Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch - Vlaanderen, Tijdi 'g gered. No. 97. DINSDAG 13 MAART 1934 49e Jaarg. J. C. VINK - Axel. Buitenland. FEUILLETON. Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 75 Cent; franco per post 1 Gulden. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. DRUKKER-UITGEVER Bureau Markt C 4. Telef. 56. - Postrek. 60263. ADVERTENT1ËN van 1 tot 5 regels 60 Cent; voor eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure. Koning Leopold 111. In „Het Laatste Nieuws", het bekende Belgische (Vlaamsche) blad, staat een uitvoerige schets over den nieuwen Koning, Leo pold III. Wij veroorlooven ons daaraan het volgende te ont- leenen De voornaamste formaliteiten van den Troon ten overstaan van het binnenland en het buitenland tot erkenning van Leopold 111 als Koning van België, zijn nu vol bracht de grondwettelijke eed is afgelegd, de plechtige intrede is door het volk begroet, het Te Deum is opgedragen geworden en voor een paar dagen werden de diplomatieke geloofsbrieven bekrachtigd. Nu is er rust inge treden en zal men het allicht waardeeren als wij trachten hier een moreel portret van or.zen nieuwen Koning te geven. Koning Leopold III heeft veel van de geaardheid van zijn vader overgeërfd, trouwens, ook prins Karei. Leopold III is, evenals Koning Albert, een naar binnen- gekeerde, een jonge man die niet lukraak optreedt, maar handelt na diep overpeinzen, gericht op de werkelijkheid, met scherpe onderscheiding van schijn en wezen. Leopold III zal niet op een gestelde vraag onmiddellijk ja of neen antwoorden, maar met een innemende vriendelijkheid zal hij u verzoeken ze te mogen laten bezinken, opdat eerst de vraag in hemzelf al haar klaarheid zou hebben. Er zijn, in verband met hun verhouding tot een gestelde vraag twee soorten van menschen de eene die onmiddellijk naar de oplossing gaan, en deze dan vaak verkeerd geven, omdat zij de vraag vooraf niet goed opgeno men hebben de andere, die eerst tot de vraag gaan en deze in haar wezen onderzoeken. Koning Leopold behoort tot deze laatste geestesrichting. Dat laat soms wel den indruk van traag denken, Engelsche vertaling van een soort van schuchterheid, welke minder gewoon is bij jonge menschenKoning Leopold is nu pas drie en dertig. Maar die indruk is verkeerdde Koning sluit zich op in zich zelf en overweegt daar grondig het geval. Die houding is ook een gevolg van zijn studies. Hij heeft alle vakken gestudeerd geschiedenis, aardrijkskunde, wetenschappen, talen, schoone kunsten, recht, oudheidkunde, wijsbegeerte, enz., maar vooral mathesis. In deze laatste wetenschap heeft de Ko ning zich gespecialiseerd. De mathesis (wiskunde), waarin de Koning veel dieper is door gedrongen, dan een gewoon uni versiteitsstudent, lokte hem door haar onverbiddelijke logika, door haar strenge regelmatigheid, door haar algemeene waarheden. Die waarheden sluiten zich nauw aan bij de eeuwige wetten van de natuur; zij zijn van een zelfde orde. De tucht van de cijfers, welke tevens hun poëzie is, trok hem gelijk de tucht, de wetten van de natuurverschijnselen. Die tucht is ook in zijn denken door gedrongen. De Koning houdt van de na tuur. Hij weet dat schennis van natuurschoon onherstelbaar is, en is een aanbidder van het leven in de natuur, naar het voorbeeld van zijn vader. Zijn belangstelling in de Kongo, is niet alleen van kolonialen aard, maar vloeit ook voort uit zijn voorliefde voor natuurhistorie. Hij houdt van aardkunde, plantkunde, klimaat- kunde, negerkennis, in verband met Kongo. Die liefde is hem een groote steun bij zijn kolo niale betrachting. Men weet, hoe hij ook deze ernstig heeft opgenomen, hoe hij, door twee reizen in de Kongo, in nader kontakt is gekomen met onze kolonieniet als een ge woon toerist, voor zijn plezier, maar als een die met eigen oogen de economische, de socio logische en de natuur-aangele- genheden, waarnemen wou. En men weet ook hoe hij