AXELSE COU HUISVERLICHTING, vroeger en nu. 6 NEDERLAND maakt SPEELGOED van deze tijd. I# J.C.VINK Frankering bij abonnement. Axel WOENSDAG 23 NOVEMBER 1955 70e Jaargang, No. 16. NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN VERSCHIJNT IEDERE WOENSDAG EN ZATERDAG Drukker-Uitgeefster: FIRMA J. C. VINK Red. en Adm.: Axel, Markt 12, Tel. 0 1155-646 HoofdredactieJ. C. VINK FIRMA Markt 12 AXEL. DE GESCHIEDENIS VAN HET KUNSTLICHT IS DE GESCHIEDENIS VAN ONZE BESCHAVING. In dit atoomtijdperk valt het de door de techniek verwende mens moeilijk zich te realiseren van welke revolutionnaire betekenis een primitieve uitvinding als het maken van vuur is geweest. Toch heeft deze simpele vinding mede de richting be paald waarin het mensdom zich zou ontwikkelen. Toen de mens eenmaal meester was over het vuur, kreeg hij gelegenheid zijn maaltijden te bereiden, zijn verblijf te verwarmen en te varlV ten en de hem in het duister belagende dieren op een af stand te houden. Van deze allereerste primitieve verlichting tot onze moderne kunst verlichting is een lange weg de weg van onze beschaving. Fakkels en olielampen. De eerste kunstlichtbron bestond naar alle waarschijnlijkheid uit een brandende hars spaan later hau men pektoorts en fakkel tot zijn beschikking. Hoe lang de mensheid zich op deze wi,;e heeft beholpen is niet met zekerheid te zeggen, wel, dat de fakkel in het tijdperk van de Magdaleniën-beschaving (ca. 15.0000 voor Christus) werd verdron gen door de toepassing van zeer primitieve olielampjes, gemaakt van zeeschelpen of van klei. Opgravingen in Babyion brachten een olielampje aan het licht in de vorm van een hoog schaaltje, met een lange gebogen, naar voren stekende hals. Vanwaar stamt de olielamp De oude Grieken, die ook de olielamp kenden, schrij ven de uitvinding er van toe aan het ge zamenlijk pogen van Vulcanus, Minerva en Prometheus. Zij kenden dus de werkelijke oorsprong niet, want deze figuren uit de Griekse godenwereld hebben nu eenmaal nooit bestaan. Toch moeten de olielampjes al zeer oud zijn, want een exemplaar dat te Pekarna (Moravië) werd gevonden, wordt maar liefst op 30.0000 jaar geschat. In Egyp te gevonden olielampjes vertonen verwonder lijk veel overeenkomst met die uit het oude China. Vele van deze allereerste lichtbronnen zijn dank zij de musea voor ons bewaard ge bleven. In prachtige verzamelingen over de gehele wereld verspreid, vindt men lampen en lampjes uit Egypte, Cyprus, Carthago, Phoenicië, Palestina en Italië. Omstreeks 200 jaar voor Christus waren er reeds olielampen waarbij het pitje automatisch naar boven werd geschoven en de olie steeds op peil werd gehouden. Ook in die dagen voorzagen de fabrikan ten hun producten van een firmastempel. Bij opgravingen in de centra van het Romeinse rijk vond men lampjes met daarin gestem pelde namen als Fortus, Strobius, Campi- lius en Eucarpus. Behalve deze lampjes ken den de Romeinen voor binnenverlichtingen nog andere hulpmiddelen, b.v. lantaarns en z.g. lichthuiisjes, hetgeen gebleken is uit vondsten in Rome, Pompei en Herculanum. Ook zijn er bewijzen gevonden, dat men in die tijd reeds wist dat het effect van een lichtbron belangrijk kon worden verbeterd door de lichtstralen te laten reflecteren in een spiegel. De Egyptenaren bouwden pyramiden, die de eeuwen trotseerden de bouwmeesters uit het oude Athene en Rome schiepen prach tige tempels en erebogen. In Rome ontston den grote en weelderige paleizen waarin grootse nachtelijke feesten werden aange richt. De lampen diie daarbij op de tafels stonden walmden echter meer dan dat ze licht gaven. Ondanks een vrij grote vinding rijkheid is het de Romeinen noch enig ander volk uit de destijds bekende wereld gelukt, principieel andere methoden voor kunstma tige verlichting te vinden. Het Christendom verbreidcle het gebruik van kaarsen. In de behuizingen van de ede len en welgestelden werden in de