AXELSCHE COURANT I i I NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN. De aarde klaagt haar nood. in West Zeeuwsch-Vlaanderen. - 11 Hi i'ï Ledige woorden en holle frasen. Overdenkingen I I i'l s. Gemengd Nieuws. Drukker-Uitgeefster: Firma J. C. VINK AXEL Adres Redactie en Administratie: Markt 12 AXEL Hoofdredactie: T. C. VINK - van VESSEM V Zomer na zomer, door alle tijden heen, werden uit mij de vruchtdragende gewassen ge baard. De landman, die het zaad breed zwaaiend in mij strooide de arbeider, die de vruchten van mij haalde, allen lieten zij het zweet van hun inspanning op mijn bodem vallen. Het zweet van vele geslachten is in mij opgenomen. Het bloed van U en de vreemde volkeren, welke om het bezit van mijn rijke gronden streden, is verdroogd in mijn aarde. Gewassen zijn ge groeid uit de bodem, welke van het bloed Uwer vrijheidsstrijders doordrenkt is. Hier in Zeeland hebben Uw voorvaderen mijn vruchtbaar grondgebied uitgebreid ten koste van de eeuwig beukende zee. Brokje na brokje, vette zware klei, hebt gij na jarenlang wor stelen aan mijn oppervlakte toe voegd. De vlijt van een gansch menschenleven is opgehoopt in mijn schoot. Innig heeft mijn aarde zich gebonden met het zweet, het bloed en de ijver, die in haar lagen. De zeelieden, uit lang vervlogen tijden, hun vlag plantend in de „Nieuwe Wereld", Australië, Afri ka, de Oost- en West-Indische Archipel, mijn bodem had ze allen gedragen, gevoed en voort gebracht. De keur van mijn voortbreng selen hebben Uw naam in den vreemde gevestigd. De Zeeuwsche hengsten ge voederd met de producten van mijn vette kleigronden zijn bekend over gansch de wereld, zwaar en machtig als mijn aarde zelf. Tesamen hebben wij gevochten tegen onze doodsvijand het water tesamen hebben wij het aanstor mend geweld van de zee be dwongen. 's Winters zag mijn bodem grauw en grimmigin de zomer was mijn aangezicht een zee van levend laaiend groen. Deze laatste jaren heeft mijn vrucht niet den mensch gevoed, die aan zijn schoot ontsproten is. Vreemde volkeren hebben zich de rijkdom van mijn aarde toegeëigend. Het kind mocht niet eten van de vrucht, gewassen op de bodem, waar zijn vaderen wrochten. Wéér vloeide het bloed over mijn aarde en zij kwam terug tot den mensch, die haar ontwor stelde aan de zee. En mijn aarde was bereid het geweld van de oorlog te begraven onder de veel heid van haar voortbrengselen. Maar zie, de mensch keert zich van mij, dezelfde mensch, die onder des vijands druk stellingen groef in mijn bodem. De vrucht besterft nu op mijn velden; mijn akkers zijn ver laten slechts een enkele, die mij trouw bleef. Zij praten over land, hetwelk teruggewonnen moet worden en mijn aarde, die zich hun biedt, laten zij eenzaam liggen. Allen vergeten, dat zij voor het behoud van mijn gronden ge streden hebben nun bloed heeft zich nu met mijn aarde gebonden. Geen band is innigergeen band is eeuwiger. Jonge mannen zie ik voortvliegen over de wegen, welke mijn velden doorsnijden. Zij vervoeren niet de vrucht mijner akkersledig zijn hun handen het gewas blijft op zijn velden staan. Het leger, dat mijn aarde aan de overweldiger ontrukte, is reeds doorgetrokken, maar nog immer is de arbeid op mijn vel den niet wedergekeerd. Onder alle namen zie ik de vroegere bebouwers aan mij voorbij trek ken hun Aarde zien mij niet meerde Aarde, die voor hen wanneer zullen zij zich tot mij keeren Alleen door mij kan hun vroegere welvaart weder heerschenuit de aarde moet alles voortkomen. Wanneer mijn akkers nu bewerkt wordenzul len zij een volgende zomer vruch ten afwerpen, welke een hongerig volk voeden kunnen. Gij mensch r, gij kunt U niet van mij keeren, want het zweet, het bloed en de ijver van vele geslachten zijn vergaard in mijn schoot. A. R. Laat welgedane mannen om mij zijn, Met gladde haren