Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwse li -Vlaanderen. HET TESTAMENT. *1 No. 21. DINSDAG IS JUNI 1935. 5 le Jaarg. J. C. VINK - Axel. Binnenland. FEUILLETON. Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. DRUKKER-UITGEVER Bureau Markt C 4. Telef. 56. - Postrek. 60263. ADVERTENT1ËN van 1 tot 5 regels 60 Centvoor eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure. Generaal Tan Hentsz. Te Amsterdam is Zaterdagmid dag, in tegenwoordigheid van ongeveer tweeduizend genoodig- digden, het monument, gewijd aan generaal J. B. van Heutsz, door de Koningin, die vergezeld was van Prinses Juliana, onthuld. In den loop van den morgen arriveerde de Koningin in de hoofdstad. De koninklijke auto's reden naar het paleis op den Dam, alwaar zich, evenals langs den weg een groote menigte had verzameld die de Koningin harte lijk toejuichte. De Prinses, ko mende van Leeuwarden, arri veerde eerst later per auto. Des middags reden de vorstin nen in een calèche naar de Rho dodendron- en Azaleatentoonstel- ling. Na een kort bezoek reed de stoet door de bevlagde straten naar het Olympiaplein ter ont hulling van het Van Heutszmo- nument. Verschillende leden van het kabinet, van den Raad van State en van de beide Kamers waren aanwezig, voorts de hoogste auto riteiten van het leger en van de marine, burgemeesters en ook deputaties van Indische militaire en andere vereenigingen. De voorz. van het uitvoerend comité luit.-generaal H. N. A. Swart hield een inleidende rede. Na het welkomstwoord gaf spr. een beschrijving en uiteenzetting van het te onthullen Van Heutsz monument, alsmede van het ont staan en de oprichting ervan. Vervolgens heeft minister- pre sident dr. H. Colijn een herden kingsrede uitgesproken, waarin hij het werk en de beteekenis van Van Heutsz voor ons land schil derde. Hierna had de onthulling door de Koningin plaats. Toen H. M. een knop indrukte viel het reus achtige doek weg, dat de midden partij met het groote hoofdbeeld van het monument bedekte. De Koningin legde een krans neer aan den voet van het monument als vorstelijke hulde aan de na gedachtenis van een harer grootste onderdanen. Verschillende aanwezigen en deputaties volgden dit voorbeeld, o.a. legde Prinses Juliana een krans neer. Vele deputaties van militaire en andere vereenigingen défileerden voorbij de twee vorstinnen. Luit - generaal Swart heeft daarna met een rede het monument aan het gemeentebestuur van Amsterdam overgedragen. Dr. W. de Vlugt aanvaardde met een toespraak het gedenkteeken. Hierna verlieten de Koningin en de Prinses de tribune langs een eerewacht der Kol. reserve. In de ïijtuigen werd onder geest driftige huldebetuigingen van een groote menschenmenigte naar de grens der gemeente gereden. Hier stapten de vorstinnen met het gevolg over in auto's, welke naar het Loo zijn gereden. Op 3 Febr. 1851 werd Van Heutsz te Coevorden geboren en op 16-jarigen leeftijd zien wij hem reeds als vrijwilliger in dienst treden bij het instructie-bataljon te Kampen. Vijf jaar later werd hij tweede luitenant. Ongeveer tegelijkertijd brak de oorlog in Atjeh, het Noorden van Sumatra, uit waar het Nederlandsch gezag reeds gedurig met de inlandsche be volking in botsing was gekomen. In het volgend jaar al bracht zijn drang naar avontuur hem erheen. Hij bleef er tot 1877 en onder scheidde zich zoodanig, dat hij behalve de militaire Willemsorde der 4e klasse, ook verwierf het eereteeken voor belangrijke krijgs bedrijven en de Atjeh-medaille 1873-1876. Drie jaren bracht hij vervolgens door te Soerabaja, waarna hij in 1880 weer naar Atjeh werd gedetacheerd. In 1886 werd hij kapitein; spoedig daarna kreeg hij een plaats bij den generalen staf, om daarop weer naar Atjeh te gaan als chef van den staf. In 1900 werd hij bevorderd tot luit.