EEN GIFTMENGSTER
Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch- Vlaanderen,
No. 103.
DINSDAG 29 MAART 1938.
53
Oe procureur als getuige.
J. C. VINK - Axel.
Buitenland.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden.
Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
Ieder procureur zal wel minstens
éénmaal in zijn rechtspractijk de
vraag te beantwoorden krijgen,
of hij in de procedure, door of
tegen zijn cliënt ingesteld, zelf
als getuige mag optreden. Stel
b.v. dat de procureur met de
wederpartij een regeling heeft
getroffen, welke in een daarop
volgend proces door laatstge
noemde ontkend wordt, terwijl
er geen enkel bewijs aanwezig
is. Indien de procureur als ge
tuige wenscht te worden gehoord,
zijn er twee gevallen mogeiijk.
Hij kan alvorens te trachten
getuigenis af te leggen zijn
functie neerleggen 1), of hij kan
blijven occupeeren. In het eerste
geval zal wel steeds aangenomen
worden, dat hij slechts is afge
treden om getuige te kunnen zijn,
weshalve een en ander geenerlei
effect zal kunnen sorteeren s).
Beide gevallen komen dus op
hetzelfde neer 1 Voorop zij ge
steld, dat de wet van den regel
uitgaat, dat ieder als getuige moet
optreden, tenzij dit expressis ver
bis verboden is, of men zich
verschoonen kan. Welnu, onbe
kwaam in den zin van art. 1947
B. W. is de procureur als zoo
danig niet, terwijl ook art. 1949
B. W. geen beletsel kan zijn
Is hij misschien als partij te be
schouwen, zooals de ouder, de
voogd enz. of met de partij te
vereenzelvigen, zooals b.v. de
directeur eener N.V. Alvorens
deze vraag te beantwoorden,
worde eerst onderzocht, of een
partij getuige kan zijn 3J. M.i.
moet hier een onderscheid worden
gemaakt tusschen de vraag, of
men zijn wederpartij als getuige
kan hooren en deze andere, of de
partij zijn eigen getuige kan zijn.
Dat men zijn wederpartij niet als
getuige kan hooren, volgt o.a.
luce clarius uit de regeling van
het verhoor op vraagpunten en
meer speciaal uit art. 237 lid 1
Rv., volgens welke bepaling par
tijen den rechter kunnen verzoe
ken, om „elkander" op ter zake
FEUILLETON
Uit het Engelsch.
dienende vraagpunten te doen
hooren. Ten onrechte is uit de
artt. 237 e.v. Rv. wel afgeleid,
dat nu ook een partij niet zijn
eigen getuige mag zijn. Zoo
H. R. 3 Jan. 1913, W. 9474, in
zake de Burgemeester van Warns-
veld contra van Dijk van't Velde
c s. De Burgemeester was zelf
als getuige voor de Gemeente
opgetreden. De H. R. achtte nu
art. 237 Rv. geschonden „daar,
zoo partijen elkander in een
geding wenschen te hooren, dit
verhoor alleen kan plaats grijpen
op de wijze als in dit en de
daarop volgende artikelen is be
paald en dus niet onder eede als
getuige". M.i. kan er slechts van
schending van voormelde wets
bepaling sprake zijn, indien de
eene partij de andere als getuige
oproept. Juist lijkt mij dan ook
de argumentatie van den Adv.-
Gen., die zich ten bewijze van
de stelling, dat de Burg. niet zijn
eigen getuige kon zijn beriep
op art. 1947 B. W.„immers
waar art. 1947 B. W. bloed- en
aanverwanten van partijen in de
rechte linie onbekwaam verklaart
om als getuigen op te treden,
mag a fortiori worden aange
nomen, dat dit verbod ook de
partijen zelf betreft". Op art.
1947 kan tenslotte, dit is duidelijk,
ook een beroep werden gedaan,
ten bewijze van de stelling, dat
de wederpartij niet als getuige
kan worden gehoord. Halkema 5)
wijst nog op het feit, dat in de
wet niet is aangegeven, op welke
wijze procespartijen als getuige
zouden moeten fungeeren, welk
argument m.i. nog al zwak is.
