van dodelijke verkeersongevallen in 1951 ONDERZOEK NAAR BELANGRIJKSTE ONGEVALSTYPEN. Manoeuvres vóór het ongeval bepalend. De Statistiek van de verkeersongevallen op de openbare weg over 1951, de jaarlijkse uitgave van het Centraal Bureau voor de Statistiek, welke thans is verschenen, bevat, evenals dit het vorig jaar voor de eerste maal het geval is geweest, een uitvoerig afzonderlijk onderzoek naar de aard der verkeersonge vallen met dodelijke afloop. Men volgt hiermede de door de A.N.W.B. aangegeven methode, welke be oogt de instanties die zich met het verkeer bezig houden, aan de hand van de ter beschikking staande gegevens, kostbaar werkmateriaal te verschaffen. In deze methode, die voor de cijfers over 1950 het eerst is toegepast, zijn geen fun damentele wijzigingen gebracht. In de eerste plaats is aandacht besteed aan de manoeuvres der verkeersdeelnemers op het moment vóór het ongeval plaats vond, waarbij tevens getracht is bijkomende en veelal verklarende omstandig heden zoveel mogelijk in het onderzoek te betrekken. Het C.B.S. gaat hierbij uit van de door de A.N.W.B. naar voren gebrachte gedachte, dat de situatie bij on gevallen primair moet worden geacht, in zoverre, dat bepaalde verkeersfouten slechts onder de daartoe ongunstigste omstandigheden tot catastrofale gevolgen leiden. De resultaten van deze nieuwe analyse zijn vergeleken met die van 1950. Daar deze cijfers op verschillende punten een opmer kelijke overeenkomst vertonen, was het mo gelijk reeds thans enige voorlopige conclu sies te trekken ten aanzien van de meest kwetsbare manoeuvres van enkele catego- riën van verkeersdeelnemers. In het rapport, waarin de Directeur-Gene raal van de Statistiek, Dr. Ph. J. Idenburg, de A.N.W.B. dank brengt voor de verstrekte adviezen, wordt voor de indeling van de categoriën uitgegaan van de wijze, waarop de slachtoffers aan het verkeer deelnamen. Op deze wijze worden de verschillende on gevalstypen, waarbij de slachtoffers op zo fatale wijze betrokken waren, nagegaan. Het totaal-aantal in het verkeer omge komen personen, dat in 1950 1021 bedroeg, is in 1951 gestegen tot 1134. De belangrijk ste stijging gaf te zien de categorie motor rijders, waarvan het aantal slachtoffers van 113 in 1950 steeg tot 154 in 19511 Een ver klaring hiervoor is moeilijk te vinden. Een percentueel grotere stijging geeft ove rigens te zien het aantal gedode bromfiet sers, 37 in 1950 74 in 1951|. De verklaring hiervan ligt wel voor de hand, n.l. de zeer snelle toename van het aantal bromfietsen van 55.000 in 1950 op 148.000 in 1951 In dit licht bezien is deze stijging van het aan tal slachtoffers achtergebleven bij de ont wikkeling van het bromfietsverkeer en geeft dan ook geen reden tot ongerustheid. Het aantal omgekomen bestuurders en in zittenden van personenauto's is in 1951 ten opzichte van 1950 belangrijk gedaald, resp. 100 en 115. Bij de vrachtauto's is dit precies omgekeerd, n.l. een stijging van 35 in 1950 op 50 in 1951. Het aantal gedode voetgangers steeg van 356 in 1950 op 376 in 1951, dat van de wielrijders van 332 op 348. Voetgangers. Het onderzoek naar de ongevalstypen bij de voetgangers gaf in grote lijnen hetzelfde beeld te zien als in 1950. Het aantal per sonen dat gedood werd door van of op een rijdende tram te springen, daalde van 7 op 2 in 1951. Dertien personen werden dodelijk gewond, terwijl zij zich met een rijwiel aan de hand op of naast de rijweg bevonden in 1950 bedroeg dit aantal zes. Door achter uitrijdende voertuigen werden 21 voetgan gers gedood, tegen 19 in 1950 Wederom waren dit allen hoogbejaarden of kinderen, waarvan 15 onder de acht jaar. Door juist in voorwaartse beweging gekomen voertui gen werden 9 personen gedood, een