AXELSCHEi courant Van chinese tijdrekening tot heden 1 GOUDLAND HET VERGETEN Oudejaarsavond Niet lang geleden telde een Hollandse week 10 dagen NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD Verschijn! iedere VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN Woensdag en Zaterdag Drukker-Uitgeefster: Firma J. C. VINK Adres Redactie en Administratie: AXEL Markt 12 Postbus 16 Tel 56§ Hoofdredactie: T. C. VINK-van VESSEM v feuilleton. Frankering bij Abonnement Axel. DINSDAG 1 JANUARI 1952 66e JAARGANG No. 26 - L Abonnements prijs Losse nummers Kwartaal abonnement Axel binnen de kom fi Alle andere plaatsen ln Nederland en Ned. Indiè fl. Buitenland U. - Advertentieprijs 7 cent per m.m. Ingezonden Meaedeellngea 20 cent per m.m. Kleine Adverteutiên 8 regels) 1 5 regels 60 cent. Iedere regel meer 12 cent extra. De mens heeft blijkbaar reeds altijd de neiging gehad het verstrijken der dagen en het steeds weer terugkeren der seizoenen te gaan berekenen. Reeds uit de oudste tijden zijn ons tijdrekensysteinen be kend, welke aardig met de onze overeenkomen Uit de tijd, waarvan wij nog geen geschreven be richten hebben, weten wij dat de Chinezen een jaar telling hadden, waarin het jaar bestond uit 360 dagen Hieraan kwamen zij er enkele tekort en daarom waren er van iedere 19 jaren, twaalf ge wone jaren en zeven met 13 maanden. De Babyloniërs hadden reeds 3000 jaar v. Chr. een tijdrekening waarbij het jaar uit 354 dagen be stond, zijnde twaalf maanden van afwisselend 30 en 29 dagen. Bij afwijking van de zonnestand werd er willekeurig een maand ingelast of uitgescha keld. Zij maakten het zich dus al erg makkelijk. Ock de Grieken werkten met jaren van afwisse lend 12 en 13 maanden. De Egyptenaren hadden het jaar nog het beste berekend. Zij hadden een jaar van 365 dagen en dat in ongeveer 5000 jaar v. Chr De Turken hadden ook een afwijkende ka lender, doch zijn in 1916 tot de normale grego riaanse overgegaan. De Joden en Mohammedanen hebben nog steeds een afwijkende kalender. Bij de Joden zijn de maanden afwisselend 29 en 30 dagen en ook de lengte van het jaar is niet ge lijk. De Mohammedanen volgen een systeem, waar bij zij in 30 jaar 11 maal een dag inschakelen. In weerwil van de officieel ingevoerde Grego riaanse tijdrekening, kennen wij ook hier in ons land een andere rekening, waar de meesten van ons misschien niet eens aan denken. Het is n.l. het kerkelijke jaar. Het jaar begint hier, bij de eerste adventszondag, dat wil zeggen bij de eerste van de vier Zondagen die aan Kerstmis vooraf gaan. Het kerkelijk jaar 1952 ving dus aan op Zondag 2 December cn loopt tot en met Zaterdag 29 November 1952, want op Zondag 30 November 1952 gaat het kerkelijk jaar 1933 in. 365.2425 DAGEN. Het woord kalender is afgeleid van het latijnse calendae, hetgeen de eerste dag van een maand betekent. In onze streken heeft men reeds sinds lange tijden de zogenaamde Gregoriaanse kalender in gebruik. Tot deze tijdrekening nam Paus Gre- gorius XIII in 1582 het initiatief. Dit is het ons welbekende systeem van het jaar van 365 dagen en het invoeren van een extra dag in elk vierde jaar, behalve van de eeuwjaren, die niet door 4 deelbaar zijn. De moeilijkheid van een goede ver deling van het jaar in onderdelen, die men b.v. dagen, weken en maanden noemt, zit in het feit, dat een jaar om precies te zijn uit 365,2425 dagen door H. W. VAN B R A K E L 69) De kapitein lachte zacht voor zich heen. Toen zei hij ,,Ik mag het wel haast voor zeker aan nemen, dat een