De L.J.G-studiedagen
in „Bleije Haghe
DE TWENTSE BANK N.V.
K.N.M.I. bestaat 100 jaar
~T
1
PU
ROL 1
Weststraat 8
luidgenezin
[~Ve
Verkoudheid
f>POF. BUYS-BALLOT MAAKTE METEOROLOGIE TOT NATIONALE ZAAI
Cliiistophorus H. D. Buys-Ballot was een vasthoudend man. Die egenschap
leidde er toe, dat een observatorium dat hij in Utrecht had gesticht voor het
dirigeren en coördineren van op diverse plaatsen in het land verrichte weer
kundige waarnemingen, op 31 Januari 1854 werd overgenomen door de regering.
De meteorologie was toen een nationale zaak geworden. Want van die dag da
teert het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut, dat dus op de laatste
dag van deze maand zijn honderd jarig bestaan zal herdenken.
Prof. dr. C. H. D. Buys-Ballot, hoogleraat op dit proefveldje ligt. Deze afdeling be-
aan de universiteit te Utrecht, heeft zich na- staat pas tien jaar.
dien nog 36 jaar kunen verheugen in de bloei
van zijn instituut, waarvan hij tot zijn dood
toe, in 1890, hoofddirecteur is geweest. Al
die tijd en nog zeven jaar daarna, is het
K.N.M.I. in de Domstad gevestigd geweest,
samenwonend met de Utrechtse sterren
wacht, op één van de stadsbolwerken (Zon-
nenburg). In 1897 groeide het instituut uit
zijn enge behuizing er werd in De Bilt een
landgoed aangekocht en daarheen verhuisde
het. Sindsdien kent men het als „het KNMI
in De Bilt".
Wie er langs komt, over de druk bereden
snelweg, kan er elke middag om drie uur
(en ook elke nacht op hetzelfde tijdstip) een
witte ballon zien opstijgen. Hij is gevuld met
waterstofgas en draagt diverse instrumen
ten, waaronder een radiozendertje,dat de
door de overige instrumenten geregistreerde
gegevens omtrent de luchtdruk, de vochtig
heidsgraad en de temperatuur uitzendt. Be
neden op het terrein wordt dze uitzending
ontvangen met een speciaal soort radiotoe
stel. Elke opstijging kost 150, dat is dus
300 per etmaal.
Het K.N.M.I. zou dit werkje minuscuul
onderdeel van zijn totale programma nog
geen zeventien dagen kunnen volhouden, als
men heden ten dage nog zou moeten rond
komen met het regeringscrediet, dat men 100
jaar geleden kreeg. Want dat bedroeg, voor
het eerste jaar van het bestaan van het In
stituut, vijfduizend gulden. Op de begroting
1953—1954 is meer dan twee millioen uit
getrokken
Moeilijk begin.
Er werkten in het begin tien mensen. Vier
hunner waren wetenschappelijk gevormde
werkers, de zes overigen waren waarnemers
en klerken. En men onderscheidde het werk
eenvoudigweg in twee afdelingen, waarvan
de namen ons ietwat naïef in de oren klin
ken waarnemingen te land en waarnemin
gen ter zee.
Tegenwoordig kent het K.N.M.I. vijf af
delingen de eerste omvat de instrumentale
afdeling, de tweede de weerdienst en de
luchtvaartmeteorologie, de derde de klima
tologie en de landbouwmeteorologie, de vier
de de oceanografie en de vijfde de seismo
logie, het aard magnetisme en het ionosfeer-
onderzoek. Elk der afdelingen heeft een di
recteur, de algehele leiding is in handen van
de hoofddirecteur (thans ir. C. J. Warners).
Bij het grote publiek is de tweede afdeling
(en dan speciaal de vyeerdienst) verreweg
het bekendst. Zij is het, di o.a. weerberichten
en overzichtendienst voor de pers en de
radio verzorgt. Haar inlichtingen krijgt zij
voor het grootste deel langs radiografische
en telegrafische weg en dank zij deze snelle
communicatie-middelen kan zij ons inlichten
omtrent d weerkundige toestand in een wijde
omgeving continenten en oceanen liggen
in het gebied, dat zij bestrijkt. Zij werkt op
korte termijn de weersverwachting die zij
opstelt, is ongeveer 24 uur geldig.
