V
Nieuws- en Advertentieblad
voor Zee uw sell - VI aan deren.
BEAU BROCADE
No. 04.
VRIJDAG 16 NOVEMBER 1934
5üe Jaarg.
J. C. VINK - Axel.
Moeilijkheden.
FEUILLETON.
Binnenland.
Goede reis!
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden.
Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKER-UITGEVER
Bureau Markt C 4.
Telef. 56. - Postrek. 60263.
ADVERTENTlEN van 1 tot 5 regels 60 Centvoor
eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar
plaatsruimte berekend.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk
tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure.
«Moeilijkheden zijn er om te
overwinnen", zegt de energieke
werker.
«Moeilijkheden zijn er, om er
je kapot aan te werken" zegt de
ondernemer die verliest.
«Moeilijkheden zijn er om er
in te berusten" zegt de vermoeide
wijze.
Tusschen deze drie beschou
wingen zal ik een vierde trachten
te schuiven «Moeilijkheden zijn
er om de menschen te leeren
kennen".
Om te beginnen: hoe ontstaan
de moeilijkheden Wij bekennen
het niet makkelijk, maar het is
toch heusch waarze ontstaan
in de meeste gevallen uit ons
zelf. Moeilijkheden als gevolg
van gemaakte fouten zijn zoo
duidelijk aanwijsbaar, dat men er
verbaasd van kan staan, hoe een
mensch zichzelf verwarren kan in
het kluwen van fouten. En om
uit die moeilijkheden te komen,
is er maar één ding noodigde
toestand klaar voor oogen te
stellen. Een man van groote
levens-ervaring heeft het onlangs
nog zoo duidelijk gezegd„als
er moeilijkheden zijn, begin dan
met al den omhaal van bijkom
stigheden uit te schakelen en stel
de kwestie naakt en reëel, dus
zoo eenvoudig mogelijk".
De moeilijkheid van dien stel
regel zit in het Ik. Want zoodra
we er aan beginnen, ontdekken
we als de groote kern van de
moeilijkheden altijd: ons zelf en
we doen ons best dat een beetje
te verdonkeremanen. Dan maar
liever een beetje omhaal er bij,
zeggen we. Of we zeggen het
niet, maar we doen alzoo. Mis
schien zelfs onbewust of onder
bewust.
Moeilijkheden omzeilen noemen
we dat dan. Maar het is alleen
maar de toestand vertroebelen.
Moeilijkheden oplossen eischt
misschien meer dapperheid, dan
diplomatie. Meer durf dan tact.
Want moeilijkheden oplossen is
"oor een groot gedeelte een
kwestie van het erkennen van
gemaakte fouten.
Als wij eenmaal aan die dap
perheid en dien durf toe zijn, is
het meestal ontstellend, hoe een
voudig de oplossing is. Moeilijk
heden oplossen is schoon schip
maken. Niet bij een ander. Maar
bij ons zelf. Maar dat is van alle
moeilijkheden waarschijnlijk wel
de grootste.
Er is ook een slag menschen,
dat altijd in de conflicten zit.
Menschen die altijd aan het vech
ten zijn met andere menschen.
Advocaten leven er van. Dat is
een soort sportiviteit. Maar het
maakt den mensch niet beter.
Dat eeuwig: hart tegen hart, of:
hard tegen hard. Want dat hard
ztjn heeft met het hart niet veel
te maken. Meer met het karakter.
En daar tegenover is er een
ander slag, dat altijd maar toe
geeft. Menschen die geen moei
lijkheden aandurven, omdat zij
zich bijvoorbaat te zwak weten
voor den strijd.
Het eene slag menschen is kop
pig. Het andere laf. En de
derde soort is moedeloos. Wat
nog iets anders is dan zonder
moed. De moedeloozen, die er
niet meer tegen op kunnen die
zoo in de strikken zitten van ver
keerd geloopen zaken, dat ze zelfs
een failliet als een uitkomst be
schouwen. Ze zijn sterk genoeg
geweest in het begin, doch ze
zijn niet bestand tegen den vloed
golf van moeilijkheden, die hen
in den weg werden gelegd. Ze
geven het op als een verloren
spel. Ze zijn moe. Ze moeten
uitrusten. En als ze goed zijn
uitgerust beginnen ze misschien
wel weer opnieuw, want ze zijn
niet laf. Ze hebben alleen maar
een tekort aan doorzettings-ver-
mogen en ze raken ook voorden
tweeden keer weer in de romp
slomp van moeilijkheden. Want
in wezen zijn deze menschen
alleen maar zwak.
Zoo hebben wij de menschen
in hun moeilijkheden leeren ken
nen. Maar het zou onbillijk zijn
alle moeilijkheden altijd alleen
De K XVIII is de nieuwste
onderzeeboot der Kon. Marine
en staat onder bevel van den
luitenant ter zee le klasse, D.