-generaal, civiel en militair gouverneur van Atjeh en onder- hoorigheden. Toen kon hij zijn doel verwezenlijken. Met krach tige hand werd ingegrepen en het verzet neergeslagen. In 1904 was het werk voltooid. Toen verliet Van Heutsz Atjeh, om naar Wel tevreden te gaan als gouverneur- generaal. Nog eenmaal zou hij naar Atjeh worden geroepen. Dat was in 1907, tijdens het gouverneurschap van G. C. E. van Dalen, den vroegeren medewerker van Van leutsz, dien hij zelf als zijn op volger in Atjeh had aangewezen. De Atjehers begonnen zich weer te roeren en in Indië zoowel als in het moederland ontstond toe nemende ongerustheid. Op ver zoek van minister Fock stelde de gouverneur-generaal een nauw keurig onderzoek in naar de ge beurtenissen der laatste jaren. Het rapport van Van Heutsz, ver schenen in begin 1908, was een volledige desavoueering van het de laatste jaren in Atjeh gevoerde beleid. Het pleitte voor eer. inniger samenwerking tusschen Europeesch bestuur en Atjeh- hoofden en voor een welwillend optreden jegens de bevolking, voor een politiek van verzoening en van humaniteit in stede van een van afschrikking en geweld, zooals tot nog toe gevoerd was. Het' rapport had het aftreden var. den gouverneur ten gevolge. In 1909 trad Van Heutsz af als landvoogd en ging hij voor goed naar Europa terug. Hij vestigde zich te Amsterdam, later te Bus sum. Zijn laatste levensdagen sleet hij te Clares bij Montreux in Zwitserland, waar hij op 11 Juli 1924 overleed. Zijti stoffelijk overschot werd in 1927 naar Amsterdam overgebracht. Het werk van Van Heutsz, in Indië verricht, zal voor deze ge westen een blijvende beteekenis hebben. Vooral het vredewerk eerst mogelijk gemaakt door den gelukkigen afloop van een krach tig militair optreden. Nadat hi gouverneur-generaal was gewor den zou het werk der bevestiging van ons in die dagen zoo uiterst (Engelsche vertaling 2) Maar er wa9 spoedig nog iets anders geweest om over te praten. Het on geluk was er mede de oorzaak van geweest, en het interesseerde in het bijzonder Linford Pratt en de leden van de balie. Jan Mallathorpe was gestorven zonder testament. Geen ac- taris in of buiten de stad had er ooit een voor hem gemaakt. Niemand had hem er ooit over hooren spreken. Er was geen testament. Zijn biandkas', lessenaars, kasten en laden werden onderst boveh gehaald, maar er was niets te vinden. Hij was altijd een beetje vreemde vent gewees', een echte vrijgezel. De eenige familie die h3 in de wereld bezat, was sijn schoon zuster, de vrouw van zijn overleden jongste broer, en haar twee kinderen, een jongen en een meisje. Zoodra het vaststond, dat hij zonder testament gestorven was, eisebte zij de nalatenschap voor zich op. Omdat Jan Mallathorpe zijn leven lang geld vei d end had, liet hij een aardig ka pitaal na. Zijn fabriek marcheerde goed, er werkten zoowat tweeduizend man. Het gemiddeld jaariqks winst- Baldo liep in de tienduizenden. En een paar jaar vóór zfjn dood had hij een van de prachtigste landgoederen uit den omtrek gekocht, Normandaie Qrange, een heerlijk oud huist dat la een dal lag, schitterend omlijst door de begroeide heuvelruggen. Hoewel het slechts vijftien kilometer van Bat- ford af was, lag het zoo Ingesloten dat het even goed in de Schotsche Hooglanden ha 1 kunnen liggen. Het was dus geen kleinigheid wat mevrouw Mallathorpe en haar twee kinderen voor zich opeischten. Tot aan Jan Mallathorpe's dood waren zf in bekrompen omstandigheden gewees', want Richard had het geld even vlot uitgegeven, als Jan het verdiend had Zij hadden zelfs gedeeltelijk moeten leven van een toelage van hun rijken oom. Echter rezen er geen moeilijk heden toen zij hun eisch instelden zeker riet voor de neef en de nicht. De neef nam al het onroerend goed en deelde het roerende gied met zijn zuster. Nu waren zij al een paar maanden geïnstalleerd op Normandale Grange in het voile bezit van het fortuin en de fabriek van den overle dene. DA alles flitste door het brein van Linford Pratt. Hij kende de geschiedenis goed en had de jongelui dikwijls om hun geluk benijd. De eene week te leven van de liefdadig heid, de ai dare wettige eigenaars te zijn van tonner. O, als hij maar eens zoo'n buitenkansje kreeg. Natuurlijk, herhaalde hij peinzend, terwijl hij den ouden man aankeek. Zoo iets vergeet Je niet licht. Hem trouwens ook niet. Wat is er mee Antoon Bartie zonk weer