middel eeuwen naast toortsen ook kaarsen gebruikt om de duisternis te verdrijven. Beide waren echter zeer duur en bij de gewone burgerij bleef een walmend oliepitje dan ook lange tijd hèt middel om zich binnenshuis te kun nen oriënteren. De Middeleeuwse kaarsen werden ver vaardigd van schapenvet, met van binnen een pit van katoen. Toortsen bleven echter ook een gewild middel en in oude ridder burchten kan men nog de zwart berookte gaten zien waarin de fakkels geplaatst wer den. Bij dit walmende, weifelende licht weef den de vrouwen het linnen, bezongen de minnestrelen heldenfeiten en hield de ridder schap haar rondetafel-bijeenkomsten. In de grotten van Valkenburg vindt men nog ijzeren ringen In de wanden, die ge diend moeten hebben om brandende toort sen in vast te zetten. In onze Gouden Eeuw en in de Renaissancetijd heeft de kaarsver lichting wel haar hoogtepunt gevonden. Dat deze verlichting lang niet altijd even ideaal was, blijkt uit de verzuchting van de grote Duitse dichter Goethe „Wüsste nicht was sie besseres erfinden könnten als dass die Lichter ohne Putzen brennten." Grote veranderingen. Tegen het einde van de 18e en in het be gin van de 19e eeuw begon de evolutie op het gebied der verlichting in een sneller tempo. Omstreeks de eeuwwisseling kwam de verbeterde olielamp (o.a. de bekende snotneus"die toen in vrijwel ieder gezin werd aangetroffen. De kwaliteit van het licht werd beter toen petroleum in gebruik kwam. In beginsel was er tussen de petro leumlamp en de olielamp uit de tijd van Keizer Nero niet veel verschil. De eerste principiële verandering kwam eerst door het gaslicht. Algemeen wordt aangenomen dat dit werd uitgevonden door de Nederlandse apotheker P. Minckelers, voor wie in Maas tricht een standbeeld werd opgericht. Deze geleerde verlichtte op een winteravond in 1784 zijn studeerkamer met gaslicht, voor welke gelegenheid hij enkele van zijn leer lingen had uitgenodigd. Men besefte algemeen dat er in het gas grote mogelijkheden schuilden, zowel voor binnen- als voor buitenverlichting. Toen men eenmaal de geschikte branders had gecon strueerd, ging de opkomst van het gas enorm snel in zijn werk. Toch was de gasverlichting maar een zeer korte glansperiode beschoren. Meer dan 25 eeuwen gebruikte de mens olie en vet om de dag te verlengen, maar de overwinnaar van deze methode, het gas, moest nog bin nen een eeuw zijn meerdere erkennen in het electrische licht dat sinds Edïson's' eerste openbare toepassing er van stormenderhand de wereld veroverde. Dank zij de uitvinding van de Oostenrijkse geleerde Auer von Welsbach, die in 1893 het vooral bij de ouderen nog goed bekende gasgloeikousje uitvond, heeft het gas toch nog lange tijd stand gehouden als verlichtingsmogelijkheid. Ondanks deze laatste opleving werd ook deze methode stap voor stap teruggedrongen door de in 1879 uitgevonden electrische gloeilamp. We zijn er wel op vooruit gegaan. In de tijd dat het gasgloeilicht opgang maakte, waren er vele leidingen nodig om het gas daar te brengen waar men het nodig had. De leidingen moesten worden aange legd in bestaande huizen deels werden ze langs de muren en plafonds gelegd, maar om het storende van de lelijke buizen te ont gaan, werden ze in vele huizen ook in het plafond gelegd. Het lichtpunt maakte men in het m/iden van het vertrek, omdat men er dan overal plezier van had. Om dezelfde reden ligt ook nu de elec trische leiding in het plafond weggewerkt en is ook de plaats van het lichtpunt bepaald mÜdden in het vertrek. Daarmee is sinds jaren de vrijheid van verlichting zoek, en daarmee ook de vrijheid van kamerindeling. De laatste jaren komt er ook op dit gebied verbetering, maar geslachten lang staat dank zij het dwangbuis van de conventie de tafel onder de lamp midden in de kamer, hangt het pendeltje boven het voeteneinde van het ledikant en liggen onze kamers, wanneer wij zelf het initiatief