belang rijke daling ten opzichte van 1950 toen dit cijfer 20 bedroeg. Met één enkele uitzonde- rnig betrof het hier zeer jeugdige kinderen, die op het vortuig waren geklommen of er ondr of er vóór speelden. Stapvoets rijdende voertuigen maakten in 1951 eveneens aan zienlijk minder slachtoffers n.l. 16 tegen 28 in 1950. Vooral de bespannen voertuigen eisten belangrijk minder doden in deze cate gorie 5, tegen 15 in 1950. De meeste slacht offers in deze categorie waren kinderen, die op het voertuig waren geklommen. Op trottoirs of in de wegberm werden evenals in 1950 twintig slachtoffers ge dood door abnormaal manoeuvrerende voer tuigen, mechanische fouten aan die voertui gen of door onbekwaamheid van de bestuur der. Van deze 20 voetgangers werden er 15 door slippende auto's gedood. Door normaal aan het verkeer deelnemen de voertuigen werden in 1951 291 voetgan gers met dodelijk gevolg aangereden, in 1950 252. Het C.B.S. heeft niet alle ongevallen uit deze groep in karakteristieke ongevalstypen kunnen onderbrengen, daa* het beschikbare grondmateriaal dit niet toeliet. Met name kon van 200 gedode voetgangers uit deze categorie, waaronder zij, die van trottoir naar trottoir de straat overstaken, kinderen die op straat speelden etc. geen nauwkeurige deailaantallen worden opgegeven. Wel was dit het geval met voetgangers, die van achter een vervoermiddel, hetzij rij dend of stilstaand, of van achter een ander object plotseling op de weg verschenen. Dit veroorzaakte in 1951 55 doden tegen 36 in 1950 28 van deze slachtoffers kwamen voor of achter een geparkeerd voertuig te voorschijn, 19 voor of achter een rijdend voertuig, 8 van achter een boom of heg. Een belangrijk ongevalstype blijft nog al tijd de op de rijweg lopende voetganger die door een achteropkomamd voertuig aange reden wordt. Op deze wijze werden er in 1951 26 slachtoffers gedood. Vrijwel al deze ongevallen geschiedden bij duisternis, terwijl de voetgangers rechts of midden op de rij weg liepen. Het C.B.S. heeft voorts nagegaan, aan de hand van de dodelijke ongevallencijfers in 1950 en 1951 en de leeftijdsopbouw van de bevolking, welke de risicocijfers zijn voor de verschillende leeftijden. Daarbij is gebleken dat wanneer men het risico voor de voet ganger tussen 15 en 49 jaar op 1 stelt, deze index tot acht jaar 9 bedraagt en voor de voetgangers boven de 65 jaar 11 /-is. Wielrijders. De ongevallencijfers voor wielrijders over 1951 vertonen een opmerkelijke overeen komst met die van 1950. Het gevaarlijkst bleek wederom te zijn het inhalend verkeer. Daarbij vielen 26 slachtoffers onder degenen die van het rijwielpad de rijweg overstaken, terwijl 34 wielrijdrs werden gedood, die op de rijweg reden en daarna linksaf sloegen. Door het vallen voor of onder een inhalend motorvoertuig tengevolge van slippen, aan raking van de trottoirband enz. kwamen 20 wielrijders om het leven, het naar links uit wijken bij tramrails of voor bepaalde ob stakels vergde 5 doden 35 wielrijders wer den gedood bij aanrijdingen door inhalende motorvoertuigen zonder dat er van obstakels sprake was. Tegemoetkomend verkeer veroorzaakte bij verschillende manoeuvres 81 slachtoffers, waaronder 18 linksafslaande wielrijders, 14 wielrijders die onder een tegenligger vielen, 8 fietsers die .voor een obstakel n.