van mijn voorouders achter dit hele spookverhaal heeft gezeten, louter en alleen om nieuwsgierige inlanders de stuipen op het lijf te jagen en bij het ravijn vandaan te houden. Je hoeft dus geen gevecht of iets dergelijks te ver wachten. Kijk maar naar mij Ik ben even springlevend als jullie beiden, hoewel ik twee maal per jaar hier kom. Het enige gevaar, waar voor ik wel heb te waarschuwen, zijn de ver raderlijke wortels, die over het pad groeien. Het wordt een snel afdalen, langs een zeer steile wand. Kijk dus uit, dat jullie de neuzen niet bezeert, wanneer je onverwacht toch met je voet ergens achter mocht blijven haken en je de kans loopt een salto te maken. De weg terug zal vanzelfsprekend langer duren, daar we deze steile wand te beklimmen hebben dus dat wordt een pracht van een oefening." Ze volgden het bospad gedurende enige minu ten, waarin niet meer werd gesproken. Toen bleel de kapitein voor de dichte begroeiing staan en boog de takken uiteen. „Nu gaan wij hier naar beneden I Uitkijken waar je loopt, hoor. Ik zal voorgaan." Hij verdween in de dichte vegetatie, moeizaam gevolgd door de beide anderen, die zich door het net werk van verstrengelde takken en bladeren heen worstelden. Tien meter verder glooide een smal bestaat, dus uit afgerond 365l/i dag. Een behoor lijke verdeling is er dus niet te maken en zo zal men altijd moeten blijven werken met het in voegen van dagen. DE FRANSE KALENDER. Korte tijd is er ook nog een geheel afwijkende tijdrekening in gebruik geweest en nog niet zo lang geleden, het was tijdens de eerste Franse re publiek. Volgens deze kalender werden de jaren geteld van 22 September 1792 af, de dag van de proclamatie van de republiek. Alles was zeer sim pel opgebouwd. Het jaar telde 12 maanden van ieder 30 dagen. Men kwam hieraan 51/2 dag te kort en dit hief men op, door wanneer de '12 maanden om waren vijf z.g. aanvullingsdagen toe te voegen. Eenmaal in de vier jaren waren dit er zes. Iedere maand wa3 verdeeld in drie perio den van 10 dagen, die Décade genoemd werden en dienst deden als week. - Men had toen dus weken van 10 dagen, waar van de dagen alle verschillende namen droegen, n.l. Prïmidi, Duodi, Tridi, Quarditi, Quanditi, Sextidi, Septidi, Octidi, Nonidi, Decadi. Hetgeen neerkomt op een eenvoudig Frans een, twee, drie. De week van 10 dagen bleek in de praktijk toch niet zo handig en reeds op 31 Maart 1802 werd die afgeschaft en voerde men de zevendaagse week weer in. Men heeft toen nog een tijdje voortgesukkeld met de nieuwe kalender, doch op 9 September 1805 besloot de Franse senaat om de oude Gre goriaanse kalender op 1 Januari 1806 weer in te voeren. Dit republikeinse systeem heeft dus ruim 13 jaar bestaan en heeft niet voldaan. EEN WERELDKALENDER. Reeds geruime tijd wordt er propaganda gevoerd voor het invoeren van een voor alle jaren gelijke en naar zijn indeling volkomen regelmatige we reldkalender. Deze verdeelt het jaar in vier ge lijke kwartalen van ieder 91 dagen, onderverdeeld in 13 weken. Ieder kwartaal begint dus met een Zondag en eindigt op een Zaterdag. Hierdoor zal het jaar ook steeds met een Zondag beginnen. Door de eerste maand 31 dagen te geven en de tweede en derde ieder 30, komt men in drie maanden pre cies aan de 91 dagen, welke nodig zijn. Het jaar bestaat dan uit 364 dagen, waaraan men er dus steeds een tekort komt. Hier heeft men ook iets op gevonden. Aan het eind van elk jaar wordt een extra dag ingelast, een z.g. naamloze dag. Want aangezien het nieuwe jaar op