Voor allen die Sukkelen Mijnhardt's Laxeertabletten Binnenland. Ruwe handen Landbouw. 2e als men meent, dat het ge bed alleen binnenskamers moet worden gesproken, is spr. het daarmede niet eens. Het geloo" mag ook in het openbare leven tot uiting komen. En 3e als dhr. 't Qilde vraagt welke katholieken vóór het gebed zijn, alsof daarin verschil bestaat hij dan blijk geeft ze niet te mogen keuren, want dat hij ze niet kent. Dhr. SEQHERS zegt, dat hi vol eerbied is ten opzichte van het gebed en vindt het jammer dat hier in de vergadering van de vrucht van het gebed zooveel verloren waarop gaat, door de wijze de zaken behandeld worden. Hij hoopt, dat dit moge veranderen en is dan bereid tot behoud van het gebed mee te werken. Dhr. VERSCHELLING verklaart zich niet tegen het ambtsgebed maar hecht er hier in Axel weinig waarde aan, als hij de debatten beluisterd, die hier en pok van daag weer worden gehouden Het is een druppel op een gloei ende plaat Spr. vraagt ook nog naar het ambtenaarsreglement. De VOORZ Dat is iets an ders, dat komt later. Dhr. VAN KAMPEN meent ge tuigenis te moeten afleggen van zijn meening, n.l. dat het ant woord van B. en W. hem tegen valt aangaande dit voorstel Machtiger zou geklonken hebben dat B. en W. adviseeren tot hand having van het gebed, omdat ze erin erkennen de souvereiniteit Gods. Men heeft te rekenen met twee dingen, öf men erkent God als efen alles beheerschende macht in het maatschappelijk en in het geestelijk leven, öf men erkent Hem niet. Nu kan men zeggen dat er christenen zijn met andere meeningen, maar dat is z.i. fout En als dhr. Hamelink bespreekt de verhouding tusschen het gebed en het verloop der handelingen in de Raadszitting, dan erkent spr., dat hun de helft nog niet is aangezegd. Maar juist daarom zijn we vóór het gebed bij den aanvang der vergaderinguil de overtuiging n.l. dal we tekort komingen hebben, smeeken we dat onze daden niet met onze beginselen in strijd zullen zijn Dhr. Hamelink zegt, dat prin cipieel het gebed in botsing komt met de practische uitwerking er van en is er daarom tegen. Spr. kan dat indenken en daarin zit juist de wortel van de zienswijze van dhr. Hamelink. Hij zegt, dat het een bespotting is, maar daar uit blijkt, dat hij het gezag des Heeren niet erkent. Het gebed is geen bespotting en hetgeen daarop volgt geen contrast daar mee, dat maakt juist, dat het gebed noodzakelijk is, opdat we trachten, onze handelingen tegen de bedoeling van het gebed in, weg te laten. Ook gelooft spr. niet, dat dhr. Hamelink voldoende argumenten heeft, om te bewijzen, dat de sociaal-democraten niet tegen den godsdienst zijn. En als dhr. Ha melink ons verwijt, dat we in het gebed ook nog een politieke bedoeling zien, dan is spr. zoo vrij dat te ontkennen, maar te verklaren, dat we in al ons doen en laten God dienen te erkennen en het ons een behoefte is daar van in onze levensuiting te doen blijken, overtuigd dat we zijn, dat we God in alles noodig hebben, als een onmisbare factor. Spr. hoopt, dat van de aanwezige Christenen niemand de schuld moge dragen, dat het ambtsgebed wordt afgeschaft, al gelooft hij, dat dit later wel gebeuren zal. Maai indien we in dat opzicht moeten vallen, laat het dan zijn met eere. Dhr. VAN BENDEGEM voelt zich ook genoodzaakt thans hier ter plaatse principiëel iets dieper te gaan, dan dat hij gewoon is. Want, zegt spr., ik ben geen liefhebber er van om principiëele zaken en dingen, door gewone zaken heen te vlechten. In de eerste plaats wil ik ver klaren, dat ik dhr. Hamelink niet voldoende begrijp, want ik vind het van hem een bruut stuk werk, in een vergadering als deze, waar hij zeiven al menig maal heeft gezegd, wanneer er moest gestemd worden, het za wel weer 8—5 zijn. Daar hij dus zelve goed weet dat, wanneer het om een zoo gewichtig iets gaat, gelijk thans diegenen die zich rechts noemen absoluut niet met zoo'n voorstel mee willen gaan, als hier