Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeeuwsch- Vlaan deren.
No. 42.
VRIJDAG 1 SEPTEMBER 1933
49e Jaarg.
p I
J. C. VINK - Axel.
ONZE VLAG.
FEUILLETON.
De valsche Gravin.
De Tentoonstelling.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden.
Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKER-UITGEVER
Bureau Markt C 4.
Telef. 56. - Postrek. 60263.
ADVERTENTIÊN van 1
eiken regel meer 12 Cent.
plaatsruimte berekend.
Advertentiën worden franco ingewacht,
tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure.
tot 5 regels 60 Centvoor
Groote letters worden naar
uiterlijk
Wie spreekt over onze vlag
zal steeds voor oogen zien het
Rood-Wit-Blauw en denkt niet
aan andere kleuren.
Iets anders is het wanneer
men spreekt over de „Princen-
vlag" dan wordt aan het Oranje
gedacht. Nu is uit zekere over
wegingen een beweging gaande,
om onze vlag, de Nederlandsche
vlag, te veranderen. Ook hier
ter plaatse zien we een paar
vlaggen hangen, die afwijken
van de Nationale vlag, al is die
dan ook niet „officieel", want
een officiëele vlag bezitten we
nog niet. Vandaar dat eigenlijk
ieder vrij is, om de vlag uit te
steken, die hij het liefst ziet (in
zoover het geen politieke vlaggen
zijn) en kenmerkt zich de natio
nale eenheid in het vieren van
nationale dagen weer door ver
deeldheid.
We zullen ons in deze nog
geen partij stellen, maar dit is
zeker, dat het gewenscht en ge
boden zij, dat één volk één vlag
voert.
Intusschen treft het wel, dat
iemand van onverdacht konink
lijke gevoelens, kapitein W. G
de Bas op de vraag, welke vlag
de nationale is, onverdacht het
rood-wit-blauw naar voren brengt
en in „De Radiobode" zijn oor
deel als volgt uitspreekt
„Er bestaat geen enkele bepa
ling, die de juiste samenstelling
van onze vlag officieel vastlegt.
In den Franschen tijd was zulks
wél het geval. Ook is de „Ko
ninklijke" vlag officieel omschre
ven. Het gevolg van deze leemte
is de groote verscheidenheid van
vlaggen, welke men op nationale
feestdagen ziet wapperen. Ieder
vlagt met de kleuren, die hij het
„mooist" vindt.
Op ongeregelde tijden, meestal
na een of ander nationaal jubi
leum, breekt er een epidemie
onder een deel van ons volk
los, die zich uit in een streven,
om het rood-wit-blauw te ver
anderen in oranje-blanje-bleu,
welk streven dan door verschil
lende beweegredenen wordt ge
staafd, die meestal den toets van
historische kritiek bezwaarlijk
kunnen doorstaan. De merkwaar
dige jaren uit de geschiedenis
onzer vlag zijn 1570 en 1630.
Vóór 1570 werd de Bourgondi
sche vlag gevoerd een witte
vlag met een rood, getand St.
Andries Kruis, waarvan de armen
de diagonalen van den rechthoek
vormen. Omstreeks 1570 gaf
onze Willem-Vader, als „admi
raal" z g. „commissie" aan de
watergeuzen tot het uitrusten
van schepen. Vandaar dat de
Watergeuzen voeren de kleuren
van den admiraal, die commissie
gegeven heeft, n.l. 's Prinsen
livrei-kleuren rood, wit, blauw.
Den Briel is blijkens een
teruggevonden vlag waar
schijnlijk genomen onder de kleu
ren rood (met een nuance naar
donker oranje) -wit en Nassau-
blauw. Maar nog geen drie
maanden later wordt Gouda be
zet onder de oranje-blanje-bleu
vlag.
Blijkens schilderijen en be
waard gebleven stukken waait
van 1570 1600 voornamelijk de
oranje-blanje-bleu vlag en daar
naast soms het rood-wit-blauw.