|ar links uitweken, 3 die aan de linkerkant van de weg reden en 8 die in botsing kwamen met een .tegemoetkomend motorvoertuig dat voor een bepaald object naar links uitweek. Trein en tram eisten' onder de wielrijders 10 slachtoffers 22 fietsers kwamen om het leven door eenzijdige ongevallen, waarvan acht door verdrinking en veertien door een val op de weg. Ook naar de risicocijfers van de verschil lende leeftijdsgroepen onder de wielrijders alsmede naar de meest voorkomende onge valstypen heeft het C.B.S. een, naar de me ning van de A.N.W.B. zeer verdienstelijk onderzoek ingesteld. Daarbij is rekening ge houden met de vermoedelijke verdeling van de aantallen fietsers over de verschillende leeftijdsklassen. In de eerste plaats is hierbij gebleken, dat het risico onder de 25 tot 50- jarigen het geringst is, doch dat dit voor degenen boven de 65 jaar meer dan tien maal zo groot, is. Voor de kinderen tot 14 jaar is dit risico ongeveer tweemaal zo groot als voo rde eerstgenoemde groep. Het onder zoek van het C.B.S. heeft zich ook uitge strekt over de verschillende manoeuvres in het verkeer en leidt tot de conclusie, dat de oudere wielrijders voor net overgrote deel gedood werden bij aanrijdingen door per sonenauto s op het ogenblik dat zij over staken. De jongeren werden echter meren deels het slachtoffer van inhalende of tege moetkomende vrachtauto's, terwijl zij zelf rechuit reden. De verklaring hiervoor ligt bij de oudere wielrijders in het vaak onjuist taxeren van afstand en snelheid der nade rende motorvoertuigen, waarbij stellig een rol speelt het feit, dat door personenauto's met grotere snelheid wordt gereden. De jon gere categoriën wielrijders rijden zelf over het algemeen sneller en wijken daardoor vaak teveel van de rechterzijde van de rij baan af. Bromfietsen. Ten aanzien van de bromfietsberijders kan volstaan worden met de opmerking, dat de belangrijste stijging van ongevallen te con stateren valt in de aanrijdingen met tege moetkomend verkeer. Dit type ongeval eiste in 1951 12 doden tegen slechts 2 in 1950. De meeste slachtoffers vielen bij de brom fietsers onder degenen die linksaf slogen. Motorrijders. De stijging van het aantal slachtoffers on der de motorrijders is in absolute zin het grootst geweest, n.l. van 113 in 1950 op 154 in 1951. Botsingen met andere vooru'itrijden- de voertuigen vergden 68 doden tegen 45 in 1950. De toename van het dodencijfer onder de motorrijders is voornamelijk te vinden in botsingen met tegemoetkomende motor voertuigen. Dit aantal steeg n.l. van 7 op 31. Van deze 31 waren er 3 linksafslaande mo torrijders, 7 kwamen in botsing met andere linksafslaande motorvoertuigen, in 5 geval len passeerden motorrijders een voor hen rijdend .voertuig,. 2 motorrijders werden ge dood bij het passeren van een stilstaand mo torvoertuig, in 3 gevallen slipte de motor vlak voor een tegemoetkomend voertuig en in 7 gevallen bereed de motorrijder het lin kerweggedeelte. Het aantal doden tenge volge van een aanrijding met niet-gemoto- riseerde voertuigen bedroeg 14. Bij botsingen met bomen etc. kwamen 30 motorrijders om het leven, bij botsingen met stilstaande voer tuigen 9. Eenzijdige ongevallen, veroorzaakt door het springen van een band, slippen, vallen of anderszins, eisten 21 doden, tegen 13 in 1950. Deze ongeyallen vonden voornamelijk bij daglicht plaats. De fatale afloop van tal van ongevallen, waarbij motorrijders zijn be trokken, houdt, zoals bekend, sterk verband met het rijden zonder valhelm, daar vast staat, dat de meeste dodelijke kwetsuren hoofdverwondingen zijn. Het is dan ook met het oog hierop, dat de A.N.W.B. het dragen van valhelmen door motorrijders sterk pro pageert. Auto's. Het aantal slachtoffers onder de bestuur ders en inzittenden van personenauto's daal de in belangrijke.mate, n.l. van 115 op 100 in 1951, waarvan precies de helft inzittenden war.en. Belangwekkend zijn de botsingen met geparkeerde voertuigen, welke bij 7 on gevallen acht doden veroorzaakten. In tegenstelling met de personenauto's geeft de categorie vrachtauto's een stijging van het aantal dodelijke slachtoffers te zien. In 1951 