Nieuws- en Advertentieblad
voor Z e e u w s c h - V1 a a n d e r e n,
HET TESTAMENT.
So. 28.
VRIJDAG 12 JULI 1935.
5Ie Jaarg.
J. C. VINK - Axel.
De Economie in den Landbouw.
FEUILLETON.
wmm
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden.
Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKER-UITGEVER
Bureau Markt C 4.
Telef. 56. - Postrek. 60263.
ADVERTENT1ËN van 1 tot 5 regels 60 Centvoor
eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar
plaatsruimte berekend.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk
tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure.
JBerste Blad.
Als ieder jaar, hield de heer
mr. P. Dieleman, voorzitter van
de Zeeuwsche LandbouwMaat-
schappij, ook Woensdag in de
algemeene vergadering weer een
rede, die aandachtig werd be
luisterd om zijn schoonen en
kernachtigen inhoud. Het is
daarom, dat we ook onze lezers,
voor zoover ze niet op de ver
gadering aanwezig waren, gaarne
in de gelegenheid stellen om
deze woordelijk te lezen en ook
zij die de rede mochten hooren,
zullen naar onze meening deze
met genoegen nog eens op hun
gemak overlezen, om den leer-
zamen inhoud die deze rede bevat.
Mr. Dieleman, dien we bij deze
nogmaals danken, dat hij zijn rede
afgedrukt overhandigde, sprak dan
als volgt
Nog altijd is er nood. Nood
in het maatschappelijk leven.
Nood in het geestelijk leven. Nood
niet slechts bij de enkelingen, of
bij sommige groepen der bevol
king neen, nood algemeen, in
alle rangen en standen, bij alle
deeler. der bevolkingin Neder
land in alle landen. Grenzeloos
is de verwarringniet het minst
die der denkbeelden. Verwarring
ook in het innerlijk leven, het
leven des gemoeds. In hun angst
en vrees, hebben sommigen geen
levensmoed meer en vertwijfeld
als 'i ware, volgt men wie met
de grootste woorden schermt en
het meest positief een weg ter
uitkomst aanwijst, waarvoor hij
niet de minste verantwoordelijk
heid draagt en de beteekenis of
de gevolgen zelf niet doorziet.
Er is een groote nood, waaronder
allen lijden. Bij een naderend
onweder kan het zoo eigenaardig
duister en kil in de natuur zijn,
de zon is dan weg, alles is grauw
en donker. Men wordt angstig
over wat staat te geschieden.
Dan weer is het zoo stil, alsof
mensch en dier rp.et ingehouden
adem angstig wachten, dan weer
giert de rukwind en werpt alles
dooreen, breekt bloem en blad,
schudt plant en woning en drijft
onheilspellende wolken door het
luchtruim. Zoo lijkt thans wel
het menschelijk samenleven. De
zon is weg. Maar zou gemeen
schappelijke nood de menschen
samendrijven om dicht bij elkan
der te staan en met vereende
kracht, voorzoover mogelijk, zich
te beschermen tegen onheilen of
de gevolgen daarvan, de verwar
ring der geesten is zoo groot,
dat vaak nog onder godsdiensti-
gen schijn, tweespalt is en blijft
of zelfs grooter wordt onder wie
behooren samen te werken. Twist
en tweedracht, jalousie en nijd,
concurrentiezucht en demagogie
is vaak oorzaak dat de beste
krachten tegen elkander inwerken.
En het wordt nog donkerder. De
zon verschuilt zich achter nog
dikker wolk. En het wordt killer
en het leven dreigt te verstijven.
Wat een tijd Neen, dan die
goede oude tijd. Och zou het
waar zijn Of heeft de Prediker
van den ouden dag gelijk met zijn
waarschuwing aan de menschen
tegen het vragen of de vorige
dagen beter geweest zijn dan
deze, want zij zouden zulks niet
met wijsheid vragen. Elke tijd
heeft genoeg aan zijn eigen kwaad.
