Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch- Vlaanderen No. 58 VRIJDAG 21 OCTOBER 1933 J. C. VINK - Axel. 49e Jaarg Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. DRUKKER-U1TGEVER Bureau Markt C 4. Telef. 56 - Postrek. 60263. ADVERTENT1ËN van 1 tot 5 regels 60 Centvoor eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag II ure. Tweede JBlad. Bouwverordening voor de gemeente AXEL. (Vervolg) HOOFDSTUK 4. Atdeeling H. Hechtheid van bouwwerken, in hrt bijzonder van iandeeringen, maren vloeren, trappen, zolde ringen, daken en andere onder dooien van gebouwen Art. 60. 1. De constructies van een bouwwerk moeten zoodanig zijn, dat zij redelijkerwijze geacht kannen worden naar aard en afmetingen aan de eiscbeu van hare bestemming te voldoen. Zij moaten op zoodanige wyze worden toegepast, dat de hpcht- heid van het bouwwerk tot in al zijn onderdeelen voldoende verzekerd is. 2. Eventueel noodige ciifers tot grondslag voor berekeningen moeten voldoende waarborgen voor betrouwbaarheid bieden. Art. 61. 1. De lundamenten van een gebouw moeten op zoodanig vaste en stevige grondslagen worden aangelegd, dat de Doodige waar borgen aanwezig zijn tegen ver zakking en ongelijke zetting van het gebouw. 2. De onderkant der funda menten moet ten minste 0,50 M. beneden het bij bet gebouw aansluitende terrein zyn gelegen. 3. Op een bestaande fundee ring mag niet gebouwd worden evenmin mag daarvan bij het bouwen gebruik worden ge maakt, behalve by herbouw in denzelfden vorm na brand. 4 Van het bepaalde in het derde lid i» vrijstelling mogelyk. 5. Ten aanzien van het be paalde in het eerste lid kan nader worden geë scht, dat een onderzoek naar da draagkracht van den bodem plaats vindt. 6. Nadere eischen kunnen worden gesteld ten aanzien van zandstortingen, paalfundeeringen en andere byzondere fundeo ringswijaen. Art. 62. 1. Muurwerk m»g niet zoo danig worden opgetrokken, dat het van beneden naar boven in dikte toeneemt. Deze bepaling is niet van toepassing op het aanbrengen van versieringen en van uitbouwen voor dracht van gewelven e.d. 2. Indien een bepaalde dikte van muurwerk is voorgeschreven, moet deze dikte over het geheele muuroppervlak aanwezig zijn. Van deze bepaling is vrijstelling mogelyk voor het maken van kanalen, nissen, kassen, holten e. d. 3. Onder dikte van muurwerk in metselsteen wordt verstaan de dikte van het in verband gemetselde werk, behoudens waar uitdrukkelijk is vermeld dat een klamplaag ter bepaling van de muurdikte medegerekend mag worden. 4. Indien in deze verordening de diktealmetingen van metsel werken in baksteen met een W of R zyn aangegeven, beteekent dit onderscheidenlijk dat het bedoelde metselwerk wordt uit gevoerd in steeuen vau Waal- formaat (gemiddelde afmetingen 0.915 X 0, 106 X 0,053 M of van Rijnformaat (gemiddelde afmetingen 0,18 X 088 X 0,043 M.) Indien een dikteafmetiDg alleeD in Waalformaat aaugege- ven is, meet, bij vervanging daarvaD door Eynlormaat, die afmeting met een halve steen worden vermeerderd. 5. De muurwerken van een gebouw moeten te lood en zoo veel mogelijk gelijktijdig worden opgetrokken. 6 Indien in muurwerk ver ankering plaats vindt, moet het ankerwerk geheel zijn aange bracht, alvorens met opmetselen mag worden voortgegaan. 