W Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch- Vlaan deren. SPORT en LIKFD2. :IVOR Oi= No. 19. VRIJDAG 12 JUNI 1936 52o Jaarg. J. C. VINK - Axel. Enquête betreffende den kettinghond. FEUILLETON. Binnenland. cMooüa unite tonden, Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. DRUKKER-UITGEVER Bureau Markt C 4. Telef. 56. - Postrek. 60263. ADVERTENT1ËN van 1 tot 5 regels 60 Centvoor eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure. Eerste Blad. Veel meer dan 64488 kettinghonden in ons land. De Commissie G. inzake den kettinghond heeft een omvangrijke euquête ingesteld betreffende het voorkomen en de behandeling der kettinghonden in Nederland. Aan de burgemeesters van alle 1076 gemeenten in ons land werd een invulstaat gezonden, met het verzoek deze, voorzien van de gevraagde en zoo mogelijk ook van ongevraagde gegevens, aan de Commissie te willen terug zenden. Een duidelijk overzicht van het aantal kettinghonden in ons land, dat ontstellend groot blijkt te zijn, werd verkregen, dank zij deze vlotte medewerking van zeer vele burgemeesters. Uit 774 gemeenten werden ant woorden ontvangen, waarvan er 737 positieve inlichtingen bevat ten, betreffende 6448 8 ketting honden. Merkwaardig is het belangrijke verschil, dat er bestaat tusschen de in gelijksoortige gemeenten voorkomende aantallen ketting honden. Sommige kleine gemeen ten in den Achterhoek van Gel derland b.v. meldden aantallen van 700 kettinghonden en meer, in andere kleine plattelandsge meenten is er niet één Ergens in het zuiden van Limburg snak ken ongeveer 1300 kettinghonden in één gemeente naar vrijheid die nimmer komtzij worden nooit losgelaten andere kleine gemeen ten meldden aantallen van 500, 400, 330 en minder, die absoluut nimmer vrij komen Bovendien mogen wij aanne men, dat in gemeenten, waar de honden worden beschouwd als in het algemeen zelden vrijkomend, ook zeer vele worden aangetrof fen,dienimmer worden losgelaten, zelfs niet aan een lijn. En, uit een korte wandeling aan den onvermijdelijken ketting of lijn bestaat dikwijls het „vrij" komen I van kettinghonden In het grootste deel der op gaven wordt de toestand der hokken, der honden en de ver zorging der dieren bevredigend geacht, al moet daarbij dadelijk tiet antwoord van een der burge meesters worden vermeld, die deze waardeeringen invult, omdat geen klachten inkwamen. Bij het speciale onderzoek, dat in verschillende gemeenten ten behoeve van de door de commissie gestelde vragen werd gehouden, bleek menigmaal, dat niet overal de toestand zóó bevredigend was, als aan het uitblijven van klach ten kan worden ontleend. In verschillende uitvoerige rapporten wordt melding gemaaktvan slechte hokken. Uit de verstrekte inlichtingen kan de slotsom getrokken worden, dat ongetwijfeld het verschil in belasting, hetwelk er, volgens ar tikel 286 van de Gemeentewet, moet bestaan tusschen waak- en vrije honden en de interpretatie van „waakhond" door vele ge meenten ais „kettinghond", in hoofdzaak verantwoordelijk zijn voor het geketend liggen van zoo ontelbare honden. Dat sleur, gemakzucht, on nadenkendheid en meer dergelijke menschelijke eigenschappen, tot bestendiging van een even on- noodigen als schandaligen toe stand bijdragen, is begrijpelijk. Dat er nog altijd geen wette lijke bepalingen zijn, welke den kettinghond verbieden, is jammer. Dat zelfs het houden van ketting honden niet alleen door de Wet wordt gesanctionneerd, doch in hoofdzaak een uitvloeisel is van een wettelijke bepaling, is nog meer te betreuren. Het ligt allerminst op onzen weg, daarover iemand, wie dan ook, te hekelen. Inderdaad zal de omvang van het kwaad niet bekend zijn geweest en de ge volgen van art. 286 der Gemeente wet konden, zonder