HEUSCH MEVROUW NIEUWE MODEBLAD Allerlei zijn samengesteld en zich in zoodaDigen staat bevinden, dat het niet in aanzienlijke mate brandgevaar oplevert voor de gebruikers ot voor de omgeviDg. Art. 121. Voorkomen van vochtigheid. 1. De bodem onder een ge bouw, waarin op den beganen grond woon- of werkruimten of audere verblijfplaatsen voor men- schen voorkomen, moet zich in zoodanigen staat bevinden, dat daaruit niet op hinderlijke wijze vocht, gassen of dampen kun nen opstijgen. 2. De muren en bet dak van een gebouw, bestemd voor het verblijf van menscheD, de af scheidingen tusschen woonruim ten en stallen ot andere bedrijfs ruimten, de wanden van ver trekken, alsmede de afdekkiDg van kelders, welke zich oomid- dellyk onder een vertrek be vinden moeten in zoodanigen staat zijn, dat zij niet tot hin derlijke vochtigheid aanleiding kunnen geven. Art. 122. Hechtheid van bouwwerken. 1. Bouwwerken en onderdee- len daarvan, met name fundee- riogen, muren, kelders, vloeren, trappeD, zolderingen en dakeD van gebouwen, moeten zich in zoodanigen staat bevinden, dat zij noch door slechte hoedanig heid der gebezigde materialen, noch door een onvoldoend hechte samenstelling, noch door andere oorzaken gevaar kunnen ople veren voor de veiligheid of de gezondheid van de gebruikers ot van anderen. 2. Onverminderd de bevoegd heden, voortvloeiende uit §3 der Woningwet en uit art. 116, 2e lid, dezer Verordening, kan, in dien een bouwwerk geheel ot voor eeo gedeelte bouwvallig is geworden, gelast worden, dat zoodanige voorzieningen zullen worden getroffen, als in het be- laüg van de veiligheid noodig zijn 3. Indien een bouwwerk uit hoofde van bouwvalligheid ge vaar oplevert voor de veiligheid, kan gelast worden, dat het wordt gesloopt. Art. 123. Verwijdering vaD rook, water en vuil. 1. Elk gebouw moet zoodanig zijn ingericht, dat rook, water en overtodig vuil worden ver wijderd, zonder aan de gebrui kers ot aan anderen ernstig hinder of schade te veroorzaken. 2. Indien een gebouw gelegen is aan een weg, waarin een openbaar riool aanwezig is, kan, voorzoover het riool bestemd is om die stoffen op te nemen, ge last worden, dat de afvoeren van drekstoffen uit privaten, alsmede de afvoeren van huishoudwater, daarop worden aangesloten. 3 Ten aanzien van de aan sluitingen op het openbaar riool, zoomede ten aanzien van de rio- leeriug van het gebouw, kan ge last worden, dat deze zullen worden uitgevoerd overeenkoms tig de eischen, welke krachtens het bepaalde in de artikelen 75 tot en met 86 kunnen worden gesteld. Art. 124. Toevoer van licht en lucht. In elke voor het verblijf van meuschen bestemde ruimte in een gebouw moeten licht en lucht, iu ver iand met het ge bruik en de bestemming van zulk een ruimte, op voldoende wyze kunnen toetreden. HOOFDSTUK 7. Voorschriften betreffende het gebruiken van bouwwerken. Art. 125. 1. Het is verboden te gebrui ken, in gebruik te geven ot te laten gebruiken a. een bouwwerk, dat verkeert in een toestand, die in stryd is met een ot meer der bepalingen in Hoofdstuk 6 vervat, of eischen, krachtens het bepaalde in dat Hoofdstuk gesteld b. een bouwwerk of gedeelte van een bouwwerk, gebouwd met vergunning KracüteLS art. eerste lid a der Woningwet of art. 21 eerste lid onder a dezer Verordening, voordat 14 dagen (Zon- en feestdagen niet medegerekend) na de kennisge ving, bedoeld in art. 112 onder b, zijn verstreken, tenzij door het Bouwtoezicht schriftelijk is verklaard, dat, voorzooveel waar genomen, de bouw heeft plaats gehad overeenkomstig het be paalde in deze Verordening; c. een bouwwerk, indien Diet voldaau wordt aao, of gehandeld is in strijd met het bepaalde in de artikelen 129, 130, 133 en 134, zoomede indien niet voldaan is aan een lastgeving krachtens art. 133, tweede lid, of art 135 2 Het bepaalde in het eerste lid, onder b, is niet van toepas sing indien het bouwen betrek king heeft op het veranderen of vernieuwen van een bouwwerk, en in de bestemming daarvan geen wijzigiDg wordt gebracht. Art. 126. 