AXELSCHE W COURANT Frankering bij abonnement, Axel. ZATERDAG 14 MEI 1949. 63e JAARGANG No. 63 NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD Verschijnt iedere VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN Woensdag en Zaterdag Drukker-Uitgeefster: Firma J. C. VINK Adres Redactie en Administratie AXEL Markt 12 Postbus 16 Tel. 56§ Hoofdredactie: T. C. VINK-van VESSEM Moderne Robinsons. In het begin van de oorlog vooral ge beurde het nog al eens, dat Amerikaanse piloten of zeelieden terecht kwamen op onbewoonde eilandjes of atollen in de Grote Oceaan. De meesten bleken heel weinig van een Robinson Crusoe in zich te hebben en kwamen van gebrek om of werden op het laatste ogenblik gered. De Amerikaanse autoriteiten besloten toen een proef te nemen, teneinde hun man schappen aanwijzingen te geven in geval van nood. Zes mannen werden in een rubberboot in zee gezet, in het zicht van een atol. Twee van hen, John en Frank Graighead hebben nu het verhaal van hun tocht gedaan. De groep bestond uit 5 Amerikaanse zaelieden en 1 Polynesiër, die wis», hoe hij de op dit soort eilanden aanwezige hulp bronnen kon gebruiken. De landing leverde de eerste moeilijkheden op. Men weet, dat een atol bestaat uit een reeks kleine eiland jes rondom een lagune. Die eilandjes zijn van elkaar gescheiden door geulen, waarin zich koraalriffen bevinden. Eén van die geulen heeft een buitengewoon sterke stroom, omdat daardoor het zeewater naar binnen of naar buiten vloeit, al naar gelang van het getij. Het was zaak niet op een koraalr f te stranden, want dan zou de kans groot zijn, dat de weinige bezittingen van de mannen verloren gingen. Zij kanoden verscheidene malen om de atol heen voor zij er eindelijk in slaagden zonder onheilen te landen en de boot op het strand te trekken. De uitrusting van ieder der mannen be stond uit een hakmes, een gewoon mes, wat vistuig, een harpoen, een loupe, een electrische zaklantaarn, linnen kleren, een zwembroek en tennisschoenen met dikke zolen. Toen zij geland waren, splitsten de zee lieden zich in twee groepen de ene ging het eiland inspecteren, de andere sloeg een kamp op. Na een uur had de ene groep de inspectie voltooidzij kwamen nogal teleurgesteld terug. Het eilandje had geen broodbomen (hetgeen niet vaak voorkomt), er waren weinig kokospalmen, de vis mocht dan overvloedig zijn, het zag er niet naar uit, dat ze zich gemakkelijk zou laten ver schalken. Zij hadden krabben noch week dieren gezien. Geen bemoedigend voor uitzicht dus. Maar de Polynesiër dacht er anders over. Hij begon met het opslaan van een kamp onder een groep kokospalmen, op een plek, die behoorlijk schaduw had en waar een verfrissende wind woei. Naar zijn aan wijzingen bouwden de zeelieden met aan elkaar geregen palmbladen een hut ter be schutting tegen regen en vlochten zij hang manen. Hij leerde hun, hoe zij vuur konden maken door tegen elkaar wrijven van twee stukken hard hout. De schillen van de kokosnoten, gras en droog hout vormden de brandstof- De zeelieden ontdekten regenwater in grote holten in het koraal, maar dat was warm en zij gaven de voor keur aan het water uit de onrijpe kokos noten. Aanvankelijk waren zij geschrokken van de hoogte der kokospalmen, maar al spoedig ontdekten zij, dat je er gemakkelijk ln kon klimmen en dat er veel meer noten aan hingen dan zij gemeend hadden. De grote moeilijkheid was, hoe zij de noten moesten openbreken. De beginneling, die geen zeer solide mes bezit, kan uren bezig blijven zonder dat hij één noot open krijgt. De Po'ynesiër demonstreerde de handigste manier om de noot open te krijgen, n.l. niet behulp van een puntige, in de grond vast gezette stok. Van dat moment af deden de Amerikaren niets anders dan zich eten en drinken ver schaffen. Zij merkten, dat zij het vocht van de onrijpe noten vrijwel onbeperkt konden drinken, maar dat de melk uit de rijpe vrnchten op den duur ingewands stoornissen veroorzaakte, als ze in te grote hoeveelheid werd gebruikt. Zij legden zich ook toe op de visvangst en slaagden er in een kleine haai le verschalken door hem in te sluiten in een Inham van het rif. Vervolgens harpoenden zij een papegaaivis. Zij aarzelden aanvankelijk om die op te eten, omdat men in bepaalde delen van de oceaan beweert, dat zij vergiftig is. Maar de