een speciaal onderzoek (waarvoor, anders dan uit het oogpunt van dierenbe scherming, geen reden bestond) vermoedelijk niet worden overzien. Iets anders is het, of dit nu zoo mag blijven. Geen enkele steekhoudende reden is, naar wij meenen, aan te voeren voor het handhaven van dezen erbarmelijken, middel- eeuwschen toestand, die een le venslang lijden beteekent voor tienduizenden honden. In verschillende plattelandsge meenten komt niet één ketting hond voor, en toch is de bewa king daar niet slechter dan elders, waar soms meer dan duizend honden in één gemeente levens lang geketend liggen Het bestaan van den ketting hond in ons land is een schande, die niet voldoende bekend was en niet de aandacht trok. Nu echter een inzicht is gekregen in deze materie, zij het van iederen weidenkenden Nederlander een eerezaak, het kwaad te bestrijden. Wat wij dan wel zouden wen- schen Als eerste en belangrijkste stap zou doelmatige wijziging van ar tikel 286 der gemeentewet, dat thans zoo ontzettend veel bitter dierenleed veroorzaakt, een waar lijk Koninklijk geschenk mogen heeten Koninklijk, wijl het is rechtvaardig en waardig, en een nobele geste zou beteekenen te genover tallooze armzalige ver drukte stakkers, die zich niet kunnen verdedigen, maar in le venslange duistere knechtschap ten gronde gaan, daar hun hunke- rend gehuil niet is verstaan. Het verschil in belasting zou moeten verdwijnen, zoodat het geen geldelijk voordeel ni'eebrengt zijn hond vast te leggen. Ten einde niet den „kleinen man" te treffen, make men de belasting progressief dat is rechtvaardig. Oók zijn dringend noodig strenge voorschriften betreffende hok en eventuele ren of kennel. Hoe het met het „hok" soms gesteld is, toonden foto's, welke ons uit verschillende gemeenten werden toegezonden. Als logisch gevolg zou dan een algeheel verbod van het houden van kettinghonden mogen worden verwacht, waarmee aan een schan delijke, onnoodige en schrijnende misstand een einde zal zijn ge komen. Gezegend zij de dag, waarop dit groote kwaad verholpen zal zijn C. M. K. De beide vasto-lasten ontwerpen verworpen. Dinsdagmiddagheeftde Tweede Kamer na uitvoerige verdediging door minister Oud de beide vaste- lastenontwerpen verworpen. Eerst werd gestemd over art. 1 van het ontweip-crisis-landbouw hy- potheekwet. Dit werd verworpen met 55 tegen 37 stemmen. Vóór vrijz.-dem. en soc.-dem., commu nisten, de a.-r. Van Dijk, Zijlstra, v. d. Heuvel, Smeenk, Wielenga en de heeren Van Houten (chr.- dem.), Arts (k.d.p en Sneevliet. Minister Oud vroeg hierna de verdere behandeling van het wets ontwerp aan te houden. Ook art. 1 van het vaste-lasten- ontwerp is daarop verworpen met 55 tegen 37 stemmen en wederom heeft de minister toen schorsing van de beraadslagingen gevraagd. Dit wil dus zeggen, dat de re geering aan H. M. de Koningin verlof zal vragen om beide ont werpen in te trekken. De regee ring heeft overigens van deze verwerping geen halszaak ge maakt. De minister heeft het nog eens nadrukkelijk gezegdmet deze ontworpen regelingen zou het gemakkelijker gaan, doch ook zonder deze acht zij zich vol komen in staat, de zich gestelde taak verder te blijven vervullen. Ei is jarenlang geklaagd over de ongunstige positie der hypo- theekboeren, concludeerde de minister. Dit wetsontwerp tracht voor hen iets te bereiken. Laat men, tenzij men principieel overal tegen is, het nu ook aannemen, al had men gaarne meer gewild. In het bijzonder deed spr. een beroep op de katholieke fractie, welke hij nadrukkelijk voorhield, dat het onverstandige politiek zou zijn, het gebodene af te wijzen. De minister heeft vervolgens uitvoerig het eigenlijke vaste- lasten-ontwerp verdedigd. Ook hier, zij het in mindere mate, ontvangt