onze ko lonie met de bedrijvigheid in Nederlandsch-Indië heeft verge leken, na een onderzoekingsreis aldaar. Pas nadat hij de methodes in beide koloniën nauwkeurig had onderzocht, kwam hij tot het be sluit, dat hij in zijn Senaatsrede heeft uiteengezet: dal ons stelsel openstond voor misbruiken en dat het menschelijker moest worden. Elders zegde hij, in denzelf den geest, dat het de hoogste plicht voor het moederland is om het zedelijke wezen van de inlanders te eerbiedigen en te beschermen. Hoe hij, in zijn reizen, is op getreden als een onderzoeker wordt ook bewezen door zijn insektenverzamelingen de insek- tenkunde is voor hem een diep zinnige wetenschap. Onze mu seums zijn hem mooie bijdragen verschuldigd op dat gebied. Hij is ook een uitstekende fo tograaf, zooals dat o.a. blijkt uit het album, dat hij over zijn be zoek aan Nederlandsch-Indië heeft laten verschijnen. Zijn fotogra fisch materiaal getuigt niet alleen van liefde tot de natuur, maar ook van diep esthetisch inzicht. Evenmin als zijn vader gaat Koning Leopold III uit jagen; die sport kan hij onmogelijk met zijn vereering voor de natuur ver eenigen. En gaat hij soms uit visschen, dan gebeurt het meer dan eens, dat hij zijn vangst teruggeeft aan het water. Uit dien trek naar de natuur, waarvan hij zoo duidelijk uiting heeft gegeven in zijn rede, on langs te Londen, spruit zijn toe wijding voort aan ons Kongo- leesch reservaat „Het Albert- park". Dit is voor hem, gelijk hij het noemt, een „heiligdom". Daar kan hij met diepe bewon dering over uitweiden. Hij heeft daar genoten van het kijken op het vredige bedrijf van de die ren, welke wij voor wilde of wreede houden, maar die aan u ongemoeid voorbij gaan, u niet eens opnemen, voor wie gij als begraven zijttijgers, leeuwen, olifanten, die, als ze vrij leven, zich alleen wreed betoonen bij het bemachtigen van hun prooi. Minder dan Koning Albert voelt Koning Leopold III in hem den roep van de eenzaamheid. De zucht naar afzondering was bij Koning Albert sterk opgedreven. Bij Koning Leopold III bestaat ook wel de drang naar een zich afzonderen, maar in mindere mate. Hij is jong, hij heeft geen vooroorlogsche, vooroordeelen, hij is dus meer onbevangen en daardoor ook minder gevangen en moet dus minder de men schen ontvluchten. Koning Leopold is een gezonde, evenwichtige jonge man. Hij heeft den indruk van een die vast in het zadel zit. Misschien zoekt hij wel irnerlijk naar zijn aanhech- tingspunt, maar daar is uiterlijk niets van te merken. Hij is buitengewoon zelfstandig. Dit gevoel van volstrekte onaf hankelijkheid is misschien wel zijn voornaamste eigenschap. Hij wil van kliekjes, noch kapelletjes geest hooren. Eerst kijkt hij naar alle kanten kloek uit, alvo rens naar éên kant uit te kijken. Alle vleierij keert hij den rug toe met het oolijk scepticisme, dat soms duidelijk over zijn ernstig gezicht ligt. Die kwaliteit is een zeer groote waarborg voor zijn koningschap, gepaard als zij ook is met zijn gezond oordeel. Is hij lichamelijk oer-gezond en krachtig, sportief en lenig, ook geestelijk is hij ongewoon rijk begaafd. Hij laat zijn even wicht niet bedreigen. En wan neer hij van een zaak wil op de hoogte zijn, dan gaat hij recht streeks naar de bronhij gaat om raad bij den werkelijk be voegden persoon nooit zal hij op tweedehandsche voorlichting of inlichting steunen; die licht zinnigheid is ver van hem. Waar het kwesties geldt in verband met zijn hoogstaande innerlijke waardigheid, raadpleegt hij alleen zijn geweten. Onder den invloed van zijn 17) En hoe is u in Trevisco te land gekomen, kon ik niet nalaten te vragen. Mija voogd kwam te weten, dat de Stantons iemand zochten, aan wien zij de huur konden overdoen. Hijireisde hierheen en huurde de Hofstede da delijk met personeel en ai. Weet u ook, waarom de Stantons hier wegwilden Misschien vonden ze het hier vervelend, hoewel ik het mij niet kan begrijpen, 't Is vreeseiijk jammer, dat