H
De Klimaattuin.
Op veel langere termijn werkt bijv. de af
deling klimatologie'; jmen kan haar werk
omschrijven dis de sttudie van het klimaat-
ttype. Als ons wordt medegedeeld dat het
sinds 1908 in October niet zo zacht is ge
weest. dan komt die inlichting uit de archie
ven van de afdeling klimatologie.
Bij het woord „klimaat" denken wij meest
al in grote gebieden —men spreekt immers
over het klimaat in de tropen en het klimaat
in de gematigde luchtstreken. „Klimaat" is
echter een begrip zonder een bepaalde om
vang: men mlerkt dat als men een bezoek
brengt aan de „tuin" van het KNMI. Daar
op een akker vlak langs de straatweg U-
trecht-Zeist, bedrijft men de landbouw-me-
teorologie. Daar bestudeeert men het kli
maat van een veldje aardbeien of van een
perceel bonen. Speciale thermometers, voch
tigheidsmeters en instrumentjes om de wind
snelheid te bepalen, staan hier opgesteld
tussen het gewas en aan de hand van die
metingen besttudeert de landbouwmetereo-
loog de omstandigheden waaronder een en
ander het best gedijt.
In de afgelopen 24 uur was de situatie
critiek voor het optreden van aardappelziek
te is een mededeling waarvan de oorsprong
Boven en in zee.
Maar niet alleen het land, ook de zeeën
zijn voorwerp van meteorologische studie.
Men heeft de (vierde) afdeling, die zich daar
mee bezig houdt, gesplitst. De tak van we
tenschap, die men maritieme meteorologie
noemt, interesseert zich voor de klimaten,
die men boven grote watervlakten vindt,
de oceanografie daarentegen houdt zich be
zig met wat men het klimaat over water zou
kunnen noemen. Zeestromingen, temperatu
ren van het zeewater in de diverse stroken
en in de diverse tijden van het jaar en soort
gelijke gegevens worden hier onderzocht.
Zoals men in de dampkring de luchtstromin
gen observeert, zo onderzoekt men ook, wel
ke stromingen zich onder water voordoen en
men tracht zich aldus een beeld te vormen
van wat men de „waterhuishouding" van
het zeebassin noemjt.
Doch er is op onze planeet nog meer dan
water en land alleen ook de aardkorst zelf
is voorwerp van studie. De aardkorst is niet
in rust. zij is in voortdurende, zij het langza
me beweging. Doch soms wordt het daarin
heersende evenwicht ruw verstoord en er
treden aardschokken of aardbevingen op.
Als dat gebeurt, beginnen in het seismogra-
fisch paviljoen van het KNMI in de Bilt
de pennen van de sismografen te trillen. Op
beroette roterende trommels tekenen zij een
grillig lijnenspel en aan de hand van zijn
kennis omtrent de eigenschappen van de
golven waarmee deze beweging zich door
de aardkorst voortplant, kan de ingewijde
nagaan waar de betrokken aardbeving zich
heeft voorgedaan.
Het KNMI heeft in Nederland twee fili
alen: in de havens van Amserdam en Rotter
dam. Dee vier z.g. hoofdstations zijn geves
tigd in Den Helder, Vlissingen, Eelde (vlieg
veld) en Beek(L), waar 48 maal per dag
waarnemingen gorden gedaan, op dertig
andere stations worden 3 maal per etmaal
waarnemingen verricht (door niet-meteoro-
logen) en tenslotte zijn er dan in ons land
nog de 300 regenstations waar iedere dag de
regenmeter wordt afgetapt.
Nederland telt echter nog een station, dat
ook onder het KNMI ressorteert, maar dat
niets met het weer te maken heeft. Dit is
het aardmagnetische station te Witteveen
in de binnenlanden van Drentewaar men
aan de hand van de afwijking van vrij opge
hangen kompasnaalden de fluctuaties in het
magnetisch veld der aarde constateert.
Groot bedrijf.
