Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeenwsch- Vlaan deren.
No. 45
DINSDAG 12 SEPTEMBER 1933
49** Jaarg.
J. C. VINK - Axel.
FEUILLETON.
De vaïsche Gravin.
Hoopvoller stemming.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 75 Cent; franco per post 1 Gulden.
Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKER-UITGEVER
Bureau Markt C 4.
Telef. 56. - Postrek. 60263.
ADVERTENT1ËN van 1 tot 5 regels 60 Centvoor
eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar
plaatsruimte berekend.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk
tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure.
Koningin Wilhelmina
spreekt
tot Haar Volk
Als antwoord op de rede, die
ds. A. G. H. van Hoogenhuijze
te Amsterdam, als voorzitter van
de huldigingscommissie in het
rtadion hield tot de Koningin,
maar meer nog o.i. als antwoord
op de hulde, die onze Vorstin
van 30 000 toeschouwers en
45.000 deelnemers in de stoet
mocht ontvangen en ongetwijfeld
ook in de overtuiging, dat hon
derdduizenden in Vaderland en
Koloniën en in het Buitenland
door middel van luidsprekers
met hoofd en hart zich aansloten
bij de hulde, sprak H. M de na
volgende rede uit
Mijnheer de Voorzitter,
Het is mijn wensch persoonlijk
Neerlands Jongeren, die de voor
bereiding van deze grootsche en
indrukwekkende betooging op
zich namen, en allen die zich
opmaakten daaraan deel te nemen,
mijn hartgrondigen dank te be
tuigen voor dit blijk van hun
«aanhankelijkheid en trouw, nu ik
35 jaren zoo nauw aan mijn Volk
verbonden ben geweest. Hierbij
gedenk ik ook de talloos velen,
die deze ure uit de verte met
ons medeleven, zoo in het Va
derland als in Nederland onder
de keerkringen, en breng hun
daarvoor mijn bijzondere erken
telijkheid.
Als ik op dit tijdperk terugzie,
dan is het met een hart vol
dankbaarheid voor al hetschoone
en goede, dat ik van mijn Volk
heb mogen ondervinden, dan
word ik steeds opnieuw getroffen
door de bewijzen van verknocht
heid en den steun mij niet het
minst in moeilijke en zorgvolle
dagen ten deel gevallen en welke
ik thans, in deze ure, andermaal
op ondubbelzinnige wijze onder
vind.
Pogen mijn plicht te vervullen
tegenover het Vaderland is mij
in donkere tijden meer dan ooit
een voorrede en bron van blijd-
schap, waar ik mij gedragen
weet door Uwe trouw en mede
leven.
De Nationale gedachte bindt
ons hier allen tezamen.
Wij willen ons zelf zijn en
blijven.
Wij willen voortbouwen op de
grondslagen door onze Vaderen
gelegd, Óns bewust van onze
roeping tegenover ons zelf en in
het groote gezin der Volkeren.
Wij willen putten uit de schat
ten ons door een groot Voorge
slacht nagelaten, overtuigd daarin
ten allen tijde overvloedig te
vinden hetgeen wij behoeven om
met taaie volharding en zich
steeds weer vernieuwende kracht
te streven naar de aanpassing bij
gewijzigde wereldomstandighe
den, welke onder Gods zegen
ons weer een gelukkige toekomst
brengen kan.
Ik bid God om wijsheid en
sterkte om U in den tijd die
vóór ons ligt vastberaden daarin
voor te gaan.
Mij thans in het bijzonder rich
tend tot de Jongeren wensch ik
tot hen een woord van oprechte
vvaardeering te spreken voor den
ijver en de voortvarendheid, welke
zij hebben aan den dag gelegd
bij de voorbereiding van deze
voor mij onvergetelijke ure en
voor hun trouw en toewijding
aan mij en mijn Huis. Een
schoone toekomst zij voor hen
weggelegd, indien zij langs de
beproefde wegen, zooeven door
mij aangeduid, straks hunne
krachten gaan wijden aan den
opbouw van het tijdperk dat
voor ons ligt. Waar zij in de
groote figuren die Nederland
heeft voortgebracht de idealen
verpersoonlijkt zien, welke ook
zij nastreven, zullen zij er krach
tig toe kunnen bijdragen het
schoonste uit onze historie in
heden en toekomst te doen voort
leven in zich steeds vernieuwen-
den en verjongenden vorm.
Ten besluite richt ik mij tot U
allen, ouderen en jongeren te
zamen, ja tot de bevolking van
geheel het Rijk, om als één en
ondeelbaar Volk de handen ineen
te slaan, teneinde eendrachtig;
samen te werken om dezen zorg-
vollen tijd te boven te komen.
