Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeeuwsch-V laan deren
Wat de historie ons leert.
No. 103.
DINSDAG 28 MAART 1933
48e Jaarg.
J. C. VINK - Axel.
FEUILLETON.
EEN PRUIK
Binnenland.
i/rt\ OO j
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden.
Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKER-U1TGEVER
Bureau Markt C 4.
Telef. 56. - Postrek. 60263.
ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels 60 Centvoor
eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar
plaatsruimte berekend.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk
tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure.
Onder dit opschrift vonden we
in „De Avp." onderstaand artikel,
geschreven door Bancroft Ghe-
rardi, Vice-president American
Telephone and Telegraph Co.:
Wanneer men zich bezig heeft
gehouden met de sociale en eco
nomische geschiedenis der laatste
eeuwen, kan men zich slechts
verbazen over het feit, dat deze
depressie zooveel verbazing uit
lokt. Velen meenen in dezen tijd
iets geheel nieuws te beleven, en
velen vragen zich in ernst af, of
het ooit beter zal worden. Zij
weten niet, dat de menschen van
een eeuw geleden precies dezelfde
gewaarwordingen doormaakten.
Ik vond b.v. een artikel van de
hand van den bekenden Engel-
schen schrijver Macaulay, waarin
hij o.a. het volgende schreef
Deze tijd is er een van grooten
nood. Hoe gering komt die nood
ons echter voor, wanneer wij de
geschiedenis der laatste veertig
jaar in onze 'herinnering terug
roepen een oorlog, waarbij ver
geleken, alle andere oorlogenon-
beduidend worden belastingen,
zooals het zwaarst belaste volk
van vroegere tijden zich niet had
kunnen voorstellen een schuld,
grooter dan alle nationale schul
den, welke ooit in de wereld
hebben bestaan bij elkaar....
Wanneer wij zouden voorspel
Ien, dat in 1930 een bevolking
van vijftig millioen deze eilanden
zal bedekken, beter gevoed, ge
kleed en gehuisvest dan de En
gelschen van thans dat machi
nes, geconstrueerd volgens nog
niet ontdekte principes, in elk
huis aangetroffen zullen worden
dat er geen hoofdwegen zullen
zijn anders dan spoorwegen en
geen reizen elders dan door stoom
dat onze schuld, hoe onmete
lijk zij ons ook toeschijnt onze
achterkleinkinderen een onbetee-
kenende last zal lijken, die ge
makkelijk in een jaar of twee
kan worden afbetaald dan
zouden velen ons als krankzinnig
beschouwen
Wat anders hield Eduard vol
kijk maar eens goed. Hij heeft wel
Dat is ook de reden, dat, hoe
wel in elk tijdperk iedereen weet
dat tot dien tijd toe een steeds
voorbijgaande verbetering heeft
plaats gehad, niemand schijnt te
rekenen op eenige vérbetering
gedurende de volgende gene
raties.
Wij kunnen volkomen bewijzen
dat zij dwalen, die zeggen, dat
de maatschappij h.et keerpunt
heeft bereikt dat wij den
besten tijd gehad hebben. Het
zelfde hebben allen gezegd, die
er voor ons zijn geweest en met
evenveel schijnbare reden
Dat schreef Macaulay in 1830
en niet in 1930. Laten wij nu
eens iets lezen, wat in Amerika
verscheen en wel te New-York in
Connecticut in 1837
Enkele maanden geleden was
de ongeëvenaarde welvaart van
ons land een onderwerp van al-
gemeene gelukwenschen. Zulk
een ontwikkeling van hulpbron
nen, welk een snelle toename
van het persoonlijk- en volks
vermogen, zulk een grootsche
openbaring van ondernemings
geest, zulk een krachtig en schijn
baar gerechtvaardigd vertrouwen
op een vooruitzicht van onbe
grensd succes, had men nimmer
tevoren gezien. Doch hoe plot
seling is er aan al deze welvaart
een einde gekomenDat ver
trouwen dat in den modernen tijd
en vooral in ons land den grond
slag vormt voor het handelsver
keer, ontbreekt overal en al de
financiëele belangen van het land
schijnen krampachtig vertrokken
en ontredderd. De koopman,
wiens handel zich bewoog over
een uitgebreid grondgebied, en
die geen moeilijkheden vreesde,
aangezien al zijn transacties vol
gens solide beginselen werden
verricht, ziet zijn papieren be
wijzen van vordering en de be
loften, die hij in ruil voor zijn
goederen heeft ontvangen, hun
waarde verliezen. Hij kan niet
langer aan zijn verplichtingen
voldoen en het eene verlies
volgt op het andere, totdat hij
zijn zaak sluit en zijn personeel
ontslaat. De speculant, die zich
rijk waande, ziet zijn denkbeel
dige rijkdommen vervliegen als
rookIn menige groote fa
briek, waarin r.og enkele dagen
geleden het dreun der machines
weerklonk, is alles reeds stil als
in een verlaten stadHet
gebrek staat reeds als een ge
wapend man op den drempel
van menige woning, waar eakele
dagen geleden de dagelijksche
vlijt nog voorzag in de dagelijk
sche behoeften
Onder deze rampen van den
tegenwoordigen tijd en deze som
bere voorteekenen van de toe
komst is het niet vreemd, dat
vele geesten zoeken en alle stem
men spreken over de oorzaak en
het geneesmiddel.