Polynesiër stelde hen gerust en zij ondervonden ook geen enkele hinder van het gebruik. De Polynesiër leerde hun ook, hoe zij de vis konden s|oken op hete platte stenen. Is de vis gaar, dan verwijdert men vel, graten en Ingewanden. Na de bereiding van de vis, vult men de stookplaats weer met stenen, die men heet laat worden, daarop legt men jonge kokosbladeren, ver volgens jonge spruiten en kokosnoten, die men met bladeren afdekt. Daarover schept men een laag zand van 30 c.M. dikte. In deze hooikist zijn de kokosnoten binnen de twee uur gaar. Dan kan men ze makkelijk kloven en binnen in vindt men dan een eetbare kern ter grootte van een kleine aardappel, die de smaak en voedingswaarde heeft van een broodvrucht. De Amerikanen onderzochten heel vaak de omtrek van de atoizij liepen dan door het water of zwommen. Op die tochten ontdekten zij twee sporten weekdieren, die eetbaar bleken. Andere eeibare dieren waren kleine inktvissen van 1,20 m. tot 1.50 m. lang, die leefden in de spleten rondom het atol. Ook die vingen zij met een harpoen, zij werden op hete stenen gekookt en leverden dan zeer wel eetbaar vlees op. Op den duur ontdekten de mannen nog andere vissoorten, waaronder een soort grote garnalen. De voornaamste vleesleverancier aan land was de kokoskrab. Deze vertoont zich overdag zelden, men kan ze vangen met behulp van pasgeopende klapperdoppen. De vangst van zulk een kreb was buitengewoon belangrijk, want die verschafte voldoende voedsel voor 5 man. Van de plantaardige voedingsmiddelen moet genoemd worden de vrucht van de papaya (een Amerikaanse meloen), die niet alleen voedde, maar ook de spijsvertering zeer bevorderde. Was men gelukkig op jacht, dan ken mer» copieuze maaltijden bereidenmaar werd er niets gevangen, dan moest men zijn maal doen met kokosnoten, die zeer gauw gaan tegenstaan. De jacht en de visvangst waren niet zonder gevaar, want zij moesten bijna altijd 's nachts worden ondernemen, omdat de dieren zich overdag schuilhouden. De koraalriffen zijn uitermate glibberig en gevaarlijk. Vele dieren verdedigen zich hardnekkig en zij beschikken over machtige wapens. De kokoskrab heeft zeer sterke scharen, waarmee hij gemakkelijk een hand kan afknijpen. De inktvissen zijn vaak zeer agressiefvergiftige vissoorten komen niet vaak voor in de buurt van de atollen die zoeken dieper water op. Het verslag van de Amerikaanse zeelieden eindigt met de opmerking, dat het leven op een verlaten eiland in de Grote Oceaan weliswaar gevaarlijk en vermoeiend is, maar dat de fauna en fllora voldoende opleveren om gestrande schepelingen en piloten enige maanden in het leven le houden, op voor waarde, dat zij enigszins op de hoogte zijn van planten en dieren en men zich er de moeite voor wil getroosten om deze te bemachtigen, want men moet het niet willen beschouwen als luilekkerland. Bij het lezen van dit verslag had ik voortdurend het idee, dat ik iets dergelijks al eens eerder had gehoord of gelezen. Na lang zoeken vond ik een klein boekje „Tragiques histoires de mer au XVI siècle". Dit boekje vertelt de lotgevallen van een aantal Portugese schipbreukelingen, die om streeks 1550, toen zij op weg waren naar Indië, door zeerovers werden overvallen en werden afgezet op een onbewoond eiland. Er is een merkwaardige overeenkomst tussen hun lotgevallen en die van de Amerikanen. Wil men voorkorhen, dat schipbreukelingen in de Grote Oceaan van gebrek omkomen, als zij op een onbewoond eiland aanspoelen, dan zou men kunnen volstaan met hun allemaal een exemplaar mee te geven van dit heel oude boekje. Dank zij de zak lantaarns, harpoenen en schoenen met dikke rubberzolen en talloze andere hulpmiddelen waarover wij thans de beschikking hebber, zouden zij het iets gemakkelijker hebben dan de Portugezen, maar zij zouden op precies dezelfde wijze in hun levens onderhoud kunnen voorzien. A. R. NIEUWE WEGENAANLEG. Van wetenschappelijke zijde is meegedeeld, dat een procédé is uitgevonden om aarde taai en hard te maken, zodat een goede, duurzame weg daarvan kan worden gemaakt. Men voegt daartoe aan de aardbestanddelen plastisch materiaal en chemicaliën toe. Het daaruit gevormde wegdek heet grote druk te kunnen weerstaan. De kosten zijn in ver schillende landstreken lager dan beton of asfaltbedekking volgens de