Gwee iïïensen om „Drie mensen"
De duikers van de Koninklijke
Marine.
(DE PRACTIJK).
Door A.D.B. S.D. I K.M.R.
G. A. Schriever.
„Kbatie-mijnen voor de kusl van Bloe
mendaal."
„Het vlotkomen van de „C. A. Banck", de
te Bloemendaal gestrande Zweed, zal straks
belemmerd worden door een mijnversper-
ring, die ongeveer 300 meter voor de kust
ligt. Deze, door de Duitsers gelegde ver
sperring bestaat uit zgn. „Khalie-mljnen*
blokken cement met een springlading van
50 kg., die zich op de bodem bevinden.
Op iedere mijn staat een ijzeren driepoot,
waarvan de uiteinden op 1 meter onder de
waterspiegel bij elkaar komen. Hierop is de
stoorhoorn aangebracht.
Op het Bureau van de Chef mijnen
opruimdienst van de Kon. Marine, Ltz. 1.1.
Q. Dasia, ligt een foto-copy van een kaart
uitgespreid. Het is een document uit de
geheime Duitse archieven, versierd met
adelaar, hakenkruis en „Deutsches Reich".
De kaart bevat de Nederlandse kust van
IJmuiden tot Hoek van Holland, met daar
voor in zwarte lijnen aangeduide mijnen-
gebieden, de zgn. „K" versperringen. Voor
Bloemendaal springt een rode potlood
krabbel in het ooghet is de „K 9a", een
versperring, die het gestrande Deense
vrachtschip „C. A. Banck", bij eventueel
vlotkomen, in de weg zal liggen.
De M.O.D.-Party, die kortgeleden de
opruimingswerkzaamheden in de Brielse
Maas beëindigde, zal nu dit karweitje gaan
opknappen.
Een vroege juni-zon keek zojuist over
de Bloemendaalse duinen en streek haar
eerste stralen over de grauwe huid van de
„C. A. Banck", die op een oor rust in een
rul strand. De dragline puft weer regel
matig, dikke pijpleidingen braken opge
slorpt water en zand uit achter de ring van
zandzakken.
Inmiddels worden een honderdtal meter
noordelijk enkele zware marinetrucks
gelostrubberboten, drijfzakken, duiker
pakken en zwemvesten. Onder leiding van
de Ltz. II Chr. Volkers uit Middelburg en
Ltz. 11 E. W. Kareis uit Brrskens, zal deze
M.O.D.-Party, bestaande uit 5 onderoffi
cieren, 43 chauffeurs, matrozen en stokers,
trachten de „K 9a*-versperring te ruimen.
De rubberboten worden opgepompt, de
mannen steken zich in oliegoed. Ltz. II
Volkers zoekt paal 62, een eenzame politie
agent wandelt langs een nog eenzamer
strand. In het tentenkamp tegen de duinenrij
komt wat leven, als de eerste bakkersjongen
zich daar met een straatdeun (met nu en
dan een onderbreking vanwege hei rulle
zand) aanmeldt.
Tien rubberboten liggen klaar om hun
karwei te beginnen, een voor een worden
ze tot vlak bij het water gesleept, twee
mannen zitten aan de riemen, een derde
staat klaar om het bootje af te duwen. „Ja,
daar komt een roller....*
Het voorste gedeelie vau de rubberboten
gaat omhoog, een duw en een sprong, en
met een forse ruk aan de riemen scheuren
de mannen zich door de schuimende bran
ding. Als alle boten door de branding heen
zijn, gaan ze in frontlinie liggen, twee aan
twee verbonden met een lijn. Een lange
sleepkabel, waarvan de twee uiteinden door
de twee uiterste boten getrokken worden,
sleurt over een fengte van 50 meter over
de zanderige bodem en zal blijven haken
achter voorwerpen, die zich op de bodem
bevinden.
„Scheuren jongens", schreeuwt de boots
man en veertig handen trekken het hele
flotllle over de spelende golven zuidwaarts.
Op het strand wordt intussen de eerste
duiker aangekleed in een zgn. „P*-pak.