1. Bij het krachtens eenig zakelijk recht tot wooing in ge bruik nemen of als eigenaar in gebruik geven van een gebouw of gedeelte van een gebouw, laatstelijk niet als wonirg gebe zigd, gelden, onverminderd het bepaalde in de Woüingwet, de volgende in dit artikel vervatte voorschriften a. de vergunning bedoeld bij art. 6, eerste lid der Woningwet moet schrifteiyk bij Burgemees ter en Wethouders worden aan gevraagd ten dien aanzien vindt het bepaalde in art. 22 lid 1, 2, 3, 9 en 10, art. 23 en 25 dezer Verordening overeenkom stige toepassing b. het gebouw of gedeelte van een gebouw, dat tot woning in gebruik zai worden genomen, m^et in overeenstemming zijn ot worden gebracht met de daarvoor in aanmerking komende voorschritien, vervat in Hoofd stuk 2 en 4 of met de krachtens deze voorschriften gestelde na dere eischen. 2 Van een of meer der in het eerste lid, onder b genoemde voorschriften is vrijstellmg mo gelijk. 3. Het bepaalde in dit art. is mede van toepassiDg op wonin gen welke reeds deel van een woniDg uitmaakten. Art. 127. Het is verboden een woniDg, als bedoeld in art. 36, in gebruik te geven ot te laten gebruiken op een wijze aoders dan over eenkomstig de bestemming en de voorwaarden in dat artikel om schreven. Art. 128, 1. Het is den bewoner, hoofd van een gezin of afzoDderlyk levend persoon, verboden een woning te bewoneD, te doen of te laten bewonen op zoodanige wijze, dat het aantal in de wo ning gehuisveste gezinnen meer dan één bedraagt. 2. Van het bepaalde in het eerste lil is in een bijzonder geval vrijstelling mogelijk, indien vaststaat, dat da grootte en de aard van de woning en van de bij de samenwoning betrokken gezinnen, zoomede de duur der samenwoning geen gevaar voor de belangen der volkshuisvesting opleveren zullen. Art. 129. Onverminderd het bepaalde iu art. 128, is het den bewoner, hoofd vau een gezin of afzonder lijk levend persoon, verboden kostgangers of logeergasten te huisvesten a. in vertrekken, die Diet kun nen worden bereikt onafhankelijk van vertrekken, waarin zich een slaapplaats bevindt b. in vertrekken, waarvan de inhoud8rnimte minder bidraagt dan 10 M3. voor eiken persoon, die daarin veibUjf houdt. Art. 130. Het is den gebruiker van een gebsuw, of een gedeelte daarvan, of indien het gebouw o ge deelte daarvan een woning is* den bewoner, hootd van een gezin of afzonderlijk levend per soon, verboden een slaapplaats te bez'gen ot te doen bezigen a. in een ruimte, tot welke het daglicht niet behoorlek kan toetreden, ot welke niet behoor- lyk kan worden gelucht; b. in een ruimte, waarin het grondwater kan doordringen, of waaronder de bodem drassig of vervuild is c. iu de nabyheid van ovens of andere warmte verspreidende toestellen of inrichtingen, wan neer daardoor in de slaapplaatsen hinderlijke warm e ontstaat; d. boven een andere slaap plaats in eenzelfde ruimte e. in een gaDg, een portaal, een winkel, een werkplaats, een magazon, een bergplaats, of soortgelijke ruimte f. in een kelder of een andere ruimte, waarvan de vloer bene den peil is gelegen g. op een zolder, waarvan het dak niet beschoten is ot op an dere wijze voldoende luchtdicht is gemaakt h. in een ruimte in een ge bouw, gebouwd na bet in wer king treden dezer Verordening, wanneer deze niet voldoet aan de voor een vertrek gestelde eischen i. in een bijgebouw, als be doeld in art. 31, eerste lid j. in een stal of daarmede in onmiddellijke gemeenschap staande ruimte, tenzij daarvan zoodanig gescheiden, dat geen vocht ot schadelijke dampen iu het slaapvertrek kunnen door dringen en dit vertrek een vloeroppervlak heeft van ten minste 8 M' en een hoogte van ten minste g middeld 2 20 M., en voorts voorzien is van een of meer aan de buitenlucht uit komende ramen met ern raam- oppervlak van ten minste 1/li van het vloeroppervlak, vau welk raamoppervlak ten minste 1/i gedeelte geopend most kun nen worden. Art. 131. Het is verboden een woning te gebruiken, indien deze niet zoodanig is ingericht, dat geen personen boven 12 jaar van verschillend geslacht, die niet met elkander gehuwd zijn, in hetzelfde vertrek nachtverblijf behoeven te houden. Art. 132. Onverminderd het bepaalde in art. 129, is het verboden een woning te gebruiken, indien de inhoud van een vertrek, waarin een of meer slaapplaatsen aan wezig zijn, minder bedraagt dan 7 5 Ms. voor elke persoon boven de 12 jaar, die daar nachtver blijf houdt, en 3.75 MR. voor elk kind beneden dien leeftijd. Art. 3 33. 