen. Bij druk verkeer in beide richtingen be tekent het licht van de vele koplampen even zovele malen last en gevaar. Bij het pas seren is het noodzakelijk reeds op grote af stand van elkaar te dimmen. Vanaf di'.t ogenblik is het uitzicht op de niet verlichte weg onvoldoende. Het critieke moment iedere auto- en motorrijder kent het uit er varing komt bij het passeren, omdat het dan onmogelijk is om te zien wat er verder op de weg gaat en staat. Een behoorlijke en constante snelheid en het gevoel van veiligheid is zonder goede wegverlichtiing uitgesloten en daarom is en blijft het rijden bij avond op niet verlichte wegen ver moeiend en gevaarlijk. Hoe drukker de weg, des te hinderlijker doet zich het gemis aan een goede verlichting gevoelen Zielig lampje. Nog lastiger is de weg waar hier en daar een meestal nog vrijstralend zielig lampje de „wegverlichting uitmaakt. Een dergelijke onvoldoende verlichting voor hulp aan het verkeer werkt averechts zij ver oorzaakt een abnormale inspanning van de ogen en belemmert ieder waarnemen. Men kan hier meer de goede bedoeling waar deren dan het werkelijk nuttig effect, want dit laatste is meestal juist tegengesteld aan die goede bedoeling. Immers, voertuigen, personen en andere obstakels kan men op een dergelijke weg alleen dan waarnemen, wanneer zij zich binnen de lichtkring van een der om de zoveel honderd meter ge plaatste lampen bevinden achter de licht- h-on lijkt alles door een zwarte muur te zijn afgesloten. Helemaal niets is hier soms nog beter dan dit soort „verlichting", welke voor de automobilist alleen maar hinderlijk en soms gevaarlijk is. Van deze uit de prae- historie van het snelverkeer stammende weg- bebakening, gaat men tegenwoordig meer en meer over naar het door een aaneen gesloten rij soms kort, soms langer natriumlampen aangeven van extra drukke wegen, kruispunten, spoorwegover- en on derdoorgangen, bruggen e.d. Maar ook hele weggedeelten, soms kilometers lang, worden met natriumlampen verlicht om het de auto mobilist gemakkelijk te maken door een goed zicht en een gelijkmatige lichtverdeling veilig te rijden. Gelijkmatig verlichten. Bij werkelijke wegverlichting kan men zich niet alleen beperken tot het plaatsen van masten en lampen zonder meer, men moet zich van tevoren terdege rekenschap geven van het verlichte wegbeeld dat de ge projecteerde lichtpunten in de practijk zullen opleveren. Het gaat bij wegverlichting niet in de eerste plaats om de verlichtingstoe stand van het wegdek, doch vooral over de wijze waarop de belanghebbenden de weg zullen zien en kunnen gebruiken. Bij een vaste wegverlichting is het de be doeling dat het wegdek zo gelijkmatig moge lijk wordt verlicht de gelijkmatigheid wordt bepaald door de onderVnge afstand der lichtmasten, de lichtpunthoogte en het vermogen der lampen waardoor de zich daarop bevindende voertuigen zich duide lijk tegen het wegdek aftekenen. In de twee de plaats wordt bij een goede wegverlich ting de gelijkmatighei d en het verlichtings niveau zodanig gekozen, dat de koplampen niet meer behoeven te worden gebruikt cn dus ook niet kunnen verblinden. Hogere lichtniveau's. Wat betreft de genoemde verlichtings- niveau's staan we eigenlijk nog pas aan het begin der ontwikkeling. Uit willekeurig op verschillende wegen in tinnen- en buiten land verrichte tellingen bleek, dat bij een natuurlij kdaglicht met een niveau van circa 400 lux (midden op de dag meet men in de zomer in de schaduw van een boom nog o'rca 15.000 lux!) al 15% van de automo bilisten met stadslicht gaat rijden om ge zien te worden. Bij het verder wegsterven van het daglicht tot 150 lux is dit al gestegen tot 50% bij 30 lux natuurlijk daglicht rijdt 85% met stadslicht en al 7% met dimlicht. Nog maar 8% der chauffeurs vindt het dan nog verantwoord om zonder kunstlicht te rijden Bij kunstverlichting op de wegen neemt men echter veelal reeds genoegen met een niveau van 5 tot 8 lux. In 1930 was dat misschien noodzakelijk, maar kunstverlich- tiing is naast een economisch probleem ook een technische aangelegenheid. De techniek heeft men nu wel onder de knie en inter nationaal streeft men er dan ook naar -- ook al met het oog op de enorm gestegen verkeersintensiteit en de toenemende snel heden de verlichtingsniveau's op de weg te brengen op 20 tot 40 lux. Als middelen hiertoe ziet men kortere af- staanden tussen de palen (voor hoofdver keerswegen 22 tot 26 meter) en een licht punthoogte tussen 7y2 en 9 meter en ook het toepassen van twee lampen per mast. Bij dit systeem heeft men het voordeel, dat men een egaal verlichte weg krijgt en bij nacht schakeling besparing van energie bereikt en toch hetzelfde verlichtingspatroon op de weg behoudt. Ook bij het uitvallen van een lamp blijft de gelijkmatigheid op de weg goed. Gezichtsscherpte en waarrjeming. De in 1932 voor het eerst in het openbaar toegepaste natriumlamp verblindt niet, door dat de lichtuitstraling over de gehele lengte van de buis verdeeld >is en ook dank zij de typerende goud-gele lichtkleur. Behalve de vermijding van verblinding en de spreiding van het licht zijn er nog drie andere factoren die bij het waarnemen op de weg van belang zijn en wel de gezichts scherpte, het waarremen van contrasten cn de waarnemingssnclheid. Het is opvallend, hoe scherp de omtrekken van objecten bij natriumlicht nog op grote afstand tegen het wegdek en de achtergrond van bomen of woningen afsteken en hoe weinig de con trasten verdoezelen. Ons oog is een gevoelig instrument dat uiterst snel reageert op iedere verandering van de lichtinter teit met een groter of klei ner worden van de pupil. Dit voortdurend aanpassen van het oog is op de duur uiter mate vermoeiend en vermoeide chauffeurs zijn voor zichzelf cn voor anderen een ge vaar op de weg. Eenkleurig licht. Het licht, dat we „wit" noemen, is samen gesteld uit diverse kleuren en dientengevolge zien we ook verschillende kleuren. Op de weg des avonds is het zien van kleuftn echter zeer onbelangrijk. Waar het bij het snelverkeer om gaat ,is het snel zien van objecten en dit is mogelijk onder natrium licht dat maar één kleur licht verspreidt, n.l. geel. (Natriumlicht wordt monochroma- tisch, d.i. éénkleurig licht genoemd). Alle voorwerpen, die zich dus op de weg voor ons bevinden en een andere kleur hebben dan geel, steken in zwart of grijs tegen het wegdek af. Dit is, naast de vele andere, een der grootste voordelen van het dit jaar jubi lerende natriumlicht. Iedere weggebruiker, die onder dit licht gereden heeft, weet uit ondervinding dat dit jicht een rustiger en aangenamer indruk geeft dan andere soorten wegverlichting cn bovendien een veel betere waarneming mo gelijk maakt. Daar komt nog bij, dat ver blinding van tegenliggers uitgesloten kan worden geacht, doordat het rijden met stads licht op de met natrium verlichte wegen de aangewezen wijze van. rijden is. De grote zichtbaarheid over de rijweg maakt groot licht overbodi g en zelfs ongewenst. Vermindering aantal ongevallen. Het kostenprobleem van een goede ver lichting speelt natuurlijk een grote rol, maar vergeleken met de tegenwoordige aanleg- kosten van de weg zelf, zijn de kosten van een verlichtingsinstallatie maar een fractie. Daarnaast staat het onloochenbaar vast, dat een goede verlichting het aantal ongevallen op de nachtelijke wegen sterk doet dalen. Helaas bezitten we hierover in ons land geen cijfermateriaal, maar vergelijkingen van het aantal ongelukken op kruispunten vóór cn na verbet ring of aanleg van verlichting spreken vc o zich 'elf. Uit Ame ka bestaan hierover de volgende interessant - fers Op sommi ge drukke wegen en k, rspunten zonder verlichting is daar het am'al ongevallen gedurende de duisternis a maal zo hoog als overdag. Per jaar v or It daar meer dan 80 millioen aan mater al alleen al vernield door aan rijdingen cv dergelijke. Dat deze cijfers be- invloed ku cn worden door een goede ver lichting 1 .v/ara naar voren door teli ngen op een drukke verkeersweg in Detroit. De ver houding tussen nachtelijke ongevallen en die bij daglicht bedroeg daar 7 tot 3. Na het aanbrengen van een goede verlichting, waardoor de weg over grote afstand over zichtelijk werd gemaakt, is het aantal onge lukken d;s nachts gedaald tot het cijfer dat geldt voor overdag. In Los Angeles werd door een betere verlichting het aantal bot singen verminderd met 78%, het aantal ver wondingen met 79% en het dodelijk aantal ongelukken met 92J-j. In een andere plaats werd het aantal ongevallen na het aan brengen van een betere wegenverlichting teruggebracht van 32 gedurende ruim drie jaar ondoelmati ge verlichting tot één in een zelfde periode met goede verlichting. Met enkele procenten van de enorme schadebedragen die ook in ons land jaarlijks door ongelukken