Ik kom nu terug op de vraag, of
de procureur partij is, of met deze
is te vereenzelvigen e). Zoo ja,
dan kan de procureur dus niet
als getuige optreden, zoo neen,
dan kan dit wel, tenzij er nog
weer andere beletselen mochten
zijn. M.i. is de procureur zeker
niet als partij te beschouwen,
noch in materieelen, noch in pro-
cessueelen zin. Dat hij niet op
een lijn te stellen is met een
voogd, curator of bewindvoerder
is evident. Ook lijkt zijn positie
DRUKKER-U1TGEVER
Bureau Markt 12.
Telef. 56. - Postrek. 60263.
ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels 60 Centvoor
eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar
plaatsruimte berekend.
Advertentiën worden franc® ingewacht, uiterlijk
tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure.
in het geheel niet op die des
Burgemeesters van vóór 1931.
De verplichte vertegenwoordiging
door een procureur eindelijk is
slechts in het leven geroepen,
omdat men aan moet nemen, dat
een leek niet in staat is „tot het
verrichten van handelingen be
trekking hebbende op de tech
nische voering van het proces",
zooals Star Busmann het onder
no. 134 van zijn bekend stan
daardwerk kernachtig uit
drukt. De legitima persona standi
in judicio van eischer of gedaagde
blijft door de voornoemde ver
tegenwoordiging dus volkomen
onaangetast. In twee rechterlijke
beslissingen werd de leer gehul
digd, dat de procureur „orgaan"
van de partij zou zijn. Zoo over
woog R. C. Rb. Amsterdam 17
Mei 1929. N. J. 1929, blz. 671
„dat de procureur van een der
gedingvoerende partijen, als zijnde
het orgaan, waardoor die partij
in rechte verschijnt, om dezelfde
reden als onze proces-orde het
hooren van partijen als getuigen
niet toelaat, als getuige'niet kan
worden gehoord". Eenzelfde re
deneering werd gevolgd door
R. C. Rb. Amsterdam 19 Oct.
1935 8). Het wil mij voorkomen,
dat deze opvatting onjuist is.
Organen spelen immers enkel en
alleen een rol bij rechtspersonen
en wel sinds de orgaan-theorie
van Gierke ten onzent opgeld
doet. Van vereenzelviging met
de partij kan dus geen sprake
zijn. Voorts rijst nog de vraag,
of art. 109 Rv. misschien een
beletsel vormt. Lid 1 van die
bepaling zegt, dat de getuigen
„ieder afzonderlijk" op de terecht
zitting gehoord moeten worden,
hetgeen volgens van Rossem-
Cleveringa beteekentdat de
genen, die nog moeten worden
gehoord, niet mogen tegenwoordig
zijn bij het verhoor van hunne
voorgangeis". M.i. levert ook
deze bepaling geen bezwaar op,
omdat de procureur dan maar
vóór alle andere getuigen moet
worden gehoord, is hij de eenige
getuige, dan is er vanzelf geen
moeilijkheid. Zijdelings is ten-
slotte nog de vraag van belang,
of de R C., die de enquête af
neemt, wel competent is om te
beslissen, of de procureur al dan
met als getuige mag optreden,
indien de andere partij bezwaar
maakt. M i. is de R. C. wel
degelijk bevoegd en wel omdat
art. 200A Rv. de beslissing van
verschiltende incidenten aan hem
heeft opgedragen. Het artikel
rept niet expressis verbis over
het onderhavige geval. Een be
langrijk argument is m.i. ook nog
te putten uit het laatste lid, waarin
is bepaald, welke bevoegdheden
aan het „rechterlijk collegie" zijn
verbleven. Hieruit volgt, dat alle
overige bevoegdheden bij den
R. C. berusten 1,J. Resumeerend
kom ik dus tot deze conclusie,
dat de procureur volgens de wet
als getuige in eigen zaak kan
optreden. Hij zal dit overigens
slechts mogen doen als het
zedelijk volkomen verantwoord is.
Leiden, Maart 1938.
Mr. Dr. W. Hugenholtz.