dat mooie oude huis is afgebrand, niet -Ja? Het was er zoo heerlijk van den zomer; aan het einde van het park is een prieel, vanwaar je de inham van de see kunt zien. O, ik houd zooveel van de zee. U weet zeker niet waar de Stan tons op het oogenblik zijn vroeg ik. Zij schudde haar blonde hoofd. Neen, daar weet ik niets van. Ik heb hooren vertellen dat juffrouw Stanton zou gaan trouwen misschien is dat nu al gebeurd. De meeste meisjes trouwen als de gelegenheid zich voor doet, nietwaar? En zij keek mij met een ondeugende schittering in haar blauwe aan en lachte. En juffrouw Stanton moet zoo jong niet meer zijn, Zoo? Ik ken haar niet persoonlijk, maar Ik denk dat ze zoowat van den leeftijd van oom Jack is. Oom Jack is geen echte oom, weet u, maar een halve oom daar is Tilda met de thee. Hoera I Maar wat heeft uw oom Jack met juffrouw Stanton te maken drong ik aan. Maar zij lette niet meer op mijn vraag. Zij sprong op en begon de tafel af te ruimen om plaats te maken voor de thee. Ik moet nóg een kopje hebben, Tilda, en nog wat geboteid brood. Dr. Selby blijft bij me thee drinken. Zij lachte het meisje toe. U heeft me nog niet uitgenoodigd, zei ik lachend. Dat is niet noodig, antwoordde zij snel. Dr, Tonkin blijft ook altijd, als hij tegen het thee-uur hier is. Ja, ik vind het erg prettig, zei ik. Het was niet alleen 'de thee of haar vriendelijk gezelschap, maar ook een stille hoop op nadere inlichtingen, die mij deed blijven. De zomer was reeds ten einde en er brandde een vuurtje in den haard. Enid stond er voor om zich te warmen. Zoo beschenen door den gloed van het vuur zag zij er alleraardigst uit. Het verbaasde mij niet dat Tonkin zijn hart aan haar had verloren. Zij stak niet onder stoelen of banken dat zij hem graag mocht en juis' haar openhartigheid hierin bewees hoe weinig begrip zij nog van liefde had. Echte liefde is schuw voor vreemden. Eenmaal echter zou ook zij ontwaken en een karakter als het hare zou zich geheel geven in lieide en toewijding, dat was haar nu reeds aan te zien. Ik weet niet of ik haar bij die ge dachte erg nauwlettend gadesloeg, maar ten slotte zei ze lachend: U moet niet te veel op mijn klec» ren letten, dr. Seibyhet is het beste wat Nancarrows had. Ik voelde dat ik bloosde. Ik dacht in het geheel niet aan haar kleeren en zei haar dat eerlijk. Maar nu u over Nancarrows spreekt, moet ik zeggen dat hij een compliment verdient. Met meisjesachtige vroalijkheid ging ze voor den spiegel staan en bekeek zichzelf van alle kanten. Heerlijk dat u het japonnetje mooi vindt, zei ze met een aanmoe digend glimlachje, ik vind het zelf ook wel aardig. Het is werkelijk charmant, ver zekerde ik, en wQ moesten beiden la chen om mijn ernst. Wij waren als vroolijke kameraden met elkaar en ik kon haar bijna niet anders beschouwen dan nog als een kind. Zij was een zorgeloos, vroolijk, onbedorven kind. Ik voelde mij in haar tegenwoordigheid onuitsprekelijk deftig en oud, Ik trachtte tweemaal het gesprek weer op de Sfanlons te brengen doch zonder veel succes. Toen kwam Tilda met jde begeerde kop en schotel, met boter er, een cake. Dat zal smaken 1 rie;s Enid dank je wel, Tilda. Tot uw dienst, juffrouw, zei Tilda t kan ik nog iets voor u deen Neen, dank je wel, hoor! En zij nam plaats achter het theeblad, ter wijl ik een stoel bijschoof en tegen over haar ging zitten. Twee klon'jis of één? vroeg zij, mij aanziende. Qeen suiker, dank u. 