Laten wij nu een kwarteeuw
verder zien en een hoofdartikel
lezen uit Harper's Weekly van
1857, waaruit wij het volgende
overnemen
Nooit heeft de toekomst zoo
onberekenbaar geschenen als
thans. In ons land is overal de
handel geknakt en duizenden
onzer armste medeburgers gaan
den naderenden winter tegemoet,
zonder werk en zonder kans
daarop. In Frankrijk kookt de
politieke heksenketel. Rusland
hangt steeds als een donkere
wolk aan den horizon van Europa
terwijl de energie en invloed van
het Britsche rijk op een zware
proef worden gesteld en in de
toekomst nog zwaarder zullen
worden beproefd. Het is een
ernstige tijd en niemand kan
onverschillig blijven voor de uit
komst der gebeurtenissen. Van
onze eigen moeilijkheden kan
niemand het einde zien.
In 1886 schreef een ambtenaar
van het Amerikaansche Ministerie
van Arbeid in zijn jaarrapport o.a.
De snelle ontwikkeling en in
voering van machines op elk
terrein van productie en vervoer
heeft overproductie veroorzaakt.
Ongeacht de financiëele gevolgen
is de industrie tot enorme ont
wikkeling gebrachtOngetwij
feld zullen er nog meer uitvin
dingen worden gedaan, doch
hiervan zal geen opvallende
't Was er uit 1 Een oogenblik van
doodsche, dreigende stilte. Dan vroeg
uitbreiding, zooals die van de
laatste vijftig jaar, het gevolg zijn,
hierdoor zal geen winstgevende
belegging mogelijk worden voor
de groote hoeveelheid kapitaal
welke in dat tijdperk is ontstaan.
De marktprijs der producten zal
laag blijven, ongeacht den pro
ductieprijs. De tijd van de groote
winsten behoort klaarblijkelijk tot
het verleden. Er kan in het
tegenwoordige tijdperk der men-
schelijke beschaving nog wel
plaats zijn voor een verder ver
diepende, doch niet voor een tot
uitbreiding leidende ontwikkeling
van de industrie.
De bovengenoemde uittreksels
zouden vrijwel woord voor woord
in 1933 geschreven kunnen zijn.
Het aantal van die uittreksels zou
eindeloos vermeerderd kunnen
worden. Voor de menschen, die
een depressie meemaken, is zij
altijd erger dan de depressies
van vroegere jaren. Men meent
telkens dat zoo'n depressie een
geheel nieuw karakter draagt en
diepgewortelde oorzaken heeft,
die öf in het geheel niet öf alleen
ten koste van radicale verande
ringen uit den weg geruimd kun
nen worden. Allerlei middelen
tct verbetering worden aan de
hand gedaan. Sommige daarvan,
met name de minst ingrijpende,
blijken een ernstige beschouwing
en toepassing waardig te zijn.
De meeste kunnen in het licht
der latere gebeurtenissen slechts
dwaas of fantastisch worden ge
noemd. In het verleden zijn, on
danks het niet toepassen van de
aangeprezen middelen, de depres
sies uitgewoed, waarna de in
dustrie telkens op een hooger
peil kwam.
Daarmee wil ik niet zeggen,
dat de toestand op het oogenblik
niet ernstig is, of dat wij niet
alles moeten doen, wat wij kun
nen, om er verbetering in te
brengen. Ik wil er alleen op
wijzen, dat wij het op grond van
de geschiedenis niet moeten ver
wachten van radicale verande
ringen. Wij hebben er alleen
toe bijgedragen, dat de tegen
woordige moeilijkheden over ons
zijn gekomen en wij moeten er
allen toe bijdragen om er weer
uit te komen. Op dezelfde ma
nier zijn wij ook met goed ge
volg vroegere depressies te boven
gekomen.
Eerste Kamer
Over de Postbegrooting, en in
het bijzonder over de radio
kwestie, heeft de Senaat de vo
rige week uitvoerig gedebatteerd.