Na 1600 begint het rood-wit-
blauw hoe langer hoe meer het
oranje-blanje-bleu te verdringen.
In 1630 is deze verandering na
genoeg geheel voltrokken. Na
1648 ziet men bijna geen oranje-
blanje-bleu vlaggen meer. De
oorzaak hiervan moet men zoeken
in redenen van practischen aard.
Het oranje-blanje- is op verre af
standen niet herkenbaar en was
zoowel ter zee als te velde
weinig bestendig bij voortdurend
gebruik in allerlei weersgesteld
heid.
Gedurende onze gouden eeuw
hebben onze zeehelden Tromp
en De Ruyter onzen roem be
vochten en gehandhaafd onder
het rood-wit-blauw. Deze kleuren
waren sedert 1648 getuige
van onze geheele vaderlandsche
geschiedenis. Zij wapperden over
de geheele wereld en werden alom
met reden geëerbiedigd.
Het veranderen om schoon
heids-, aanhankelijkheids-, of
welke overwegingen ook der
kleuren onzer vlag, die drie
eeuwen oud is, verdient —wegens
historische beweegredenen al
lerminst aanbeveling. Men zou
zulks kunnen vergelijken met een
antiek familie-sieraad, waaruit
men enkele juweeler. rukt, om
deze door moderne steenen te
vervangen. Een dergelijke wijzi
ging zou mede getuigen van wei
nig waardeering voor den schen
ker, onzen Willem-Vader, die ons
alle drie de banen schonk rood-
wil-blauw. Wie, mede in de
kleuren onzer vlag, wil getuigen
van den band Oranje—Nederland,
die siere zijn driekleur met den
oranjewimpel, doch bedenke
daarbij wèi, dat de kleurnaam
oranje even weinig met den ge
slachtsnaam Oranje te maken
heeft, als de kleur sabel met het
strijdijzer of het dier van gelijken
naam".
Ook in de „N. Rott. Crt." van
gisteren komt dezelfde schrijver
op historische en traditioneele
gronden tot de conclusie, dat
onze vlag het rood-wit-blauw,
van rasecht Nederlandsch fabri
kaat is, als geschenk van onzen
Willem-Vader aan zijn voor de
vrijheid worstelende kinderen en
dat het geenszins aanbeveling
verdient om hieraan uit schoon
heids-, originaliteits- of aanhan
kelijkheidsoverwegingen te
gaan tornen.
Tegenover de mode- of pro-
pagandaviag, plaatst kapitein De
Bas ook nog de bezwaren van
geschiedkundigen van naam, als
wijlen professor dr. R. Fruin,
prof. dr. H. T. Colenbrander, W
Voorbeytel Cannenburg, den
kundigen directeur van het Ne
derlandsch Historisch Scheep
vaart Museum te Amsterdam en
last not laest van C. de
Waard, die den moed heeft ge
had vele lijvige bundels met zgn.
acquiten door te kluiven, die als
bijlagen behoorden bij de gelde
lijke verantwoording der provin
cie Zeeland. Hieronder bevonden
zich rekeningen der equipage
meesters van de Zeeuwsche ad
miraliteitswezen, welke betrek
king hadden op den aanmaak
van vlaggen hoogst belangrijke
geschiedbronnen, waaruit onom-
stootelijk de waarheid der ge
schiedenis onzer vlag is af te
leiden.
Hun, die om welke be
weegredenen ook overhellen
naar wijziging van de kleuren
onzer vlag, wordt aangeraden,
eerst eens te lezen de hoogst
belangrijke artikelen van dr.
Fruin in deel VIII zijner „Ver
spreide Geschriften" en voorts
de niet minder interessante bij
drage van Voorbeytel in het on
langs verschenen gedenkboek
„Prins Willem van Oranje" en
ten slotte „De Nederlandsche
Vlag" door C. de Waard.