Zo is in die honderd jaar het Koninklijk
Nederlands Meteorologisch Instituut een in-
sttelling geworden, die veel meer omvat, dan
de twee afdelingen voor „waarnemingen te
land" en „waarnemingen ter zee". Laatstge
noemde is overigens nog altijd zeer omvang-
rijkDoor 180 koopvaardijschepen in alle zee-
en worden door de stuurlieden waarnemin
gen verricht, die later in de Bilt worden ver
werkt tot atlassen, die de zeeman inlichtin
gen verschaffen over wind- en zeestroming
en dergelijke op de door hem bevaren wa
teren.
Een uitgebreid instrumentarium dat de
meest uiteenlopende apparaten bevat, deels
op het KNMI zelf vervaardigd; een uitste
kend geoutilleerde werkplaats staat de eers
te afdeling ten diensthelpt de meteoroloog
of hij zich nu bevindt op een schip in de In
dische Oceaan, bij de poldersluis te Rams-
pol, op het lichtschip Terschellingerbank of
tussen de bonenstokken in De Bilt, de me
tingen te verrichten, die nodig zijn, opdat
het werk wetenschappelijk verantwoord is.
Er zijn op het KNMI en zijn hoofdstations
altijd mensen aan het wérk. De waarnemin
gen gaan steeds door. de gegevens van een
netwerk van stations in Nederland, in Eu
ropa en in andere werelddelen, ratelen con
tinu via een batterij telex-apparaten de weer
kamer binnen, het domein van de weer
dienst.
En daar komt dan tot stand, wat wij ie
dere dag in onze krant lezen of uit onze luid
spreker horen: „De weersverwachtting, gel
dig tot morgenavond luidt Let wiel,
zei mij een hoge functionnaris van „De Bilt"
eens, het is een verwachting en geen voor
spelling. Wij zijn wetenschapsmensen en
geen helderzienden.
Marius Bronswijk.
van neus, keel of borst,
snuift en wrijft U weg met
o°
O
v sV' <tV
e$ q
Zitdag AXEL
verplaatst van NOORDSTRAAT 6 naar
met ingang van DINSDAG 26 JANUAEI a s
ü"idzuü7erheid-Huidge2ondf
Ook filialen.
9 VI
Ruim veertig leden van de Landbouw-Jongeren-
gemeenschap (van beiderlei kunne) uit alle delen) van
onze provincie kwamen Donderdagnamiddag ander
maal in „Bleije Haghe" bijeen om in de geest van
de Volksuniversiteiten een drietal dagen te wijden
aan het wel zeer actuele probleem (want dat is het
voor onze streek speciaal) van landbouw en industrie.
Een commissie van ontvangst, bestaande uit mej.
A. N. de Feijter en de heer J. W. de Putter nam de
„honneurs" waar van de verwelkoming van de drie
daagse gasten en toen te 6 uur het gans voltallige
gezelschap zich aan een uiterst gezellige en welvoor
ziene koffiemaaltijd verenigde, was het weer de heer
Ad. Döeleman uit Dreischor, die als voorzitter na
mens het hoofdbestuur allen in een bondige maar
geestig gekruide toespraak verwelkomde en hoopte
op een even prettige sfeer en even vruchtbaar ge
meenschappelijk samenzijn, als bij de vorige bijeen
komst van die aard in deze fraaie en gezellige Jeugd
herberg.
Des avonds trad ter inleiding van deze studiedagen
op de heer Ir. C, A. L. Horstman, voorzitter van de
Kamer van Koophandel voor Zeeuwsch-Vlaanderen
en directeur der Ned. Spiegelglas- en Superfosfaat-
fabrieken te Sas van Gent.
Deze spreker behandelde diverse facetten van dit
vooral voor deze streek tot „spanningen" aanleiding
gevend probleem,d at hij eigenlijk zou willen verge
lijken met een huwelijk waarin de één de ander helpt,
maar waarin toch zoals ook in de beste huwelijken
steeds blijkt telkens wrijvingsvlakken zijn aan te
wijzen.
Daarna schetste hij de ontwikkeling van de industrie
meer speciaal in Zeeuwsch-Vlaanderen vanaf de be
ëindiging van de meekrapteelt tot op de huidige dag.