Dit is een duikerpak, dat, i.i tegenstelling
met het zgn. „Standaard"-pak gemakkelijk
en soepel is. De duiker kan zich hierin
betrekkelijk vrij bewegen. Bovendien heeft
het „P"-pak eigen luchfflessen, waardoor
aankoppeling van een luchtslang niet nodig is.
Het voorglas is nog open, de duiker zit
op de rand van een rubberboot en praat
met gebaren en een stem,, die ergens diep
uit de helm schijnt te komen, met de
schipper.
Da „C. A. Banck* heeft de eerste bezoe
kers reeds op het strand gelokt. In groep
jes staan ze bij elkaar, druk redenerend
„Is dat ding nu wel al die moeite waard
of: „Snap jij nou Jan, hoe ze dat ding
weer in het water wille krijge of: „Ik
moet t og zien dat hij weer gaat varen."
De mannen van de berging werken echter
rustig door: liter na liter worden drijfzand
en water weggepompt, regelmatig stort de
zandgraver het zand op een hoop.
Op zee is een rijtje gele bootjes als
flauwe stippen te onderscheiden. Rustig
trekken de jongens de lichte schuifjes door
het water. „Beet
De sleepkabel bleef haken achter een of
ander obstakel, dat zowel een steen of een
stuk ijzer als een mijn kan zijn. De twee
uiterste boten worden door de remmende
kabel raar elkaar toegehaald, boven de
plaats waar de kabel bleef steken komt een
rode boei te liggen. Dit boeienleggen is
een kunststuk op zichzelf. Een lijn, waaraan
de boei is verbonden wordt met een kunst
greep om het zich onder water bevindende
obstakel gestrikt.
Hierna vist men weer verder, de sleep
kabel op de bodem doet zijn werk.
Na anderhalf uur is de eerste run ten
eindezes boeien zijn gelegd. „Ik geloof,
dat we op het goede spoor zitten," zo
meent de bootsman, „de boeien liggen mooi
op een rijtje en op betrekkelijk gelijke
afstand uit de kust. Losssjongens en
terug naar de wal."
Uit een truck op het strand weet men
een koffieketel te voorschijn te toveren,
met koffie erin, die zelfs warm blijkt ta zijn.
Alleen de aangeklede duiker moet vanwege
zijn. helm toekijken. Enkele Dezoekers praten
met de jongens. Een der belangstellenden
vraagt aan een koffieslurpende Jan, waarom
hij eigenlijk „Jenny* achter op de rug van
zijn oliejas heeft geschilderd. Het is ken
nelijk een moeilijke vraag voor hem. „Zal
ik U uitlegge, juf? Vorige week heb ik per
ongeluk een verkeerde jas aangetrokken en
zo in een bootje gestapt. Rakweg, toen we
terugkwamen sloeg het ding toch wel om.
En dat is al de tweede keer zo juf".
Het bleek me later dat zijn verhaal nog
klopte ook.
Ongeveer 11 uur gaan weer twee rubber
boten in zee, deze keer bemand met roeiers,
ziekenpa, duiker en duikofficier, De duiker
zit op de achterband van de eerste boot,
een been half in het water. Het voorglas
is gesloten, de lucMflessen houden hem op
de been. Bij het eerste boeltje vraagt de
Ltz. 11 Kareis nog even of alles in orde is.
Een opgestoken duim is het antwoord. Hij
krijgt de lijn, die van de boot naar beneden
loopt in handen en ploft in het water. De
seinmeester viert de seinlijn langzaam, tot
de duiker op de bodem is, dan is het
afwachten.
De duiker het is bootsman Fluit uit
Hoek van Holland doet zijn werk kalm
en zelfverzekerd. Zodra hij vaste bodem
voelt onder zijn voeten trekt hij wat los
in de seinlijn om zich .beter te kunnen
bewegen. Het is warm in zijn pak. zacht
voelt hij de druk van 4 meter water boven
zich en om z'ch hepr.
Voor wie de eerste keer duikt Is het
een rare gewaatwording, je weet niet of je
voorover helt of ni'l je achterhoofd bijna
op de bodem ligt. De onmogelijkheid om
te vallen maakt een onderwaterwandeling
wel erg vreemdiedere beweging onder
vindt de weersta d van het water en doet
je meer zweven dan lopen. Dan wil het
nog wel eens gebeuren dat een wenkbrauw
vraagt om gekrabd te worden r"oor de
transpiratie van je voorhoofdde auto
matische bewegirg die je arm maakt, loopt
dood tegen een onverbiddellijke duikerhelm.
