voor Zeeuwsch- Ylaaiulereii.
Nieuws- en Advertentieblad
Denken alvorens te spreken.
Tijdig gered.
No. 94.
VRIJDAG 2 MAART 1934.
49e Jaarg.
J. C. VINK - Ax<
Binnenland.
FEUILLETON.
ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels 60 Centvoor
eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar
plaatsruimte berekend.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk
tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden.
Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKER-U1TGEVER
In den gevel van een huis aan
de N Z. Voorburgwal te Amster
dam, staat gebeiteld
te ordenen heeft en te reglemen
teeren.
Spreken zonder vooraf te den
ken kan twee resultaten hebben.
Of we zeggen stommiteiten en
men kan ons niet gebruiken om
dat ons spreken redeloos is, óf
we zeggen onverantwoordelijke
dingen welke in de gemeenschap
waarin wij leven, cultuur en
beschaving schade aan richten.
Spreken alvorens te denken is
dus allereerst dom, omdat zulk
spreken geen basis heeft en
tweedens is het buitengewoon
gevaarlijk omdat wij er de draag
wijdte niet van kennen en niet
van kunnen overzien.
Daarom zet „spreken alvorens
te denken" ons in het luchtledige
van het oogenblik daarom kun
nen we er van onze hoogte mee
naar beneden duizelen.
Het kan ons vernietigenéén
uur van onbedachtzaamheid, kan
maken dat men jaren schreit.
En één ondoordacht woord kan
een ontzettende streep halen door
ons heele leven. G.
Reorganisatie onderwas.
In de Memorie van Antwoord
aan de Eerste Kamer nopens de
onderwijsbegrooting deelt Minis
ter Marchant o.m. mede, dat
wetsontwerpen tot reorganisatie
van het onderwijs in een verge
vorderd stadium van voorberei
ding verkeeren. De tot dusver
getroffen bezuinigingsmaatregelen
die ongeveer een besparing van
11 millioen zullen opleveren, ont
lasten de onderwijsbegrooting nog
niet in voldoende mate. Verdere
versobering is onafwijsbare eisch
de Minister hoopt die te kunnen
bereiken met zijn bovengenoemde
reorganisatie-plannen.
Wat de schrijfwijze van onze
taal betreft, is mr. Marchant van
cordeel, dat ordening noodzakelijk
moet worden geheeten. Een op
lossing van het vraagstuk zal men
dienen te zoeken in een com
promis.
Het is den Minister na vsor-
lichting van deskundigen geble
ken, dat hij aan het bereiken
daarvan niet behoeft te wanhopen.
Hij vleit zich, dat ook hier de
van beide zijden gebrachte offers
blijmoedig zullen worden ge
bracht.
De Minister heeft opnieuw in
overweging genome of pension-
neering van onderwijzers op 60-
jarigen leeftijd mogelijk is. Het
vraagstuk is ingewikkeld en moei
lijk. De toestand van jonge on
derwijzers zonder emplooi is ech
ter in allerlei opzichten bedenke
lijk. Alles wat kan worden ge
daan om aan de jongeren meer
ruimte te geven, moet worden
beproefd.
Revolutionairen in vertegen
woordigende lichamen.
De Minister van Justitie heeft
een Staatscommissie geïnstal
leerd, die een onderzoek moet
instellen naar het bekleeden van
het lidmaatschap van vertegen
woordigende lichamen (Tweede
Kamer, Gemeenteraad enz.), door
personen, die langs onwettigen
weg naar verandering der Staats
instellingen streven.
De taak der commissie is niet
alleen om in een rapport de be
vindingen van haar onderzoek
neer te leggen. Zij zal tevens
zoo noodig eventueele
lijnen mogen aangeven, waar
langs wettelijke voorzieningen
kunnen worden getroffen ter be
strijding van het euvel.
Voorzitter der commissie is mr.
dr. D. A. P. N. Kooien, oud-
minister en oud-voorzitter der
Tweede Kamer.
Postzegels crisis-comité.
Naar de „Nederl." verneemt
zullen er binnenkort een tweetal
postzegels n.l. een van 5 cent en
een van 6 cent verschijnen met
de beeltenis van de Koningin en
de Prinses. De meerdere op
brengstvan deze bijzondere zegels
zal bestemd zijn ten bate van het
Nationaal Crisis-comité.
Ir. Mwscrt ontslagen.
Prov. Staten van Utrecht heb
ben zonder discussie en z.h.s.
Het is dus niet alleen dat
drukke kantoor waar ik wijze
lessen voor de dagelijksche prak
tijk heb ontmoet, het is ook een
groot Amsterdamsch handelshuis,
dat met dat gevel-opschrift de
waarde blijkt te verstaan van een
goed woord.