7. Alle metselwerken moeten in oordeelkundig verbaud worden uitgevoerd. Het is evenwel toe gelaten, dat het verband van de voor- en achtergevels vaD een gebouw met de bouwmuren en zijgevels wordt verkregen door middel vau blokken en kassen, mits bovendien een verankering met gesmeed ijzeren ankers van voldoende leDgte en van ten minste 320 mM' doorsnede wordt aangebracht. De verankering mo3t plaats hebben ter hoogte van iedere vloer, dan wel ter hoogte van ongeveer het midden tusschen twee opeenvolgende vloeren. 8 Indien in deze verordening wordt gewaagd van waterdicht metselwerk, is hieronder te ver staan metselwerk van geen mindere hoedanigheden dan vlakke baksteenklinkers in waterdichte mortel. 9. De voorgevels van alle gebouwen aan een weg of indien het een hoekhuis is, de beide gevels naar de straat gekeerd, moeten worden opgetrokken iD Hollandsche Waalsteen, minstens kwaliteit hardgrauw. 10 Van het bepaalde in bet vorige lid is vrijstelling mogelijk voer gebouwen buiten de kom Art 63. 1. Alle dragende muren en alle daarvoor in aanmerking komende andere dragende on derdeelen van een gebouw, zoo mede alle niet-dragende mureD van een gebouw met een grooter eigengewicht dan by uitvoering in dryfsteenmetselwerk ter dikte van ten hoogste 0 08 M., moeten op doorgaande massieve funda menten worden opgetrokken. 2. De fundamenten worden geacht te eindieen by den aan leg van het trasraam, terwijl de opgaande muren worden geacht met dien aanleg aan te vangen. 3. De fundamenten moeten in metselwerk, betOD, of gewapend beton worden opgetrokken, met dien verstande, dat de hoeda nigheid van het materiaal niet minder mag zijn dan bij uitvoe ring in baksteeD, kwaliteit bes rood in basterdmortel. 4 De fundamenten mogen geen mindere dikte verkrijgen dan het onmiddellijk daaruit op- gaande muurwerk by uitvoering in metselwerk mag de dikte in geen geval minder bedragen dan één steen. Betreft het opgaande muurwerk een spouwmuur dan mag bedoelde dikte niet minder bedragen dan de gezamenlijke dikte der samenstellende muren, vermeerderd met de wijdte van de spouw. 5. Voor een fundeering op staal moet de aanlegbreedte der fundamenten ten minste twee en een balt maal de dikte van bet onmiddellijk boven peil op ge'rokken muurwerk bedragen, mei dien teritande dat de aan- legbreedte in geen geval minder dan 0 30 M. bedragen mag. 6 Indien de fundamenten een mindere dikte verkrijgen dan voor hun aanlegbreedte is voor geschreven, moeten zij met een tot de vereischte aanlegbreedte verzwaarden voet (een zg. fun- dameDtvoet) worden uitgevoerd. De verzwaring moet zoo moge lijk aan weerszijden plaats vin den. 7. Wordt een fundamentvoet in metselwerk uitgevoerd, dan moet de verzwaring geschieden door versnijding vaD ten hoogste één klezoor om de twee of meer lagen. 8. Wordt een fundament in beton uitgevoerd, dan moet de doorsnede een rechtstand heb ben van 8 c.M. aan den onder kant en een hoogte van l1/» X de muurdikte. 9. Indien funöamentmuren, welke in baksteen worden uit gevoerd, grond hebben te kee reD, moeten zij een dikte van ten minste 1 steen (W) verkrijgen, wanneer de grondkeering niet meer dan 1 M en een dikte van ten minste l1/» steen (W), in- dieD da grondkeering meer dan 1 M. bedraagt. Grondkeerende muren welke in ander materiaal dan baksteenmetselwerk worden opgetrokken, moeten zoodanige afmetingen verkrijgen, dat zij ten minste denzeifden weerstand tegen gronddruk kunnen bieden als waren zij in baksteen uitge voerd, overeenkomstig bet be- paalde in de eerste zinsnede. 