't Lijkt wel of u uit Cornwall komt, lachte zij ik houd van zoet. Daarop verraste zij mij plotseling met een geheel onverwacht* vraag U is specialist, nietwaar? Wie heeft u dat verteld? Dr. Tonkin. Hij «egt dat u vree seiijk knap is eindeloos knap, en dat u onbegrijpelijk geleerde stukken schrijft in medische bladen, en nog veel meer. Kom, kom, dr. Tonkin zegt maar wat. Zij ging hierop niet in, maar vroeg Heeft u broers of zusters Ik heb één zuster, antwoordde ik, Geen broers. Hoe ziet ze er uit Och, zooals aiie andere meisjes Dat zegt niets! Heeft se blauwe oogen Neen, zij heeft grijze oogen, en bruin haar en een tamelijk rechte neu3, ten minste gebogen is hij niet overigens is ze zoowat van uw leeeftijd en grootte. Weet u hoe oud ik ben Neen, daar raad ik maar naar. Ik ben achttien. Dau is Effie een beetje ouder dan u. Heet zij Effie Ja- Is ze mooi Tamelijk, 't Kin er mee door. Leven uw ouders nog. Mijn vader wel. Mijn moeder is j iren geleden gestorven. Wat jammer dat ze nu niet trotsch op u kan zijn. Is uw vader ook dokter Neen, hij is politicus. Wat is dat? „Ja, zei ik, dat is een moeilijk te beantwoorden vraag. In het algemeen gesproken kan men zeggenhij is een man die veel spreekt en overtuigd is •nat hij van groot nut is voor den Staat. Hij belooft paradijsen aan ieder» vader, met wien hij graag wan delen ging en reizen, is ook Ko ning Leopold lil een overtuigde alpinist. Het verkeer in de ber gen staalt iemands spieren en geest. In die eeuwige natuur, in die ongereptheid waar geen spo ren van menschen meer zijn, daar ondergaat de ziel een loutering zooals nergens anders. De ber gen zijn het schoonste schouw spel, waar de geest terugkeert naar den oertijd, en waar hij opengaat voor de ruimste in zichten. De Vlamingen stellen zich na tuurlijk ook de vraagWat heb ben wij aan den nieuwen Koning Zij mogen gerust zijn. De Ko ning heeft het in zijn Troonrede duidelijk gezegd, dat onze instel lingen soepel genoeg zijn om niemands ontwikkeling te belem meren. Aan het Hof zelf bestaat de taalkwestie niet; hier is geen taalzorg meer. Koning Leopold III kent uitstekend het Neder- andsch, schrijft het vlot en sier- ijk. Aan het Hof wordt elkeen te woord gestaan in de taal, welke hij verkiest te spreken. Er zijn trouwens, om hem in zijn moeilijk „ambacht" of „be roep" als Koning te steunen ook koning Albert beschouwde zich als een die een koninklijk ambacht uitoefende drie toe- vluchten. Ten eerste, de opleiding hem door zijn vader gegeven, die wist dat de Koning voorbij gaat, maar voortleeft in zijn kinderen, en dat de Koning slechts de eerste die naar is van het volk. Ten tweede, de toewijding van Koningin Astrid, die haar gemaal met hart en ziel genegen is. Zij vormen een eenvoudige schoone familie, allen samen, van een burgerlijke aristokratie. Koningin Astrid straalt van levenslust en optimisme. Maar van sportieve, Zweedsche prinses is zij nu plotseling, door den harden slag, getemperd en gelou terd tot een waarachtig sterke Koningin, in wie de Koning een waarachtigen steun zal hebben, een en volbrengt wat hem wordt op gedragen. .Dsen alle politicussen dat." „Ja, als ze 't niet doen is het gauw uit met hun gepolltiek. „Dat meet vreeseiijk zijn. „Och, in 't begin vinden ze het wei een beetje lastig, maar ze wennen er spoedig aan. „Weet u, ik vind het altijd afschu welijk te moeten doen wat mij gezegd wordt. „Waarom t' „Opstandigheid, anders niet, denk ik, maar als je je heele leven in een school bent opgesloten geweest en je bent volgepropt met dingen, waar je niets om geeft, en je hebt allerlei zaken moeten leeren, waar je 't land aan hebt en je bent geplaagd door een troep oude juffrouwen, die vergeten zijn dat ze ooit jong zijn geweest en je bent behandeld of je zelf geen verstand of gevoel hebt - dan wordt je vanzelf wel eigenzinnig, dat verzeker ik u. „Maar uw voogd la „toch niet van dien aard, wel ,0 neen, die is erg lief, zoolang ik hem maar niet lastig val met het een of ander. Hij draagt de zorg voor mij aan andere menschen op. Zoo b.v. juf frouw Hunt - arme, ouwe Hunty. Waar zou ze toch wel zijn I - ik wou dat mijn voogd nu maar wilde inzien dat ik voortaan wel voor mezelf kan zorgen en voor hem er bij, als hij wil, „En wie is nu uw oom jack? „Ik ken hem eigenlijk „alleen maar bi] name, „Dus hij is nooit hier geweest om u op te zoeken? (Wordt vtrvolgd)- AXELSCHE COURANT

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1934 | | pagina 1