werden 23 vrachtauto-bestuurders gedood, alsmede 22passag iers die in de ca bine zaten en 5 personen die zich in de laad bak bevonden. BEKENDMAKINGEN. Een barrage-partij tussen R. Dieleman en P. Leunis moest dus de beslissing brengen en daarin evenaarde Dieleman het moyenne van Leunis uit de voorgaande partij door thans ook de 150 vol te maken in 15 beurten, terwijl Leunis het bracht tot 99 caramboles. De uitslag van de barrage-partij was car. brt. h.s. gein. P, Leunis 99 15 34 6,60 R. Dieleman 150 15 59 10,00 Na een mooie en spannende strijd legde R. Dieleman daarmee beslag op de ere-titel en op de daarvoor uitgeloofde beker. Nu deze kampioenscompetitie is beëindigd past het zeker hier in de eerste plaats een woord van lof toe te zwaaien aan de heer P. L. Groothaert voor het prijzenswaardige initiatief in deze en voor het be langeloze beschikbaar stellen van het materiaal en bet schenken van een beker aan.de winnaar. Met jeug dig enthousiasme heeft hij de organisatie hiervan op zich genomen in het besef dat het in de eerste plaats in Axel al veel te lang gemangeld heeft aan een der gelijke kampioenscompetitie en daarnaast is het de heer Groothaert te doen geweest een stimulance te vormen voor de mooie biljartsport, welk streven valt 'e waarderen en een warm compliment verdient. Een pluim verdient ook alleszins de jongste deel nemer H. van Harn, die niettegenstaande hij nog maar kort deze sport beoefend toch de moed bezat zich te meten met de prominente plaatselijke biljarters hetgeen zijn vaardigheid ongetwijfeld in gunstige zin Zal hebben beïnvloed. Naar wij ten slotte nog weten te melden loopt men met het idee rond een treffen te organiseren tussen de kampioenen van Axel en Terneuzen. DIENSTPLICHT Uitspraken inzake vrijstelling. De burgemeester van Axel brengt ter algemene kennis, dat een uitspraak op aanvraag om vrijstelling van dienst als gewoon dienstplichtige, welke uitspraak is gedagtekend 6 Maart 1954, ter secretarie van deze gemeente voor een ieder ter inzage is gelegd. Tegen elke uitspraak kan iedere belanghebbende uiterlijk die tiende dag na de dag van deze bekend making in beroep komen. Het verzoekschrift, waarbij beroep wordt ingesteld, moet met redenen omkleed zijn. Het behoeft niet ge zegeld te zijn. Het moet worden ingediend bij de burgemeester, ter secretarie van deze gemeente. De burgemeester zorgt voor de doorzending van het verzoekschrift aan de koningin, die op het beroep beslist, na advies van de raad van state, afdeling voor de geschillen van bestuur.. 9t)jr Indien de ingeschrevene, wie de uitspraak geldt, buiten Nederland verblijft, kan, voor zover het door deze in te stellen beroep betreft, met overschrijdng van de termijn van 10 dagen genoegen worden ge nomen. Zolang omtrent zodanige overschrijding geen beslissing is genomen, wordt de uitspraak na het ver loop van de termijn van 10 dagen als onherroepelijk beschouwd. Axel, 10 Marat 1954. De burgemeester van Axel, VAN OEVEREN. STEMMEN IN EEN ANDERE GEMEENTE. De burgemeester van Axel maakt bekend, dat bij de verkiezing van de leden van de provinciale staten een kiezer op zijn verzoek te zijner keuze aan de stemming kan deelnemen, hetzij in de gemeente, in welker kiezersregister hij op de dag der candidaat- stelling is opgenomen, hetzij in een door hem bij het indienen van het verzoek aan te wijzen andere, in dezelfde provincie gelegen gemeente Deze bevoegdheid geldt niet voor de kiesgerechtigde personen, die in het centrale bevolkingsregister zijn opgenomen, noch voor hen, aan wie is toegestaan bij volmacht te stemmen. De kiezer, die van bovenvermelde bevoegdheid ge bruik wil maken, doet daarvan na heden, doch uiterlijk 7 April a.s., in persoon ter secretarie