Als van zelf gaat ons aller blik
naar onze fiere driekleur, symbool
van ons willen en kunnen, zin
nebeeld, bovenal van ons dierbaar
Vaderland. Zij waaie steeds over
de Wereldzeeën tot in de verste
landen en doe daar kond van
onze eendracht en onze wilskracht.
Leve het Vaderland
Hoezee Hoezee Hoezee
De 29e jaarbeurs die nu
te Utrecht wordt gehouden, heeft
als najaaisbeurs die van het vorige
jaar overtroffen en had 1109 deel
nemers met 12 886 M. uitstal
ruimte, d.i. een oppervlakte van
bijna 13 hectare.
Op zichzelf is dit een verras
send resultaat, dat aangenaam
aandoet. Niettegenstaande ge
weldige economische beroeringen
tijdens de voorbereiding zijn alle
groepen, die aan de najaarsbeur
zen vanouds plachten deel te
nemen, quantitatief onverminderd
en qualitatief onverzwakt behou
den gebleven.
En alzoo geven de verslagen
in de dagbladen een gunstigen
indruk niet alleen van deze jaar
beurs, maar ook van den econo-
mischen toestand. Om er een
beetje kijk op te hebben, geven
we onzen lezers hier weer, wat
de verslaggever van de „Avp."
er van zegt. De voorbereiding
van deze najaarsbeurs, aldus
luidt het, heeft aangetoond, dat
er over het algemeen een betere
en hoopvoller stemming heerscht
in zakenkringen en dat deze
betere stemming zijn oorzaak
vindt in zakelijke verschijnselen,
die op verbetering van den eco-
nomischen toestand wijzen en in
hoofdzaak tot twee factoren te
herleiden zijn: een iets grooteie
activiteit en een iets grootere
stabiliteit. Vooropgesteld zij, dat
hier alleen sprake is van die
kringen van het Nederlandsche
zakenleven, die met deze najaars-
beurs te maken hebben gehad,
waarbij in het oog gehouden dient
te worden, dat aan de najaars-
beurzen voornamelijk deelnemen
die industrieën, die voor de di
recte consumptie werken, aan
seizoeninvloeden onderhevig zijn
en minder dan de aan de voor
jaarsbeurzen deelnemende indu
strieën met export-moeilijkheden
te kampen hebben. Daar juist
door de in het laatste half jaar
plaats gehad hebbende gebeurte
nissen op economisch gebied de
Nederlandsche exportbelangen in
het nauw zijn gedreven, mag
geenszins de betere stemming in
de kringen van de aan deze na
jaarsbeurs deelnemende indus
trieën geconstateerd, voor ons
bedrijfsleven over de geheele linie
geldig verklaard worden. Wat
echter het feit niet wegneemt, dat
in een deel van het Nederlandsche
bedrijfsleven op sommige punten
vooruitgang en vooruitzicht te
bespéuren valt.
De opleving sinds den aanvang
van dit jaar heeft zich tot op dit
oogenbiik weten door te zetten
zonder een algemeene neiging te
vertoonen om weer terug te val
len. Hierbij is van groote waarde
de overtuiging dat in Nederland
dit vage begin van opleving niet
in hoofdzaak een gevolg is van
het ingrijpen van den staat op
economisch gebied, maar van de
door de zakenwereld zelf krach-
tig toegepaste en doorgezette po
gingen om verkoop en kostprijs
met elkander in overeenstemming
te brengen. Deze directe waar
neembare verschijnselen hebben
in zakenkringen den indruk ge
vestigd, dat het bedrijfsleven niet
meer zoo verontrustend als een
jaar geleden, gebaseerd is op
angst en onzekerheid, maar dat
de bemoedigende overtuiging veld
wint, dat ai is de tijd, dien de
industrieel en koopman thans be
leven, een moeilijke tijd, het
daarom nog gee'n verloren stuk
van hun leven zal behoeven
te zijn.
Tot de betere stemming heeft
ook nog medegewerkt de mis
lukking van de Londensche we-
reidconferentie. Deze is voor een
breeden kring van zakenmenschen
een ware opluchting geweest.
Het, gelukkig snelle en onbe
twistbare, fiasco dezer bijeen
komst, heeft velen uit den ban
eener bange benauwenis bevrijd.
