Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch- Vlaanderen. No. 34. VRIJDAG 4 AUGUSTUS I Ö33 49e Jaarg. J. C. VINK - Axel. TACT. Landbouw. FEUILLETON. De valsche Gravin. Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. DRUKKER-UITGEVER ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels 60 Centvoor eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure. Als tact een levende peisoon was, zou hij de man zijn die 't leven „door" geeft. Maar tact is slechts een wandel stok en heeft alleen maar wat te beteekenen in handen van een mer.sch, die een beetje steun noodig heeft. Voor dezulken echter is' tact gelijk aan Pinkpillen. Want zie daar het groote wondermet een doosje tact bereikt een mensch meer dan met een scheepslading macht. Het zegenrijke van dit meest menschkundig recept is boven dien, dat het zoo ongemerkt meegenomen kan worden. Je loopt er niet mee te koop en je dient het misschien nog het meest aan anderen toe. De man met veel bevelvoering in zijn dagelijksche doen en laten tippelt nog al vrij geregeld met zijn wat men noemt „harden" kop tegen den kalen muur van de conflicten en de man met tact beveelt misschien een tikje minder en trommelt allicht een weinig zachter op zijn schrijfbureau, doch bereikt iets meer, al is het dan ook langs de lijnen van geleidelijkheid. De man met tact heeftgeduld en hij is een goed zeiler. Vooral in het omzeilen van de conflicten heeft hij een vaardigheid, die hem in veilige haven breng. Hij ontsnapt aan veel gespan nenheid, door zelf niet altijd ge spannen te zijn en hij leeft het leven misschien dieper, omdat hij de dagen weet te tellen. Zet tegenover den man van tact, den tactlooze, en ge zult altijd den wind van voren krijgen uit den tactloozen hoek. Maar zet hem midden in de gemeenschapen hij zal het zonnig maken om zich heen. Daar zijn menschen, die zich aan hem ergeren. Hij heeft dezulken tegen zich, omdat zij ontwapend worden, die niet ont wapend willen zijn. Wie met tact tusschen en onder de menschen leeft, maakt het woord tot waarheiddat het geduld alles overwint. G. De boer en de sociologie. Te Oostburg werd dit jaar de algemeene vergadering van den B.V.G Bond van Gediplomeerde oud-leerlingen van den Land- bouwwintercursus in Zeeland ge houden en het 20-jarig bestaan herdacht, in tegenwoordigheid van ongeveer 150 leden, grootendeels van buiten Zeeuwsch-Vlaanderen gekomen. In deze vergadering werd door den heer F. C. Zonne- vijlle te Axel een lezing gehouden over bovenstaand onderwerp. We ontleenen aangaande die lezing het volgende aan het ver slag in de „Mdb. Crt." Spreker dan betoogde, dat ook de boer meer aan sociale studie doen moet en meer sociale actie moet voeren. 1. De eerste grond vinden we in den landbouw zelf. Deze toch heeft voor de samenleving een reusachtige beteekenis. Voor 1930 bedroeg de waarde van den oogs: in Nederland, na aftrek der be- noodigde grondstoffen, zooals veevoer en kunstmest, niet minder dan ruim 1 milliard gulden per jaar, dat is ongeveer het dubbele van heel ons staatsbudget. Het 7S daarvan werd in het binnen land gebruikt, het Vs uitgevoerd, en wel na opnieuw verwerkt te zijn, als boter, kaas, enz. Jaarlijks schiet er f/t milliard over voor uitvoer. Wat een prestatie voor onze handels- en betalingsbalans Ruim 200000 land- en tuin bouwers en ongeveer 400000 ar beiders vonden hun werkkring in den landbouw en deze geven aan tenminste evenveel personen in ander bedrijf werkzaam, hun emplooi. Iets meer dan 25 pet. der ge- heele bevolking vond in den land bouw een bestaan en 2 millioen Nederlanders zijn in totaal bij het wel en wee van onze bodem cultuur betrokken. De welvaart van heel onze natie hangt ten nauwste samen met die van onzen boerenstand Om die reden zijn uitgaven ter bevordering van een meer doel matige exploitatie van den bodem als zeer productief te beschouwer., dus sociaal zeer goed te ver dedigen. Floreert nu de landbouw in het