Axelsche Courant.
Nieuws-en Advertentieblad voor
Zeeuwsch-Vlaanderen.
No. 18. Vrijdag 4 Juni 1937
Raadsverslag.
Verschijnt
Dinsdag- en Vrijdagavond.
Drukker-Uitgever J. C. VINK
Axel.
Tweerie Lilad.
Zitting van Dinsdag 1 Juni 1937.
Aanwezig de heeren J M. Oggel,
P. van B-ndegem, C. Th. van de
Bilt, A. Th. 't Qilde, B. S ghers,
A. van 't Huff, A. P. Esselbrugge,
C- van Bendegem, C. Hameli k,
J. f-anoy, A. P. de Ruijter en F.
Dieleman.
Afwezig dhr. P. de Jonge.
Voorzitter de heer F Blok, bur
gemeesterSecretaris de heer J.
L. J. Maris.
II.
In aansluiting aan hetgeen in
ons vorig nummer reeds beknopt
is vermeld, volgen hier thans de
besprekingen over de agenda
punten
2 Ingekomen stokken.
b. Aankoop grond van dhr.
D. de Putter a^n de Stationstraat.
Dhr. VAN DE BILT vroeg in
lichtingen hieromtrent, omdat hij
daar niets van wist.
Dhr. VAN 't HOFF informeerde
naar het stukje grond daarnaast
gelegen.
De VOORZ. zeide tot dhr.
Van de Bilt, dat dit door B en
W. kan geschieden en tot dhr. Van
't Hoff, dat het met het bedoelde
stukje grond ook in orde komt.
De stukken a tot en met f
werden voor kennisgeving aan
genomen.
g. Over het schrijven van
Qed. St. betreffende de verorde
ning voor het parkeeren in Axel,
werd nogal ruim van gedachten
gewisseld.
Dhr. VAN 't HOFF kan zich
niet indenken, dat in de Prins
Hendrikstraat een parkeerverbod
wordt toegepast en in de Wil-
helminastraat niet, waar toch ook
een garage is. Het wordt voor
de verschillende zaken in de
Prins Hendrikstraat, die auto's
hebben, moeilijk met een dergelijk
verbod. De menschen van de
garage aldaar zullen daar veel
schade van ondervinden. Hij zou
willen, dat daar geparkeerd zal
mogen worden, ofschoon de toe
stand er niet ideaal is. Een
soepele toepassing zou hij de
meest bevredigende oplossing
vinden.
De VOORZ. zeide, dat het in
de bedoeling ligt om in de Prins
Hendrikstraat met medewerking
der betrokkenen een goede rege
ling tot stand te brengen. Soe
pelheid zal worden toegepast
door B. en W., die dan echter
ook de medewerking verwachten
van de belanghebbenden. Doch
indien noodig, moet tegen wan
toestanden aldaar worden opge
treden. Er staan daar steeds veel
auto's van 's morgens tot 'savonds,
oa. ook meermalen een groote
bus. Met samenwerking is echter
veel te bereiken en het is niet
de bedoeling om het bedrijf te
knechten. De straat is voor het
verkeer en niet voor het bedrijf.
Dhr. DE RUIJTER vroeg of in
andere straten, waar ook garage's
zijn, een andere regeling is. Het
is hem bekend, dat er in de
Prins Hendrikstraat menschen zijn
die er last van ondervinden. Hij
vroeg, of er geen onbillijkheid
kan ontstaan tusschen de belang
hebbenden in de Prins Hendrik
straat en ir, andere straten.
De VOORZ. wil het probeeren
en zien of het gaat met soepele
toepassing.
Dhr. DE RUIJTER vroeg of er
dan verschil van toepassing is.
De VOORZ. antwoordde, dat
in de Prins Hendrikstraat de
meeste last ondervonden wordt
van die auto's.
Dhr. DE RUIJTER: Dus is
het de bedoeling om voor de
Prins Hendrikstraat een extra
regeling te treffen?
Dhr. OGGEL: Ja, omdat daar
de meeste last ondervonden wordt
van de auto's, met repareeren,
enz. Er zijn verschillende klach
ten daarover gekomen. En wan
neer van andere garage's klachten
komen, moet daartegen ook op
getreden worden. Het is niet de
bedoeling om het bedrijf tegen te
werken, doch het is voor de
goede orde.