Maar al te veel had men zich
vertrouwd gemaakt met de ge
dachte, dat de hopelooze ver
warring van het economische
leven van boven af opgelost zou
kunnen worden. De gewichtige
geheimzinnigheid, waarmede in
de hoogere kringen met oncon
troleerbare gegevens „gewerkt"
werd, had menigen koopman min
of meer gefascineerd. Die be
goocheling is plotseling verbro
ken De Londensche conferentie,
die wel een der diepste belijde
nissen van menscheiijke rich
tingsloosheid is geweest, heeft
met één slag het heil-verwachten
van conferenties te niet gedaan
gedaan en de koopman heeft be
grepen, dat hij in de eerste plaats
moet trachten alleen of met zijn
mede-lotgenooten in eigen kring,
zichzelf te helpen. De bevrijding
moet het eigen werk der koop
manschap zijn en vóór alles moet
ieder in eigen persoon geharnast
en gewapend wezen om van onder
af de opleving in te leiden, door
ieder in eigen kring te beginnen
daarop aan te sturen. De samen
leving zelf zal uit eigen kracht
de maatschappelijke kwalen moe
ten genezen een gedachte
welke ruimte laat voor mede
werking van den Staat, mits deze
medewerking van tijdelijke aard
ook tot het allernoodzakelijkst
beperkt blijve. Het negatief re
sultaat der besprekingen te Lon
den, heeft voor vele zakenmen
schen den positieven klank van
het advies, dat Gijsbert Karei van
Hogendorp in 1816 aan het eco
nomisch ontredderde Nederland
gaf„de handel zal alles redden,
indien men denzelven laat be
gaan".
Meer dan in voorafgaande jaren
is speciaal in het laatste halfjaar
het Nederlandsche bedrijfsleven,
ook onder van buiten inwerkende
invloeden, zich gaan instellen op
(Wordt vervtlg I.)
AXELSCHE
COURANT
38)
HOOFDSTUK XVI.
Tegen den middag kwam in twee
sleden een aantal leden van de recht
bank om over het verdwijnen van den
rijknecht Wenzel een onderzoek in te
leiden.
Zijn kamer werd doorzocht, het
dienstpersoneel werd in verhoor ge
nomen en in 't bijzonder de koetsier
langdurig ondervraagd.
Hij beweerde dadelijk na het avond
eten naar bed te zijn gegaan. Dat hij
dit voornemen te kennen had gegeven
bevestigde het overige personeel, voor
zoo ver het tegenwoordig was ge
weest. Of hij werkelijk had gedaan,
wat hij had gezegd, kon niet uitge
maakt worden en toen de kanton
rechter zinspeelde op de ruzie met
den rijknecht, moest de koetsier toe
geven, dat hij Wenzel gedreigd had.
Daarom werd hij, in weerwil van zijn
protest en het goede getuigenis dat
de graaf van hem gaf, voorloopig in
hechtenis genomen.
Toen de heeren daarna met hun ge
vangene Dubschinka verlaten hadden,
werden de gemoederen langzamerhand
weer kalmer en ieder ging aan 't
werk.
De graaf en de gravin aten met hun
beiden, daar Helene zich liet veront-
ontschuldigen. Ze had laten zeggen,
flat ze koorts en hoofdpijn had en was
te bed gegaan. Snoes at met Kathinka
pp tic kamer van laatstgenoemde.
Om drie uur reed de graaf uit, naar
bet heette om in eenige verder afge
legen plaatsen nasporirgen naar Wen
zel te doen. Kort daarna hield er een
automobiel voor het slot stil.
Dobruck, die meer dan anders in
zijn portiersloge was, ofschoon, naar
hij zeide, de jichtaanval van den
vorigen dag hem nog in alle leden
zat, snelde dadelijk dienstvaardig naar
buiten om den heer, die met de auto
was gekomen, bij 't uitstappen be
hulpzaam te zijn.
De vreemdeling, een nog jonge man
met glad geschoren gezicht, energieke
trekken en verstandige grijze oogen,
liet een scherpen blik over het huis
en een tamelijk onverschilligen over
meneer Dobruck gaan en gaf desen
twee visitekaartjes.
Dien mij bij meneer en mevrouw
aan, zei hij op bevelenden toon. Ik
ben Allan Parkinson, een neef van
mevrouw de gravin,
Meneer de graaf is niet thuis en
mevrouw de gravin is eenigszins on
gesteld, maar ik zal vragen, of ze
meneer toch ontvangen wil, zet Do
bruck op onderdanigen toon. Mag
ik u verzoeken hier zoo lang binnen
te gaan
Hij wilde een deur van de beneden
verdieping openen, waardoor men in
een soort van salon kwam, maar de
vreemdeling gaf hem door een onge
duldige beweging te kennen, dat het
fiet noodig was.
Ga maar, ik wacht hier.
Het duurde een poos, eer Dobruck
terugkwam.
Mevrouw de gravin verzoekt u
binnen te komen, zei hfj, terwijl hij
een buiging maakte. Daarna ging hij
voor hem uit de trap op,
De gravin moest werkelijk lijdende
zijn, want ze lag op een chmseiongue
in haar boudo r, waar de rolgordijnen
waren neergelaten, terwijl het licht
der lampen door kleine groene zijden
schermpjes gedempt werd.
Toen Parkinson binnentrad stond ze
dadelijk op en ging hem zichtbaar
ontroerd tegemoet.