Al dadelijk verklaarde de heer
van der Hoeven, dat de geheele
christelijk-historische fractie staat
achter haar geestverwant Slote-
maker de Bruine, die in de andere
Kamer heeft aangedrongen op
het verbieden van politiek in den
aether. De politiek moet uit de
huiskamer worden gehouden, en
met het uitschakelen van de
radio bereikt men dit dikwijls
niet, vooral niet in volksbuurten
waar men elkanders radio hoort.
Er zijn middelen genoeg
meende de afgevaardigde om aan
politiek te doende radio be
hoort daar niet bij. Hij gaf toe,
dat eene regeling groote moei
lijkheden kan meebrengen, omdat
het begrip „politiek"' lastig te
begrenzen valt, maar er zal al
thans een zoo goed mogelijke
regeling dienen te komen. Geheel
in denzelfden geest sprak de
heer van Citters, die er op wees,
hoe ook door middel van de
radio het gezag wordt aangetast
en hoe het van dag tot dag el
kander critiseeren uit de huis
kamer moet worden gehouden.
Terecht maakte hij de opmer-
ing, dat de bezwaren vaak niet
gaan tegen de politiek zelf, maar
tegen de wijze waarop zij wordt
uitgezonden. En even juist was
zijn betoog, dat de politieke uit
zendingen een toenemend onrecht
beteekenen voor de partijen, die
geen zendtijd hebben. Daarom
was 's heeren van Citters stelling
deze
de politiek uit den aether, be
halve in bepaalde uitzonderings
gevallen, ter beoordeeling van de
contróle-commissie.
AXELSCHE® COURANT
Naar het Duitsch.
1)
Ik was student te Bonn, in het
laaiste semester. Wij hadden met eers
clubje een uitstapje gemaakt en zaten
zeer genoegelijk op het beroemde
terras te Rolandseck. Een paar tafel-
ijes van ons af, zat een heer met een
allerliefst kindje, zoo'n bakvischje van
dertien of veertien jaar. Zij speelde
nog heel kinderlijk met een grooten
gummi-bal.
Ik vond dat kindje allerliefst, daar
zij nog niets van de „hoogere dochter"
had en hoegenaama geen notie nam
van de heeren wat menige zusier
van haar leeftijd wèl zou gedaan
hebben.
Zeg, Konstantijn (zoo was, ik
weet niet om welke reden, mijn bij
naam) riep eensklaps een der vrien
den, die tot dusver, in druk gesprek,
niet op mij hadden gelet, permitteer
mij een vraag: ben jij bijgeval doof
stom
Nog nietantwoordde ik lachend.
Ik amuseer mij enkel met dat aardige
kindje, dat nog zoo ernstig speelt.
Dat wordt eenmaal een heel lief
vrouwtje I
Mijn vriend keek naar het voorwerp
mijner aandacht.
O, die? Bü dien meneer met zijn
pruik
Pruik? Kom, onzin I Die draagt
toch geen pruik!
degelijk een pruik, een ouderwetsche
nog wel I
Ik wilde het niet gelooven, en een
heftig debat ontspon zich over de
vraag: pruik of geen pruik. Het werd
een do! geschreeuw tegen elkaar in,
dat eindigde met een weddenschap om
zes flesschen wijn, die ik grif aan
vaardde, zeker van mijn zaak.
Maar hoe komen jullie er achter
merkte een der bedachtzamen van het
gezelschap op.
Eduard trok eens stevig aan zijn pijp.
Ik krijg een genialen inval i
zei hij
En dat is
Qa 't hem vragen.
Die eer komt j >u toe, als vader
van het idee. Geneer je niet. Wij
gunnen je 't succes I
Eduard keek mij met groote oogen
aan. Ik? Ik denk er niet aan 1 De
slag is aan jou. Jij hebt ons bijna
vermoord, omdat wij den man een
pruik toedachten jij bent er over
begonnen te twisten. Aan jou de eer
en de plicht, het probleem op te los
sen. Vooruit dus ga 'r hem vragen 1
Ja, ja, ja I Vragen I klonk hit in
koor.
Wat moest ik doen Ik had gewed,
en de partij moest beslist worden. Ik
stond langzaam op en begaf mij met
looden schreden naar de tafel, waar
't onderwerp van de weddenschap zat.
Dat onderwerp blikte mij eenigszins
verbaasd aan, en het bakvischje staakte
een oogenblik haar balspel, groote
oogen opzettend.
De man had een aangenaam en
vriendelijk voorkomen, wat mijn moed
aanmerkelijk versterkte. Ik groette
beleefd en wild* beginnen, doch kon
geen woorden vinden voor de netelige
vraag.
Het niets vermoedende slachtoffer
z?g mij menschlievend en vragend
aan. Daar ik echter bleef zwijgen,
als het graf, en zichtbaar met mijn
verlegenheid kampte, begon hij het
geval blijkbaar komisch te vinden en
vroeg on humoristischen toon
Wilde u misschien om vuur
vragen Of wenschte u te weten, hoe
laat 't is Spreek op ik ben bereid,
uw wenschen te vervullen.