Inzonderheid de tijd genomen
tegenover de eeuwigheid, tegen
over God.
Maar het neemt niet weg dat
er toch onderscheid in tijdperken
is. Er zijn tijden van grooten
voorspoed en van tegenspoed.
Er zijn tijden van heroische ont
wikkeling als in het begin der
16e eeuw en tijden van zedelijke
wilsverslapping en weelde als in
de 18e eeuw. Zoo ging aan onzen
tijd, aan het tijdperk waarin wij
leven, temidden van de gebeurte
nissen en de handelingen, die het
stempel op den loop dezer dagen
zetten, er eene vooraf die zoo
eenzijdig realistisch was dat Prof.
Heymans hem bespotte met die
cultuur te noemen, die der aniline
kleurstoffen der kunstmest, nar
cose en antisepsis en zooveel
andere gaven, waarmede de na-
tuurwetenschap de 19e eeuw als
tot één langen St. Nicolaasavond
heeft gemaakt. En hij stelt daar
tegenover deze drie debetposten
lo. dat wij meer dan ooit vreemd
staan tegenover ons zelf2o. en
nog veel vreemder tegenover an
deren en 3o. totaal vreemd tegen
over den grond der dingen. Het
is zooals ik eens heb gelezen,
alsof de mensch van dezen mo
dernen tijd kamers heeft in allerlei
hotels in het binnen- en in het
buitenland, maar een tehuis niet.
Het verwaarloozen van het
geestelijk leven, van de innerlijke
zijde van des menschen bestaan,
heeft geleid tot een niet kennen
van die behoefte, wier vervulling
door het werkelijke leven, door
dat wat eerst leven is, wordt ge-
eischt, heeft geleid tot een bruut
egoïsme, tot een niet rekenen
met den ander, tot een liefdeloos
heid, tot hoogmoedigen eigen
waan, tot een niet kennen van
elkander, tot een wantrouwen, tot
een verbittering, tot haat. Hét
heeft geleid ook in het stoffelijk
leven, het maatschappelijk leven
der volkeren in hun onderlinge
verhouding, dat een toestand als
waarin wij heden economisch
leven niet kón uitblijven, althans
moest worden verscherpt en dat
men elkander niet kan verstaan
bij het streven naar middelen ter
genezing.
En temidden van dat alles staat
daar onze boerenstand. Deze is
al jaren, zoo niet eeuwen lang,
het kind van de rekening als er
oorlog is, terwijl vrede zoo dik
wijls ten zijnen koste wordt ge
maakt of behouden. In sommige
landen was de boerenstand op
weg naar de verdwijning en het
platteland werd meer en meer
ontvolkt. Ook in ons vaderland
nam de bevolking ten plattelande
veel te weinig toe. Een paar
jaren geleden het ft Prof. van
Vuuren te Kruiningen daarover
een uitstekend referaat gehouden,
voor wat Zeeland betreft. Zee
land, een landbouwende provincie
bij uitnemendheid, ziet zijn be
volking zoo weinig vooruitgaan,
dat het angstwekkend wordt. -En
toch is de landbouw allernood
zakelijkst en is het verbruik der
landbouwproducten niet afgeno
men. Men kan deze zelfs nog
aanzienlijk doen toenemen.
De boerenstand is dus verre
van nutteloos. Dat niettemin het
platteland in bevolking minder
toenam en in den loop der tijden
groote centrale nederzettingen
werden gevormd, komt omdat
men den landbouw opofferde aan
andere economische krachten. De
boerenstand kwam in verdrukking
en in tijden van algemeene crisis,
of liever van algemeenen r.ood,
en van overgang naar andere
maatschappij en bedrijfsvormen,
zou deze stand ten onder gaan,
als niet met kracht en ernst daar
tegen werd gewaakt.