Ook hij streed tegen een innerlijke
ontroering, welke hij slechts met
moeite verbergen kor.
Welkom, beste Allan, zei de
gravin met haar welluidende, weeke
stem, terwijl ze hem een plaats tegen
over haar aanwees. Wat een ver
rassing, je hier zoo plotseling op
Dubschinka te zien. Ben je al lang
in Europa? Waarom schreef je me
niet vooraf
Omdat onze brieven in den laaf-
sten tijd het ongeluk hadden van je
niet direct te bereiken, en je vergeten
had ons te berichten, dat je weer op
Dubschinka bent. Ik zocht j; dus
eerst in Napels.
Ah NapelsDe gravin liet
Zich weer op de chais;longue vallen.
Haar gelaat, zoo pas nog glimlachend,
werd verduisterd.
Ik kon het daar na die akelige
geschiedenis niet langer uithouden en
telegrafeerde aan Egon, dat hit mij
zou afhalen. Je zult zeker wel van
den schrik gehoord hebben, dien ik
daar heb gehad. Men kwam op zekeren
dag bij mij binnenstormen nut het
bericht, dat Harriet vermoord was
het was afschuwelijk. Toen sleepte
men mij naar een, den hemel zei
dank, geheel onbekend lijk. Maar zeg,
waar is Harriet Hoe gaat het haar
Men vertelde mij, dat ze ook na3r
Europa gereisd wal,.,
Dat is ze ook. Ze wilde naar
J m toe. Thans ligt ze in Napels in
een graf begraven, waarop zelfs geen
naam vermeld staat, zei Parkinson
zeer ernstig.
De gravin sprong op.
Allan. Je gelooft je wilt toch
met beweren ik heb de doode
immers gezien het was Harriet niet.
Dan moet je haar zeer vluchtig
bekeken, of je zuster vergeten heb
ben. Ik zag de portretten van de
doode en er bestaat bij mij niet de
minste twijfel, of het is onze arme
Harriet.
De gravin bedekte haar gelaat en
barstte in snjkken uit. Daarop sta
melde ze cp we.feienden toon
O, als je eens gelijk had. Het
zou ontzetten^ wezen. De doode sag
er zoo afschuwelijk uit ik had nog
nooit iemand gezien, die verdronken
was en waagde het nauwelijks er
naar te kijken. Het scheen mij vol
komen onmogelijk, dat dit mijn mooie
Iteve Harriet zou zijn.
Zij snikte zoo hevig, dat Parkinson
medelijdend haar hand vatte en haar
trachtte te troosten. Daarop sprak ze
over hem, zijn reis, zijn komst en
verzocht hem op Dubschinka te blij
ven, wat hij echter weigerde.
Waarom heb je ons later niet
geschreven vroeg hij na een pauze.
Jouw stilzwijgen verontrustte mij bijna
evenzeer, als Harriet's dood, die we
in de couranten lazen.
De gravin zag hem met een zonder
lingen blik aan en boog het hoofd.
moest Ëgon beloven persoon*
lijk je nooit meer een letter te schrij*
ven, zei ze eindelijk zacht, hij is
zeer j iloersch en kan niet vergeten,
dat ik vroeger bijna je vrouw ge-
worden was en je zeer liefhad.
hen trek van verbazing vloog over
arkinson s gelaat. Maar plotseling
werd dat weer somber.
- Daarom dtaag je zeker ook het
armzalige kettinkje niet meer, dat ik
bij het afscheid in New-York gaf?
Het kettinkje? De gravin keek
verlegen en weifelend op.
O je hebt het zeker reeds heele-
maal vergeten. Hij tastte al spelend
naar haar rechterhand. Het was
een Philippine; weetje het werkelijk
niet meer? En je stond me toe, dat ik
het je om den arm bevestigde, opdat
je hrt nooit weer zoudt afleggen. Nog
bij je bezoek in New-York als jonge
vrouw droeg je het. Toen was je
man zeker nog niet zoo jaloersch
De gravin mompelde verlegen
Toen wist hij nog niet, van
wien het afkomstig was. Ik had hem
gezegd, dat Harriet het mij gegeven had.
Wat je hebt hem wat voorge
logen Jij, die anders nooit een leugen
over de lippen bracht.
De stem van den Amerikaan klonk
zoo koel en streng, dat ze hem ver
schrikt aanzag.
ik dacht aan jou, fluisterde
ze en een lichte blos kleurde vooreen
oogenbiik haar wangen. In weerwil
van alles, wa later kwam, was mij
die herinnering tech heilig, Allan. Ik
ik wilde den armband behouden,
En toch zei je hem later de
waarheid, want je draagt dien ketting-
armband niet meer.
Hij dwong mij de waarheid af,
Htj was steeds wantrouwend om
des lieven vredes wille moest ik mij
schikken, Begrijp je dat niet