Ik lachte mee, en het ijs was ge
broken. Mijn moed bijeenrapend, be
gon ik
Pardon, meneer, als u mij soms
onbeschaamd vindt, laat mq dan maar
de deur uitgooien,
Wij zijn al buiten, merkte hij
doodkalm op.
Daar lag mijn mooie inleiding! Be
schaamd, een beetje onzeker, ging ik
voort
Doet u dan iets anders, dat voor
mij zeer onaangenaam zou zijn
maar heeft u wel eens zes flesschen
wijn met een weddenschap gewonnen
Neen, luidde het droge antwoord
en dat zal mij ook niet gebeuren. Als
huisvader heb ik wel verstandiger
dingen te doen I
Dan kunt u zich ook moeilijk
verplaatsen in den gemoedstoestand
van iemand, die graag zoo'n wedden
schap zou winnen 1 zuchtte ik.
Moeilijk 1 bevestigde hij.
Ik ben die mensch I riep ik uit,
met den moed der wanhoop. Ik heb
met mijn vrienden gewed om iets, dat
u beslissen kunt en nu o, wees
niet boos om de impertinente vraag
draagt u een pruik
de heer, wiens vroolijke luim scheen
geweken, langzaam
Heeft u vóór of tegen mij gewed
Tegen 1 verklaarde ik vol over
tuigingik wedde op uw eigen haar.
Mijn nieuwe kennis nam met akelige
kalmte zijn hoed af.
Ja, dat spijt mij voor u en in
zekeren zin ook voor mij zelfU
heeft gewed op iets, dat niet meer
bestaat. Kijk maar 1 Met een nu weer
heel vergenoegd gezicht lichtte hij de
pruik op en hield die onder mijn
neus. Bestel den wijn maarik kan
u niet verder helpen.
Verslagen, een verontschuldiging
stotterend, keerde ik tot mijn vrienden
terug. Dat een heldere kinderlach
mijn smadelijken aftocht begeleidde,
kon mij niet troosten.
Ik wierp mij op mijn stoel.
Zoo'n onbeschaamdheid 1 Hij
draagt een pruik I Dat had hij mij ook
wel eerder kunnen zeggen 1
Er viel niets aan te veranderen. De
wijn moest komen; er werd een kleine
fuif georganiseerd, en in 't rumoer
verloor ik man en pruik en bakvischje
uit het oog en ook uit mijn gedachten.
Een jaar, drie vier later, toen ik al
goed en wel doctor juris was, maakte
Ik met een vriend een reis in de
Beiersche bergen.
Terwijl wij samen In een coupé
zaten, waar wij 't rijk alleen meenden
te hebben en te behouden, werd plo
seling aan een tusschenstation de wa
gen belegerd door een groot gezel
schap, waaruit zich na veel afscheid
nemen, eindelijk een paar menschen
losmaakten, die instapten, Een oude
heer en een jonge dame.
Al* mannen onder de dertig jaar,
dus de jeugdige nieuwsgierigheid nog
niet Ie boven, wijdden wij onze aan
dacht het eerst en het meest aan de
dame.
't Was een opvallend lieve verschij
ning, buitengewoon chic gekleed en
beschaafd in haar optreden.
De omstandigheid, dat de jonge
dame zeer koel bleef en met onmis-
kenbaren hoogmoed ons feitelijk totaal
negeerde, belitte niet dat wij allebei
spontaan verliefd, wedijverden in de
kleine beleefdheden, welke men aan
reisgenooten bewijzen kan.
Daar het mooie meisje echter in
't geheel geen waarde scheen te
hechten aan onze hulde, kwam ik op
de gedachte, den ouden heer ook een
deelnemenden blik te gunnen. Hij
had juist zijn hoed in 't bagagenet ge
deponeerd ea scheen zich gereed te
maken voor een dutje. Toen ik hem
goed aanzag kwam zijn gezicht mij
bekend voor, maar ik kon hem niet
thuis brengen. Waar had ik dien man
eerder gezien? Dit vraagstuk inte
resseerde mij zoo, dat ik 't hofmaken
aan de dochter geheel overliet aan
mijn vriend en onafgewend den vader
bleef aanstaren, terwijl ik steeds bezig
was het raadsel zijner idenditeit op te
lossen.
Ondanks mijn fixeeren bleef zijn
blik leeg en onverschillig alsof hij
niets merkte. Eindelijk vitlen mij de
schellen van de ocgen. Ik herinnerde
mij. En tut groote verbazing der
coupé-genooten riep ik luid en zege»
vierend: Ik heb'tl
Wordt vervolgd,