Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeeuwsch-Vlaa li deren.
No. 6.
DINSDAG 25 APRIL 1933
49e Jaarg'.
J. C. VINK - Axel.
Willem van Oranje.
FEUILLETON.
De valsche Gravin.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden.
Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKER-U1TGEVER
Bureau Markt C 4.
Telef. 56. - Postrek. 60263.
ADVERTENT1ËN van 1 tot 5 regels 60 Centvoor
eiken regel meer 12 Gent. Groote letters worden naar
plaatsruimte berekend.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk
tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure.
Aldus luidt een document, dat
in het Koninklijk Huisarchief be
rust en in het eigen handschrift
van den vader, Willem den Rijke,
de geboorte van den Zwijger
vermeldt. Het is omdat ons Land
en ons Volk zoo ontzaglijk veel
verschuldigd is aan Prins Willem
I, dat in ons land allerwege die
400ste geboortedag wordt gevierd
en Willem van Oranje herdacht
en zijn nagedachtenis gehuldigd
wordt.
Ook wij willen ons daarbij aan
sluiten, als tolk van de Axelsche
bevolking.
De Prins is geboren op het
schitterende Dillenburg, het stam
slot der Graven van Nassau.
Zijn ouders, Juliana van Stol
berg en Willem de Oude of de
Rijke, Graaf van Nassau-Dillen-
burg, waren overtuigde aanhan
gers der Hervorming. Hij was
in dit huwelijk de oudste van
vijf zonen. Toen hij, opgroeiend
jongeling nog, en in de gunst
staande van den machtigen Keizer
Karei V, aan diens hof zijn ver
dere opleiding kreeg (tegen den
zin zijner ouders) lag het voor
de hand, dat die opvoeding in
katholieken trant geschieden zou.
In 1544 erfde de Prins van zijn
neef René van Chalons het vor
stendom Oranje; in 1555 be
noemde de Keizer hem, als gunst
bewijs, tot stadhouder van Hol
land, Zeeland en Utrecht. Maar
als hij daarmee dacht, den schit
terenden jongen edelman voor
goed aan hem en zijn gezag te
binden, vergiste hij zich. Dit
bleek eerst recht na 's Keizers
afstand, toen zijn zoon, Philips II,
die hem was opgevolgd, allerlei
maatregelen beraamde en uit
voerde ter onderdrukking van
godsdienstige en burgerlijke vrij
heden. Daartegen ontstond, in
's Prinsen ziel verzet. Hij kon
er zich niet mede vereenigen.
Dit verzet was de eerste daad
van hem, die Holland's bevrijder
worden zou.
De Bevrijder van ons grond
gebied de redder van onze gods
dienstige en burgerlijke vrijheden
stond op.
„Niet de Staten, maar gij
Dit beroemde woord, dat Philips
toebeet aan Oranje, naar aanlei
ding van het protest der edelen,
bevatte een diepe waarheid.
Oranje werd de leider, de ziel
van het verzet tegen de onder
drukking.
Hij werd het zóó, dat Alva,
landvoogd geworden, hem voor
den Bloedraad daagde. Maar de
Prins week uit naar Dillenburg.
Men deed hem in den ban. Men
nam zijn toevlucht tot de lafheid,
om 's Prinsen dertienjarigen zoon
van de Hoogeschool te Leuven
op te lichten en als gijzelaar naar
Spanje te voerennooit zag
Oranje zijn zoon terug. Steeds
harder werd de onderdrukking en
de vervolging. Toen nam de
Prins, die inmiddels tot den Her
vormden Godsdienst, de belijde
nis van zijn ouders, was overge
gaan, zijn toevlucht tot het ge
wapende verzettoen is die lange
en bange worstelstrijd gevolgd,
waarin drie van zijn broeders
sneuveldenwaarin duizenden
anderen hun leven gaven waarin
de Prins gewillig en blijmoedig
alles ten offer bracht, wat hij be
zat, zoodat hij af en toe arm en
kaal op Dillenburg terugkeerde,
waar zijn nobele moeder hem al
haar schatten afstond en nieuwen
moed insprak.
Intusschen was hij algemeen in
onze gewesten als leider erkend
in 1581 werd Philips afgezworen.
„Er zijn er twee", schreef prof.
Colenbrander dezer dagen, „die
zich in 1572 naar Holland kee-
renOranje om het te redden,
Stellig niet, mevrouw de gravin,
Integendeel, ik verheug me, dat ik iets
Alva om het te verderven."
Laatstgenoemde had verklaard
I „Beter over een geruïneerd dan
over een kettersch Koninkrijk te
regeeren." De Prins echter vocht
voor de vrijheid van geloof, en
dit was niet alleen een Neder-
landsche zaak, neen, hij maakte
onze gewesten, tot „een voorpost
van het strijdende Protestantisme
in Europa".