Langs de weg van de speculatieve suikerfabrieken
(aanvankelijk) kwam men door de boeren-coöperatie
tot een andere vorm van fabricatie en spr. ging op
deze ontwikkelingsgang door tot aan de stichting van
de eveneens op de landbouw goeddeels ingestelde
superfosfaatfabrieken, die door hun hulp aan de land
bouw evenajs de ammoniakfabrieken. (door- middel
van meststoffen, resp. stikstoffen) van ontwijfelbaar
belang zijn.
Het bevolkingsoverschot.
Hij schetste verder hoe ook de ontwikkeling van
laboratoria en de peniciline-productie hieraan bete
kenis geven en noemde verder ook nog de industrie
die meer in de richting van Hulst aan het vlas zijn
bestaan dankt (textielproducten).
Wij moeten ons in Nederland steeds maar weer
beraden op het bevolkings-surplus van 30.000 mensen
per jaar alleen in de landbouwsector.
De jaarlijkse aanwinst van 7000 ha, grond wordt
door het benutten hiervan voor verschillende doel
einden jaarlijks met 2000 ha. verminderd en gesteld
dat de vier Zuiderzeepolders geheel voltooid waren,
dan zouden hierin totaal 150.000 mensen tewerk ge
steld kunnen worden.
Emigratie of industrialisatie.
Slechts deze oplossingen liggen voor de hand en de
consequentie hiervan is de investering van enorme
kapitalen, waarop wij de industriële afzet in eigen land
voor een groot deel dienen te baseren, want Amerika
eist wel dat wij onze eigen grenzen in Europa ope
nen, maar weert zelf de meeste onzer producten.
Verder schetste spr. de drang der regering vooral
juist daar waar de bevolking het grootst is industrie
te vestigen. Een ander feit is dat juist op het terrein
van de textiel, de stikstof en de suiker de grootste
Het arbeidverloop.
Eén van de meest tot „spanningen" leidende aan
gelegenheden is wel het arbeidsverloop. De lonen die
in de landbouwbedrijven konden worden betaald wa
ren daarvan de laatste tijd vooral de oorzaken.
Hoeveel er ook is dat in dit „huwelijk" (het samen
gaan van industrie en landbouw) voor bestendiging
pleit, men ziet dat er wel eens ruzie heerst.
De gebondenheid der ii|lustrie.
De industrie is bovendien volledig gebonden aan een
acht-urige werkdag en betaalt geen lonen van 12
tot ƒ14 die tot gevolg hebben dat b.v. een spinnerij
als hier te Axel vanwege de seizoen-arbeid in het
landbouwbedrijf geen voldoende benodigd vrouwelijk
personeel weet aan te trekken.
Spr. meende hiermede voldoende facetten te heb
ben aangesneden tot het stellen van een viertal geheel
uiteenlopende vraagpunten betrekking hebbend op het
behandelde.
De aanwezige L.J.G.-ers splitsten zich daarop in
een viertal groepen, zodat deze punten na de pauze
een uiterst vruchtbare behandeling en uitvoerige be
spreking ten deel vielen, die de aard van deze materie
nog aantrekkelijker bleek te maken en die neerkwa
men op het aanwijzen van diverse tegenstellingen, de
practische kanten, de uitwassen en zelfs ook de ver-
keersvraagstukken aanbelangden.
Na afloop hiervan kreeg ir. Horstmann nog de ge-
legertheid zijn taak als gastheer in te leiden met een
populaire uiteenzetting van de constellatie van de
door hem geleide industrie te Sas van Gent, die Vrij
dag door de deelnemers is bezocht en waarop wij in
een volgend nummer terug komen.
Tenslotte bracht dhr,- Doeleman dank aan spreker
en inleider voor zijn op (spiegel)glasheldere wijze
gehouden causeerie.
De industrie bracht een omwenteling op
het bedrijf en in huis.