Ofschoon dit artikel meer thuis
behoort in een juridisch vakblad,
deelen we de meening van den
schr., dat het ook wel gewenscht
is, dat buitenstaanders hiervan
kennis dragen. Red.
België en de spellingkwestie
Minister Hoste heeft in den
Belgischen senaat bij de debatten
over de begrooting van het De
partement van Onderwijs 't woord
gevoerd over de kwestie der
schrijfwijze van het N> deriandsch.
De spelling Marcnant heeft den
toestand, waarover men zich in
Nederland beklaagde, verergerd
in plaats van verbeterd.
In België bestaat eenheid en
stabiliteit in de spelling en het
zou gevaarlijk zijn deze op het
spel te zetten door over te gaan
tot een wijziging, welker resultaten
meer dan twijfelachtig zijn.
De Nederiandsche minister van
Onderwijs had ons voorgesteld,
mede te werken aan de vorming
eener commissie, welke tol taak
zou hebben de kwestie van het
geslacht der woorden en van de
voornaamwoordelijke aanduiding
te bestudeeren. Deze commissie
zou dus de spelling Marchant als
een voldongen feit moeten be
schouwen voor zoover het de spel
ling der woorden zou betreffen.
Spr. verklaarde te hebben ge
antwoord, dat, indien de Belgi
sche regeering personen zou aan
wijzen om zitting te nemen in een
dergelijke commissie met beperkte
bevoegdheid, het gepast zou zijn
te waarschuwen voor misverstand
ten aanzien van de openbare mee
ning in België.
(Wordt vervolgdj,
AXELSCHESi COURANT
Door het zoeken naar verstrooiing
zijn wij zóó verwend, dat bijna
niets ons meer voldoet.
Ja, dat zijn we nog, antwoordde
zij vlug, ais in verdediging.
Zij ging naar de deur en bad haar
hand al op de kruk, toen zij zich
plotseling omkeerde en hem in het
gelaat zag.
Ik sta er met mijn leven v®or in,
fluisterde zij met snikkende stem,
dat Eva Raydon geheel onschuldig is,
aan de wjjze, waarop haar echtgenoot
om het leven is gekomen.
U zult natuurlijk in staat worden
gesteld om al wat u kunt verklaren
ten gunste van uw vriendin, wanneer
u als getnige h décharge verschijnt Dij
het gerechtelijk onderzoek, zei bij
vriendelijk, doch met ernstige stem.
Over het geheel vond hij, dat zij
zich voor zijn taak heei verdienstelijk
had gemaakt door haar verklaringen.
Het was meer dan duideiqk, dat Eva
Raydon tQd genoeg had gehad, in de
oogenbiikken, dat zij alteen in de hall
was geweest, om het arsenicnm in het
reeds klaar gemaakte glas gemberlimo*
nade te storten.
Als getuige? stamelde zij.
Dus n bent zeker, dat er een gerech
telijk onderzoek zal plaats hebben.
Ik ben van niets zeker antwoordde
hq eenigszins geprikkeld. Maar het is
onmiskenbaar een geval van moord,
niet waar? Niemand zal willen be
weren, dat die ongelukkige man zich
zelf van kant heeft willen maken, wel
U hebt me zelf daareven verteld, dat
hq bqzonder opgeruimd was dien
avond en er geen sprake van was, dat
hq aan dood of verderf dacht, niet
Neen, zei ze. En daarop klonk
het nog eens, bqna overluidNeen.
Wat ik zeggen wil hq kwam
iets nader bq haar. U hebt dien
kolonel Mintlaw zeker heel goed gekend
in de dagen, dat hq uw vriendin het
hof maakte, vóó dat zq haar tweeden
echtgenoot had ontmoet.
Ja, gaf iq ten antwoord. Zq had
haar zelfbeheersching weder volkomen
teruggevonden.
Ik kende kolonel Mintlaw heel
goed. En met nadruk liet sq er op
volgenHq is een door en door
brave man.
Door en door brave mannen doen
soms heel rare dingen, als aq verliefd
zqn, merkte hq droogjes op. Hier
mee wil ik niet zeggen, dat de kolonel
iets raarders heeft gedaan, dan de
meeste mannen eiken dag van de week
doen, om van den Zondag niet eens te
spreken.