1. Onverminderd het bepaalde in art. 1620, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek, is de be woner, hoofd van een gezin of afzonderlijk levend persoon, of indien da last daartoe op hem rust de eigenaar verplicht zorg te dragen, dat alle in de woning oi in het daarbij behoo- rende erf aanwezige goten, put- teD, riolen en privaten, wanneer deze vol oi verstopt zij o, gele digd of gereinigd worden. 2. Den bewoner vernoemd of indien de woning niet be woond is den eigenaar kan worden gelast a. dat de woning en het daar bij behoorende erf, indien en voorzoover op hinderlijke wijze verontreiuigd, behoorlijk wordeo gereinigd b. dat de woning oi bet z ch daarin bevindende huisraad, in dien met ongedierte besmet, be hoorlijk worde gezuiverd c. dat vuil, afval ot andere stoffen worden verwijderd, het uitoefenen van een bedrijf of het houden van dieren worde gestaakt, indien daardoor in ot nabij de woniDg de lucht op hinderlijke wyze verontreinigd wordt. Art. 134. Het is verboden a. rook, afkomstig uit een stookplaats, auders af te voeren dan door een rookkanaal b. kachelpijpen te leiden door afscheidingen of vloeren, welke niet zyn samengesteld uit brand vrij materiaal, tenzy zy daarvat door onbrandbare stoffen op voi doende w\jse z(jn geïioleerd, Art. 135. Iodien uit een gebouw rook of damp op een voor de omge ving hinderlijke wijze wordt af gevoerd, kan worden gelast, dat zoodanige voorzieningen worden getroffen, dat de hinder ophoudt. Art. 136. 1. Het is verboden eeD on bewoonbaar verklaarde woniDg na de gestalde termijo van ont ruiming, voor eenig ander doel in gebruik te nemen, in gebruik t9 geven of te laten gebruiken zonder vergunning van Burge meester 6d Wethouders. 2. Deze vergunning wordt alleen geweigerd, als het gebruik ernstige hinder of gevaar voor de omgeviDg ten gevolge zou hebben. 3. Van het besluit tot weige ring is beroep op den Gemeente raad toegelaten. Het bepaalde in art. 25 vindt hierbij overeen komstig toepassing. Art. 137. Het is verboden een ruimte te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken als winkel, waarin levensmiddelen worden verkocht a. waDneer zich aldaar de toegaDg tot een privaat bevindt b. wanneer aldaar een goot steen aanwezig is, waardoor hinderlijke luchtverontreiniging wordt teweeg gebracht c. wanneer deze ruimte in on middellijke verbinding staat met een vertrek, waarin een slaap plaats aanwezig is, indien dit vertrek niet in gemeenschap staat met de buitenlucht oi met een ander goed te ventileeren ver trek, portaal of gang. HOOFDSTAK 8. Ou bewoon baar verklaring. Art. 138. 1. A's keDteekeD, bedoeld bij art. 21, lid 7, der woningwet moet worden gebezigd een hou ten bord, waarop de woorden ONBEWOONBAAR VERKLAARDE WONING in duidelyk leesbare letters van ten minste 5 e.M. hoogte, met zwarte olieverf op lichten onder grond, zijn geschilderd. 2. Het bord moet aan de on- bewoonbaarverklaarde woniDg worden bevestigd boven of ter zijde van de hoofdtoegangsdeur. 3 Iodien de onbewoonbaar verklaarde woning is gelegen in een gebouw, waarm andere, niet onbewoonbaar verklaarde wo ningen zijn gelegen, moet het bord worden bevestigd tegen de buitenzijde van de hoofdtoe gangsdeur vau de woniDg. 4. Indien het geval, bedoeld in het vorige lid, de boofdtoe- gangsdeur als toegang tot meer dan ééa woning dient, moet op het bord worden aangegeven, welke woning is onbewoonbaar verklaard. HOOFDSTUK 9. Straf overgangs- en slot bepalingen. Art. 139. 