Zondag moet beginnen en de laatste dag van December een Zaterdag is, heeft men voor deze in te voegen dag geen naam en noemt men die W, afkorting voor paadje, nauwelijks een halve meter breed, onder een helling van minstens 40 graden. Het was een vochtige, humus-achtige bodem. De sterke geur van rottende bladeren prikkelde de slijmvliezen. Het pad was in zig-zaglijn langs de helling uit gekapt. Desondanks kostte het de jongelui ta melijk veel inspanning om hun tempo vast te hou den cn de pas niet te versnellen, of te vergroten, wat hoogstens in een hollen zou zijn ontaard en eindigen kon in een valpartij. De daling duurde meer dan een half uur, waarna de schemer van het woud allengs meer werd terug gedrongen door het licht in het naderende dal. Naarmate ze vorderden, zagen ze het zonlicht door de takken der onderste bomen filteren. Het wilde kantwerk der dunnere takken en twijgen, etsten zich als filigraan tegen de bodem van het groene ravijn, dat minstens twee kilometer lang en driehonderd meter breed bleek te zijn. Het strekte zich als een verzonken weide tussen de omhoog torenende rotswanden, die het omringden. Het was een schouwspel van woeste schoonheid, een prae-historische tuin van verlorenheid, bedekt door een welig tapijt van hoog groen gras, het zogenaamde alang-alang. Hecht tegenover hen verrees een nieuwe berg wand, steiler en hoger dan die, waarlangs men zo even was afgedaald, üe vegetatie was daar nóg dichter, ja scheen bijkans ondoordringbaar. „Daar ligt nu de goudberg," legde de kapitein uit, met zijn bergstok voor zich uit wijzend. „De helling, waarlangs wij naar heneden gekomen zijn, is één der uitlopers er van. Het centrale punt ligt daar. Wij zullen er nu naar toe gaan." Zij staken het ravijn dwars over. Edouard keek gespannen rond. „Voor ons ligt het zogenaamde Ophir-hoofdrif," verklaarde de gezagvoerder. „Het heeft een ver- Zijn de cudejaarsavonden van nu dezelfde, die de thans ouderen in hun jeugd hebben gekend Vroeger was oudejaar het moment van bezinnine de avond, waarin wij terug zagen op een periode die ten einde liep en waarin wij plannen maak ten cn dromen koesterden over een nieuwe pe riode die begon. De tijd ging door en wij mochten treuren over hen, die waren heengegaan en weemoedig gestemd zijn over het onverbiddelijk voortschrijden van ons eigen leven, maar toch, de oudejaarsavond was door rust omringd. Wij konden berouw heb ben over fouten, die wij in het afgelopen jaar hadden begaan, wij konden verzinken in teleur stelling over plannen die niet waren verwezen lijkt, over ongunst of ongeluk, die ons hadden getroffen, maar als de klok van twaalf had ge slagen, dan ging er toch weer iets open, dan druk ten wij, al waren wij nog zo somber geweest, onze huisgenoten ontroerd de hand en wij gaven toe aan de menselijkste van alle menselijke eigen schappen, een eigenschap die geformuleerd is in het aloude spreeekwoord „Hoop doet leven i" Maar nu Het lijkt ons wel of wij iedere dag vertoeven aan de rand van een catastrophe. Het nieuwe jaar komt niet met een nieuw perspectief. Er is, behalve het beruchte ijzeren gordijn, waar over wij dagelijks in de couranten lezen, een on doordringbaar gordijn tussen heden en toekomst. „Zal 1952 het oorlogsjaar worden zo vragen velen zich angstig af. En ook, indien wij tegen de ramp van een oorlog blijven behoed, wat geeft de toekomst dan nog voor mij, in mijn zaken, in mijn beroep, in mijn financiën En de, jeugd stelt de vraag „Is er plaats voor mij f Zal ik slagen in