Hetterschij. De boot is 73 8
lang en 6.50 breed met een diep
gang van bijna 4 M. Hij is
bewapend met 8 lanceerbuizen,
1 kanon van 8 8 cM. cn 2 mi
trailleurs van 4 cM.
Behalve de bemanning, die
naast den commandant uit 33
koppen bestaat, vaart nog mee,
prof. dr. ir. F. A. Vening Mei-
nisz voor wetenschappelijk on
derzoek, vooral zwaartekracht
meting.
Ontzaglijk was de belangstel
ling bij het vertrek van de duik
boot. Op een autopark aan de
buitenhaven zag men welhaast
alle provincies vertegenwoordigd.
Vijf vliegtuigen van De Kooy
waren opgestegen om hun ka
meraden van de marine een
laatste afscheid te brengen. Zij
cirkelden boven de hoofden der
menigte en trokken ieders belang
stelling.
Ook kwam minister Deckers
aan boord om persoonlijk van
de opvarenden afscheid te nemen
er, hun de hand te drukken.
„Nergens zou ik thans liever
zijn dan op deze plaats", zoo
zeide Z. Exc. „aan boord van Hr.
Ms. K XVIII, die op het punt
staat de groote reis te aanvaar
den met vóór mij de kloeke be
manning die het vaartuig over
de wijde zeeën zal dragen".
Spr. zou de reis van de K XV111
willen quaiificeeren als een zeld
zaam belangrijke en grootsche
reis. Men weet hier en elders
de Nederlandsche Onderzeedienst
vreest de Oceanen niet. Wij
weten dat ieder uwer voor zijn
taak is berekend en dat gij alles
doet ter eere van uw land.
Groote offers zullen van u wor
den gevraagd, maar onder de
leiding van uw commandant, luit.
ter zee Hetterschij, bij wien ik
dat vaartuig veilig weet, zult gij
u sterk voelen".
Dan wende spr. zich tot prof.
Vening Mein sz„Gij kent de
marine en de marine kent u en
(Wordt vervolgd,)
maar naar het Ik te herleiden.
Want ook de menschen kunnen
het elkaar zoo moeilijk maken.
Een man-van-zaken zei mij dezer
dagen„ons worden zooveel
moeilijkheden in dei weggelegd,
dat het bijna geen doen meer is
om zaken-te-doen". Hij doelde
natuurlijk op de economische
tijdsomstandigheden beperkende
bepalingen die de handelsvrijheid
belemmerente hooge sociale
lasten en belastingen. Een rem
die niet natuurlijk is, doch juist
door de geforceerdheid zoo knel
lend is. Wie wat van dat leven
kent, moet bewondering en re
spect hebben voor den man-van
zaken die zoo, ondanks al die
remmende omstandigheden, aan
de moeilijkheden het hoofd biedt.
Hoe schril staan daar tegenover
de moeilijkheden, die we elkaar
in den weg leggen en die er
eigenlijk niet behoefden te zijn,
als wij wat milder jegens elkander
zouden kunnen zijn.
Het is, in een tijd als deze,
voor ieder van ons de dure plicht,
daar waar dat mogelijk is, het
elkander althans wat makkelijker
te maken. Verspil geen energie
aan moeilijkheden, die er niet
hoeven te zijn.
„Moeilijkheden zijn er om de
menschen te leeren kennen", po
neerde ik als stelling. Denk er
eens over na. Misschien zeg je
wel„ja, hij heeft gelijk". Als
ge zoover zijt, hebt ge allereerst
u zelf leeren kennen. Gr.
Men is en wordt bijna niet
uitgepraat over de Uiver. En
zeer zeker verdient de beman
ning alle lof.
Maar toch komt o. i. niet
minder lof toe aan degenen, die
de leiding en het commando
hebben over den onderzeeër,
Hr. Mr. duikboot K XVIII, die
Woensdag van uit Den Helder
is vertrokken en dus reeds het
wijde sop doorkruist, voor een
buitengewoon groote zeereis, met
als einddoel Soerabaja.
Dinsdag heeft de commandant
der marine te Willemshaven
schout bij nacht T. L. Kruys,
aan boord van den oorlogsbodem,
afscheid genomen van officieren
en bemanning.