Dhr. VAN 't HOFF is wel
eenigszins bevredigd door de
woorden van den Voorz., doch
vreest toch, dat, als de verordening
er eenmaal is, we er dan niet meer
van af kunnen.
De VOORZ.Het is niet de
bedoeling om streng op te treden.
Dhr. FANOY sprak over soe
pele toepassing, doch dat kan
moeilijk worden, in verband met
plaatsing van de borden.
De VOORZ. zeide, dat dit niet
het geval zal zijn.
Dhr. FANOY vreest toch, dat
daardoor onbillijkheden zullen
ontstaan.
De VOORZ. antwoordde, dat
met een en ander Rekening dient
gehouden te worden nu eens zal
streng opgetreden moeten worden,
dan weer zal soepelheid moeten
worden betracht.
Dhr. HAMELINK heeft er reeds
veel over gehoord, maar niet altijd
opbouwend. De eenige opmerking
van den Voorz. is steekhoudend,
nl. dat de straat voor het verkeer
is en niet voor het bedrijf. Doch
wij voelen allen niet de moeilijk
heden van deze menschen, die
zonder de straat hun bedrijf niet
kunnen uitoefenen. Hij heeft er
met de menschen over gesproken,
doch zoowat iedereen zet daar een
auto en dan wordt het op Essel
brugge gestoken, doch de vele
auto's, die daar altijd staan, zijn
niet steeds van hen. Dus de
eenige oplossing is een parkeer
verbod. Vroeger was het hier ook
zoo met de smeden, met hun
paardenboxen, die daarmee ook
een gedeelte van de straat in
belag namen, en dat is ook ver
beterd.
Dhr. DE RUIJTER is het er mee
eens, dat de werkplaats van de
straat af moet, doch er zijn ook
andere zaken, b v, Van Kampen,
die daar ook wel eens een auto
staan heeft voor zijn bedrijf.
De VOORZ. antwoordde, dat
het niet de bedoeling is om hier
tegen op te treden het moet b.v.
voor het bedrijf van Van Kampen
daar vrij blijven om te laden of
te lossen.
Dhr. SEGHERS is daar ook
voor, omdat het anders onmogelijk
gemaakt wordt voor de menschen
om hun bedrijf uit te oefenen.
Z h.s. werd daarna besloten geen
wijzigingen meer in de bestaande
bepalingen aan te brengen.
M' d-deelingen.
Hierna kwam aan de orde het
antwoord op de vragen, zooals
reeds in ons vorig nummer ver
meld.
a. Benoeming le Commies ter
secretarie.
Dhr. HAMELINK zeide met be
langstelling te hebben uitgekeken
naar het antwoord Persoonlijk
heden zitten bij hem niet voor en
hij laat bekwaamheden buiten
beschouwing, maar hij gelooft,
dat deze gang van zaken voor de
gemeente funest moet worden.
le. Waarom het niet gewenscht
was om den adjunct-commies le
ambtenaar te maken, weten wij
niet ls die niet bekwaam ge
noeg, of wat is het Hij is echter
op het tweetal geplaatst, dus van
onbekwaamheid kan geen sprake
zijn. Wij hebben daaromtrent nooit
iets vernomen. Spr. is van oordeel,
dat het ambtenarenreglement op
zij is gezet en daarvan is afgeweken.
De thans benoemde is hier on
bekend en de andere ambtenaar
is hier wel bekend, evenals zijn
capaciteiten. Spr. is dan ook niet
bevredigd met het antwoord en
gelooft dat er andere motieven aan
ten grondslag hebben gelegen.
2e. Hieromtrent zeide spr., dat
het heel gemakkelijk is om een
heele familie de betrekkingen te
geven in gemeentebesturen, waarin
de vader leiding heeft als wet
houder. Het kan voorkomen, dat
er nog een zoon solliciteert en
spr. acht dit niet goed voor den
gang van zaken. Er |s ook wel
eens meer wat gebleken bij vorige
benoemingen na onderhandelin
gen. Hij zal het echter hierbij
in eerste instantie laten.
Dhr. OGGEL wil niet op de
persoonlijkheden van dhr. Ha
melink ingaan, doch zou gaarne
zien, dat de notulen hieromtrent
ter tafel kwamen.