Bootsman Fluit tast met zijn handen
langs het voorwerp, waaraan de bocilijn
vastgemaakt is. Hij kan geen vormen onder
scheiden, alles is wazig en donkergroen.
Hij voelt een kromme en ijzeren s'ang en
twijfelt even. Al gauw echter sloot zijn
voet tegen iets hards, een blok cement. Hij
weet dat het een Ka hit-mijn is, met omge
bogen driepoot. „Hier heeft er een gesloft",
is zijn eerste gedachte. De driepoot werd
omgebogen door de aanraking met de kiel
van een schip, een aanraking, die niet
krachtig genoeg was om de mijn tot ont
ploffing te brengen. Een visser misschien,
of een plezierjacht?
Bootsman Fluit geeft drie korte rukken
aan de seinlijn, ten teken, dat hij opge
haald wil worden. Als zijn arm boven het
water verschijnt, beantwoorden zijl duim
en wijsvinger de vraag die hij leest op het
gezicht van Ltz. Kareis. Deze duim en wijs
vinger maken de vorm van een ring, een
teken, dat de duikers maar al te goed
bekend is.
Het is middag vooraleer alle boeien hun
geheim hebben prijsgegeven, zes maal raak,
een goede vangst.
Bootsman Fluit is moe als hij uit zijn
ruboerboot stapt. Zijn handen zij rood-
b'auw van het koude zeewater. In minder
dan geen tijd is zijn pak uitgetrokken en
bre igt hij verslag uit aan zijn commandant.
De zon stooft warm op het strand, ver
schillende petten worden dan ook achter
in de nek geschoven. Zojuist begon de kok
met het opscheppen van een vette hap,
die genuttigd wordt op de motorkap van
een truck, of op de rand van een rubber
boot. Het aantal lege ketels na de maaltijd
doet mij versteld staan van het kwantum,
dat deze kerels verwerkt moeten nebben.
Na de middag varen enkele boten uit om
de explosieve ladingen bij de mijnen aan
te brengen. Een lont is aangebracht op de
lading en kan in de boot ontstoken worder.
Met een gewone lucifer wordt de lont
aangestoken en onder water brandt het
ding normaal door. De lucifer is og niet
uit, of het is scheuren naar de wal, de
lont heeft een branded van acht minuten.
Het bootje Is net op Int strand of een 20
a 30 meter hoge waterzuil en stukken
cement en ijzer worden de lucht inge-
slingerd. Meteen bereikt me een daverende
klap, waarvan ik, ondanks de wetenschap
dat hij moest komen, toch nog schrik, even
als de tentenkamp-bewoners en strand-
gasten. In de loop van de middag volgen
zo nog enkele ontploffingen. Om drie uur
moeten de mannen het werk staken, de
vloed komt snel op. De trucks moeten van
het strand verdwenen zijn, voordat het
water te hoog komt. Rubberboten, duiker
pakken en etensketels verhuizen in de
wagens, de jongens hebben hun oliegoed
uilgetrokken en zoeken ergens een plaatsje.
De zware banden vreten zich een weg door
de slibberige slrandstrook en laten brede
sporen achter.
Op het terrasje van „Bier, limonade en
keek* zie ik nog even de „C. A. Bir.ck",
met zijn bezoekers. Zijn draglines en pom
pen, met de zee, het strand en °de lucht.
Het is vredig..,..
Een paar rode boeien in zee vertellen
echter een andere waarheid.
Toerisme en Deviezen.
Reizen en trekken is als vacantiebezigheid
zeer geliefd en het bezoek aan vreemde
landen trekt velen aan. Wie verre reizen
doet, kan veel verhalen. Vreemde landen
bezoeken is interessant, het is ontspannend,
leerzaam, maar. voor een Nederlander ook
vrij duir. En hier zitten we midden in het
economisch aspect van het touristenverkeer.