Dit onderwerp behandelde Vrijdagochtend de heer
J. W. Scheele uit Boschkapelle. Spreker schetste de
enorme groei van de industrie in de laatste decennia,
een groei die wij bijna niet meer bij kunnen houden
want nauwelijks is het een geperfectionneerd of het
andere weer nieuwere, betere of snellere vraagt al
weer de aandacht. De industrieën wilde de heer
Scheele onderscheiden in de industrieën waarin de
boer directe zeggenschap heeft, dus de coöperatieve
fabrieken op landbouwgebied de industrieën waarin
de boer nog wel enige zeggenschap heeft doordat hij
er leverancier is (van vlas, bieten e.d.) of afnemer
(machines, wagens, gereedschappen) ten slottte de
industrieën waarmede de boer in he geheel geen con
tact heeft.
De coöperatieve fabrieken kunen moeilijkheden ge
ven omdat zij een totale omschakeling vragen. Immers
is de boer van huis uit geen industrieel, zomin tech
nisch als financieel gezien en dit kan tot moeilijk
heden aanleiding geven. Overigens mogen de Neder
landse coöperatieve fabrieken met ere worden gemeld.
Het arbeids- en sociale probleem.
De groei van de industrie die vooral na de oorlog
enorm is, schept tal van problemen. Zo vragen de uit
breidende industrieën steeds meer grond en eisen zij
betere wegen, grotere vliegvelden enz., waardoor onze
gehele winst aan land weer op deze manier teloor gaat.
Er bestaat dus voor de landbouw niettegenstaande
nieuwe inpolderingen geen uitbreidingsmogelijkheid.
De evolutie is zeer snel gegaan en onze vaders en
grootvaders hebben nog gewerkt in een tijd dat het
paard de enige niet-menselijke werkkracht was en
vrijwel alles (zaaien, oogsten, dorsen enz.) met de
hand gebeurde. Er was in die tijd contact met de
dorpsambachtslieden die alle gereedschappen voor het
bedrijf vervaardigden. Met hen besprak men de moei
lijkheden en zocht gezamenlijk naar verbeteringen. En
zo vormde zich de ware dorpsgemeenschap, waar men
samenleefde en de boerenbruiloften, de koopdagen enz
hoogtepunten waren1 waarin men allen meeleefde en
die een eigen sfeer hadden die ook kunstenaars in
spireerde
De mechanisatie en industrialisatie heeft dit alles
doen verdwijnen. De meer behoudende boer die min
acht end over de tractor en de nieuwe werkmethoden
sprak, heeft het offer moeten brengen. Langzamerhand
bemerkte hij, dat hij met zijn oude methoden niet meer
meekon, er was geen plaats meer op het land voor
het paard en ook op de weg moesten paard en rij
tuig het veld ruimen voor de techniek. Ook de meest
behoudzuchtige heeft het offer moeten brengen, zich
van het oude te distancieren en te leven in een
nieuwe wereld, de wereld der techniek.
En nu zult u als jonge mensen zich afvragen
Was dit een offer Het waren toch alle verbeteringen
die leidden tot minder zwaar werk en hogere op
brengsten. Inderdaad in die zin hebt ge gelijk, maar er
werd een ander offer gevraagd De eigen sfeer ver
dween, deugden als eenvoud en spaarzaamheid zijn
op de helling geraakt. Ook de meubelen zijn niet meer
als vroeger solied en degelijk, thans koopt men glan
zend maar waardeloos triplex. Zo heeft dus de voor
uitgang op technisch gebied stellig ook weer zware
schaduwzijden en men mag hetgeen hier teloor ge-
gaan is stellig voelen als een offer.
In de historie leefde op het platteland een bevol
king, waarop men in vroegere tijden ook politiek ge
zien steeds rekenen kon. Behoudend en stabiel van
aard en steeds het gezag erkennend. Een bevolking
van waaruit door alle tijden heen geput werd voor
de hoogste posten in den lande en die daartoe in
staat bleek. Laten wij hopen en ijveren dat als deze
tijd historie zal zijn geworden hetzelfde gezegd zal
kunnen worden, aldus besloot de heer Scheele zijn aan-
dachtig beluisterd betoog.
Na de rede van de heer Scheele had een breed
voerige gedachtenwisseling plaats over verschillende
punten uit zijn causerie, vooral over de „levensstijl"
en de „sfeer" ten plattelande, (Slot volgt)
sL. <6