De VOORZ antwoordde, dat
dit niet de regel is. Hij lichtte
een en ander toe omtrent de ge
voerde besprekingen in deze pijn
lijke zaak en achtte het gewenscht,
geen zgn. struisvogelpolitiek te
voeren. Het is allerminst recht,
dat thans de voorz. van het college
van B. W. de schuld zou krijgen.
Dhr. OGGEL verdedigde zich
en wenschte nogmaals dat de
notulen ter tafel kwamen.
De VOORZDaar staat alles
ook niet zoo juist in, mijnheer
Oggel. Spr. achtte er veel moed
voor noodig van beide wethouders
om, als de Voorz. zegt, dat iemand
als dhr. Francke bekwaam genoeg
is, er nog een vreemde benoemd
wordt. Dhr. Oggel staat zeer
zwak, nu z'n zoon benoemd is.
Dhr. OGGEL lk dank U zeer,
mijnheer de Voorz. Spr. zou ook
gaarne zien, dat de andere wet
houder zich vrij uitsprak.
Dhr. P. VAN BENDEGEM zeide,
dat de Voorz. ook dhr. De Smidt
naar voren heeft gebracht, doch
de Voorz. heeft toch ook gezegd,
dat Smidt niet de meest geschikte
persoon was. Er is tenslotte een
middenweg gekozen en er is ook
door mij gezegd, dat de 3e amb
tenaar m.i. niet de geschikte per
soon was om met de menschen
om te gaan. En naar de thans
benoemde heb ik een onderzoek
ingesteld, dus ga ik vrij uit in deze.
Dhr. VAN DE BILT zeide, dat
dhr. Hamelink er een beetje herrie
over heeft geschopt, doch dat B.
en W. de verantwoordelijke per
sonen zijn, die zoo'n ambtenaar
moeten benoemen.
Dhr. HAMELINK: Ik dank U,
mijnheer v.d. Bilt
Dhr. VAN DE BILT Ze hebben
het recht den besten te nemen.
Dhr. VAN 't HOFF vond het
treurig, dat deze persoonlijke zaak
in een openbare raadsvergadering
besproken wordt.
Dhr. FANOY zeide, dat de anti-
rev. raadsfractie vertrouwen heeft
in haren wethouder.
Dhr. 't GILDE achtte het ook
treurig, om deze zaak hier te
bespreken en richtte zich hierbij
voornamelijk tegen de opmerkin
gen van dhr. Hamelink.
Dhr. HAMELINK: Ik dank U
voor die flauwe kul.
De VOORZ zou de kwestie
liever in besloten zitting verder
bespreken.
Dhr. OGGEL wilde dit echter
in openbare behandeling.
De VOORZ. vond dit niet ge
wenscht, waarna de openbare zit
ting overging in etne met ge
sloten deuren.
Na heropening der openbare
zitting zeide dhr. HAMELINK
naar aanleiding van enkele op
merkingen, opheldering noodza
kelijk te achten. Spr. zeide alles
in het werk gesteld te hebben
om de zaak tot klaarheid te
brengen. De naam Oggel moest
hierbij echter in het geding
komen. Hij heeft daarbij niet
afgedongen op de kwaliteiten van
den benoemde. Het is zijn vaste
overtuiging echter, dat de familie
kwestie er tusschen zit. Spr.
heeft ook acte genomen van de
woorden van dhr. Fanoy, die
zeide dat de anti-rev. raadsfractie
vertrouwen stelt in dhr. Oggel
dat komt later nog wel eens van
pas. Dat de wethouders dhr.
De Smidt hebben willen benoe
men is niet bewezen. Wat de
opmerkingen van dhr. v. d. Bilt
betreft, als zoude het mij te doen
zijn geweest om herrie te schoppen
in den Raad over deze zaak,had
dhr. v. d. Bilt beter kunnen
zwijgen. Deze heer heeft ook
wel eens meer herrie geschopt,
als het in zijn kraam te pas
kwam. Ook geldt dit voor dhr.
't Gilde, die eens gezegd heeft,
dat deze Raad een werkcollege
behoort te zijn. Dat is zij ook
geworden» toen dhr. 'tGilde's
fractie tot vrijwel nul gereduceerd
is. Ook lot dhr. Van 't Hoff wilde
spr, zeggen, het heelemaal niet
treuiig te vinden. Spr. hoopte,
dat de menschen in Axel hier
mede rekening zullen houden.