en die 's nachts niet slapen. Die Cassius ziet er schraal en hongerig uitdie mannen zijn gevaarlijk. Shakespeare. (Ontleend aan een noot in „De Lof der Zotheid" van Erasmus.) Toen mijn aandacht viel op bovenstaande, aan een klassiek wijsgeer toegeschreven dichtrege len, stond mij opeens een leven dig contrast voor den geest. Ik dacht aan de in dezen oorlog domineerende figuren: de door snee Duitscher en de Angel- sskscr* En ja, die vergelijking gaat niet mank. Vier en een half jaar hebben wij de „moffen" om ons heen gehad. Deze langdurige, maar ongewilde en gelukkig altijd vluchtig gebleven kennisma king, was tenslotte toch iets meer dan oppervlakkig. We hebben ze meegemaakt in hur. glorietijd. Toen de glans der welgedaan heid nog lag op hun gladde haren, breede ruggen en dikke spekhalzen. Toen er in ons landje van melk en honig nog volop taartjes vielen te eten en de boterhammen dat gebeurde trouwens tot het laatste nog met dikke lagen Hollandsche boter besmeerd werden 1 Lekker etend, goed slapend, wijntje en Trijntje, kortomvul, lieve lezer of lezeres, het zelf maar in En Cassius dan Die magere, slanke en bedachtzame figuur. Die er zoo schraal en hongerig uitziet op het oog. Is dat niet de in doorsnêe sportief getrainde, maar innerlijk geharde, flegma tieke Engelschman? Het levende contrast van het eerst geschetste menschen-type Maar, die een maal in actie gekomen, o zoo vasthoudend engevaarlijk is Onwrikbaar op zijn doel afgaand en wetend wat hij wil 1 De tijd heeft reeds volkomen recht gedaan en de grondige menschenkennis van eeuwen her in het gelijk gesteld. En, had de groote, zestiende eeuwsche humanist Erasmus in onze dagen geleefd, gewis zou zijn phenomenal^ opmerkings gave stof gevonden hebben voor zijn ongeëvenaarde pen om zijn satiriek gemoed te luchten. Wat zou deze denker, die zijn tijd eeuwen vooruit was wiens inzichten vooral t.o.v. den oorlog en de humane gedachte die van een baanbrekend genie waren, zich hebben kunnen botvieren met al de inkonsekwentie's en contrasten aan de kaak te stellen. Maar met hoeveel weerzin zou dit belichaamd gezond verstand zich wellicht ook hebben afge wend van de hemelbestormende „Hou-zee"-roerers van onzen tijd, die lang vóór het kritieke moment „land" verkozen te houden en hun satellieten met de gebakken peren op hun zin kend schip achterlieten. de ooren van deze in alle toon aarden uitgebralde, van onze dappere voorvaderen gestolen leuze, in hunne monden tot een schrille, rauwe weerklank ge worden. Houzee 1 Het mocht wat Weet u, waar die zee lag, lezer? Ergens in een denk beeldige uithoek of wellicht een stuk o ontgonnen steppe va de Oekraïne I Daar immers was het terrein van de toekomstige Neder- landsche kolonisatie, met zooveel ophef door Rost van Tonningen en zij i trawanten van de Neder- landsche Oost-Compagnie ver kondigd, gepropageerd en ge steund met een greep miljoenen ongedekte guldens uit de door hun toedoen zoo berooide klui zen van de Nederlandsche Bank. Ach ja, riemen snijden van ander mans leer Hou-zee Naar Oostland willen wij r ij d e n (fahren). Holle frase's en ledige woorden Een beleediging voor onze Zeeuwsche en Hollandsche ooren. Maar de N.S B.-ers en hun Germaansche meesters waren slechte historiekenners. Zij wis ten niet meer dat wij vanaf de vroegste middeleeuwen en »eeds daarvoor geschilderd zijn als een haringkakend en zoutziedend volk van visschers, scheepsbouwmees ters en vrachtvaarders. Zelfs in de namen die wij aan onze staalkundige partijschappen gaven Hoekschen en Kabel- jauwschen spiegelde zich dit af. En dan onze roemrijke historie, die ons land in de gou den eeuw een tijdlang als eerste onder de zeevarende mogend heden deed gelden. Hoq-zte Een volkje van bóe ren-emigranten om als „parel onder de Europeesche volkeren" een slukje steppe