terug in zijn leunstoel, en glimlachte; een of ander idee scheen hem erg te amu- seeren. Ik ben tachtig jaar, zei hfj. Neen, meer, om heel precies te zijn. ik word twee en tachtig aanstaande Februari, Als jij zoo lang gtUefd zult hetb:n, jonge mar, zul je ook weten dat het leven een spel is vol duike linger. Voor sommige menschen ten minste. J?, j', zoo is het. U is toch zeker niet hier geko men om me ddt te zeggen, mijnheer Bartie? zei Pratt. Hij was een nuch ter en methodisch jongmensch, die iederen avond precies om half zeven dineerde, en zijn verdere uren goed bezet had. Dat wist ik al lang, mijnheer. J', ja, maar als je zoo oud wordt als ik, zul je het nog beter weten, antwoordde Bartie. Je weet zeker ook, dat Mallathorpe, een heel klein beetje maar, boeken verzamelde, boe ken ,en brochuurtjes over deze streek, Daar heb ik wel eens van ge hoord, zei de klerk. Hij_ be prlvé- en toen de nieuwe lui kwamen, heb ik ze overgenomen. Het was niet vee! misschien alles samen een honderd deeler, maar ik wilde ze wel hebben En omdat ze hen niet interesseer den, verkochten ze het partijtje aan mij. Dat is al een paar maanden geleden. Ik legde ze allemaal bl elkaar in een hoek. Toen met de post van vier uur kreeg Ik een brief van een oud inwoner van Barford die nn in Amerika woont. Hij wilde graag een goed exemplaar van Hop- kin's .Geschiedenis van Barford* heb ben, en vroeg mij, of ik er hem een leveren kon. Ik wist, dat er een in de Mallathorpe-verzameling was, dus haalde ik het te voorschijn en keek het in, Binnen in het kaartenzakje vond ik wat denk je 'k Heb er geen idee van, zei Pratt. dacht oog aan zijn diner Hij bewaarde die verzameling in zijn privé-vertrekken op de fabriek. extensieve gezag achtereenvolgens in andere deelen van Sumatra, op Borneo, op Celebes, op de Kleine Soenda-eilanden, niet op die stel selmatige, doelbewuste wijze zijn geschied, indien niet Van Heutsz als een kundig staatsman de nood zakelijkheid van deze consolidatie van onze positie in Indië, naar binnen en naar buiten, juist in die tijden, had beseft. Hij streefde naar de ontwikke- ing van geheel Indiëhandel en verkeer hadden zijn volle belang stelling, verkeerswegen werden op groote schaal aangelegd en de Nederlandsche scheepvaart kon op zijn grooten steun rekenen. Daar naast had hij een open oog voor de belangen der inheemsche be volking, welke hij hielp door de bevordering van landbouw en nijverheid en door de invoering van een inlandsch volksonderwijs, waarmede Nederland als koloni- seerende mogendheid alle andere landen verre vooruit was. Zijn streven was er op gericht om (zooals hij het zelf uitdrukte) de door het wereldgebeuren aan onze zorgen toevertrouwde in landsche rassen van den Indischen archipel met onverdeelde toewij ding en zorg te helpen opvoeden tot sociaal geheel gelijkwaardigen, volkomen in staat om in de toe komst, desgewenscht, geheel op eigen beenen te slaan. De Uiver-ramp. Er is veel te doen geweest over de oorzaak waardoor het nood lottige ongeval van het vliegtuig De Uiver zou zijn ontstaan. Zelfs werd van verschillende zijden op officiéél onderzoek aangedrongen. Dat onderzoek heeft plaats gehad en thans is het verslag van het onderzoek verschenen, ingesteld ingevolge het schrijven van den Minister van Waterstaat van 7 Februari 1935. We laten er hier een korte samenvatting van volgen, ontleend aan de „Mdb. Crt". Het oordeel der commissie van onderzoek is gegrondvest op de rapporten van dr. ir. Van der Maas, van de K. L. M., en op en aan een belangrijke afspraak, die hij voor dien avond gemaakt had en hij had er geen flauw vermoeden van, dat Bartie iets bijzonders mee te dee len had. Briever, papieren, geld of zoo iets De oude boekhandelaar leunde weer naar voren over de punt van den lessenaar, en bracht zijn grauw ge zicht vlak bij Pratt's jonger, scherpen kop. Weer tikte hij den bediende op de mouw met zijn klauwachtigen vineer. Ik heb Jan Mallathorpe's testa ment gevonden, fluisterde hij. Linford Pratt vloog op. Een oogen* blik staarde hij sprakeloos van ver bazing naar den ouden heer, stak zijn handen in zijn broekzakken en liet etn langerekt gefluit hooren. 