De marinecommandant sprak
o.m. als volgt:
Commandant, officieren, onder
officieren en manschappen gij
gaat thans de groote reis on
dernemen, 25.000 mijlen over en
onder de zeede grootste reis,
ooit door een onderzeeboot on-
geconvoyeerd gemaakt. Een reis
met een veelzijdig doel. Gij
zult Uw tochtgenoot, prof. Ve
ning Meinisz voor zijn weten
schappelijke onderzoekingen naar
vooraf bepaalde punten op onzen
aardbol brengen, die slechts door
een onderzeeboot zijn te berei
ken. Met de zelf registreerende
toestellen van prof. Clay zult gij
de intensiteit van de cosmische
straling en het doordringingsver
mogen onder water meten. Gij
zult straks een baken op den
onmetelijken Oceaan zijn voorde
koene K.L.M.-vliegers, die een
Kerstvlucht naar West-lndië zul
len ondernemen. Gij zult de
bevolking van het verlaten eiland
Tristan da Cunha, waar twee
jaar geleden voor 't laatst een
schip kwam, post en levensmid
delen brengen en over Uw be
vindingen aldaar een officieel
rapport aan de Engelsche Re
geering uitbrengen. In vele
havens van vele landen zult gij
ons land waardig vertegenwoor
digen en in de gelegenheid zijn
de kennis omtrent de schoonheid
van ons land en hare groote
bekwaamheden op velerlei gebied
te helpen verbreiden, om ten
slotte na een acht maanden lange
reis in Neerlandsch Indië aan te
komen en U te voegen bij de
verdedigingsmiddelen van dat
deel van het rijk.
Ik hoop en vertrouw op u en
spreek ook de hoop uit, dat de
techniek u niet in den steek zal
laten. Gij hebt een zeer verant
woordelijke taak te vervullen.
AXELSC
wegen hebben de paarden zoo ver
moeid, dat ik van het kruispunt hier
heen moest.
Is uwe Edelheid op weg naar
Londen
Ja, om mijn tante, Lady Edbrooke
te oezoeken.
Wilt gij mij de eer aandoen mijn
geleide aan te nemen Het is voor
u ondoenlijk dien geheelen weg alteen
te reizen.
Ik dank u aeer, Sir Humphrey,
antwoordde 2jj koel. Mijn bedien
de Timothy is bij mij en dan nog de
koetsier. Beiden zijn oude, vertrouw
de dienaren. Ik zal vrienden ontmoe
ten te Wirksworth en zal dus niet
a'leen zijn.
Maar
Ik bid u, mijnheer, ik heb weinig
tijd. Ik was even naar buiten gegaan
om wat frissche lucht en beweging
te nemen voor ik weer in het rijtuig
ga. Het was daarbinnen zoo benauwd
en
Zeker wil uwe Edelheid van
nacht hierbljven. Gij kunt nu voor
den nacht Wirksworth niet meer be
reiken, en naar ik hoorde is in het
duister de weg niet bereidbaar.
Neen 1 Wij hebben nog twee
uren vóór zonsondergang en nog drie
voor 't geheel donker is. 'k Hoop ten
negen ure te Wirksworth te zijn.
Mijne paarden zijn nu goed uitgerust.
Wilt gij mij dan tenminste toe
staan u tot zoover te begeleiden
Uwe paarden hebben rust noodig
Sir Humphrey, antwoordde zij wat
ongeduldig, en ik verzoek u te
willen gelooyen, dat ik voldoende be
geleiding heb.
Nu keerde zij zich met een lichte
hoofdbuiging om. Waar zij nu stond
had zij het gezicht op den weg naar
Stich's smederij en kreeg Betry's fi
guurtje, vlug voortloopend, in het oog.
Sr Humphrey op zoo duidelijke
wijze afgewezen, had voor het ooger,-
bük niets meer te zeggen. Met ge
weld haar zijn geleide op te dringen,
was ongepast voor een edelman. Hij
beet op zijn lippen en toonde slechts
hoffelijke teleurstelling. Zijn soherpe,
zwarte oogen hadden al opgemerkt
dat zij, in weerwil van haar zelfbe-
heersching, zeer geagiteerd was. Hq
dwong iijn stem tot zachtheid en
teederheld. toen hij zelde
Ik heb u niet durven spreken
over hetgeer, wat mij het naast aan
het hart ligt.
Sir Humphrey
Neen, ik bid u, versta mij niet
verkeerd. Ik dacht aan Philip en
hoopte, dat gij toch niet te ongelukkig
zoudt zijn om zijnentwil,
Daar is nu juist geen reden voor,
antwoordde zij voorzichtig. er is
veel grond voor hoop.
Ha, dat is goedzei hij vroolijk.
Ik bid u den moed niet op te
geven en wat vertrouwen te willen
schenken in uw nederigen dienaar, die
zijn leven zou willen geven voor u
en de uwe».
Mijn geloof en vertrouwen zijn
op God, Sir Humphrey, en op de
onschuld mijns broeders, antwoordde
zij kalm.
Toen keerde zij zich om terwijl
hij staan nleef met gefronst gelaat en
gesmoorden vloek op zijn lippen.
Hij keek haar na tot ze achter een ver
hooging van den weg uit het oog
verdween.