De Spaansche machthebbers
en onderdrukkers spraken een
nieuwen ban over hem uit. Een
losprijs van 25000 gouden kronen
werd op zijn hoofd gesteld. Le
vend of dood als Oranje maar
uit den weg was. De moorde
naar zou een daad namens God
zelf verrichten en bovendien in
den adelstand worden verheven.
Oranje antwoordde met zijn
beroemde Apologie. Verscheidene
aanslagen volgden en mislukten.
Tot in 1584, op 10 Juli, Balthazar
Gerards verradelijk het schot loste,
dat den grooten strijder velde.
Niet de moordenaar was de
grootste schuldige wèl de macht,
die hem er toe had verleid Maar
de Prins stierf niet vruchteloos.
Hij heeft Holland bevrijd. Hij
heeft ons vrijheid van grondge
bied, vrijheid van godsdienst en
geloof gewaarborgd; hij heeft de
grondslagen gelegd, waarop al
onze latere vrijheden werden op
gebouwd.
De figuur van Prins Willem
van Oranje, den grondlegger
onzer vrijheden, den stamvader
van het regeerend vorstenhuis,
heeft natuurlijk tot allerlei be
schouwingen aanleiding gegeven.
En voor zeer scherpe critiek is
zij niet gespaard gebleven.
Niemand minder dan dr. J
C. A. Fetter heeft in een bro
chure over hem in het licht ge
steld, dat hij zeker geen vlekke
loos mensch is geweest. Wie is
dat wel Maar aan zijn onster
felijk en historisch levenswerk:
de territoriale en geestelijke
bevrijding van ons vaderland,
doet zelfs de meest gerechtvaar
digde critiek niets af.
Toen de Prins eenmaal zijn
levenstaak gevonden had, heeft
hij deze volvoerd met een toe
wijding, een moed, een bezieling
en een offervaardigheid, die het
bovenmenschelijke naderden. In
de vrijheid van geloof heeft hij
ons volk een cultuurgoed van
onmetelijke beteekenis geschon
ken, dat aan onze ontwikkeling
en aan onze plaats in de wereld
ruimschoots ten goede is geko
men en aan millioenen van on
zen stam onvergankelijke geeste
lijke waarde schonk. En hij
heeft den strijd hiervoor gevoerd
in een geest van hooge en milde
verdraagzaamheid, welke alleen
reeds van zijn nobel Protestan
tisme een overtuigend blijk was.
„Wat hen betreft, die de Her
vorming belijden", zoo schreef
Willem van Oranje in zijn be
roemde Apologie, in antwoord
op den banvloek „wij bekennen
gaarne, dat wij hen niet hebben
gehaat. Want aangezien we van
jongs af in hun Religie waren
opgevoed en onze vader daarbij
heeft willen leven en sterven,
hebbende hij de misbruiken ir.
de kerken van zijn landen uitge
roeid, wie kan er zich dan over
verwonderen, dat deze leer zoo
zeer in ons hart was gegrift en
zulke diepe wortels had gescho
ten, dat zij ter rechter tijd vruch
ten begon te dragen En hoewel
wij aanvankelijk, ook omdat wij
zoo weinig gelegenheid hadden
ons in den Hervormden Gods
dienst te doen onderwijzen, meer
aan de wapenen, aan de jacht
en aan andere oefening van jonge
edelen dachten en die zaken
ons meer ter harte gingen dan
onze zaligheid, hebben wij toch
reden om God te danken, dat
hij het heilige zaad, dat Hij zelf
in ons gezaaid had, niet heeft
laten verstikken. En wij verkla
ren, dat wij altijd een afschuw
hebben gehad van de executiën
te vuur en te zwaard, waarmee
men in dien tijd de Hervormden
vervolgde".
En met volkomen openhartig
heid verklaarde Oranje in deze
Apologie
„Wij willen ook bekennen,
dat de Koning, toen hij op het
punt stond uit Zeeland naar
Spanje te vertrekken, ons uit
drukkelijk beval vele eerzame
lieden, die verdacht werden ket
ters te zijn, te doen sterven en
dat wij zulks niet hebben willen
doen, doch daarentegen deze lie
den hebben laten waarschuwen."
Ziehier de Prins als revolutio
nair. Als oproerling, tegen den
wettigen landheer.
Maarin naam van zijn God.
In naam van zijn geloof, zijn
godsdienst, zijn geweten.
Het Wilhelmus laat daarom,
volkomen terecht, den Prins zeg
gen, dat hij „tot gheenen tijden
den Coninck (heeft) veracht."
Dan dat ick Godt den Heere
Den hoochsten Majesteyt,-
Heb moeten obedieren
In der gherechtigheyt.
In zijn verzet tegen den onder
drukker van vrijheid van grond
gebied en van geloof heeft Oranje
gehoorzaamd aan wat zijn eigen
Religie hem voorschreef inzake
gehoorzaamheid aan God.