Wil men, mede in de kleuren
onzer vlag, getuigen van den
hechten band Nederland-Oranje,
welnu, dan bevestige men aan
onze rood-wit-blauwe vlag een
Oranjewimpel.
Wanneer we voor de tentoon
stelling, welke thans in o is al
oude stedeke wordt gehouden, een
voorwoord plaatsen, dan kunnen
we niet anders beginnen, dan
met de verklaring, dat deze ge
tuigenis aflegt van ware Vader
landsliefde. Nemen we het ka
rakter Oranje- en oudheidkun
dige tentoonstelling. Hoe ontstond
deze anders, dan met het doel
om meer dan gewone aandacht
te schenken aan den dag van
heden, 31 Augustus 1933; den
dag, waarop H. M. Koningin
Wilhelmina verjaart en tevens
herdenkt den dag waarop zij 35
jaren geleden de regeering van
ons land aanvaardde als Vorstin.
Het is meer dan Oranjeliefde,
waarom in het tentoonstellen van
al wat op het Oranjehuis be
trekking heeft, gehuldigd worden
de telgen uit het Oranjehuis, die
zoo onverdeeld het heil van ons
Vaderland hebben voor oogen
gehad een viertal eeuwen door.
Maar ook de oudheidkundige
afdeeling getuigt van die Vader
landsliefde, al is het dan ook,
dat zooveel mogelijk datgene op
den voorgrond treedt, wat met
de historie onzer veste in ver
band staat en datgene is verza
meld en tentoongespreid, waar
uit spreekt, de wijze van regee-
ren, kleeden, handelen, boeren,
wonen kortom, hoe men hier
in vroeger tijden leefde. Want
wie zal zeggen welk een ge
schiedenis is verbonden aan al
die voorwerpen, welke we daar
kunnen aanschouwen? Het zijn
stille getuigen, maar toch spre
ken zij voor hen, die opmerk
zaam gadeslaan het doel, waar
om zij werden vervaardigd en de
wijze waarop. Och, er ligt vooreen
liefhebber met speurzin zooveel
kennis opgesloten in de vaak
eenvoudigste artikelen. En dat
te onttrekken aan de vergetelheid,
opdat blijve bewaard voor ons
en voor het nageslacht, wat op
onze geboortegrond omging, geeft
aanleiding tot het onderzoeken
ook van de geschiedenis van ons
Vaderland, dat we daardoor weer
des te meer leeren waardeeren.
En daarom kunnen we degenen,
die nog niet de moeite namen,
er heen te gaan, met aandrang
aanbevelen, om er een kijkje te
nemen. Het is leerzaam en nut
tig, ai was het alleen maar, omdat
het ons leert respect te hebben
voor wat onze voorouders deden
en we daardoor ook leeren meer
waardeering nog te hebben, voor
wat ook onze ouders deden en
we er eenige betrachting in vin
den van het „Eert uwen Vader
en uwe Moeder
Na het karakter der tentoon
stelling nemen we de aanleiding,
het initiatief, en het opbouwen
ervan. Het is bekend, dat de
„Vereeniging voor Vreemdelingen
verkeer" alhier destijds de heeren
J. R. de jonge, D. J. Oggel Jz.
en J. C. Vink uitr.oodigde om een
onderzoek in te stellen naar de
stadsrechten van Axel. Het re-
(Wordt vervolgd.)
AXELSCHE
COURANT
36)
Heeft men daar reeds een onder
zoek ingesteld
Ja. Toen Wenzel ook vanmorgen
niet kwam, heeft de koetsier den
staljongen er heen gezonden. En hij
laat meneer de graaf vragen wat er
nu verder gebeuren moet.