Ik dacht aan dat gevel-op-
schrift, toen ik hel vierde gebod
las in de reeks „Zaken waar
nooit iemand spijt van heeft
gehad". Want dat vierde gebod
loopt er mee parallelDenken
alvorens te spreken.
De eerste gedachte die hieraan
ten grondslag ligt, is het kwaad
dat gesticht wordt door onna
denkend spreken.
Onze spraak is de klankbodem
van onze gedachten en juist om
dat die spraak zoo een gevaarlijke
verklapper kan zijn van onze ge
dachten, is het voor alles een
eerste eisch ons spreken onder
de censor van ons Ik te stellen.
Denken is een remlooze bezig
heid. Onze beschaving, onze
cultuur en ons persoonlijk Ik
weten tezamen dat denken wel in
goede banen te leiden, doch er
zijn te veel douanevrije posten,
die het toelaten, de grens te over
schrijden. En als eenmaal ons
denken buiten de grenzen van
onze persoonlijkheid getreden is,
dan raken wij. op Treudiaansch
gebied en nemen bij voorbaat
geen enkele verantwoording daar
voor op ons. Totdat onze tong
verraad aan ons pleegt en wij
met het ons ontglipte woord
onnoemelijke schade hebben aan
gericht. Dan zijn we er niet van
af met de verantwoording van
ons af te schuiven.
Spreken zonder te voren te
denken is remloos spreken. Den
ken doen wij altijd. Het is onze
wil, ons eigen Ik, dat zulk denken
Ja, dat geloof ik zeker.
aangenomen het voorstel van
Gedeputeerden, om aan ir. A. A.
Mussert eervol ontslag te ver-
leenen als hoofdingenieur van den
provincialen waterstaat, aangezien
hij niet bereid is geweest zijn
leiderschap van de N. S. B. te
laten varen. Ook in de com
missie van rapporteurs was over
't voorstel geen woord gezegd.
Lid der Eerste Kamer.
Ir. S. L. Louwes, die Maandag
door het Centraal Stembureau
benoemd verklaard is tot lid der
Eerste Kamer in de vacature-
Westerdijk, heeft deze benoeming
niet aangenomen.
Bescherming van de Openbare
Orde.
Aan de Memorie van Antwoord
aan de Tweede Kamer inzake het
wetsontwerp houdende nadere
voorzieningen ter bescherming
van de openbare orde wordt
ontleend
Bij de handhaving van de
openbare orde gaat het tenslotte
niet alleen om een nationaal
probleem, doch ook om een
vraagstuk van internationalen
aard. Door het toenemend eco
nomisch en geestelijk contact
slaan staatkundige bewegingen
zeer licht van het eene land over
op het andere. Bij de beoor
deeling van de wettelijke voor
zieningen, welke hier te lande
noodzakelijk zijn, moet dus met
de geestesstroomingen in andere
Europeesche landen ten zeerste
rekening worden gehouden. On
getwijfeld zijn hier te lande meer
dere malen in het openbaar er
gerlijke uitlatingen voorgekomen.
De mogelijkheid kan niet worden
ontkend, gezien verwante ver
schijnselen in het buitenland, dat
de hierbedoelde strooming, op
het oogenblik nog van onderge
schikte beteekenis, zou kunnen
aangroeien tot een hoogst be
denkelijke beweging. Deze mo
gelijkheid moet bij den aanvang
van het verschijnsel worden af
gesneden.
Voorts merkt de Minister op,
dat het ontwerp moet worden
gezien als herziening van een
deel van de bepalingen betreffende
de openbare orde. Het is zeer
wel mogelijk, dat ook een wijzi
ging van de regeling van het
vereenigingsrecht aan de orde
zal komen.
Ten aanzien van de uitdruk
king „in beleedigenden vorm",
merkt de Minister op, dat zuiver
materieele beleediging, mededee-
iing van belastende feiten niet
in beleedigenden vorm, buiten de
ontworpen bepalingen vallen.
De Minister kan niet instemmen
met de leden, die meenen, dat
de waarschuwing gepast is, dat
niet te spoedig moet worden toe
gegeven aan de stemming van
het oogenblik Te dezen aanzien
brengt hij allereerst onder de
aandacht, dat in den laatsten tijd
op een grove wijze misbruik is
gemaakt van de vrijheid van
drukpers, zoodat de ingetreden
reactie niet uitsluitend aan de
groote gevoeligheid mag worden
geweten. Daarnaast verwijst hij
naar het boven aangevoerde, be
treffende den internationalen aard
van het vraagstuk. Het gevaar
in deze vloeit niet in de eerste
plaats voort uit onzen nationalen
landaardhet bestaat voor een
goed deel in buitenlandsche in
vloeden, welke ook hier te lande
bij een deel van de bevolking
weerklank beginnen te vinden.