Tegenover de uitgeoefende ty-
rannie op nationaal en geestelijk
gebied stond de verdraagzame
godsdienst van den Hollandschen
Bevrijder en Hervormer.
De Prins van Oranje is belas
terd alle volgende eeuwen door.
Tot op den huidigen dag toe.
Er zijn er, die hem, diep in hun
ziel, zijn strijd tegen geloofs-
onderdrukking en voor het Pro
testantisme nooit zullen vergeven.
Toch heeft deze man in zijn
heldhaftige leven een ontzaglijk
offer gebrachthet offer van zijn
persoon, van zijn huis, van zijn
rijkdom Alles heeft hij ingezet
voor onze vrijheden. Daarom
werd hij vogelvrij verklaard.
Luister naar deze treffende woor
den, die hij schreef in zijn Apo
logie aan de Staten-Generaal na
den banvloek.
„Ware het Gods wil,
dat onze eeuwige verbanning of
onze dood Ulieden verlossen kon
van zooveel kwaad en ellende als
(Wordt vervolgd)»
AXELSCHE
COURANT.
Anno 1533 uff Doensdag
den 24 tag Apprilis had die
Wohlgeboren Juliana von Stol
berg etc. Zwischen Zwerin und
drien, doch allerneehts dryen
uhren morgen vormittag in
Scldosz Dilltnbergh ein Kynd-
len menlichs geslechte. Der
nam sol Wilhelm heissen sur
welt geboren".
3)
Eindelijk moest er toch wel iemand
komen, met wien men kon spreken
en van wien men vernam welke be
schikkingen de gravin voor heden
met betrekking tot de nieuwe gou
vernante, genomen hadden.,
Thans dacht Helene niet meer aan
den vroolijken Peter Lindemann, maar
meer aan zijn ernstigen vriend, die
zoo weinig sprak.
De bewering, dat er bij deze zoo
ruim bezoldigde betrekkirg het een of
ander niet in den haak moest zijn,
kreeg in Helene's oogen voortdurend
meer beteekenis.
Dit Dubschinka maakte een angst-
wekkenden indruk. Het was alles zoo
somber, onprettig en geheimzinnig
gesloten hier, dat zich een minder
dappere beginnelinge wel angstig
moest maken. Maar Helene was altijd
moedig en vastberaden geweest.
Ten slotte kan ik immers elk
oogenblik weggaan, als het mij niet
bevalt, dacht ze. En de oogen zal ik
Wel open houder.
Eindelijk tegen acht uur verscheen
er een jong meisje, dat zich als de
kamenier van de gravin voorstelde,
zich verontschuldigde, dat ze aileen
maar Fransch sprak en berichtte, dat
meneer en mevrouw juffrouw Biron
ginds in de eetzaal aan het souper
verwachtten,
HOOFDSTUK II.
Slechts de graaf en de gravin waren
aanwezig. Helene constateerde, reeds
na een kwartier, dat geen van beiden
iets verontrustend aan zich had,
De graaf, een knap, elegant man,
gedroeg zich tegenover Helene tame
lijk stijf en terughoudend; hij sprak
weinig en had op zijn gelaat met de
eenigszins afgeleefde trekken een
hoogmoedige uitdrukking.
De gravin precies zooals Peter
Lindemann haar had geschilderd
roodbruin haar, blauwe oogen, het
blanke vel der Amerikaanschen was
zeer voorkomend. Man en vrouw
waren zeer hartelijk, bijna verliefd
tegenover elkaar.
Eigenlijk precies, zooals ik ze
mij voorgesteld heb, dacht Helene
Men zal wel met hen kunnen leven
Eindelijk vroeg ze naar haar leerling.
Mary we noemen haar altijd
„Snoes" is natuurlijk reeds te bed,
antwoordde de gravin, anders had
den we haar reed3 aan u voorgesteld.
Ze is een zeer teer kind lijdt wat
aan bloedarmoede en is wat zenuw
achtig soms zelfs lijdt ze aan
zonderlinge waanvoorstellingen, maar
de dokter denkt, dat het langzamer
hand wel beter zal worden alles komt
volgens hem, van bloedarmoede.
Aha, dacht Helene. Daar zit
dus de kneep I De kleine is geestelijk
niet normaal
Wij willen daarom- den winter
om haar In Egypte doorbrengen, ver
volgde de gravin. U hebt er toch
niets tegen, juffrouw Biron, om mij
daarheen te vergezellen
van de wereld zal leeren kennen I
Dat doet me plezier. Ik zou na
melijk gaarne reeds over enkele dagen
daarheen willen vertrekken en ik heb
eigenlijk slechts op uw aankomst ge
wacht. Mijn man komt ons later
achterna. Zou het u reeds overmor
gen passen, of bent u dan nog te ver
moeid van de reis saar hier
Ik ben volstrekt niet vermoeid.