De boeren zelf moeten dat
begrijpen en in eenheid hun kracht
zoeken en laten varen allerlei
kleine of grootere verschillen,
maar eenheid zoeken en kracht
in die eendracht. Wanneer ik
kan spreken tegen de regeering
des lands of tegen andere groepen
der bevolking, die ons willen
terugdringen, namens twintigdui
zend Zeeuwen, dan is dat anders
dan wanneer dit geschiedt namens
vijfduizend. Inzonderheid wanneer
de overige duizenden soms nog
een ander geluid laten hooren,
om welke oorzaak dan ook. De
tijden zijn zoo ernstig, dat geen
verdeeldheid of concurrentiezucht
hier past, maar eenheid hoogste
eisch is. Er moet voor gewaakt
worden dat de boerenstand, dat
het-platteland de positie inneemt
die het voor het welvaren van
het gansche volk noodzakelijk
moet innemen, gelijk jk in het
Zaterdagnummer (6 juli) van ons
Zeeuwsch Landbouwblad in een
opwekkend woord om hierheen
te komen op dezen dag, heb
onderlijnd. Wij moeten er voor
strijden dat nu wij in die moei
lijke overgangsperiode verkeeren,
de landbouw er versterkt uitkomt
en hij eindelijk de plaats inneemt
zijner waardig naast handel en
industrie. In menig land, en ook
meermalen in het onze, werd in
het verleden de landbouw ge-
offerd aan .de belangen der in
dustrie, aan een economische
expansiepolitiek, aan den groot
handel en de buitenlandsche aan
gelegenheden met de bevrediging
daarvan in verband.
Tardieu betoogde in 1931 hoe
in Frankrijk de landbouw onder
geschikt is gemaakt aan de in
dustrie, die den economischen
toestand beheerschte en dat bij
handelsovereenkomsten de land
bouw dienst doet als pasmunt,
maar dat niettegenstaande dit
feit, bij de ratificatie der verdra
gen door het parlement geen
stem zich ten gunste van den
landbouw er zich tegen verhief.
Ten onzent hebben wij meer
dere wakkere vertegenwoordigers
in le Kamer en 2e Kamer, die
waakzaam zijn, maar dikwerf te
klein in aantal om grooten invloed
uit te oefenen.
Nu is een grondfout volgens
vele deskundige economen het
economisch evenwicht te versto
ren door eenzijdige bevoordeeling
van handel en/of industrie. Zelfs
de vader van den Vrijhandel,
Adam Smith, was van deze mee
ning.
Door den grooten vooruitgang
op technisch gebied, door de
concentiatie van machtige kapi
talen verkreeg de industrie in de
19e eeuw en den aanvang der
20e een groote macht, die de
landbouw bedreigde. Er was een
neiging om voor den laagsten prijs
de grondstoffen te verkrijgen en
ook de levensmiddelen, teneinde
de loonen op een lager peil te
kunnen houden. Een enorme
concurrentie met het buitenland
was er een gevolg van, een con
currentie bedoel ik in de levering
der voedingsmiddelen. Tegen
onmogelijk lage prijzen kon het
een en ander worden gekocht.
Daardoor werd het levensbestaan
van den boer en den boerenar
beider en het geheele platteland,
steeds moeilijker. Men kon de
productiekosten nauwelijks be
taald krijgen, wat de loonen ten
plattelande naar omlaag drukte.
En dewijl door het syndicalisme,
de sterke vakvereenigingen der
(Wordt vervolgd),
AXEL
O -.s*s
'L v
UNT
(Engeische vertaling
81
Wij hebben geen van beiden iets
om hander, mijn broer en iR, en lijden
alle twee aan gebrek aan werk. En
dat is slecht voor iedereen, vooral
voor hem.
Voordat Collingwood op deze onge
wone en openhartige verklaring een
gepast antwoord kon vinder, ging de
deur open en kwam mevrouw Malla*
thorpe binnen, gevolgd door haar zoon.