10. Waar voorsprongen, kol ken, plinten, pilasters, scboor- steenen, koekoeken e.d. voorko men, moeten de fundamenten zooveel zwaarder worden ge maakt als de dikte uier bouw- deelen bedraagt, tenzij behoor lijke uitmet-ielingen worden aan gebracht. Voor zooveel de ver zwaringen zich in het trasraam bevinden, moeven zij in de voor trasraam voorgeschreven mate rialen worden uitgevoerd. 11. Van het bepaalde in het eerste lid is vrystel iog mogelyk voor muren, welke worden on dervangen, of waarbij spaarbo- gen e.d. worden toegepast. 12 Nadere eischen kunnen worden gestald ten aanzien van de dikte, de versterking en de aanlegbreedte van fundamenten, welke bijzonder zwaar worden belast, welke over aanzieDlyke hoogte grond hebben te keeren of welke op andere wyze een bijzondere functie hebben te vervullen, zoomede ten aanzien van de aanlegbreedte van het fondament bij fundeering anders dan op staal. 13. Fundamenten, welke in ander materiaal dan bhksteen- metselwerk worden uitgevoerd; moeten zoodanige afmetingen verkrijgen, dat zij niet minder deugdelijk zyn dan wanneer zij in baksteen waren uitgevoerd, overeenkomstig het bepaalde in dit artikel. Art. 64 Voor de omtrek muren van kelders, al dan niet gevormd door fundamentmuren, zoomede voor keldervloeren, moet het materiaal ten minste de hoeda nigheid bezitten als hierna onder a en b vermeld. a voor het geval, bedoeld in het eerste lid van art. 57 baksteen, kwaltiteit vlakke klinker, in waterdichte mortel 5 b. roor andere gevallen dan bedoeld in het eerste lid van art. 57 baksteen, kwaliteit klinker, in s?erke mortel. 2. Indien de omtrekmuren en de vloeren van kelders in bak steenmetselwerk worden uitge voerd, moeten zij ten minste de volgende dikte verkrijgen. a. voor het geval, bedoeld in het eerste lid vao art. 57 de muren tot 0 20 M boven het niveau als in art. 57 bedoeld 1J/S st. (W) daarboven 1 steen (W) de vloeren 4 platte lagen (W) b. voor andere gevallen dan bedoeld in het eerste lid van art. 57 de muren 1 steen (W); de vloeren 2 platte lagen (W). 3. Indien een vloer van hard gebakken tegels in sterke mor tel wordt aangebracht, kan deze voor een platte laag in de plaats tredeü. 4. Nadere eischen kunnen worden gesteld ten aanzien vau de dikte van muren en vloeren voor groote ot diepe kelders, alsmede voor kelders, welke een grooten waterdruk hebben te weerstaan. 5. Worden de muren en vloe ren van kelders in ander mate riaal dan baksteenmetselwerk uitgevoerd, dan moeten zij zoo danige afmetingen verkrygen, dat zy dezelfde deugdelijkheid bezitten, als waren zy in bak steen uitgevoerd, overeenkomstig het bepaalde in dit artikel. Art. 65 1. De muren, hierna onder 1 tot en met 7 genoemd, die in gevolge het bepaalde in art. 49 in brandvrij materiaal moeten worden opgetrokken, moeten naar de hecbtbeid voldoen aan de eischen als onderscheidenlijk daarbij vermeld. Waar in dit artikel sprake is van Geval A, Aa, B ot Bb, wordt verstaan onder Geval A: een gebouw zonder verdieping, eventueel met een zolder, mits deze een schuin dak heeft Geval Aaeen gebouw be staande uit begane grond zolder met plat dak Geval B: een gebouw, be staande uit begane grond -f- ver dieping -(- zolder met schuiu dak Geval Bb; een gebouw, be staande uit begane grond -f- ver dieping -f zolder met plat dak. 1. Niet-balkdragende buiten muren. Het materiaal moet ten minste de hoedanigheid hebben van bak steen, kwaliteit hardgrauw, ie basterdmortel, behoudens dat voor Gaval A het gebruik van boerengrauw in plaats van hard grauw is toegelaten. Bij uitvoering in baksteenmet selwerk moet de muurdikte ten minste bedragen voor Geval A: 1 steen (R); voor Geval Aa en B 1 st. (W) voor Geval Bb tot den vloer van den begane grond l1/, steen (W); daarboven 1 steen (W). 