Mevrouw de gravin heeft slechts te
bevelen.
Bloedverwanten ik bedoel
personen, tot wie u in nauwe ver
wantschap staat en van wie het u dus
zwaar zou vallen, afscheid te nemen,
heM u immers niet? Ik meende dat
tenminste uit uw brieven te mogen
opmaken.
Neen. Als ik een paar verre ver
wanten buiten rekening laat, kan ik
zeggen, dat ik gehéél alleen op de
wereld sta.
De gravin glimlachte even.
Maar u bent een heel mooi
meisje, juffrouw Biron misschien
hebt u reeds een verloofde, wien de
scheiding aan 't hart zou gaan Het
is namelijk mogelijk, dat wij dan in
't voorjaar naar Parijs en later naar
het meer van Qer.ève gaan. Zoo zou
er dus heel wat tijd kunnen verloo-
pen, eer we weer in Oostenrijk terug
komen.
Ik heb ook geen verloofde, me
vrouw de gravin.
Dat is goed. Dan woidt u ook
niet geplaagd door de verplichting van
altijd weer brieven te moeten schrij-
ven. Of houdt u er neg een andere
uitgebreide correspondentie op na Ik
bedoel met vriendinnen of kenn ssen?
De woorden van de gravin klonken
heel onschuldig. Maar toch kreeg
Helena plotseling het gevoel, dat men
haar wilde uithooren. Waarom Wat
ging het deze menschen aan, of ze
vrienden had en brieven schreef?
Neen, antwoordde ze lakonielr, ik
ben volstrekt geen liefhebber van
brieven schrijven I
U moet mij niet verkeerd begrij
pen, haastte zxh de gravin, wie He
lene's bevreemding blijkbaar niet ont
gaan was, te verklaren natuurlijk gaat
mij een zoo absoluut particuliere zaak,
als uw correspondentie is, heelemaal
niets aan. Doch wij moesten uw
voorgangster reeds na acht dagen
alleen hierom ontslaan, dat ze. zonder
zich veel om Mary te bekommeren,
bijna den heelen dag in haar kamer
zat en schreef. Ze had weliswaar
nog geen verloofde, maar in de plaats
daarvan zooveel kennissen, dat er eiken
dag brieven kwamen, eenmaal zelfs
midden inden nacht, een rxares-brief I
En van wie? Van een vriendin, die
zich verloofd had en dit gewichtige
feit per expresse bestelling bekend
meende te moeten maken. Wat zegt
u daarvan
Het is inderdaad een weinig ko
misch, daarom anderen uit den slaap
te laten wekken, zei Helene lachend.
Niet waar? En natuurlijk kon
Mary ook niet gewennen aan een
gouvernante, die door zoo'n schrqf-
woede bezeten was. Het kind lijdt
bovendien nog onder de scheiding van
haar oude bonne, waaraan ze van haar
geboorte af gewend was en die we
pas kort geleden ontsloegen, omdat we
meenden, dat nu de leiding van een
speciaal daarvoor opgeleide, volgens
paedagogische beginselen handelende
dame, noodig werd.
Helene hef reep, in weerwil van dere
aannemelijke verklaring, dat men toch
niet wenschte, dat ze veel brieven
schreef of ontving.
Ik zal stellig mqn best doen, zei
ae kalm, om mijn lijd aan het kind te
wijden en haar liefde te winnen.
Maar ze dacht ondertusschen.- Hoe
goed, dat ik Peter Lindemann niets
beloofd hebEn toch ook hoe
jammer, dat ik hem nu niet schrijven
kan
De knecht, die aan tafel bediende,
W3S al weer een Czech, die waar
schijnlijk geen Duitsch kende; want
zoowel de graaf als de gravin gaven
hun bevelen in zijn moedertaal.
Het souper was goed en overvloedig
geweest. Nu had de knecht, die een heel
gewoon, weinig geschoold man scheen
te zijn en zich blijkbaar in zijn livrei
erg onbehagelijk gevoelde, de bordjes
met kaas op tafel gezet.
Daarop ontstond er een kleine
pauze. In het voorvertrek hoorde
men gefluister; kasten werden ge
opend, laden opengetrokken. Eindelijk
verscheen de knecht weer met een
trek van radeloosheid op het gezicht.
Hij fluisterde den graaf iets in 'toor,
Deze keek even verlegen naar de
gravin.
Jan kan geen kaasmesjes vinden.
Zou je niet
Ik Maar, mijn waarde, ik heb
immers ook geen flauw begrip van
den toestand. Misschien zijn er wel
geene, zei de gravin lachende. Daarop
riep ze den knecht iets in het Che-
hisch toe, waarop deze verdween en
eenige oogenblikken later met gewone
tafelmessen terugkwam.