We moeten geen familieregent
schap bij dergelijke benoemingen.
Dhr. 't GILDE zeide tot dhr.
Hamelink dat zijn fractie tot nul
gereduceerd is
Dhr. HAMELINK: Pardon,
bijna
Dhr. 't GILDE gaat verder en
zeide dat de kool het sop niet
waard is en dat de berg een
muis heeft gebaard.
Dhr. P. VAN BENDEGEM
zeide, dat toen dhr. De Smidt
niet als de geschikste beschouwd
werd, toen uit de andere solli
citanten de beste gekozen is.
Dhr. VAN 't HOFF had liever
gezien, dat alles in besloten ver
gadering besproken was. Hij
achtte deze besprekingen niet
geschikt voor openbaarheid.
Dhr. OGGEL zou nog willen,
dat de Raad zich uitsprak over
de benoeming.
Dhr. C. VAN BENDEGEM:
Dat hebben wij niet te doen.
De VOORZ. vond dat ook ver
keerd. Als een lid inlichtingen
vraagt, moet daarop geantwoord
worden.
Dhr. OGGEL dankte hierna
den Raad voor de medewerking
en den steun.
Dhr. HAMELINK nam hiermede
echter geen genoegen en achtte
zich gedrongen een motie in te
dienen, zooals in ons vorig num
mer vermeld. Hij verklaarde dit
achterwege te hebben gelaten,
indien dhr. Oggel nu tevreden
was geweest. Spr. heeft boven
dien ook de uitlating namens de
anti-rev. fractie verwonderd.
Dhr. DE RUIJTER vond geen
reden aanwezig, om wantrouwen
uit te spreken tegen den wethou
der Oggel.
Dhr. FANOY achtte de motie
niet juist, omdat hij zich niet
over benoemingen in de toekomst
kan uitspreken.
Dhr. HAMELINK zeide een en
ander in de motie te hebben
willen neerleggen, omdat hij de
gevolgde handelwijze in het alge
meen verkeerd acht.
Dhr. 't GILDE is er absoluut
tegen, nu er zoo'n scherp debat
over deze zaak gevoerd is.
Dhr. HAMELINK: Dat heeft
U verscherpt.
Dhr. 'f GILDE is er ook in 't
algemeen niet voor en heeft ver
trouwen in het genomen besluit.
Dhrn. ESSELBRUGGE en VAN
't HOFF zullen zich er niet over
uitspreken.
Dhr. DIELEMAN zeide, dat, als
er een motie kwam, de anti-rev.
fractiedaaiaan nietzal meewerken.
Dit is het besluit onzer fractie.
Hij vond echter, dat het amb
tenarenreglement wel degelijk ge
weld is aangedaan, nu niet alleen,
maar ook vroeger. Dit geldt niet
alleen voor het geval Oggel. Het
reglement is door B. en W. vast
gesteld en zelf handhaven zij het
niet. De zaak wordt hoe langer
hoe ingewikkelder. Ik kan nu voor
of tegen de motie stemmen, maar
ook blanco.
Dhr. OGGEL verdedigde zijn
standpunt ook nog nader en zeide,
dat wel degelijk op de geschikt
heid moet gelet worden.
Dhr. VAN DE BILT was het
niet eens met de meening van dhr.
Dieleman en achtte opschuiving
van personeel niet altijd goed. Dit
ligt aan" de beslissing van B. W.
Dhr. DIELEMAN merkte op, dat
B. W. dan toch dienen te zorgen
voor goede 3e ambtenaren.
Dhr. HAMELINK zeide, dat ook
de uitlatingen van dhr. Dieleman
hem bevreemd hebben. Ik zou
de motie niet gesteld hebben, als
ook die scherpe verklaring van de
anti-rev. fractie er niet was ge
weest. Hij vindt, dat men zich
moet uitspreken tegen dergelijke
handelingen, zooals die zijn ge
beurd, om in de toekomst her
haling tegen te gaan. Er is geen
wantrouwen in uitgesproken tegen
dhr. Oggel. Spr. achtte het ook
niet juist om altijd uit den voor
raad ambtenaren te moeten putten,
zooals dhr. Dieleman voorstaat.
De VOORZ. sloot hierna het
debat over deze zaak en bracht
de motie in stemming. Deze
werd verworpen met 4 tegen 3
stemmen en 5 onthoudingen,
Vóór stemden dhrn. Seghers, C.