tin handen nemen om met behulp van schemerlampen, wandlampen e.d. wat gezelligheid en ruimte in het vertrek te brengen, vol met snoeren en aftaksnoeren naar veel te schaars geplaatste stopcontacten,. Lichtpunten van belang. Zoals gezegd er is een grote verbetering merkbaar bij de woninginrichting. Dank zij de ideeën van goede binnenhuisarchitecten zijn onze kamers met de juiste meubelen, be hang en gordijnen uitgerust en wil men meer en meer naar een interieur-inrichting die be doeld is om de bewoners van dienst te zijn, zodat wij minder de slaaf zijn van onze meubelen. De woondisen die men is gaan stellen zijn veel hoger dan die welke men vroeger stelde. Dit komt niet alleen tot uit drukking bij het sanitair, maar ook in het intensief gebruik van de enkele kamers die men tot zijn beschikking heeft. De meeste na-oorlogse huizen zijn be trekkelijk klein en toch wil de moderne mens zijn kinderen graag speelruimte geven, wal hij kunnen lezen, bezoek ontvangen, muziek maken of er rustig naar luisteren en liefst moet hij nog kunnen studeren of knutselen. Voor al deze eisen heeft hij vaak niet meer dan één of twee vertrekken. De kleine riiimte behoeft bij een weloverwogen in deling en een goede verlichting geen be zwaar te zijn. aVn veel belang echter is een juiste indeling der lichtpunten. Met meer dere lichtpunten wordt een vertrek schijn baar groter en kan het beter beantwoorden aan de eisen die men er aan stelt. In onze tijd is lichtspreiding dan ook een middel om ons huis goed te verlichten. Meer en meer merkt men dat deze idee veld begint te wiinnen. Men ziet nog wel kamers met één enkel lichtpunt in het mid den, weggestopt in een grote lichtrovende kap met veel franje, zijde of perkament. Deze zelfde kamers zijn, hoe gezellig soms ook in gericht ,bij avond somber en klein. Van het ene oliepitje waarmee de mens in de oertijd zijn hol verlichtte tot aan het electrische licht waarmee wij vrij zijn onze geriefelijke interieurs net zo royaal te ver lichten als wij dit zelf wensen, is een lange weg. Wanneer wij nu 's avonds door de straten dwalen en zonder onbescheiden te willen zijn, hier en daar naar binnen kijken en we zien dan meerdere lichtpunten een gezellige sfeer verspreiden, dan mogen wij dankbaar zijn dat zeker één uitvinding die van het electrisch licht een ware zegen is geworden voor de gehele mensheid. D jeugd drukt tegenwoordig vliegensvlug een plastic compositie van straaljagers en race-auto's op de ruiten daar komt zelfs geen lijm meer aan te pas. Door het speel goed neemt het kind, dat zijn wereld schept naar die van de volwassenen, deel aan zijn tijd. Practisch alles wat in ons dagelijkse leven een plaats inneemt zi enwe in minia tuur verschijnen voor de jeugd. Miniatuur-auto's. Miniatuur auto's zijn gewoon een begrip geworden voor jon gen oud. Ook deze wor den sinds een jaar in ons land vervaardigd, even onverwoestbaar als het van ouds be kende buitenlandse merk. De snel stijgende productie bedraagt thans 5000 stuks per maand, waarvan een deel wordt geëxpor teerd. Constructiedozen. Naast de traditionele, houten bouwdozen met pilaren, torens en versierde gevellijsten verschijnen steeds meer constructiedozen met de modernste bouweenheden jvan allerlei materialen. Ook metalen constructiedozen worden sinds 1945 in ons land gemaakt en goed, want zelfs laboratoria van de Tech nische Hogeschool maken voor hun experi menten gebruik van de producten van een bekende fabriek van Nederlandse construc tie bouwdozen, wel een bewijs dat zelfs ken- K. L. M. BESTELDE ACHT DC-8 TOESTELLEN. De heer I. A. Aler, prerident-directeur van de K.L.M. heeft vorige week bekend ge maakt, dat zijn maatschappij acht straalvlieg tuigen van het type Douglas DC-8 heeft be steld. De K.L.M. is de eerste niet-Ameri- kaanse luchtvaartmaatschappij die een der gelijke order heeft geplaatst. Deze uiterst snelle en comfortabele viermotorige