1. Het handelen waaronder is te verstaan zoowel doen als nalaten in strijd met de be palingen dezer verordening, wordt voorzoover daartegen geeD straf is bedreigd ;n art. 10 der WoDiogwet gestraft, met hechtenis van fen hoogste twee maandeD of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden. 2 De stiatbare feiten worden beschouwd als overtredingen. Art. 140. 1. Op een aanvrage om ver gunning als bedoeld io art. 6, eerste lid a der WoniDgwetdan wel art. 7, eerste en derde lid of art. 21, eerste lid a dezer Verordening, welke is ingeko men vóór dep dag, waarop deze Verordening in werking treedt, wordt beschikt krachtens de be palingen van de op den datum van indiening geldende verorde ning, tenzij de aanvrager ver zoekt daarop de bepalingen dezer Verordening van toepassing te doen zyn. 2. Op de uitvoering van een plan, waarvoor vergunning is verleend, niet krachtens de be palingen dezer Verordening, is van toepassing de verordening, krachtens welker bepalingen de vergunniDg is verleend, met dien verstande a. dat een vergunning, welke is verleend meer dan zes maan den vóór den dag, waarop deze Verordening in werking treedt, geacht wordt te zijn vervallen, tenzij Burgemeester en Wethou ders schriftelijk verklaren, dat op genoemden dag metdewtrk- zaamdeden een aanvang was gemaakt b. dat op een bouwvergunning mede van toepassing is art. 24 dezer Verordening. Art. 141. 1. Deze Verordening kan wor den aangehaald onder de titel „Bouwverordening der gemeente Axel". Zij treedt in werkiDg op den eersten dag der maand, volgende op die, waarin zy is afgekondigd. 2. Behoudens het bepaalde in art. 140, vervalt by het in wer king treden dezer Verordening de Bouwverordening der ge meente Axel, vastgesteld 24 April 1923, met de sindsdien daarin aangebrachte wijzigingen en aanvullingen. Vastgesteld in de openbare vergadering van 15 Aug. 1933. Recept. Stevige erwtensoep (voor 4 flinke eters). 750 G. (1 Va pond) groene erwten, 500 G. (1 pond) aardappelen, 5 L. water, 4 preien, flink bosje sel derij. 4 Maggi's bouillonblokjes, 200 G. (2 ons) spek, ongeveer 30 G. (3 algestreken eetlepels) zout. Wasch de erwten en laat ze in de 5 L. water een nacht weeken. Breng ze met hetzelfde water aan de kook, laat ze gaar koken (od- geveer 1 x/s uur) en voeg er den het zout, de gesnipperde soep groente, het in dobbelsteentjes ge sneden spek en de in blokjes ge sneden aardappelen bij. Laat alles samen verder gaar koken en ge lijkmatig gebonden worden (nog ODgeveer 1 uur), nu en dan de erwten tegen den wand der pan tijuwryvende. Los tenslotte de bouillooblokjes in de soep op, Geef bij elk bord soep een flinke snee brood. De ontdekking. Een enthousiast oudhedeuver- zamelaar kwam een antiquairs- zaak bionen om eens rond te neuzen. Een klein meisje, zeker de dochter van den winkelier, stond achtei de toonbank. De verzamelaar bekeek een paar voorwerpen. Toen ontdekte hij op den toonbank, op een stuk papier liggend, iets dat op een ronde, gele knikker geleek. Haastig nam hij ziju vergrootglas uit den zak teneinde het kunstvoorwerp nader te bestudeereD. »Dat is of een wonderlijke to paas of een buitengewoon stuk amber*, riep hy opgewonden tegen het meisje. »Hoe kom je daaraan Het kleine meisje keek hem een oogenblik wantrouwend aan eD zei daD boos: »Daar blijft u af; dat is mijn haver-stroop-bal letje, waar ik net op gezogen heb*. het is zoo moeilijk niet om zelf eens eeii aardig jurkje te maken. Maar schaft U een goede leidraad aan en abonneert U op het De abonnementsprijs kan geen bezwaar zijn. Voor f120 per 3 maanden (franco per post f 1 50) ontvangt U 2 X per maand een fraai uitge voerd tijdschrift met telkens 2 gratis knip- patronenbladen. Proef nummer verkrijgbaar aan het Bureau van dit Blad.

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1933 | | pagina 6