Juffrouw Pottage met hare droevige
vermoeide oogen, al door zuchtend,
had geduldig gewacht op de bevelen
van Sir Hvmphrey Challoner. Zij
had van zijn knecht gehoord dat de
Squire hier den nacht zou blijven en
stond nu bekommerd in de gang, zich
afvragend, of hij haar beste logeer
kamer wel goed genoeg zou vinden
of zich zou verwaardigen de spijzen
te eten, die zij voor hem zou k< ken.
Het was nu werkelijk zeer gelukkig
dat Lady Patience vertrokken was,
zoodat nu die kleine kamer, juffrouw
Pottage's privaat heiligdom, ten dienste
was voor Zijn Edelheid,
Sir Humphrey's hoofd was te vol
van allerlei gedachten en plannen om
te denken aan de droefgeestige waar
din en haar armelijke kost, maar hij
was blij met dat aparte kamertje en
vriendelijk genoeg om zijn tevreden
heid te betuigen met dat beste logeer
vertrek.
Eenige oogenblikken na zijn kort
onderhoud met Lady Patience, had Hfj
zich opgesloten in datzelfde duffe
vertrek, waarin zij de laatste treurige
uren had doorgebracht.
Met den gezonden eetlust van een
forsch Engelsch edelman verslond hij
groote porties van het maal en vele
bekers dunne ale, terwQl tegenover
hem op een kantje van den harden
houten stoel, de waterige, kleurlooze
oogen op zijn patroon gericht, mijn
heer Mittachip was gezeten, procureur
des konings, de zaakwaarnemer van
den Squire, die in dezen omtrek over
al bezittingen had.
Mijnheer Mittachip was schraal,zijn
jas was schraal, er lag inderdaad over
zijn geheele persoon iets schraals»
DE VERMETELE.
(Engelsche vertaling.)
14)
Intusschen had Patience haar toilet
in orde gebracht en luisterde nu even
scherp toe. Het stemgeluid scheen nu
te komen van de meer verwijderde
gelagkamer, de smalle gang aan
dezen kant was geheel donker en zoo
had zij alle kans om ongemerkt weg
te sluipen.
Stl Stl fluisterde Betty toe,
als zij de deur opende.
De gang was leeghaar adem
inhoudend uit vrees, dat die haar
mocht verraden, bereikte zij de buiten
deur. Snel maakte zij die open en
tag toen uit op een donkere, open
plaats, waar nu de twee groote reis
koetsen stondendaarachter stond een
lange houten loods, waaruit gepraat
en gelach klonk en het gestamp en
gesnuif van paarden. Verder op
rechts en links strekte zich de heide
hit ln al de majesteit harer sombere
eenzaamheid. De wind deed haar
mantel opwaaien toen zij naar baiten
trad. Zö sloeg die weer dicht en
hield die goed vast. Zij hoopte dat
de beide koetsen, die tusschen haar
en de loods stonden, haar voor het
oog zouden veibergen, totdat zij
Voorbij het huis was. Maar terstond
daarop hoorde (ij een uitroep achter
j|Mr> Daarop het gpluld van «ware
voetstappen op de klinkers en een
paar seconden later stond zij van
aangezicht tot aangezicht tegenover
Sir Humphrey Challoner.
Zij kon niet zeggen of hij al dan
niet verbaasd was haar daar te vin
den maar zij deed al haar best om
zich verrast en kalm te toonen. Hij
maakte een diepe, sierlijke buiging
voor haar en zij antwoordde met een
diepe reverence zooals de mode van
dien tijd meebracht.
De gtden zijn mij inderdaad
gunstig, sprak hij, terwijl zijn vrien
delijk, joviaal gelaat oprechte blijd
schap uitdrukte. Ik kom op dit
vervloekte stukje van Gods aarde en
vindt hier de schoonste van Enge
land op dezen onwaardigen grond.
Ik heet u welkom, Sir Humphrey,
zeide zij op vriendelijken doch koelen
toon. Ik kon niet denken, u hier te
zien.
Waarachtig! lachte hij ietwat
bitter. Ik kon niet hopen dat de
gedachte mij te zien, u veel kon
schelen. Ik ben op weg naar Derby
en koos dwaselijk dezen korteren weg
over de helde. VerduiveldIk was
er na aan toe hiervan veel spijt te
hebben. Ik werd gisteravond aange
vallen en beroofd, en de slechts we
gen, dit ellendige logementje. Maar
ik kon ook niet vermoeden,
welke vergoeding daarvoor het lot
mij zou aanbrengen,
Ik was in hetzelfde geval, Sir
Humphrty, zeide zij, haar best doende
zoo onbevangen mogelijk te spreken.
Maar gij zijt toch niet beroofd
Neen, dat niet ik hoopte eer te
Detby «e komen langs dezen korteren
weg over de heide, maar de slechte