straal vliegtuigen, die meer dan honderd passagiers kunnen vervoeren, zullen te beginnen in Maart 1960 aan de Nederlandse lucht vaartmaatschappij worden afgeleverd. Omdat de gemiddelde snelheid van de DC-8 ongeveer 900 km. per uur bedraagt, zal de K.L.M. dan an staat zijn de reisduur van Amsterdam naar New York terug te brbengen op nauwelijks acht uur. De DC-8 zal ook op enkele andere belangrijke inter continentale routes van de K.L.M. gaan vliegen. Met de aankoop van deze acht toestellen, met inbegrip van reserve-onderdelen, is een bedrag gemoeid van circa 200 millioen. De K.L.M. is de enige maatschappij, die tot op heden alle types verkeersvliegtuigen van Douglas, te beginnen met de DC-2 in 1934, in gebruik heeft gehad. Ten behoeve van de vloot .Vliegende Hollanders die momenteel ruim 80 meren deels zeer moderne twee- en viermotorige vliegtuigen omvat, waarmee een luchtnet van 240.000 km. lengte wordt onderhouden naar 106 steden in 68 landen, zijn heeds eer der door de K.L.M. bestellingen geplaatst voor de aankoop van vier Lockheed Super Constellations L 10490 (aflevering 1956), tien Douglas DC-7c toestellen (1957), negen Vickers Viscount 803 turboproptoestellen (1957) en twee Fokker F 27 „Friendship" turboproptoestellen (1958). De K.L.M. is reeds enige tijd geleden in tensief begonnen met de voorbereidingen voor de overgang naar de turbine-voort stuwing. Sinds bëgin 1954 worden een aan tal vliegtuigbestuurders vertrouwd gemaakt met de hieraan verbonden eisen en mogelijk heden, door het minutieus „op papier" uit voeren van straalvluchten van Amsterdam naar New York. ners deze naar waarde weten te schatten. Autopeds, rolschaatsen. Naar schatting rijden er een half millioen autopeds in ons land, terwijl ieder jaar on geveer 90.000 kinderen verblijd worden met een nieuwe „step" allemaal van Nederlands fabrikaat. Dat ook de Nederlandse rolschaat sen steeds meer harten en straten veroveren is reeds bekend. Rubberballen. De Nederlandse rubberindustrie zorgt jaarlijks voor duizenden rubberballen en kan in dit opzicht alle Nederlandse kinder harten tevreden stellen en nog vele buiten landse bovendien. Plastic speelgoed. Het plastic speelgoed neemt zowel in bin nen- als buitenland een steeds voornamer plaats in. Gelukkig worden de goedkope prullaria steeds meer vervangen door pro ducten van goede kwaliteit, die een lange levensduur hebben en het kind in zijn ver schillende ontwikkelingsfazen bieden wat het nodig heeft in fantasie-, illusie- en construc- tiespelen. Poppen. Nederlands poppenfabrieken hebben te genwoordig een belangrijk en zeer gewaar deerd aandeel in de bevolkingstoename in speelgoedland. Aan emigratie doen onze pop pen ook al, wat natuurlijk het sterkst tot uiting komt bij de klederdrachtpoppen. Ver schillende bedrijven met tientallen werkne mers vervaardigen grote series van deze na tionale poppen voor Engeland, Amerika en Canada. Hoewel op het gebied van speelgoed de import de export nog vele malen overtreft (voor het eerste halfjaar van 1955 waren deze cijfers resp. ongeveer 9 en 2 millioen gulden) wordt toch het Nederlandse aan deel zowel kwalitatief als kwantitatief elk jaar groter. Alleen nog voor mechanisch speelgoed zijn we practisch geheel op het buitenland aangewezen. Wel worden hier rails in goede kwaliteiten gemaakt. Wie de prijs van het goede Nederlandse speelgoed vergelijkt met die van het buitenlandse, komt dikwijls tot zeer aangename verrassingen en tot de conclusie dat het er zijn mag. ABONNEMENTSPRIJS: Losse nummers 6 cent Kwartaal-abonnement t Axel binnen de kom f 1,55 Andere plaatsen f 1,75 Buitenland f 2,00 ADVERTENTIEPRIJS: 8 cent per m.m. Bl] contracten belangrijke reductie. Ingezonden Mededelingen 20 cent per m.m. Kleine advertentlén (maximum 6 regels) 1-5 regels 70 cent iedere regel meer 12 cent extra.

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1955 | | pagina 1