menig huiseige naar zijn huur nog, mede dank zij den werkloozensteun. Moet men nu zeggen, dat aantasting van hoofdsommen de eenige consequentie zou moeten zijn van de ontstane dispariteit tusschen waarde en opbrengst Spr. meende van niet. Aantasting van hoofdsommen is iets definitiefs, onherstelbaar wanneer de waarde van onroerend goed weer mocht gaan stijgen. Wat op den schul denaar drukt, is daarbij niet aller eerst de hoofdsom, dcch juist rente en aflossing. Daarom zijn prectische resultaten te bereiken, door in deze laatste betalings plichten verlichting te brengen. (Wordt venroigd>) AXELSCHEB COURANT. 16) Nu, daar zul je zoo gauw geen last van hebben, meende Lucie met een blik op Eliy's slank meisjesachtig figuurtje. Ze brachten Elly naar den auto en keken haar een poosje na Het wa gentje vloog over den weg en was dan ook weldra utt het gelicht ver dwenen. Elly rijdt onbesuisd, zeide Marja en keek bezorgd. Ik denk, dat het toch wel prettig moet zijn, zei Lucie peinzend, om •en karakter als E<ly te hebben. Ze is een bee je oppervlakkig, ■aar jij zou het heusch niet prettig Vinden zoo te zijn. ze kan nu eenmaal nergens lang en intens aan denken en daardoor gaat haar veel moois voorbij. Ze zoekt altqd en holt van het eene naar het andere, neen, ik heb dikwijls medelijden met haar, soms denk Ik, dat zij niet gelukkig is. Misschien, maar dat kun je eigen lek nooit van een ander weten, meende Lucie. Neen, dit kun je ook niet, gaf Maija toe en wandelde langzaam naast Lucie door den voortuin naar het huis. 's Middags op hun wandeling ont moetten zq Duynsteer. Het was wel heel toevallin, hq kwam van het vlieg veld en maakte op zfln motor een rit door de omgeving. Hq reed langzaam tn daardoor kwam het, dat hq Lucie ftadeiqic zag. Marja kiadl hq Mg niet, want hq kwam niet bq Luc Bei der aan huis. En dit is Marja Linge, de zuster van Elly Betder, stelde Lucie voor toen zq hem een hand gaf. Hé, dat vind ik prettig met u kennis te maken, door Luc heb ik al veel van zqn schoonzusje gehoord, zeide Duynsteer harteiqk en keek Marja aan. Luc schqnt reclame voor tnq te ma ken, lachte Marja, ik kan goed met hem opschieten, hq is een prettige kameraad. Ja, een joviale kerel, beaamde Duynsteer. Zullen we hier een beetje idyllisch in het gras gaan zit ten stelde hq voor en zeite zqn motor tegen een boom. Wq kunnen dan prettiger praten dan wanneer wq er bq blqven staan, dan heb ik van mqn motor ook geen last, als hq tegen een boom staat en bovendien heb ik al den tad. Marja en Lncie gingen dadeiqk in het gras aan den kant van den weg zitten en Dnynsteer wierp zich achter ever. Niets is heeriqker dan naar de lucht te staren, zeide hq een beetje verontschuldigend, je krqgt zoo n rein gevoel en die ruimte boven je neemt veel van je af. Lucie antwoordde niet. Ze dacht aan Pok, die ook zoo van de wqde luchten hield en thuis altqd heimwee naar de blauwe verten had. Mq maakt het altqd een beetje bedroefd, ik krqg helmwee naar on bekende streken, zuchtte Marja met i komisch pathos. I Duynsteer keek haar geïnteresseerd aan. Ja? vroeg hq enkel. I m Ik k«n nog niet weg, Ik wil eerst mfln s'udie voltooien, zei Marja. Een poosje zwegen ze alle drie, toen vroeg DuynsteerHebt n al eens een grooten vliegtocht gemaakt, juffrouw Linge Neen, een langen tocht nog niet. natuurlijk wel een paar kortere vluch ten. Naar Parqs en Londen, ant woordde Marja. En hoe beviel u dat, vroeg hq dringend. Het was anders dan ik gedacht had en het beviel mq niet zoo heel goed. Hoe zal ik het zeggen, het was esn beetje officieel. Marja lachte. Ik druk mq dom en onhandig uit maai ik bedoel, ik had iets geheel anders verwacht, zooiets als een gevoel van onbeperkte vrqheid, maar ik heb dit gevoel geen