vruchtbaar te helpen maken. Ja, de agrarische gedachte leek geen holle frase Kijk maar eens naar die heidensch uitziende postzegels De oud-Germaansche mythe leeft zich op verbluffend on Hollandsche manier uit, zij het ook in de lagere waaiden van 1 tot 5 cent. IVftar, zult gij zeggen, dan die zeehelden, te beginnen met Mi- chiel de Ruyter, in totaal wel tien van onze groote Neder landers. Lezer, hebt gij goed in de historie thuis zijnde er al eens aandacht aan besteed, dat al deze admiraals en bevelheb bers uit den tijd zijn toen het tusschen Holland en Albion ging om de hegemonie ter zee. En voelt ge hier de inkonsekwentie weer en tevens de duivelsche (Duitsche) toeleg waarbij het er niet in de eerste plaats om te doen is onze zoo bij uitstek roemruchte positie als zeevarende mogehdheid naar voren te bren gen, doch om de rivaliteit van eeuwen her tusschen onze beide groote koloniale volken weer op te rakelen. Och, als Erasmus nog leefde, dan zou zijn humane geest, be halve spot en satyre, veel erger nis gevonden heboen. In de onzalige en onmensche- lijke rassen-theorie. In de Jodenhaat! In de deportatie en slavernij waartoe een deel van ons volk gedoemd was. In den werk-dwang, in strijd met het volkenrecht. In den roof van onze aloude Volksvrijheid, die verankerd is in ons aller gemoed. Ja, in den inquisitie-geest van onzen vijand Maar genoeg Waartoe zouden wij verder gaan Dit alles leeft nog te zeer als een bange nacht merrie om ons 1 ting van gruwel en bedrog. Maar een betere toekomst is dagende. Jong-Holland snakt naar werk long-Holland wil het zeegat weer uit. Wat wij niet meer als een lichtend verschiet, maar reeds nu in levende werkelijkheid op onze Schelde zien, zal straks weer allerwrge op onze wijde Holland sche wateren en rivieren zich manifesteeren tol een wil om de oude glorie te herwinnen, in weerwil van de holle woorden en leege frasen van een verwaten „Herrenvolk". Dan zullen wij der vaderen leuze weer in zijn alouden zin van toepassing brengen en zal het weer met recht zij iHou-zee BRAM. Het zal goed doen weer eens eenstem uit het Westelijk gedeelte van Zetnwsch-Vlaanderen te hooren. De verdooving begint te wijken en de realiteit dringt weer tot de menschen door. Leven is streven, dat wordt nu eerst recht bemerkt. Getracht wordt om met behulp van de medelevende burgers van Oost Zeeuwsch-Vlaanderen het nor male leven weer op gang te brengen. Veel teleurstelling wordt hierbij vanzelfsprekend onder vonden. Maar de tegenstand staalt en leert de menschen zelt te zorgen, zelf te denken en een uitweg te zoeken. Dat is ook winst en geeft het zelfrespect terug. Want door de harde slagen, waarbij zeer velen alles verloren hebben, waarvoor een geheel leven was gewerkt, is tijdelijk een passiviteit opgetie- den, een gevoel van afhankelijk heid en hulpeloosheid, welke uit een zekere trots zooveel mogelijk wordt verborgen gehouden. Want het valt niet mede te moeten bekennen, dat men geheel afhan kelijk van anderen is geworden, dat men de voelen noodgedwon gen onder andermans tafel moet steken, terwijl men zelt zoo gaarne gehuisvest zou hebben iedereen, die hiervoor in aan merking kwam. Dan het niet altijd begrijpen van degenen, welke weinig of niet door de oorlogshandelingen getroffen zijn en die, welke veel of in mindere mate hun bezittingen verloren hebben. Moge het toch zijn, dat onze Oosl-Zeeuwsch-Vlaamsche landgenooten. welke de getroffen Westelijke landgenooten moeten herbergen, wie weet voor hoe lang, een goed begrip hebben van den toestand van deze ook echte vaderlanders. Zeker, ook zij habben gebreken. Het is typisch, vooral in dezen tijd, te bemerken, dat menschen welke veel verloren hebben gemakkelijk aan nog zwaarder getroffenen kunnen geven, terwijl het voor degenen, voor wie de oorlog bijna zonder materieel? schade