Want het draait weer om deviezen. Het is
zo langzamerhand wel tot eenleder doorge
drongen, dat we daaraan, en dan vooral
aan dollars een tekort hebben. Met het
oog op het huishoudboekje van Nederland
is het dan ook van groot belang, dat vreem
delingen hierheen komen om ons hun
deviezen te laten verdienen. Het bezoek
van buitenlandse gasten is voor Nederland
als het ware een onzichtbare export. Het
brengt even goed deviezen in het laadje
als export van bloembollen, boter, kaas enz.
Van grote betekenis is, dat b.v. de dollar
deviezen uit het vreemdelingenverkeer voor
pim. 95 pet ten bate van onze dollarspaar
pot komen. Dit percentage is voor de
exportindustrieën lager, doordat in de meeste
gevallen de grondstoffen, kunstmest, veevoer
en dergelijke tegen betaling In dollars moeten
worden geïmporteerd.
Hat vreemdelingenverkeer leverde Neder
land over 1948 een opbrengst aan deviezen
op van f 27 5 millioen. De verwachting
is, dat dit bedrag dit jaar nog hoger wordt.
Naar schatting zuilen deze zomer alleen al
uit Amerika 25.000 toeristen ons land
bezoeken. Misschien zullen er buitenlanders
zijn, die zich erover verwonderen, dat niet
alle Nederlanders gekleed gaan ais Volen-
dammer visser of als Walchers meisje.
Buiten dit biedt ons land echter nog zoveel
schoons, bezienswaardigs en interessants op
hel gebied van natuur, kunst, folklore,
techniek enz-, dat onze buitenlandse gasten
zeker niet teleurgesteld zullen thuiskomen.
Onze machtige waterstaatskundige werken,
de energie, waarmede Nederland de oorlogs
schade allerwege herstelt en rog zoveel
meer, zullen de vreemdgingen ook respect
afdwingen voor ons volk. Dit kan in ver
schillend opzicht nuttig zijn, maar, zakelijk
bezien, is het zelfs nco Jzakelijk. Want, al
FEU1LLETON
door: HUGO BETTAUER.
29)
jammer genoeg ontwikkelde ik m'n ver
moedens niet logisch verder; toen verzette
ik me tegen mijn twijfel door mezelf wijs
te maken, dat die Grete Möller een arm
kind moest zijn, dat blij was, wanneer het
in deze dure tijden van iemand een paar
schoenen cadeau kreeg. Nu zie ik wel in
dat deze conclusie uiterst lichtvaardig was
en geheel in strijd was met de vrouwelijke
mentaliteit. Ik had het er met mezelf over
eens moeten worden, dat een meisje met
kleine voeten liever zou verhongeren dan
plompe grote schoenen dragen.
Enige hilariteit onder de toehoorders ver
brak de doodse stilte en de rijkskanselier
zei met een diepe basstem tegen de presi
dent van de Rijksdag: Je reinste Sherlock
Holmes.
Von Dcngern sprak kalm verder:
En dan nog iets. De troosteloze toe
stand van de achtergelaten kledingstukken
der verdwenen meisjes vormde een tastbaar
bewijs van haar armoede. En toch had elk
van hen de huur een maand vooruit be
taald. Ook dat was merkwaardig en deed
een onbehaaglijk, onzeker gevoel in mij
opkomen. Daar ik echter tot elke prijs aan
een vrouwenmoordenaar wilde geloven,
onderdrukt» ik dit zo goed als elk ander
bezwaar en begon naar een aanknopings
punt te zoeken. Wat er verder gebeurde,
meneer de president, heb ik gisteren reeds
uitvoerig uiteengezet. Met een ongeloof
lijke onhandigheid viel de man die de
huwelijksannonce onder het motto „Idylle
aan de Havel* had opgegeven, mij in de
handen. Met een onvoorzichtigheid, die me
alweer verdacht voorkwam. Maar het ene
bewijs stapelde zich op het andere, alles
klopte, het materiaal was zo overstelpend,
dat het weer alle twijfel in mij deed ver
stikken. Langs een omweg, nl. door be
middeling van een dame, redactiesecretaresse
van de Herold, maakte ik kennis met Tho
mas Hartwig. Deze jongedame, mejuffrouw
Lotte Fröhlich, werd door mij niet in de
zaak-Hartwig betrokken. Enerzijds omdat
ik dit Hartwig bij zijn arrestatie had be
loofd, anderzijds omdat ik haar absoluut
onschuldig waande en zeker zou dan ook
niets veranderd zijn, wanneer ik haar als
getuige had voorgeleid.