veroorzaakt worden, zou men de jaarlijkse exploitatie van honderden kilometers veilige r.atriumverlichting voor de snelverkeerswegen kunnen dekken. Bij de tegenwoordige verkeersdichtheid gaat het eigenlijk niet meer om de vraag of we ons de luxe kunnen permitteren om een weg te verlichten, maer wel om de vraag of we het economisch kunnen toelaten dat onze zeer drukke wegen niet of slechts ten dele verlicht kunnen zijn. De Nederlandse industrie levert ons vele goede weefssls, of dit nu wollen, katoenen, spun-rayon, enkalon, terlenka of mengweef- sels zijn het zijn weefsels waarvan de klant steeds meer verlangt. Zij moeten kreukher- stellend en gemakkelijk was- en strijkbaar zijn. ,De weefsels, die een bepaalde eindbe- handeling, in vaktermen een bepaalde fi nish, hebben gekregen waardoor deze eigen schappen aanwezig zijn, moeten echter ook op de juiste wijze worden gewassen en ge- stroken. Hoe langer hoe meer fabrikanten gaan er dan ook toe over om wasvoor schriften bij te leveren en de klanten, spe ciaal de vrouwen, zouden wij op het hart willen drukken naar deze wasvoorschriften te vragen en ook te handelen. Dan pas hebben wij een maximum profijt van ons stofje en kunnen er geen klachten voor komen. Voor de niet-wollen stoffen geldt over het algemeen genomen wassen in een hand warm sop van zeep of een synthetisch was middel, vooral niet wringen, een paar maal goed naspoelen en nat zoveel mogelijk in vorm ophangen. Daar over het wassen van nylon nogal eens verschil van mening bestaat, willen wij daaraan eens wat extra aandacht besteden. Het geregelde wassen van nylon. Nylon moet men niet te vuil dragen en geregeld wassen in een lauw sopje met een wolwasmiddel om het aanhangende vuil snel en doelmatig te verwijderen. Wolwasmidde len zijn hiervoor bij uitstek geschikt omdat zij een optisch wit bezitten en bij lage tem peratuur voldoende waskracht hebben. Bent LI op reis en wilt U overhemd of ondergoed in een wastafel wassen dan be staat tegen het gebruik van toiletzeep geen enkel bezwaar. Gekleurde nylon en nylon waarop een speciale finish is aangebracht kunnen het beste in een lauw sop van een (niet alkalisch) wolwasmiddel worden ge reinigd. Gekleurde nylon ni.et samen wassen met b.v. bonte katoen, gezien de grote aan trekkingskracht van het nylonmateriaal voor de kleurstoffen die door het katoenen goed kunnen worden afgegeven. Hoe te handelen met grauw geworden witte nylon Witte nylonartikelen kunnen op de duur neiging vertonen een enigszins gele, grauwe tint aan te nemen. Wanneer het materiaal na enkele normale behandelingen na enige tijd niet meer helderwit is, kan de nylon wat steviger worden aangepakt en een opknap beurt worden gegeven. We wassen 20 tot 30 minuten bij een temperatuur van 60°, waarbij het materiaal in beweging wordt gehouden om te voorkomen dat er kreuken in worden gefixeerd. Bij gebruik van een wasmachine is de tijd ongeveer 5 minuten. Vooral niet warm centrifugeren na het spoelen met koud water is centrifugeren geen bezwaar. Men gebruike een wolwas middel waarvan de werking eventueel nog wat kan worden versterkt door toevoeging van soda. Heeft men verzuimd zo nu en dan een opknapbeurt te geven en is een sterke ver grauwing opgetreden dan moet men dras tischer te werk gaan inweken en wassen iin een ruim sop bij 60° met huishoudzeep en een flinke handvol soda. (circa een uur). In hardnekkige gevallen kan daarna nog een bleekwater-wolbehandeling worden gegeven in een emmer lauw water (40°) van circa 10 liter, waaraan een-kwart liter bleekwater wordt toegevoegd .Nu wordt net zo lang gebleekt tot de vereiste helderheid is ver kregen (1 tot 2 uur). Het gebleekte goed wordt dan flink met water gespoeld en daar na minstens 15 minuten behandeld in een ruime hoeveelheid water (dat juist van de kook is) waaraan een eetlepel wolblank is toegevoegd. Hierna wordt weer gespoeld en eventueel nagewassen met een wolwasmiddel dat optisch actief wit bevat (een half uur bij 60°C.). - ABONNEMENTSPRIJS: Losse nummer» 6 CMt Kwartaal-abonnement t Axel binnen de kom f 1,55 Andere plaatsen f 1,75 Buitenland I 2,00 ADVERTENTIEPRIJS8 een! per m.m. Bi] contracten belangrijke reductie, tonden Mededelingen 20 cent per m.m. Klelnv Vivertentièn (maximum 6 regels) 1-5 regel» 70 ce.it iedere regel meer 12 cent extra. Wj

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1957 | | pagina 1