Hierbij wordt het verschil tus
schen zedelijkheid en recht door
den Minister niet uit het oog
verloren. De vraag is slechts of,
gezien de bedreigde belangen in
deze strafbaarstelling niet nood
zakelijk is. Dit geldt niet in de
laatste plaats met betrekking tot
de excessen van het anti-semi-
tisme. Deze vragen, gezien de
ervaringen in het buitenland, wel
zeer om strafrechtelijke bestrij
ding.
Doch evenzeer behooren an
dere excessieve uitingen tegen
en tusschen groepen van de be
volking en tegen het Staatsgezag
en de publieke organen te wor
den tegengegaan.
Opruiïng door middel van gra-
mofoonplaten wordt ook door de
(Wordt vervolgd)»
COURANT.
AXELSCHE
Bureau Markt C 4.
Telef. 56. - Postrek. 602(
Denk aleer gy doende zyt
En doende, denk dan nog
Engelsche vertaling.
15)
Daar is de zuster met je eten. Ik
hoop dat 't smaken zal. En met groote
inspanning kwam ze overeind en ging
naar de deur.
Even later kwam Tonkin door de
deur kijkenik heb nog niet veel
nieuws, zei hij glimlachend, maar
morgenochtend kom ik vroeg.
Langen tijd lag ik stil te kijken naar
de schaduwen op den muur en te luis
teren naar het stemmengezoem bene
den. Mijn gedachten gingen weer terug
naar Agnes en haar lief, flink gelaat
bleef mij langen tijd voor oogen. Het
leek maar enkele dagen geleJen dat ik
samen met haar zat, waar de zee
wind zingt en wij over onze liefde
spraken en poogden al het andere te
vergeten.
Het was een onuitsprekelijk geluk
voor me, dat zij mij toch niet bedro
gen hadt dat mijn ideaal weder onge
schonden was teruggekeerd, en dat ik
weer zonder bitterheid of smart aan
haar kon denken,
Het leed dat ik nu nog voelde had
ik alleen mijzelf te wijten. Ik had on
doordacht, jaloersch en liefdeloos ge
daan» Als ik maar had gewacht om
een verklaring gevraagd dan zou
er niets gebeurd zijn en zooveel jaren
van strijd cn verdriet waren overbodig
geweest. Ik bad dien avond en haar
naam kwam vanzelf in mijn gebed.
Ook al zou ik haar nimmer weerzien,
liefhebben zou ik haar altijd. Ik moest
mijzelf bekennen dat ik haar al die
jaren had liefgehad. Mijn hart was
sterker geweest dan mijn wil.
Zoo ging de avond voorbij en lang
zamerhand werd het stil beneden en
ten slotte viel ik in een droomloozen
slaap, waaruit ik niet voor den volgen
den morgen ontwaakte.
HOOFDSTUK VI.
Den volgenden morgen, toen ik juist
mijn ontbijt gebruikt had, kwam Ton
kin binnen. De verpleegster wisselde
een blik met hem en verliet de kamer.
Ik zag dat hij opgewonden was. Hij
vroeg niet eens hoe ik mij voelde. Hij
viel neer in een stoel naast mijn bed
en zei
Er is nieuws.
Zoo
Juffrouw Hunt is er van door.
Werkelijk?
Ja. Zü was veilig in bed toen de
dominé en zijn vrouw gisteravond
thuis kwamen. Mevrouw Taylor ging
nog even naar haar kijken, vóór zij ter
ruste gingen. Toen de meid vanmor
gen aan haar kamer klopte, kreeg zij
geen antwoord en toen ze de kamer
binnenging, bleek die ledig te zijn.
Dus ze is bang geworden.
Waarschijnlijk wel. Zij heeft haar
portemonnaie met een paar shillings
en haar sleutels op tafel laten ligger.
Er lag een briefje bij, dat ik meege
bracht heb. Hij gaf mij een verkreu
keld stukje papier.
deren niet meer terugzien. Ik heb
mijn plicht niet gedaan. Ik had
haar uit haar kamer moeten halen
en jhaar niet alleen maar wekken.
Denkt niet dat ik gek ben. Ik weet
maar al te goed wat ik zeg.
ELISABETH HUNT.
Wel zei hij na een lang stil
zwijgen.
Gelooft ge dat zij zich van kant
heeft gemaakt
Het lijkt er wel op, niet waar?
Ja, zeker, het lijkt er op.
Maar twijfelt ge er aan
Ik ken haar nieS maar vrouwen
komen niet gauw tot zoo iets. En de
reden die zij opgeeft, vertrouw ik niet.