is voorbijgegaan, vaak zoo moeilijk is van hun overvloed af te staan. Het is geen verwijt, het is echt menschelijk. Laten ze toch in deze de christelijke naastenliefde toonen in den meest kiescher. zin van het woord. Dat is men toch zedelijk verplicht en geeft den gedupeerden weer moed. Zelf worden ze hierdoor op een hoo- get plan gebracht. Verwacht niet van anderen, dat die moeten helpen, maar begin bij uzelf. Doet wat u kunt. Ook de land bouwers op wie H.M. de Koningin zulk een dringend beroep heeft gedaan, moeten bedenken, dat de getroffen medevaderlanders vaak hebben o'f slechts voor enkele dagen, terwijl zijzelf voor maan den vooruit hebben kunnen zor gen. Laten ze die voorraad eens wat minder doen zijn eri niet alleen vertrouwen op hetgeen zelf bijeen gebracht is. In de oorlogsdagen is toch duidelijk gebleken, dat met één slag alles, wat opgezameld was, vernietigd kan worden en tevens hoe afhan kelijk men is. En toch gaat voor pie lnndbouwers ook het leven voort, al is het niet gemakkelijk. Geeft, geeft met milde hand ook hetgeen ge denkt riiet te kunnen missen. Dan zal gezien worden, dat er zegen op rust en dat er geen snee brood minder behoeft gegeten te worden. Denkt ruimer. Denkt aan uw medemenschen en denkt mild over hen, ook al zijn ze soms bitter gestemd. Allen hebben we fouten. Dankbaar en blij zijn ook wij voor de bevrij- dir g. Met weemoed denken we aan de gevallen soldaten, die vaak heel ver van huis hun leven gaven voor onze vrijheid. Laten we vol moed den moei lijken weg gaan en vertrouwen op Hem, die alles schenkt en ons niet meer zal beproeven dan noodzakelijk is. Helpt allen mede, opdat het egoïsme niet op de grootste versnelling blijft staan. Weest verdraagzaam, weest ar beidzaam en met Gods hulp komen ws weer op gang. tl ''I TOEKOMST. Van i onzer lezers ontvingen wij een schrijven naar aanleiding van het artikel „Toekomst" in ons nummer van Vrijdag j.l. Dj schrijver verwacht, dat we de beleediging, die daarin voor- komt ten opzichte van „den 1 ambtenaar, die" enz. zullen heiroeper.. We konden ons dat niet zoo direct indenken, hoe het moge lijk was dat hierin een beleeui- ging viel te constateeren daar het allerminst onze bedoeling is geweest om iemand, van welken rang of stand ook, te kwetsen. Bij nader inzien willen wij ech ter erkennen, dat het woord i „ambtenaar" niet juist is gekozen en dient te worden vervangen door „werknemei". Onze lezer zal toch zeker niet willen be- i twisten, dat er zulke menschen voorkomen onder alle bevolkings groepen en ermede instemmen, dat dezulken hun plaats in de maatschappij niet waardig zijn. Ook onder „werkgevers" treft 1 men ze aan, doch die ondervin den zelf den terugslag van hun tekortkomingen. We willen gaarne onze fout erkennen en onze verontschul- diging aanbieden. Red. MEDEDEEUNG. Het ligt in onze bedoeling met ingang van het eerstvolgend nummer regelmatig artikeltjes op te nemen oetrtffende den toe stand in de bevrijde deelen in Ned.-lndië, de daden van onze marine in dit gebied, en andere onderwerpen verband houdende met onze bezittingen in Oost en West. De Redactie. Het bezoek v. Min. Gerbrandy aan Nederland. Minister-pres. Gerbrandy be zoekt thans tijdens zijn verblijf in Nederland verschillende deelen van het bevrijde gebied. Vorige week bezocht de minister o.a. ook Walcheren, terwijl hij ook een bezoek bracht aan onze gemeente, ABONNEMENTSPRIJS^ Losse nummers 5 ct. Kwartaalabonnement: AXEL, binnen de kom: fl. 1.25 Alle andere plaatsen: 11. 1.55 f ADVERTENTIEPRIJS: S 7 ct per m.m. Ingezonden Mededeelingen: 15 ct per m.m. Kleine Advertentién: (maximum 8 regels) 1 - 5 regels 62 ct. iedere regel meer 12 ct. extra dienstaanbiedingen 52 ct. I 11 'i i ;l: i *n -I i li' i I II

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1944 | | pagina 1