2. Balkdragende buitenmuren. Het materiaal moet ten minste de boedanigheid hebben als dat van de niet-balkdragende buiten muren. By uitvoering id baksteenmet- selwerk moet de muurdikte ten minste bedragen voor G«val A1 steen (R) voor Geval Aa1 steen (W); voor Geval B; 1. indien de hoogste te dragen balklaag booger ligt dan de vloer van den begane grond, tot den vloer van den begane grond l1/, steen (W)daarboven 1st. (W); 2. indien de hoogste te dragen balklaag die van den begane grondvloer is, I steen (W) voor Geval Bb 1. indieD de hoogste te dragen balklaag die van deD vloer van de eerste verdieping is, tot deu vloer van den begaDe grond l1/, steen (W)daarboven l st. (W); 2. indien de hoogste te dragen baklaag booger ligt dan de vloer van de eerste verdieping, tot den vloer van de eerste verdieping I1/, steen (W); daarboven 1 steen (W) 3. Buuwmuren. Het materaal moet ten minste de hoedanigheid hebben van bak steeD, kwaliteit best rood, in basterdmortal. Bij uitvoering in baksteenmet- selwerk moet de muurdikte ten minste bedragen, voor Geval A 1 steen (R); voor Geval Aal steen (W) voor Geval B en Rb tot den vloer van den begaflegrond-11/, steen (W)daarboven 1 steen (W). 4. Balkdragende binnenmuren. Het materiaal moet ten minste de hoedanigheid hebben van baksteen, kwaliteit best rood, in slappe basterdmortel. By uit voering in baksteeDmetselwerk moet de muurdikte ten minste bedragen voor Geval A, Aa en B 1. indieu ds afstand van de steunpunten der balken 4 M of minder bedraagt, 7» steen (W) 2. indien de atstand van de steunpunten der balken meer bedraagt dan 4 M. 1 steen (R) voor Geval Bb 1. indien de hoogste te dragen balklaag de platbalklaag is, tot den vloer van den begane grond 1 steen (W)daarboven 1 steen (R) 2. indien de hoogste te dragen balklaag niet de platbalklaag is, l steen (R). 5. Balksteunende binnenmuren. Het materiaal moet ten minste de hoedanigheid hebben als dat van de balkdragende binnen muren. Bij uitvoering in baksteenmet selwerk moet de muurdikte ten minste bedragen, ▼oor Geval A: 1/J steen (R) voor Geval Aa en B V, steen (W) voor Geval Bb 1 indien de hoogste te dragen balklaag de platbalklaag is, tot den vloer van den begane grond 1 steen (W); daarboven 1/i steen W) 2. indien de hoogste te dragen balklaag niet de platbalklaag is, v, stf-en (W). 6. Binnenmuren, niet hooger dan 3.20 M. en met geen andere bestemming dan bet afscheiden van ruimteD, die tot eenzelfde woniDg bebooren (Z. G schei dingswanden). Het materiaal moet ten minste de hoedanigheid hebben van bimscementplaten in sterke mor tel, dan wel van een bepleisterd netweik van metaal. De dikte van den wand moet ten minste 0.06 M bedragen. 7. Bmnenmuren, welke niet behooren tot de onder 3 t/m 8 genoemde. Het materiaal moet ten minste de hoedanigheid benben van baksteen, kwaliteit roodj itrkalfc*

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1933 | | pagina 5