huidige sociale systeem mer. zou het moeten denken. Toch is dat niet zoo. Na 1929.zijn de uit komsten van het landbouwbedrijf verre van bevredigend. En toch stond de landbouwtechniek in ons land volgens den grooten eco noom Frost, zeer hoog. Daar wringt de schoen dus niet. In de stad wil men de oorzaak daar aan wijten. Daar zegt men, de boeren gaan niet genoeg met hun tijd mede, mopperen steeds en kunnen wel een stootje verdragen. Het eerste is reeds weeilegd. Het mopperen is in de stad en in de industrie groot, maar on beduidend op het land. De rijk dom van het platteland is een sprookje. Op de basis der laatste be- drijfsinkomsten heeft zelfs de bodem geen pachtwaarde en dus geen koopwaarde meer. Boven dien moet dan het landbouwbe drijf ongeveer f8 per gemet aan sociale lasten opbrengen, waar door feitelijk door de maatschappij op den bodem een blijvende hy potheek is gegrond van f 200 per gemet, een bedrag waarvoor in den crisis der tachtiger jaren een gemet werd verkocht. Schrijf nu al deze ellende maar toe aan on kunde der grondslagen van onze nationale welvaart en volks kracht 1 En daaromvoert uw eigen sociale actie. Verbetering der techniek helpt u niet. Doordring de wereld van uw goed recht als vormende de basis van't geheele sociale leven, om in den socialen arbeid, op grond van het weder- keerig dienstbetoon, ook uw woord te mogen meespreken. De sociale politiek der stede lijke bedrijven, gesteund door ons bepaald stelsel van sociale wet geving en werkloozensteun heeft de grondslag van onze Neder- landsche welvaart geruïneerd. Sociale actie is daarom voor uw bedrijf een eerste eisch. 2. Ook de tweede grondslag voor sociale actie vonden we in den landbouw zelf. De oude scholastieken huldigen de leer: een ieder hebbe een rechtvaardig loon en voor alle producten gelde een rechtvaar dige prijs. Een sympathieke leer. De gil den gingen er van uit. Ze pasten ze toe op zich zelf in de steden en het platteland verarmde. Zoo goed als nu. De Fransche re volutie heeft de gilden opgeruimd. Hitler ruimt nu de bedrijfsorga nisaties eveneens op. Er is niets nieuws onder de zon. De land bouw leert onsEr is een vaste verhouding tusschen loon en prestatie. Dat is plattelands- sociologie en moet opnieuw in de sociale studie doordringen, wil men niet ten onder gaan. 3. En als derde grondslag voor sociale actie van den boer wijzen we er op, dat de verhoudingen in de industrie door de meeste economen., als basis voor hun studie zijn aanvaard. Zij hebben vergeten, dat de verhoudingen in bodemcultuur heel anders zijn. Marx heeft het stedelijk econo misch lever, beschouwd als de zon, waarom het landelijke leven draait en na hem bijna alle toon aangevende economen. Dat is de groote dwaalweg. De grondslag der maatschappi is te vinden in de natuur, en te lang reeds heeft men ze gezocht in de industriëele verhoudingen. Eduard David zegtDe toe gangspoort tot de kennis der economie is niet de beschouwing van de industriëele ontwikkeling, maar de bestudeering der land bouwvoortbrenging. In den landbouw leert men, dat het aankweeken van arbeids- schuwheid sociaal moet worden veroordeeld. Leert men ook, dat sparen nog een deugd is en ook, dat er zijn moet, sociale verant woordelijkheid. En daarom moet gij als jonge landbouwers in de sociale kwes ties het recht hebben een woordje mee te spreken. De rede oogstte warm applaus, al werd deze niet door allen even goed begrepen. Een der aan wezigen maakte echter tegen de genoemde stellingen eenige op merkingen. Hij wil aanstippen, dat de niet-kapitaalkrachfige land bouwers voornamelijk in het ge drang komen. De jeugd is de toekomst, zei spreker, maar die jeugd is zijn ondergang nabij ze zitten onder de schuld en kunnen niet betalen al werken ze nog zoo hard dit is erg en spreker ziet in de ontwikkeling der jonge boeren groot gevaar; de regeering ziet dit niet genoeg. Wel ziet dit de Duitsche regee ring dit arme land neemt veel meer en betere maatregelen voor den landbouw; het rijke Neder land ziet dit niet. Spr. zou daarom blijven vragen om meer maat regelen in het belang van den landbouw, immers deze toestand mag niet langer meer duren. Na de vergadering vereenigde men zich aan een koffietafel, waarna een rijtoer werd gemaakt door het land van Cadzand en ook Knocke werd bezocht. Mond- en klauwzeer. In de week van 16 tot en met 22 Juli j.