Inspecteur Piimmer was leer
doortastend. Dat was een van de
redenen, waarom hem meestal die
naspeuringen werden toevertrouwd,
waarbq grondig onderzoek veel meer
opgeld doet, dan kennis of zoogenaamde
Intuïtie.
Nu had de ondervinding hem ge
leerd, dat het altqd zaak is, bqzonder
veel werk te maken van het verkoor
der dienstboden, die het personeel
uitmaken, in een huis als waar hq zich
nu bevond en waar, zooals hq stellig
geloofde, een voorloopig bewqs tegen
mevrouw Birtley Raydon zou kunnen
worden gevonden. Daarop gaf hq na
zqn onderhoud met mevrouw Strain te
kennen, dat hq al de dienstboden
wenschte te ondervragen omtrent de
feiten, die eikander opvolgden den
avond van den vierden September en
den ochtend van den vqfden.
Op raad van ds huishoudster begon
hq met de keukenmeid, een aardige,
gevoelige vrouw, die, naar men hem
verklaarde, weg zou gaan om ergens
anders meer te verdienen, daar wqien
mqnheer Birtley Raydon haar geen
verhooging van salarishad wiilen geven.
Wel ga* zij wat mag worden genoemd
een .prachtig ge uigschrlfi" van me
vrouw Strain. Maar over mevrouw
Birtley Raydon wist zq niet veel te
vertellenhet was duidetqk, dat zq
inderdaad niets met de meesteres-in-
naam van de villa te doen had.
Het kittige, een weinig drukke ka
mermeisje Powell had heel wat te
vertellen, en toch, om inspecteur Plim-
mer's eigenaardige zegswqze te ge
bruiken, „draaide dat allemaal op snert-
vcklaringen uii".
Het bleek, dat Powell een hekel had
gehad aan haar patroon, terwqi zq dol
was misschien tegen wil en dank
op naar mooi mevrouwtje.
Powell was ten hoogste verbaasd,
dat deze mqnheer, die haar zoo kalm
aanhoorde, al wist van de hoogloopende
ruzie, die tusschen haar overleden pa
troon en zqn vrouw op den derden
September had plaats gehad. Wellicht
met de bedoeling om haar mevrouw
te verdedigen, liet zq een en ander los,
dat iQ tot dusver treur zien zelve ge-
In dit geval kan hij al dan niet
als advocaat blijven fungeeren. Qee-
nerlei wetsbepaling belet, dat de ad
vocaat voor zijn cliënt als getuige
optreedt. Vgl. R. C. Rb. Amsterdam
10 Oct. 1931, N. J. 1932, blz. 1110.
In gelijken zin werd beslist in
een geval, dat de directeur eener N.V
was afgetreden, enkel en alleen om te
kunnen getuigen. Rb. Haarlem 2Mrt.
1932, W. 124 3.
3) In Asser-Anema Bewijs, 2e dr.,
blz. 249, wordt deze vraag terecht
ontkennend beantwoord en opgemerkt,
dat in Engeland de partij wel kan
getuigen.
4/ De Burgemeester was toen partij,
omdat art. 71 der Gemeentewet be
paalde, dat voornoemde magistraat in
alle rechtsvorderingen de gemeente
betreffende, namens deze als eischer
of verweerder optreedt. Art. 77 lid 1
luidt sinds 1931 als volgt: „Hij ver
tegenwoordigt de gemeente in alle
rechtsgedingen". De gemeente is dus
nu zelf partij.
s) J. H. Halkema. De procespartij
in het burgerlijk geding. Diss. Leiden
1936.
houden had, nametqk dat mqnheer
Raydon een opvliegend, ja heusch een
raar humeur had. Als een voorbeeld
beschreef zq in enkele, niet malsctie
bewoordingen, de wqze waarop hq den
tuinmansjongen een paar dagen voor
zqn dood behandelde, hoe hq diea jon
gen beschuldigd had van diefstal en
gelracht had hem door bangmakerq tot
oekentenis te dwingen. Die geschie
denis brak inspecteur Piimmer min of
meer af, hetgeen hem achteraf eigenluk
speet.