uitvinders, ln Tunis, tussenstation op de T rans-Sahara-route. Noord Afrika—Nederland in vier en een half uur. Als de oude bedelaar in een winkelportiek van de Avenue de France wakker wordt, is het nog zeer vroeg in de ochtend. De koude heeft hem gewekt. Immers, ook een Aprilnacht in Tunis kan koud en vochtig zijn. Blind is deze bedelaar. Stof en vliegen doofden net licht ln zijn ogen, zoals dat gebeurt bij zovele Arabieren. En bedelen is een eerzaam beroep. Overdag zit hij honderd passen verder, op zijn gewone plaats bij de trap van een kerk. Rhytmisch laat hij een twintig francs-stuk in zijn metalen bedelnap op en neer dansen en verdient er misschien nog veertig francs bij. Rhytmisch dreunen de vier motoren van een vliegtuig op datzelfde vroege uur, even voordat geland wordt op het uitstekend ingerichte vliegveld van Tunis—El Aouina, wat in het Nederlands vertaald „de pruim* betekent. Regelmatig landen drie maal per week vroeg in de morgen de K L.M.-machines van de Trans-Sahara-route noodwaarts vliegend in Tunis. In vier en een half uur is de machine na deze tussenlanding in Amsterdam, waar het nog voorjaar is. Vier en een half uur. Ir deze korte tijd heeft de bedelaar mis schien een keer zijn gekletter met het geld stuk onderbroken om Allah's zegewens af te smeken over een milde gever. Slechts luttele uren vloog die Franse zakenman, die op El Aouina instapte, van de zomer terug naar het voorjaar. „Vier en een half uur vliegen is '1*, zo zei hij gisteren tegen een vriend, „en dan ben ik weer terug". Het einde van een vacantie. Zij zaten op een café-terras in Sidi Bou Said. Een lieflijk plaatsje, enkele kilometers ten noorden van Tunis, gelegen aan de groen-biauwe Golf van Tunis. Trapsgewijs is het dorpje gebouwd tegen een heuvel, die steil1 uit zee oprijst, slechts een smal strand -overlatend. Waar kan men beter zijn laatste vacantiedag doorbrengen dan op een terras, vijfhonderd meter boven een spiegelgladde zee, die overgaat in een nevelige oneindigheid en slechts ten dele begrensd is door de vage contouren van heuvelachtige kusten. Blauw is de hemel en blauw ook is het traliewerk van de vrouwenvertrekken van de omliggende huizen. Tropisch-warm schijnt de April-zon in dit noord-westelijk deel van Airika. Ver beneden haalt een visser zijn netten binnen. Morgen zullen de visjes netjes in bet gelid met hun kopjes omhoog op de vismarkt van Tunis verhan deld worden. Dan is één van die Franse heren al weer terug, zoals hij dat zelf uitdrukt. De zomer tegemoet. Wekelijks, op Maandag, Woensdag, en Zaterdag, tegen het vallen van de sche mering, komt een K.L M. DC 6 uit Amster dam in Tunis aan. De zomer tegemoet, is deze machine gevlogen. Lichtjes twinkelen overal rond de Golf van Tunis. De schaduwen over Sidi Bou Said's schilderach tige witte huisjes, over de villaatjes en ruines van Carthoge en over de havenwerken van La Gaulette, de natuurlijke haven van Tunis, worden op dat uur snel dieper. Op de schaars verlichte asphaltwegen, die van Tunis naar de plaatsen in de omtrek leiden, haasten in tompen gehulde Arabieren zich naar de stortplaatsen van het stadsvuil. Als groepen grauw-grijze wezens, die in het schemerduister niets menselijks meer hebben lopen zij in een sukkeldraf langs de berm van de wegen, vaak zware jutezakken met hun buit van afval op de rug torsend. Het zijn de allerarmsten, die op deze wijze het dagelijks brood bijeen trachten te krijgen, want grote armoede heerst onder een belangrijk deel van de Arabieren In Tunis. Daarnaast is er ook grote rijkdom, Arm of rijk echter, vrijwel iedere Arabier handelt. Alle dagen van de week is er een uitge breide markt in het Europese deel van de stad. Kooplieden, die van heinde en ver komen, arriveren er reeds vroeg in de ochtend om hun koopwaren uit te stallen. Tegen acht uur is het er al stampvol. Kleurig als een zomerse tuin zijn de enorme uitstallingen groenten. Crême-witte bloem kolen, goud-gele worteltjes, paarse artisjok ken en oranje sinaasappelen, zijn er te koop, en niet te vergeten de Hollandse aardap pelen. Zo worden ze tenminste genoemd. Iets wat uit Nederland komt namelijk, duidt in deze stad een eerste kwaliteit aan Hollandse sigaretten, Hollandse boter, Hollandse melk en Hollandse kaas, zijn veel begeerde producten. En die koopman die