|. werden in Zeeland gevallen van mond- en klauwzeer geconstateerd in de navolgende gemeenten Aardenburg 3, Axel 4, St. Anna- land 2, Arnemuiden 8, Biervliet 2, Breskens 4, Clinge 2, Cadzand 4, Duivendijke 1, Eede 1, Elle- meet 1, Ellewoutsdijk 2, Groede 8, Hoek 2, Hoofdplaat 1, Hulst 1, Kattendijke 1, Koewacht 2, Kloetinge 3, St. Kruis 5, Sl Maartensdijk 3, Middelburg 3 Nisse 1, N. en St. Joosland 1, üostburg 5, O. en W. Souburg 2, Poortvliet 10, Philippine 1, Retranchement 4, Ritthem 5, Sas van Gent 1, Serooskerke (W.) 1, Scherpenisse 4, Schoondijke 2, Sluis 9, Neuzen 1, Tholen 2 Vlissingen 1, Waterlandkerkje 4, (Wordt vervolgd.) AXELSCHEf? COURANT. Bureau Markt C 4. Telef. 56. - Postrek. 60263. 28) Het duurde een heele poos eer dit onderwerp voor de helft uitgeput was. Plotseling vroeg Lindeman: En hoe sta je met de gravin Uitstekend. Ze is de beminne lijkheid in persoon. Hm als dat maar niet weer ten nieuwe komedievertooning is. Waar denk je aan. Je doet haar werkelijk groot onrecht, Peter. Ze is een arme, beklagenswaardige vrouw, en als ze schijnbaar trotsch is tegen over vroegere vrienden en zich over t algemeen van de wereld afzondert, geschiedt dat waarschijnlijk uit edelen trots, omdat ze niet wil, dat iemand wat van haar ellende merkt, ZooWil je mij dat niet eens Wat duidelijker uitleggen vroeg hij belangstellend. Zeker. Had ik je vandaag niet ïoo onverwacht ontmoet, dan zou ik het je geschreven hebben. En Helene vertelde wat ze van Ma- tianne vernomen had. Lindemann floot zachtjes tuBschen öe tanden. Ah, dat is werkelijk zeer interes- Sint, al is misschien ook niet alles loo, als jij denk', Maar beantwoord •nii nu een vraag: Heb je op Dub' Schinka iemand gevonden, die Jan heet De oude visscher, die ginds bij Oen vijver woont, heet Jan Propoky, Ui ia een grijsaard van bijna tachtig jaar en werkt overdag op het slot, d.w.z. hij klooft hout en poetst geloof ik het tafelgerei. Neen, die kan het niet zijn. En anders is er geen Jan Ik weer er niet één. Wie moet het dan zijn Waarom vraag je dat Hm, dat is bijzaak. Hoe sta je met Bastide? Dat weet ik eigenlijk zelf niet. I< wantrouwde hem tot dusver. Maar sedert gister en vooral sedert je brief. Ja, hij is een eerlijk en trouw man, die je in alle opzichten onvoor waardelijk kunt vertrouwen. Weet je misschien toevallig, wanneer hij weer zijn vrijen namiddag heeft? Overmorgen. Wees dan zoo goed en zeg hem, dat ik hem op Herrenwalde zal ver wachten. Maar zeg het hem zóó. dat niemand anders het hooren kan. Wil je dat doen Waarom deze geheimsinnigheid Breek je daar je mooi hoofdje niet mee, lief kind. Wij zijn oude vrienden, hij en ik Jij en de kamerdienaar, Poeh, wat klonk dat hoogmoedig. Nu je moet weten, schat, hij was niet altijd kamerdienaar en zal het ook wel niet eeuwig blijven. Hij is zelfs een zeer beschaafd, en ontwikkeld man, die deze betrekking slechts voor een tijdje heeft aanvaard. Dat dacht ik ook wel al, nu Ik hem had hooren spreken. Zie je wel» En wat de geheim zinnigheid betreft, daar zijn wij niet mee begonnen, wij doen anderen maar na. Of hebben die menschen op Dut* schinka misschien ook niet hun ge heimen De graaf zeker En de gravin waarschijnlijk ook. Lk begeer trouwens volstrekt niet, dat jij je daarmee bezig houdt, ik zal er zelf wel achter komen. Dien dag kwam Helene met Snoes zeer laat aan 't schaatsenrijden En ofschoon er veel in Lindemann's woorden was, wat haar te denken gaf, en veel haar onrustig maakte, het blijde gevoel van hem in haar nabij heid te weten