deze overvolle samenleving Oudejaarsavond 1951 is niet een rustpunt in een gestadige ontwikkeling, het is een datum die ons overvalt tussen de jacht der na-oorlogse jaren. Datgene, wat wij op de Oudejaarsavond plachten Ie doen een overzicht houden van hetgeen er in het afgelopen jaar geschiedde, dat doen wij nu dagelijks. Wij zijn dagelijks bezig met de wereld, met ons zelf, met de toekomst. Deze {Onstuimige, overrompelende tijd is niet meer in Wereldvacantiedag. Éénmaal in de vier jaar zit men ook met het probleem van nog een extra dag. Dit hoeft men opgelost door precie3 op de helft van het jaar, dus 11a Zaterdag 30 Juni, nog zo'n W-dag ir, te voeren. De tweede helft van het jaar begint dan gewoon weer met Zondag 1 Juli. Door zijn regelmatige indeling heeft drt type van tijdrekening volgons zijn voorstanders veel voor op de huidige en men wil, wanneer het zou lukken deze tijdrekening over de gehele wereld invoeren, nee is een onderwerp, dat reeds bi] de Verenigde Naties aanhangig is gemaakt. ticale stand, is ongeveer tweeduizend meter lang cn ruim honderd meter dik. Drie meter boven het maaiveld, hebben wij om de honderd meter tunnels gedreven in de breedterichting van het hcofdrif. Wij zullen nog minstens vijf jaar werk hebben, alvorens wij met het boren en exploi teren van die tuunels klaar zijn. Daarna gaan wij in die tunnels weer dwarsslagen maken over de volle lengte van het rif. Doch daarmee is een nieuw werkprogramma gemoeid. Dat kan voor lopig nog even wachten. Momenteel halen wij ge dogen goud uit het vaste gesteente." „H( eveel wint U op deze wijze?" informeerde de ingenieur, die met stijgende belangstelling had geluisterd. „Zoals ik momenteel werk, dat wil zeggen op primitiev; wijze door het loshameren en afschil feren van het gesteente op die plaatsen, waar de ertsaders lopen en aan de oppervlakte liggen wel, daar halen wij een ton of vijf gemiddeld uit twaalf ton quarts. Ik meen, dat ik je dat al ceiöer hei) gezegd. De waarde daarvan bedraagt circa dtic millioen "dollar. Het is de productie van een kwartaal ingespannen arbeid. Een mo dern opgezet winniugsplan, met moderne appa ratuur en een bekwame technische staf, zou de productie natuurlijk kunnen opvoeren tot een fan tastisch bedrag. Ik wil van mijn concessie echter geen wereldconcern maken. Indien ik tot een mo derner werkwijze zou overgaan, dan beoog ik slechts ren sociaal doel het lenigen van stille nood en armoede, van sociaal onrecht en strijd tegen verdrukking. Indien het goud slechts doel is, wordt het een vloek en rust er nimmer zeger op. Zodra het slechts middel is en dan alleen om goede werken mee te verrichten dan kan het een zegen worden." Al pratende waren de kapitein en zijn gasten overeenstemming met de statige ebbe en vloed der jaren, de evenmaat is weg, die aan het som berste leven een onbewuste vertroosting gaf. Wij spraken het woord vertroosting uit. Kan nen wij, ondanks alles, een gelukkige Oudejaars avond vieren V Kan het „Heil en Zegen" dat wij elkaar toewensen in vervulling gaan Wij 'denken op deze Oudejaarsavond aan het woord i van de zionistenleider Herzei „Niets gebeurt er in het leven, noch zoals men hoopt, noch zoals men vreest". Ook niet zoals men het vreest. De gang der geschiedenis is altijd anders dan j zoals wij hem afleiden uit de feiten. Er kunnen verrassingen komen, ook ten goede. Wij zijn in 1951 door ernstige crisissen heengegaan nog bleef de oorlog uit. Ee er zijn enkele tekenen die moed geven. Wel staan de staatslieden