'ils toch niei waar? tUp tij uit. Waarachtig? Zijn tesiament Het is opgemaakt op denzelfden dag dat hij stierf, antwoordde Bartie, met heftig hoofdknikken. Vreemd hé? Hij heeft misschien een soort voorgevoel gehad. Pratt ging weer zitten. Waar is het vroeg hij, Hier, in mijn binnenzak, antwoord de de antiquair en tikte tegen zijn vale jas. O, 't is voor mekaar. Wees daar maar gerust op. Absoluut correct opgesteld, geteekend door hem zelf en twee getuigen. Volmaakt in orde. Ik ben er heel zeker var, want jaren geleden ben ik notaris-klerk geweest. Ik heb menig testament opgesteld en ben tientallen malen getuige geweest, Ik heb het doorlezen, je kunt er met geen speld tusschen komen. Laat eens kQken vroeg Pratt begeerig, Ach, ik heb er «Iets op tegea, zei Bartie Ik kea je, maar liever getuigenverhoor. Behalve den waarnemenden directeur van den Luchtvaartdienst, den directeur van den Rijksstudiedienst en dr. ir. Van der Maas, zijn als getuigen gehoord de heeren A. Plesman, I. A. Aler, P. Guilonard, P. B. Behage, M. C. Moes, de piloten L. Sillevis, J J. E. Duimelaar, K. D. Parmentier en G. J. Geyssen- dorffer, verder kapitein Versteegh, dr Brouwer en de weduwen der twee omgekomen piloten, mevr. Beekman en mevr. Van Steen bergen. De oorzaak. Met afdoende bewijskracht de oorzaken van het ongeval aan te wijzen is der commissie niet mogelijk gebleken. Het eenige wat nagenoeg met zekerheid kan worden vastgesteld is, dat het ongeluk geschiedde tengevolge van de buitengewoon slechte weersomstandigheden. De overige oorzaken kunnen slechts als waarschijnlijkheden worden aan genomen. Verloop van het ongeval. Op grond van het door de commissie zeer geprezen rapport- Van der Maas wordt dan het waarschijnlijk verloop van het ongeval, in verband met den meteorologischen toestand, gere construeerd. Boven het pijplei dingstation H 3 en Rutbag Wells woedde dien nacht een zware bui. Uiver en bui verplaatsten zich van West naar Oost, de eerste ongeveer 225 km/h, de tweede ongeveer 35 km/h De piloot moet doelbewust van achteren in de bui opgevlogen zijn. Als redenen neemt het rapport aan óf dat de piloot niet terug wilde, teneinde aan het reisschema vast te houden, of dat hij terugkeeren bezwaarlijker achtte dan door vliegen. Voor deze laatste moge lijkheid worden aanvaardbare be weeggronden aangevoerd. De commissie is evenwel van oordeel, dat een besluit om achter de bui te blijven meer zekerheid geboden zou hebben. Het verslag vervolgt dan met de mededeeling dat op een vorigen zou ik het toch het eerste aan mijnheer Elderick laten zien. Kun je niet even naar zijn huis teiefoneeren, en vragen of hij terug wil komen Wel zeker, gaf Pratt toe. Mis schien is hij er nog niet, maar ik zal het probeeren. Heeft u het iemand andeis al laten zien Niemand heeft het gezier, en ik heb er met geen sterveling over ge* sproken, zei Bartie. Ik heb je toch al gezegd, dat ik het nog geen half uur geleden gevonden heb? Het is geen lang stuk, weet je, ging hij opgewor- den verder, weet je hoe het kom*, dat het nooit ontdekt is? 't is zou klaar als de dag. De twee getuigen waren de twee chefs, die samen met Mallathorpe gedood werdep. Dus was er geen levende ziel, die kon vertellen, dat er ooit een testament gemaakt was I Ik heb zoo'n idee dat het niet lang voor het ongeluk geschreven is, en dat Mallathorpe het vlug in het kaartenzakje stak, toen ze hem kwamen roepen. Maar zie eens, of je mijnheer Elderick te pakken kunt krijgen, dan lezen we het samen. En zeg vindt je het hier ook zoo benauwd Doe eens een raam open, die kantoor lucht maakt me duizelig. Pratt deed het raam open dat op straat uitzag. Hij keek in het voor bijgaan naar den ouden mar, en vond dat hij er bleeker dan andeis uitzag, U hebt teveel gepraat, zei hij, Rust uu maar een beetje uit, onderwijl bel ik mijnheer Elderick op. Ik zal ook het café probeeren. waar hQ dik* wijls aanloopt na kantoor. (Wordt vervolgd) COURANT. 1

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1935 | | pagina 1