Over hetgeen gebeurde op den avond,
toen Birtley Raydon ongetwqfeld ,hei
arsenicum had ingenomen dat zqn
dood veroorzaakte, was Powell niet
licht uitgepraat. Zq had aan tafel be
diend en zq had het dieublad klaar
gemaakt en in de hall gebracht, on
geveer kwart voor tienen op dien
zelfden avond.
Nog eens en nog eens drong de
inspecteur er bq het kamermeisje op
aan precies te omschrqven wat er op
het blad gestaan had en hq werd
eenigszins tot wanhoop gebracht, toen
het meisje zich één- of tweemaal
tegensprak. Maar de ware feiten uieken
intusschen doodeenvoudig zqn. De
bestanddeelen voor de „Sirandy-gaff"
waren alle op het blad bmnengeoiacnt
en nadat zq, Powell, na de afgrqseiqke
gebeurtenis van den nacnt, 's ma geus
vroeg het biad weer uit de hall uaü
weggenomen, was het groote glas
ongeiukkigerwqs bqna ineens gewas-
scnen, afgedroogd en door haarzelf
weggezet.
De volgende was de werkmeid, die
een benauwd kwartiertje onder verhoor
doorbracht, niettegenstaande zq in het
geneei met in de droevige gebeurtenis
Mtrokksii was gevatst. Q« sadmra-
6) Of een partij optreedt in privé
of qualitate qua doet er overigens
niet toe. Vgl. H. R. 26 ,an. 1928,
N. J. 1928, blz. 671.
'i Artt. 133, 13 en 138 Rv.
s) N. 1936, No. 310de procureur
zou „als het orgaan waardoor die
partij in rechten verschijnt met de
procespartij gelijk te stellen zijn".
In dit verband moge ik terloops nog
verwijzen naar R. C. Rb. Amsterdam
22 Sept. 1928, W. 11893 Hier trad
een andere procureur op, terwijl de
oude proc. als advocaat bleef fun
geeren.
Zie aant. 2 op art. 109, blz. 217.
10) In gelijken zin R. C Rb. Amster
dam 27 Juni 1929, N. J 1930, blz. 102.
De R. C. beriep zich ook nog op het
feit, dat vóór 1923 ook de beslissing
over wraking van getuigen aan den
R. C. was opgedragen.
ger gaf het bewqs, welk een goed
vakman hq was, want niet één der drie
vrouwen had, na zqn verhoo', het ge
ringste vermoeden, naar welken kant
zqn verdenking uitging.
Van Tne Mill House reed inspecteur
Piimmer naar het paviljoen-ziekenhuis,
om daar juffrouw Jameson aan een
degeiqk, hoewel k©rt verhoor te onder
werpen. Giarne had hq ook de meid
geloord, die de voordeur van het hos
pitaal np de morgen van den 4an
September had opengelaten.
Maar het meisje was juist met
vacantie gegaan, en de feiten met
betrekking tot het gebeurde leden geen
twqfel. Immers, de chauffeur van me
vrouw Birtley Raydon had gezien,
terw|l hq in den wagen was biqven
zitten. hq had zqn oogen goed den
kost gegeven, iets, dat chauffeurs al
tqd doen, als ze moeten wachten
dat zqn meesteres de deur openduwde,
en mevrouw Birtley Raydon had hem
zelf verklaard, dal zq eerst naar de
apotheek was gegaan en daarna door
het raam gezien had, dat het door haar
gezochte tweetal in den tuin liep te
wandelen, waar zq hen beiden terstond
had opgezocht.
Wat zq nog niet gezegd had, ver
telde de apothekeies nu, niet zonder
eenige weifeling, zelf; nameiqk, dat
den vierden September de deur van de
kast, waar arsenicum en andere ge-
vaarlqke vergiften werden bewaard,
wa» oiqven openslaan, heigeen niet
anders dan ais een onverantwoorde*
IQke nalatigheid kon worden aan*e*
«rat.