overwoog toch al het andere. Zoo vroolijk, bijna overmoedig had Snoesje haar tante Hela nog nooit gezien, Toen ze tegen den middag huis waarts keerden, lag er op haar gelaat sulk een uitdrukking van geluk, dat meneer Dobruck haar vol verbazing aanstaarde. Al.e drommels, u heeft de lucht goed gedaan, juffrouw. Of hebt u misschien den hoogsten prijs getrok ken zei hij. Onbezonnen antwoordde Helene: Msschien, meneer Dobruck, ze werd vuurrood en liep haastig de trap op. Boven bleef ze staan, haalde diep adem en drukte de handen tegen de borst. O, wat was het leven op Dubschinka plotseling schoon geworden. in haar zak ritselde nog een briefje, dat Peter haar bij 'tafscheid had toe gestoken, terwijl hij haar toefluisterdei Ik moest gister, voor ik ging slapen, in den geest nog een weinig met je babbelen, Elena mia. Heb ge duld met je dwasen verloofde. Den brief wilde ze voor 's avonds bewaren, als ze alleen was en hem zoo recht op haar gemak kon lezen, Na tafel moest Helene bij de gravin komen, die haar tot de namiddagthea in beslag hield, terwijl Snoes door mamsel Kathinka in beslag werd ge nomen. Toen ze na de thee eindelijk weer alleen op Helene's kamer zaten, zei Mary Zeg, tante, mamsel mag ik vol strekt niet meer lijden. Zoo, en waarom niet Omdat ze mij niet gelooven wil. Telkens wilde ze vandaag van mij weten, of wij daar buiten niet iemand ontmoet hadden. En toen ik „neen" zei, geloofde ze, dat ik loog. En ik lieg immers nooit. Maar ze bleef er bij, want ze zei, dat meneer Dobruck op den dijk by onzen vijver een vreemden man had gezien. En wü hebben toch stellig en zeker geen vreemden man gezien, nietwaar? Helene antwoordde niet. Ze was vuurrood geworden en s'ond op. Ik zal je nu het prentenboek uit mijn kinderjaren laten zien. Snoes. Weet je nog, dat, waar ik je van ver teld heb waar de ooievaar en de leeuw in staan. Wil je? zeideze,zon der op de vraag van het kind in te gaan. Mary liet zich gemakkelijk van het gevaarlijke onderwerp afbrengen en gaf haastig een toestemmend ant woord. Helene sloot een lade van haar schrijftafel open, waarin ze het boekje benevens andere herinneringen uit haar kinderjaren bewaard had Ze moest er lang naar zoeken en dé trek van ongeduld op haar gelaat werd voortdurend scherper. Ze meende zich zeker te herinneren, dat ze het boek bovenop had gelegd en het gister nog had gezien, Nu lag het onder allerlei brieven en portretten en deze waren er zo* onordelijk op gelegd, dat He* ene zich verwijten maakte van de iade op zoo onverschillige manier on- geruimd te hebben. Ik moet verstrooid geweest zijn. toen ik dit deed, dacht ze. Maar toen ze enkele uren later Lindemann's laatsten brief bij de anderen wilde leggen en het slot van haar koffer wilde openen, deinsde ze verschrikt achteruit. Hit slot wilde niet open en toen ze nauwkeuriger toekeek, bleek het, dat iemand met een of ander instrument aan het slot bezig geweest moest zijn. Het was totaal bedorven. Dat is nu toch wezenlijk al te erg. dacht Helene toornig. Men be spioneert mij niet alleen buitenshuis, maar vergrijpt zich ook aan mfin eigendom. Thans kan ik mij de wan orde in de schrijftafel verklaren men onderzocht den inhoud, en toen men mets verdachts vond, wilde men in den koffer gaan zoeken. n,9e?e" keer verdacht ze de gravin, Uic had haar immers in Napels eens overrompeld, toen ze een brief aan Lindemann schreef, en was zeer boos geweest over het schriftelijk verkeer met dezen indringerigen man. Blijkbaar had ze zich willen over tuigen, of Helene zich aan het verbod van toen hield of niet. Lindemann had dus gelijk gehad, toen hij haar voorkomendheid huiche larij noemde. Toen Helene dea volgenden morgen gelegenheid Vond om meneer Bastide de boodschap van Lindemann over te brengen, voegde zij er aan toe: En ais u naar hem toe gaat, prent hem dan goed in, dat hij toch heel voorzichtig moet zijn.

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1933 | | pagina 1