oogenblik gehad. Ze zei het spqtig. De machines zijn prachtig en alles wat u maar wilt doch het is een ietsje te comfortabel- Begrqpt u, wat ik bedoel Het was niet romantisch of sprookjesachtig meer en je bad heelemaal niel het idee zoo hoog in de lucht en los vau de aarde te zqn. Lucie keek plotseling gespannen op. Wat zeide Marja daar Dat was het gevoel waar Fok altqd van sprak tegen haar, Fok zegt, dat hq juist dit gevoel altqd heeft en dat het hem altqd zoo zalig maakt, zeide ze schuchter en keek verlegen naar den grond. Duynsteer keek haar een oogenblik aan. Ik begrqp juffrouw Linge heel goed, maar met ons, vliegers, is dit heel Iets anders, dat moet u aiet vergeten, wq hebben om zoo te zeg gen, de machier in onze hand, u blijft altqd maar een passagier en het is misschien voer a hetzelfde of ia een trein dan wel in een vliegtuig zit. Neen, met helemaal, wierp Mn ja tegen, maar ik Had genacht, cut bet spannender zou zqn, tets ongewoons, een avontuur, maar daarvoor is bet te veilig, te veitrouwd, te zeker. Een glans trok over Lucie's gezicht, maar Duynsteer lachte met een pqn- iqk gezicnt. Dat moet u met zoo stellig beweren, juffrouw Linge, zeide hq. Daar kunt u wel eens ongelqk in hebben. Marja, met een blik op Lucie, riep vlugt Nu, ja, zeker, wat is et zeker in deze wereld, in een trein zitten is minstens even gevaariqk, eigeniqk kunnen we nooit zeker van ons leven zqn, ik bedoel enkel maar te zeggen, dat een vliegtocht voor mq niet geworden is, wat ik er mq van voorgesteld had. maar ik ben veei- eiscbend, dat geef ik graag toe. Je bent grappig, meende Lucie. Eliy vertelde mq laatst, dat je zou graag naar Bnska zou willen gaah en in een oude voorhistorische stad leven en op kameelen rijden en water balen uit een oude romantische bron. Marja knikte ernstig, haar oogen werden donker, ja, zeide ze pein zend, zoo'n Bqbelsche stad schqnt een ontzettende aantrekking voor mq te hebben, misschien zou ik mq daar eindeiqk thuis voeten. Voeit u zich hier dan niet tbuis 7 vroeg Duynsteer en keek bet meisje geïnteresseerd aan. Niet altqd, antwoordde zq kort en scheen niet verder op bet onder* wetp te willen ingaan. Plotseling zeide Lucie luid l - Weet u, mqnhettr Duynsteer, dat Fokke aangewezen is all pileot voer de Indië-vluchtea met DOOS 20CT. TUBE 40 EN 60 CT. De vlieger zweeg een oogenblik, hq keek Lucie niet aan, toen hq eindtak antwoordde; Ja, mevrouw, dat weet ik, ik ben ook benoemd. Fok v* ik zullen wei dikwqis samen dezen tucht maken. Plotseling gleed er een licht over Lucie's gezicht. O, dat vind ik prettig, zeide ze eenvoudig Niemand zeide iets. Lucie's woorden waren zoo harteiqk, zoo direct uit het bart gekomen, alle vleierq was er vreemd aan geweest. Duynsteer was er door getrcffen. Het was onder de piloten geen geheim meer, dat Lucie haar angst om Fokke niet kon overwinnen, hoewel er nooit over gesproken werd, was het aan iedereen bekend. En juist dit ergerde Fokke zoo. Hq dacht, dat Lucie geklaagd had en dit was iets, dat hq niet verdroeg. Lucie, die dit vermoedde, leed nog niet zoozeer onder haar angst, dan wel onder de verkoeling die lang zamerhand, eerst bqna onmerkbaar, tusschen hen ontstaan was. Zq pro beerde er telkens met Fok over te spreken, maar iederen keer als zq wilde beginnen, was er iets, dat haar terughield. Lucie verzonk opnieuw in gedachten, Dus ook Duynsteer wist het, ieder een wist het en haar alleen, haar die het het meeste aanging, had bq niets gezegd, Is het dan al zoo erg tus schen ons, vroeg zq zich af. Doch opeens bedacht zq zich, waarom Fok het zoo lane mogelqk voor haar ver zwegen bad en een wilde schrik deed haar hart heftig kloppen.

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1936 | | pagina 1