_van Bendegem en Hamelink,
tegen dhrn. 't Gilde, P. van Ben
degem, De Ruijter en Fanoy.
Dhrn. Esselbrugge, Van 't Hoff,
Van de Bilt, Oggel en Dieleman
-onthielden zich.
b. Dhr. C. VAN BENDEGEM
dankte het college van B. en W.
voor het onderzoek en de inlich
tingen omtrent de door hem ge
stelde vragen. Een en ander
heeft hem echter niet volledig
bevredigd.
c. Naar aanleiding van de
door dhr. De Ruijter gestelde
vragen en het antwoord daarop,
merkte dhr. VAN DE BILT op,
dat men het in de Oude Wijk
niet te druk moet maken met die
beplantingen enz. Er moet daar
ook voldoende speelplaats blijven
voor de kinderen, die leelijk in
het gedrang is gekomen. Waar
moeten de kinderen op den duur
naar toe en ook voor de groote
menschen blijft er tenslotte geen
plaats of uitweg meer over.
De VOORZ. antwoordde, dat
met deze wenken rekening zal
worden gehouden.
i. Inlichtingen over de door
dhr. C. Hamelink gestelde vragen
betreffende woningbouw.
Dhr. HAMELINK achtte de be
antwoording er vlak naast. Hij
had willen weten, waarom door
B. en W. van het standpunt der
bouwcommissie is afgeweken,
daar het college toch het advies
van de commissie had gevraagd.
Men heeft echter de commissie
niet laten weten, dat B. en W.
het niet eens waren met dit
advies. Er is daarvan geheel
afgeweken. En nu loopt de le
wethouder misschien wel expres
weg (dhr. Oggel verliet even de
vergadering), doch dat versterkt
het prestige van dhr. Oggel niet.
Spr. moet dit laken. We zitten
hier niet voor ons plezier, maar
in het belang der gemeente. Ik
wil dit even terloops opmerken.
Zoo voortgaande, ziet spr. de
oude toestanden van weleer weer
terugkeeren. We zitten toch niet
in de commissie voor spek en
boonen
Dhr. DE RUIJTER lichtte een
en ander ook nader toe en had
geen bezwaren tegen den bouw,
echter onder voorbehoud, dat de
geadviseerde verbeteringen aan
gebracht werden. Spr. had dan
ook van B. en W. verwacht, dat
zij nu wel medewerking zouden
verleenen, doch zij gingen zelfs
nog een stap terug. Deze gang
van zaken heeft hem dan ook
bevreemd.
Dhr. VAN 't HOFF drukte er
zijn spijt over uit, dat blijkbaar
niet de gewenschte saamhoorig-
heid bestaat tusschen B. en W.
en de bouwcommissie en achtte
dat niet bevorderlijk voor een
goeden gang van zaken. B. en
W. hebben wel het recht om een
ander besluit te nemen, doch er
dient toch samenwerking te zijn.
Dhr. OGGEL: We moeten
toch ook een beetje schikken.
Dhr. VAN 't HOFF Ik keur
dien bouw niet af, maar er moet
toch in de eerste plaats samen
werking zijn.
Dhr. P. VAN BENDEGEM is
heteensmet dhr. Oggel en meende,
dat de soepelheid in acht is
genomen. Het is daar heelemaal
niet ontsierd met dien bouw en
spr. hoopt zoo voort te gaan
Dhr. DE RUIJTERHet gaat
toch om het bouwplan en nu zegt
de wethouder Van Bendegem wel,
dat hij zoo voort wenscht te gaan,
doch dat gaat niet aan, dan kunnen
wij wel heengaan als bouwcom
missie, als bij voorbaat reeds zoo
ongeveer gezegd wordtwe storen
ons toch niet aan die commissie.
Dhr. HAMELINK bracht zijn
grieven ook nog nader naar voren
en kwam tot de slotsom, dat zoo
wat is uitgedrukt door B. en W.
we hebben met de commissie geen
rekening te houden. Spr. achtte
dan ook te moeten overwegen, of
op deze wijze als bouwcommissie
nog kan worden voortgegaan met
B. en W.
De VOORZ. sloot hierna de
besprekingen over deze aangele
genheid»
(Vervolg in het Eerste Blad)»