Ooger.blikkelijk gevoelde de bezoeker
de waarheid en de juistheid der laat
ste woorden. Harold Mallathorpe had
een knap, maar niet bijzonder intelli
gent gezicht. Hij was ongeveer van
Collingwood's leeftijd, en zag er uit
of hij zich dood verveelde. Dat zei
den de doffe ooger, de slappe houding,
de manier waarop nij zijn handen diep
In de zakken van zijn Norfolkpak hield,
alsof ze daar een toevlucht cochten
van pure verveling. Hier was nu een
sprekend voorbeeld, dacht Collingwood,
hoe geld een vloek kon zqn. Nu hij
niet meer behoefde te werker, om te
leven, vond hij het leven te veel werk.
Daarentegen was er geen spoor van
doelloosheid of gebrek aan energie in
mevrouw Mallathorpe. Met één blik
tag Collingwood, dat zij een vrouw
was met karakter, wilskracht en in
licht. Zij was een klein, stevig vrouw-
tje, nog geen vijftig, met energieke
bewegingen en een vlugge oogopslag.
Een vrouw, die gemakkelijk de leiding
van een groote zaak op zich nemen
kar. Zoo lang zij het fortuin der
Mailathorpz's beheerschie, dacht hij,
was dat veilig.
Deze heer is mijnheer Bartle Col
lingwood moeder, zeide Nest?, en gaf
haar zijn kaanj'. Hij is dat is
u toch nietwaar advocaa'. Hij kwam
u iets vrager, wat weet ik nog niet.
Ik had mijnheer Collingwood al eens
te der ontmoe', maar hij herkende n.ij
niet.
Als u het mij toestaat, zal ik
gaarne uitleggen, waarom ik kwam,
begon Collingwood.
Waarschijnlijk heeft u van mij
nooit gehoord, maar wel van mijn
grootvader, Antoon Bartle, den anti
quair Mijn grootvader is gisteravond
heel plotseling gestorven.
Mevrouw Mallathorpe en Nesta
drukten met een paar beleefde woor
den haar deelneming uit. Toen, alsof
het een opluchting voor hem was om
ook eens iets te kunnen zeggen, viel
Harold plotseling in
Dat heb ik vanmorgen gehoord,
moeder, Hopkins vertelde het mij. Hij
was gisteravond nog laat In de stad
Ik was van plan het u te zeggen.
Hemel nog toe, riep mevrouw
Mallathorpe uit, en keerde zich naar
een rekje op Oen schoorsteenmantel
waarin een paar brieven stonden. —En
ik heb vanmorgen nog een brief van
hem gehad.
Over dien brief wilde ik u juist
iets vragen, zei Collingwood. Ik
ben vanmorgen vroeg pas uit Londen
gekomen, en natuurlijk heb ik de ver
schillende omstandigheden navegaan
van zijn plotseling overlijden. Het was
wel heel onverwacht in het kantoor
van Eldrick Pascoe. Hij was daar*
heen gegaan om iets te bespreker,
maar niemand weet waf, want hij
stierf vóór hij het zeggen kon. En
volgens zijn bediende Jacob Taylor,
was het allerlaatste wat hij deed, een
brief schrijven aan u. Nu zou ik
graag weten, ik heb daar natuurlijk
mijn redenen voor, wat er in dien brief
stond. Kunt u me inlichten, mevrouw
Mevrouw Mallathorpe ging naar den
Schoorsteenmantel en nam een enve
loppe uit het standaardje. Deze gaf
ze aan Collingwood met de toestem
ming om ze te openen. Collingwood
haalde er een van Bartles oude memo
randums ui', en zag een paar regels
in het bekerd; hakerige schrift:
Mevrouw.
Als u morgen soms naar de stad
rijdt, zoudt u dan even bij mij
willen komen Ik zou u graag een
oogenblik sprtken.
Hoogachtend,
A. Bartle.
Collingwood gaf den brief terug.
Heeft u eenig idee waarover het
ging? vroeg hij.