Ik wil graag toegeven dat ik niet veel
van vrouwen afweet, maar het is mij
nog nooit gebleken, dat hun plichts
gevoel hun zwakke punt is.
Ik weet het niet, zei hij naden
kend. Vrouwen zijn soms zoo ge
voelig voor dingen, die een man on
verschillig zijn. Wij kunnen haar niet
met denzelfden maatstaf meten. Wij
begrijpen haar niet, zullen het nooit
doen. Het geslachtsverschil maakt een
veel grooter scheiding tusschen de
menschen dan wij meenen. En zij be
grijpen al even weinig van ons als wij
van haar. De vrouw is 't eeuwige raad
sel dat de man nimmer zal oplossen,
het eeuwige geheim. Daarom trekt zij
ons misschien zoo aan.
Trekt zij ons werkelijk aan
Noem .het mijnentwege kwellen.
Het komt op hetzelfde neer. Maar om
op ons onderwerp terug te komen,
Gisteren «eidet ge dat ge u omstan
digheden kondt indenken, waaronder
een vrouw tot alles in staat was»
Goed. En uit hetgeen ge hoordet
in de oprijlaan van „De Hofstede",
valt op te maken dat deze vrouw een
minnaar heeft of had. Die minnaar
zette haar aan tot iets dat zij liever
niet deed. Misschien had hij haar wel
verleid. Mannen zijn soms beesten.
Misschien had hij beloofd haar te zullen
trouwen als zij deed wat hfl van haar
vergde. Begrijp je mij? Zijn opzet
faalde ten gevolge van jouw ingrijpen.
En door die mislukking raakte zij mis
schien alles kwijt: h a- eer wellicht
haar goeden naam, haar hoop, de
toekomst. Ik geef toe dat het maar
een hypothese is, maar zelfs als die
maar half juist is, verklaart zij den
brief al.
Ik antwoordde hierop niet veel en
spoedig verliet hij mij. Ik moet eerlijk
bekennes, dat ik het niet onaangenaam
vond, dat de dingen dezen loop had
den genomen. Ik kon mij er nu verder
gevoegelijk buiten houden. Weliswaar
liep het gevaarlijke tweetal nog vrij
rond, maar daar was op het oogenblik
niets aan te doen. De schuld van de
vtouw zou nog wel te bewijzen zijn
ais men haar te pakken kon krijgen,
maar de man had zich zoo handig
weten te verbergen, dat niemand ooit
vat op hem zou krijgen. Door den zelf
moord van de vrouw was hij veilig.
Ik had niet anders te doen dan zoo
spoedig mogelijk beter te worden en
dan
Langen tijd lag ik hierover na te
denken. Ik verlangde terug naar mijn
werk. ik verlangde mij weer bij de
kleine uitgelezen schare in Harleystreet
te voegen en nog dieper door te drin
gen, nog voikomener te arbeiden in
de geheimen der medische wetenschap.
Maar mijn gedachte aan Agnes dreig-
de al mijn plannen voor de toekomst
om ver te werpen. Het gelaat vaneen
vrouw kwam telkens en telkens weer
tusschen mij en mijn arbeid en ten
slotte leek mij haar op te sporen het
belangrijkst van alles.
Misschien was het dwaas van mij
of kinderachtig. Een man, die zich een
doel gesteld had in de wereld, behoorde
zoo niet te handelen. Ik kan het niet
helpen. Ik vertel slechts wat er in mij
omging.
Mijn overpeinzingen werden gestoord
door het binnentreden der verpleegster.
Zij was beneden geweest en had de
menschen hooren spreken over de ver
dwijning van juffrouw Hunt. Als een
ioopend vuurtje was 't nieuws door de
stad verspreid. Reeds waren troepjes
menschen op zoek uitgetrokken in den
omtrek.
Zu3ter Cole was vol medelijden en
vergevingsgezindheid. Wat moest
het arme mensch hebben geieden...»
wat een diep plichtsgevoelhaar
geestvermogens hadden geleden door
de verschrikkelijke gebeurtenis....,»
ze had natuurlijk haar gezond oordeel
verlorenAls juffrouw Leslie
werkelijk in de vlammen was omge
komen, zou d t te begrijpen zijn ge
weest
Ik liet haar maar praten. Het had
geen nut haar in te lichten.
In den namiddag negonnen berichten
uit den omtrek in te komen. Een boer
die den vorigen avond hat door het
duin was gekomen, had een vrouw
snel in de richting van Wheal Gregory
zien loopen» Wheal Gregory was geen
dorp, maar een verlaten tin-mijn.
Ik kan het niet langer uit
houden. Het leven wordt ondra
gelijk voor me. Ik bid God om
vergeving voor wat ik doen ga. ik
kan mijn lieve Enid en al de ar.*