deze waren verhandelt, verkondigt dit feit dan ook op luidruchtige wijze, trach. tend het marktrumoer en het geschreeuw van zijn huurlieden te overstemmen. De markt is ondergebracht in een uitge strekt complex, dat voor een deel overdekt is. Poorten en huizen bakenen het terrein af. Aan deze poorten liggen, zitten of staan de bedelaars en vullen de lucht met hun rumoerig geklaag. Marskramers en kleine kooplieden trachten koopwaar door schel geroep aan de man te brengen. Geef de Arabier een doosje sigaretten, een tuiltje viooltjes of een korfje maanzaad, en hij heeft een handeltje. De zaak is klein, de omzet nog geringer. Want hij is niet de enige, die dat doet. Honderden lopen er rond met hun miniatuur-negoties. Dadels, pinda's, krakelingen, droge broodjes, stukjes touw en kauwgum, daaruit bestaat hun handelsonderneming. Op de Avenue de France, een van de brede lanen van Tunis, waar druk gefla neerd wordt door de Europeese bevolking, vinden deze handeltjes hun hoogtepunt. Bedelaars en kooplui maken de hoofd straten tot een grote kermis. Trams rijden er luid-klingelend en gierend doorheen. Auto's, enkele wielrijders, huurkoetsjes en Arabische vrachtwagens, bespannen met nietige paardjes, vullen de straten vaak tot het uiterste, vooral tegen zes uur. Dan lijkt het wel of de gehele bevolking uitgelopen is om mede te doen aan de pantoffel parade in de grote avenues. Fransen, Italia nen, Joden en Arabieren slenteren langzaam over de trottoirs. In de bar-tjes, die allen geheel aan de straatkant open zijn, is geen plaats onbezet. Er wordt gedobbeld aan hoge toonbanken om een rondje. Op de terrassen hetzelfde beeld. Hier enkele Fran sen, die druk gesticulerend de waardever mindering van de franc bespreken, elders een groep intellectuele Arabieren, die elkaar het laatste nieuws uit de krant vertellen. Ook de gesluierde vrouwen doen mee aan het luchtige vrolijke straatleven. Met de hand houden zij de sluier tot onder de ogen. Het witte kleed omhult hen geheel. Doch onder dat overkleed dragen zij gewone Europeese kleding. Het elegante, Parijse schoeisel van de meesten verraadt dat duidelijk. Velen van hen pikken 's avonds in gezelschap van hun eehtgenoten een bioscoopje of gaan ergens een kopje drinken. De Medina. De meeste Arabieren, ook de beter gesi tueerden, wonen in de Medina, de Arabische wijk van Tunis. Dit stadsdeel is omgeven door oude, vuil-witte wallen en kunstig gebouwde poorten. Hier leven tallozen in kroitigere, stinkerde woningen en slechts enkelen in koele paleizen of huizen, die verfraaid zijn met mozaïeken en kunstig stucwerk. Tapijten en lopers dekken de vloeren van deze woonsteden. Grote ban ken met zijden kussens noden tot zitten en converseren, terwijl men zwarte koffie drinkt aan lage ronde tafels. De Soukhs. In deze Medina liggen de Soukhs, een complex dat de winkelwijk vormt van het Arabisch stadsdeel. Een warrelige opeen hoping van nauwe straatjes, die bijna allen overdekt zijn. Vooral de Joden en Arabieren drijven hier in de duizenden kleine winkel tjes hun handel. Naar gelang de aard van de koopwaar zijn deze Soukhs In verschil lende wijken ingedeeld. Zo is er de wijk van de zilversmeden, de koperbewerkers, de wevers, de sandalenmakers, de parfumver kopers en nog vele anderen. Vaak wordt men naar binnen genood om in de sche merige achterruimte van de winkel een kopje koffie te drinken. Zonder verplichting tot kopen overigens. Wordt er echter niets gekocht, dan is een lang loven en bieden het gevolg. Maar de vertrekkende klant, die na drie kwartier onderhandelen met een nietig onsje ogenzwart verdwijnt, wordt als een vorst uitgeleide gedaan, alsof hij de hele zaak had leeggekocht. Kleurig en schilderachtig zijn deze Soukhs. Alles kan men er kopenneteldoek voor sluiers, vlees, groenten, parfums, sigaretten, tapijten, koper- en zilverwerk, kortom, teveel om op te noemen. Vooral in de N Abonnements prijs: Losse nummers 5 ct. Kwartaal abonnement Axel binnen de kom fl 1,25 Alle andere plaatsen in Nederland en Ned. Indié fl. 1,55. Buitenland fl. 2,-. Advertentieprijs 7 cent per m.m. Ingezonden Mededeelingen 20 cent per m.m. Kleine Advertentiën (maximum 8 regels) 1 5 regels 60 cent. iedere regel meer 12 cent extra.

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1949 | | pagina 1