De graaf was opgestaan en zei,
terwijl hij zich zichtbaar inspande om
kalm te schijnen
Ik wil liever dadelijk zelf met
den koetsier spreken. Natuurlijk moet
er dadelijk aangifte worden gedaan
en tegelijk moeten er mannen worden
uitgezonden, die den vermiste gaan
zoeken. Roep Dobruck bij me, mam-
sel. En stuur den koetsier naar mijn
kamer. Hij wendde zich tot de gravin
Je excuseert me wel, beste Grace,
het zal werkelijk het beste zijn, dat ik
zelf de menschen help. Den armen
man kan immers een ongeluk over
komen zijn. Als hij eens beschonken
geweest ware en nu hier of daar on
der de sneeuw lag. Je bent immers
niet boos. dat er heden van het voor
lezen niets komt.
Neen. Ga maar, antwoordde de
gravin, die naar het venster was ge
gaan, met een zonderling schorre
stem. En... breng mij dan bericht.
Het zou ontzetterd zijn, als den man
tets overkomen was
De graaf verliet de eetzaali
Heiene, die verschrikt had geluis
terd, wachtte ten oogenblik en ging
toen naar de gravin om haar verzoek
te doen.
Grace Koschwinski stond nog altijd
voor 't venster en had het voorhoofd
stijf tegen de ruiten gedrukt.
Toen Heiene zweeg, keerde ze zich
langzaam om en zag het jonge meisje
met een vreemde, verbijsterde uitdruk
king aan.
Wat vliegen de witte vlokken
mooi, zei ze toen met klanklooze stem,
precies als vroeger in Parijs, weet
je nog, Egon? Toen je met haar gingt
en ik jullie nasloop en toen toen
Oiru.-tig bewogen zich haar handen
-over haar morgenjapon. Haar blauwe
oogen staarden voortdurend strakker,
haar stem werd fluisterend.
Je bemint haar niet? Je hebt
haar nooit bemind Alleen mij
mij zweer het mij.
Ontzet was Heiene achteruit ge
deinsd. Zij beefde over haar geheele
lichaam. Wat was dat? Was de
gravin waanzinnig geworden Mis
schien van jaren lang opgekropt ver
driet, van jaloerschheid op die andere,
welke ze blijkbaar in Parijs eens aan
de zijde van den graaf had gezien
Maar dan was die andere waar
schijnlijk niet k-ankzinnig, zooals men
meende en de graaf
In Helene's hoofd woelde een maal
stroom van gedachten. Ze durfde
nauwelijks ademhalen en nog minder
zich bewegen, zoo lang ?e den strak-
ken blik van de gravin op zich ge
richt zag. Snoes was van angst in
een hoekje gekropen.
Plotseling ging de deur open en
mamsel Kathinka verscheen weer. Ze
nam den toestand met één blik op,
we<d bleek en riep toen. terwijl re
haar scherpe, zwarte oogen trast op
de gravin richtteMevrouw de
gravin I
Er ging een schok door het lichaam
van Grace Koschwinski. De strakke
blik ontspande zich en htt gelaat
kreeg een uitdrukking van angst en
schrik. Ze streek zich met beide han
den over de slapen, keek Heiene met
onvasfen blik aan en vroeg;
U wenschte iets, juffrouw wat
wenschte u ook
Heiene raapte al haar moed bijeen
en zei het.
Merkgaren O ji gekleurd
garen ik zal eens gaan zoeken. Kom
over een half upr bij mij, dan krijgt
u zooveel u wil.
Ze boog het hoofd, Kathinka wierp
de gouvernante een veelzeggenden
blik toe en Hdene maakte dat ze met
Snoes wegkwam. Vijf minuten later
kwam de mamsel in Helene's kamer
U bent daar straks zeker erg
geschrokken, juffrouw? vroeg ze na
eenige inleidende woorden, terwijl ze
op haar brutale, indringerige manier
op een voetbankje aan de voeten van
Heiene ging zitten.
Ja, antwoordde Heiene wat
sluursch, ik had er geen flauw
vermoeden van, dat de gravin
krankzinnig is.