van een ge meente aan de burgemeester of de door deze aan gewezen ambtenaar mededeling. Hij geeft daarbij op a. zijn naam, voormanen en geboortedatum, -jaar en plaats b. de gemeente in welker kiezersregister hij is op genomen, alsmede zijn adres of laatste adres aldaar c. de andere gemeente, in welke hij aan de stemming wil deelnemen, benevens een adres in die ge meente d. de gemeente en het adres, waar hij de hierna be doelde verklaring wenst te ontvangen. Van de mededeling om van bovengenoemde be voegdheid gebruik te maken wordt een schriftelijke verklaring opgemaakt waarop de beslissing ten aan zien van het verzoek gesteld. Na inwilliging van het verzoek ontvangt de kiezer t.z.t. behalve de oproe- pingskaart van de burgemeester der gemeente in wel ker kiezersregister hij is opgenomen, ook van de burgemeester der door hem aangewezen andere ge meente aan het door hem in die gemeente opgegeven adres een oproepingskaart. Voor de in het ongerede geraakte verklaring wordt geen nieuwe verstrekt. Axel, 9 Maart 1954. De burgemeester van Axel, Van Oeveren,, STEMMEN BIJ VOLMACHT. De burgemeester van Axel maakt bekend, dat bij de verkiezing van de leden van de provinciale staten van Zeeland een kiezer op verzoek bij volmacht kan stemmen, indien hij mededeelt vermoedelijk niet in staat te zullen zijn in persoon aan de stemming deel te nemen (in de gemeente, in welker kiezersregister hij op de dag der candidaatstelling is opgenomen). Deze bevoegdheid geldt niet voor kiezers, aan wie is tegestaan in een andere gemeente aan de stemming deel te nemen. De kiezer, die bij volmacht wenst te stemmen, moet daartoe uiterlijk 7 April a.s. een verzoekschrift in dienen bij burgemeester en wethouders der gemeente, in welker kiezersregister hij op de dag der candidaat stelling is opgenomen. Hij geeft daarbij op a. zijn naam, voornamen en geboortedatum, -jaar en plaats b. de gemeente, in welker kiezersregister hij is op genomen, alsmede zijn adres of laatste adres aldaar c. de redenen van zijn verzoek d. de gegevens, bedoeld onder a en b ten aanzien van de kiezer, die bereid is als zodanig op te treden. Bij het verzoekschrift wordt ingediend een ver klaring van de gemachtigde, dat deze bereid is als zodanig op te treden. Hij, die zich bereid heeft verklaard als gemachtigde op te treden, moet op de dag der candidaatstelling zijn opgenomen in het kiezersregister, ^waarin de naam van de verzoeker voorkomt, en bevoegd zijn tot deel neming aan dezelfde verkiezing. Een kiezer mag niet meer dan één aanwijzing als gemachtigde aannemen, behoudens dat hij een tweede aanwijzing mag aanvaarden, indien beide zijn geschied door personen, die tot zijn huisgenoten behoren. Van de beslissing op het verzoek ontvangen zowel de volmachtgever als de gemachtigde mededeling. Indien de gemachtigde overlijdt of komt te verkeren in een toestand, waardoor hij vermoedelijk niet in staat zal zijn in persoon aan de stemming deel te nemen, kan de volmachtgever uiterlijk 7 April a.s. medeling doen van de aanwijzing van een andere kiezer, die bereid is als gemachtigde op te treden. De volmachtgever is niet bevoegd de volmacht in te trekken of in persoon aan dé stemming deel te nemen. De gemachtigde ontvangt een oproepingskaart tot deelneming aan de stemming in het stemdistrict, waartoe de volmachtgever volgens het kiezersregister behoort. Voor het verzoekschrift om bij volmacht te stemmen en de mededeling tot aanwijzing van een andere ge machtigde dient gebruik te worden gemaakt van for mulieren, welke ter secretarie van ejke gemeente kosteloos verkrijgbaar zijn. Axel, 9 Maart 1954. De burgemeester van Axel, Van Oeveren.

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1954 | | pagina 3