Ja, misschien weet ik het, sprak
mevrouw Mallathorpe. Mijnheer
Bartle heeft wat boeken van mij ge
kocht, afkomstig van mijn overleden
zwager, die bij hem op de fabriek
stonden. Naderhand wilde hij meer
van die boeken en brochures hebben
over deze streek, er waren er zelfs bij
die hij heel graag wilde koopen. Ik
veronderstel, dat hij mij daarover wilde
spreken.
Even zweeg Collingwood. Hij over
dacht of hij iets zeggen zou van het
geen Jaap Taylor hen verteld had,
over het papier uit het kaartenaakje.
Maar de vlotfe uitleg van mevrouw
Mallathorpe had hem een nieuw denk
beeld aan de hand gedaan, en hij stond
op.
Dank u wel, zeide hij. Ik
denk ook, dat het dat geweest is.
Misschien vindt u het vreemd, dat ik
wilde weien wat er in dien brief stond,
maar, omdat het zeker de laatste was
dien hij schreef
O, ik ben er van overtuigd, dat
het zoo geweest is, riep mevrouw
Mallathorpe uit. Ik was nog wei
van plan, om van middag, als ik'óch
naar Barford moe', even bq nem aan
te gaar. Het spijt mij ie moeten hoe
ren, dat hij dood is. De arme, oude
heer. Was hij niet stokoud?
Hij was een eindje in de tachtig,
antwoordde Co; i ?gwood. Laat mij
u nogmaals bedanken. Goeden mor
gen, mevrouw. Mijn trxi slaat buiten
en ik heb nog zeer veel te doen in
Batford.
De twee jongelui lieten Collingwood
uit. In de hal klaarde Harold's gezicht
ineens op.
Zeg, zei hij. Drink iets voor
je weggaat. Hst is een heel eind heen
en terug. Kom mee in de eetkamer.
Maar Collingwood \ltg Nesta's blik
op en begreep haar wenk.
Dank je wel, hoor, zei htf.
Heusch, dat kan ik niet doen. Wat
een pracht van een huis heb je
ging hij door toen Harold's saaie
uitdrukking terugkwam. Het kon
wel honderd kilometer van de be
woonde wereld afliggen. Wat een rust.
Het is duizend kilometer overal
vandaan, bromde Harold. Niets te
beieven,
Geen jacht? Of kan je niet
vlsschen vroeg Collingwood.
Krijg je er zoo langzamerhand genoeg
yan Weet je wai Waarom maak
je geen eigen golfbaan in het park.
Je zoudt hier een pracktbaan kunnen
hebben.
Dat is een reuzen-idep, viel Nesta
hem bij. Je kon het dezen winter
laten aanlegger, Haul!
Harolk keek Collingwood aan.
Blijf je in Barford vroeg hij.
In alle gevalle, tot ik mijn groot
vaders zaken geregeld heb.
Kom ons dan nog eens opzoe-
ker, zei Harold. B.gf eens een
nacnt. Wij hebben wat een goed
biljarr.
Tor, doet u dat? vroeg Nesta,
echtgemeend.
Nu, wat graag, als u me zoo
vriendelijk vraagt, siernde Collingwood
toe. Maar de eerste paar dagen
nog niet.
Hij reed weg, en verbaasde zich er
onderweg over, dat hij er eigenlijk
heengegaan was. Want dr uitleg van
mevrouw Mallathorpe was ongetwijfeld
correct. Al had hij weinig met Baitle
omgegaan, toch wist hij wel dat, op
het gebied van zeldzame boeken of
gravures hij een echte speurhond was.
Maar toch, waarom dan die onver
wachte uitroep toen hij dat papier
gevonden had Waarom dat onmid
dellijk schrijven Het zag er veel naar
uit, dat het papier betrekking had op de
Mallathorpt-familie, en hij zoo spoedig
mogelijk den inhoud wilde mee dee*
len aan mevrouw zelf en aan zijn ad
vocaat.