elkaar uit te schelden in de internationale vergaderzaal, maar telkens herkrijgen wij de indruk, dat zij blijven opzien tegen de ontzettende verantwoordelijkheid, j Maar de gelovige mens behoeft geen vertroos ting uit staatkundige veronderstellingen. Hij vindt zijn rustpunt in het besef, dat er een Hogere Macht is, die het mensenlot bepaalt. Hij versaagt niet, ook in de barre tijden die wij beleven. En hij komt op da Oudejaarsavond tot de enige gezindheid, waarin hij moet worden gevierd, die van het Godsvertrouwen. Wij behoren op de laat ste avond van het jaar niet angstig cn ook niet balorig te zijn. Wij behoren eindeloos dankbaar te zijn voor wat wij nog behielden en wij behoren in het nieuwe jaar dat ingaat, ons te wijden aan het nieuwe leven in onderwerping aan wat een Hogere Wil bepaalt Deze jaren zijn jaren van smart, maar ook jaren j van een nieuwe wereldwording. Meer dan in de oudejaarsavonden van het verleden vermogen wij thans de vliedende tijdstroom te zien in het licht van een veel omvattende historische cooseptie. Neen, wij willen het beter zeggen onder de schijn van de Eeuwigheid En is niet eigenlijk de diepste zin van een oudejaarsavondviering, dat wij ons bij het meten van de tijd, verheffen tot die Ilcstendige Waarde, welke nooit zal vergaan j Dr. P. H. Ritter. Resumerende komen wij tot de conclusie, dat er ook wat de kalender betreft, niet veel nieuws onder de zon is, want reeds van d; oudste tijden werkte men met een week van zeven dagen en men heeft steeds gesukkeld met in te voeren da gen, om gelijke tred te houden met de seizoenen. Ook in het nieuwe systeem van de wereldkalender heeft men dit euvel niet kunnen ondervangen. Zo blijkt het kalenderprobleem er een te zijn, dat men ook in onze moderne tijd nog niet tot een bevredigende oplossing heeft kunnen brengen. K. M. de overzijde van het ravijn genaderd. Een hol klinkend gehamer en geklop drong steeds dui delijker tot hen door. „Hoor maar eens, hoe ze bezig zijn," vervolgde kapitein van der Decken met een onmiskenbare voldoening in zijn stem. „Zie je al, waar ze zitten De menselijke spechten waren echter onvind baar, vanwege het dichte groene warmoes, waar mede de rotswand overdekt was. Op een fluit signaal van hun gastheer, zagen Lucienne en Edouard plotseling enige beweging, enkele meters boven de grond, waarna een hoofd tussen de bladeren verscheen, dat nieuwsgierig omlaag keek. Eerst nu bemerkte de ingenieur een kleine berg van ertspuin, gedeeltelijk gemaskeerd door het alang-alang. „Laat de ladder eens zakken, jongens 1" riep de kapitein in het Engels. De man boven wenkte met zijn hand, ten teken, dat hij het begrepen had. Enkele ogenblikken later werd -een bamboe- ladder omlaag gelaten. „Ik zal jullie even voorgaan naar boven." Lenig wipte de kapitein bet smalle wankele geval op. Lucienne volgde hem en na haar kwam ook Edouard naar boven. Ze bevonden zich thans in een smalle gang, zowat anderhalve meter breed en ongeveer twee meter hoog. Deze gang, of tunnel werd geschraagd door mijnst'utten cn voer de minstens zestig meter de bergwai d in. Om de drie meter gloeiden electrische lampjes, ge voed door een accumulatoren-batterij, die weer geladen werd door een klein verplaatsbaar motor- aggregaat, dat buiten onder een afdakje van blik- platen, gecamoufleerd met pisangbladeren, stond opgesteld. De man, die de ladder had neergelaten stond in de gang het gezelschap op te wachten. (WordW vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1952 | | pagina 1