Nadat ik met Thomas Hartwig aanvan
kelijk onder valse vlag had gesproken en
hem daarna had gearresteerd, waren mij de
motieven van zfln ontzettende misdaad vrij
duidelijk. Een sentimenteel mens, dweper,
romantisch aangelegdZulke lieden zijn
licht geneigd het onwaarschijnlijkste te
doen, heldendaden zo goed als misdaden.
Zij laten zich kruisigen, maar zij zijn ook
in staat om bommen te werpen. Het bijzon
dere aan Hartwig was echter: hij weet, dat
hij wat presteert, hij w?et, dat hij een
geniaal schrijver is en ziet daarbij geen
kans over de muur van hindernissen, welke
hem in de weg staat, heen ie komen. Zijn
boek wordt niet gelezen, zijn toneelstuk
niet opgevoerd, hij heeft vaak geen geld
genoeg om behoorlijk te eten, is een ge-
makkeling, voelt dat hij dit ellendige leven
niet langer kan dragen, schrikt bij de ge
dachte, dat het erfdeel van zijn moeder,
longtuberculose, zich ook van hem meester
kan maken, wanneer hem de gelegenheid
ontbreekt zich krachtig te voeden en goed
te leven. Daarbij komt dan nog zijn ver
houding tot Lotte Fröhlich, een knap, ver
standig schepseltje, dat hem even lief heeft
als hij haar. Hij wordt steeds moedelozer,
maar ook zijn plan om zijn positie door
een daad van geweld te verbeteren, daar
door zijn roman #te kunnen volhouden en
het drama te kunnen voltooien en Lotte
tot vrouw te kunnen nemen, wordt sterker.
En daar hij zoals hij mij trouwens bij
ons onderhoud zeide zijn eigenbelangen
hoog boven die van andere mensen stelt,
is hij 'tenslotte tot elke misdaad in staat.
Tot e'k, maar tot welk misdrijf? Een
roofmoord begaan dat is gemakkelijker
gezegd dan gedaan Voor elke misdaad zijn,
wil zij kans van slagen hebben, bondge
noten, een voorbereidende school, bepaalde
misdadige eigenschappen nodig. Hartwig
had niets van dat alles. En hij zal er
zeker lang genoeg over hebben getobd,
vóór hij op de ontzettende gedachte kwam,
zich de gemakkelijkste slachtoffers, trouw
lustige, alleenstaande meisj°s. uit te zoeken.
Een kleine pauze, waarvan ook de toe
hoorders gebruik maakten om eens diep
adem te halen. Waar wilde die geheim
zinnige Von Dengern heen Was Hartwig
nu de moordenaar of niet? De rijkskanse
lier wierp een vragende blik op de presi
dent, maar deze haalde de schouders op.
Hartwig echter was bleek geworden en
hield het hoofd zo gebogen, dat men zijn
gelaat niet zag. Von Deneern vervolgde
Trots deze sluitende ketting werd ik
steeds weer door nieuwe twijfel aangegre
pen, hoorde ik telkens weer een inwendige
stem, die mij waarschuwdeThomas Hart
wig is geen moordenaarMoeilijke dagen
en slapeloze nachten braken nu voor mij
aan, ik begon op goed geluk in een andere
richting te zoeken, zocht andermaal op mijn
eigen houtje naar sporen van de verdwenen
meisjes alles tevergeefs, alles wees op
Hartwig, die niet wilde spreken, niets
loochende, maar ook niets toegaf.
Tot ik op een dag een ontdekking deed,
welke mij op de goede weg bracht, zij het
dan dat ik nog ver van de oplossing van 't raad
sel verwijderd was. Ik wist me toegang
te verschaffen tot de kamer van juffrouw
Fröhlich, maar had niet meer dan drie of
vier minten gelegenheid alleen te blijven.
(Wordt vervolgd).