Krankzinnig? Om 's hemels wil
hoe komt u op dat idee Dat is
immers volstrekt het geval niet. De i
ongelukkige lijdt alleen soms, wan
neer ze opgewonden is, aan verlam*
ming van het denkvermogen
Verlamming van het denkvermo
gen Maar ze sptak daarbij
Dat komt voor bij zulke aanval»
len, die bovendien slechts enkele mi»
nuten duren en geenerlei gevolgen
hebben, Wat iel se wel? veegde
Kathinka er met een loerenden blik bij.
Ik zou het liever niet willen her
halen, wijl het waarschijnlijk intieme
aangelegenheden raakt, antwoordde
Heiene ontwijkend.
O, stellig nitt. Ze spreekt, zooals
men in den droom sreekt: onsamen
hangend zinloos geleuter. Bovendien
behoef ik het ook niet te weten. De
hoofdzaak is, dat u tegen niemand in
huis over de zaak spreekt, oo^at de
graaf er niets van verneemt. De gra
vin maakt zich daarover zeer bezorgd
en Iaat u door mij vriendelijk ver
zoeken te zwijgen. Ze lijdt aan deze
aanvallen sedert haar kindcjaren en
heeft veel dokters geraadpleegd
helaas tevergeefs.
En de graaf weet daarvan niets
Neen. Alleen Suzette weet het
en ik, daar ik reeds eenmaal ge
tuige van zulk een aanval was. Toen
stortte de gravin haar gansche hart
voor mij uit en ik moet zeggen, dat
ik innig medelijden met haar heb.
Gewoonlijk voelt zij vooraf, dat een
aanval in aantocht is, en ze sluit zich
op dat is ook de reden, waarom ze
geen gezelligen omgang zoekt. Haar
grootste zorg is, dat de graaf te weten
zou kunnen komen, waaraan ze lijdt
en haar misschien minder aou bemin
nen In Parijs is ze geruimen tijd,
zonder dat hij het wist, onder genees*
kundige behandeling geweest, naar ze
mij vertelde, Maar die behandeling
had, helaas, geen ander resultaat dan
dat de aanvallen korter werden en
minder vaak voorkwamen. De hoofd»
zaak is, dat ze alles vermijdt, wat
haar kan opwinden en zeker was het
vandaag alleen de geschiedenis met
den verdwenen rijknenh», die de schuld
van alles is. Mevrouw de gravin heeft
zulk een goed hart ze is zoo vree-
selijk bang, dat de man hier of daar
bevroren zou kunnen liggen. Zie zoo,
nu weet u alles, niet waar juffrouw
U zult ter wille van de gravin nooit
meer over het voorval spreken
Stellig niet. Dat spreekt immers
wel van zelf. Hoe is het nu met de
gravin
Heel goed. Zoodra de aanval
voorbij is, gevoelt ze zich weer zoo
frisch en gezond als voor dien tijd.
U zult trouwens zelf zien, hoe wel ze
weer is, wanneer u straks naar haar
toe gaaf.
Zal ik garen van haar halen
Ze zoekt het juist bij elkaar.
Heiene kon er evenwel niet toe
besluiten om naar de gravin te gaan
en stelde de boodschap het eene
kwartier na het andere uit. Het on
aangename gevoel, dat zich van haar
meester had gemaakt, deed zich nog
in haar ledematen gelden. Eindelijk
ging ze toch heen, omdat Snoes, die
zich verheugde weer nieuwe bezigheid
te zullen krijgen, er steeds meer op
aandrong. Maar vooraf wilde ze be
neden inlichtingen trachten te ver
krijgen omtrent den rijknecht, wiens
lot natuurlijk ook haar belangstelling
had gewekt.
Ze ging daarom eerst naar de ge»
lijkvioerse verdieping, waar een ge
deelte van het personeel fluisterend
bij elkaar stond en alle mogelijke ma»
nieren, waarop Wenzel verdwenen zou
kunnen zijn, besprak.
Maar iets zekers wist niemand en
tct dusver was er van den tijknecht
nog geen spoor gevonden.