door dhr. Hamelink wordt gedaan begrijp ik niet, waar hij de vrij moedigheid vandaan heeft ge haald om met dit voorstel te komen. Want hij kan het toch op zijn vingers uitrekenen, da hij met dit voorstel niet het minste resultaat zal oogsten. En dan, Voorzitter, acht ik mi en ieder rechts raadslid met mij gelukkig, dat ze niet zoo een materialistisch standpunt innemen Want volgens een voorstel gelijk hier geschiedt, wil het toch weer zeggen, dat zij het alles alleen van menschen en menschen al leen verwachten. Maar ik acht het een grooten zegen, dat er in dezen tijd, van verwildering en afval van God, nog de gelegen heid openstaat, om op een ver gadering als deze, met gebed te beginnen en met dankzegging te eindigen. En dus moet Hamelink het toch nog niet zoo op hebben dat wij thans al leven in Rus land. Want daar mogen de menschen niet meer bidden tot hun God, maar gelukkig zijn wij hier nog niet zoo ver. En zal het ook vooreerst nog niet komen Tenminste wil ik wel verklaren dat ik mij dan niet bij de lauwe Christenen zou scharen, maar bi; hen, die strijden voor Gods eer en het gebed hoog houden. En om een gewichtige taak als deze, eenigszins met nauwgezet heid te vervullen mogen wij ab soluut wel, alvorens wij de be sprekingen voeren, en een ieder immers ook in onze gemeente zooveel mogelijk recht te behan delen eerst aan Hem om licht en kracht vragen. Want als het alleen van menschen moet komen dan weten wij, dat het egoïsme zoo groot is, dat eigen of groeps belang altijd bovenaan zouden staan. En ook acht ik het een even groote behoefte, om na onze besprekingen, hier ter plaatse met dankzegging te ein digen. Omdat wij het weten, dat wij als menschen, niets meer kunnen doen dan menschenwerk, dat be teekent stukwerk, is het mij en ook mijn rechtsche collega's hier ter plaatse een behoefte, ook na de vergadering van God onzen Vader te vragen of hij ook Zijnen zegen niet aan ons werk wi onthouden. Maar of hij ook het werk dat wij hier hebben ver richt, met Zijnen zegen wil be kronen. En daarom wil ik hier de hoop en de wensch uit spreken, dat in Axel, zoolang het zal blijven bestaan, steeds het gebed moge worden gehand haafd, ook hier ter plaatse. Dhr. IZ. DE FEIJTER zegt ook voor het behoud van het gebed te zijn. Dhr. HAMELINK zal trachten in zijn beantwoording kort te zijn nadat de heeren het voor stel uitvoerig hebben bestreden, behalve dan de h.h. Van de Bilt en De Feijter Men heeft mij verweten, zegt spr. een politieke zet te doen met dit voorstel, maar iet komt hem meer voor, dat de tegenpartij juist in dit voorstel het middel zocht voor die zgn. ijne zet en spr. zegt dan ik weet niet, of dhr. Dieleman het met zijn geweten kan verantwoorden, als hij zelf doet, wat hij in an deren verfoeit. Dhr. Dieleman zegt, dat ik behoor tot de partij, die God uit Staat en gezin wil weren. Ik antwoord daarop, dat de S.D.A.P. niet is een godsdienstige secte, maar een partij voor de stoffelijke belangen, wat m.i. de juiste op vatting van politiek is. Iedereen ook in de s.d.a.p mag over gods dienst denken, zooals hij wil en zijn belijdenis volgen, maar om dat we in een gemeenteraad toch uitsluitend stoffelijke belangen be spreken meenen wij en ook an dere vrijzinnigen, dat het ambts-» gebed hier niet thuis behoort. Het is wel opmerkelijk, dat van de godsdienstige opvattingen bij de groepen, .die hun christ. be ginselen zoo gaarne uitdragen, bij de behandeling der stoffelijke zaken zoo weinig blijkt. Juist de christ. groepen doen steeds ma terialistisch in den ruimsten zin van 't woord, als het gaat over werkelijk christelijke zaken, zoo als b.v. het verstrekken van een kerstgave aan de werkloozen. Het zijn dan meestal de vrij zinnigen die ervoor vechten en spr. vraagt dan of de christ. be ginselen verloren zijn gegaan, dan wel of men zich plaatst op het standpunt van ben ik mijn broe ders hoeder. Spr. laat vrij om te concludeeren wat men wil, b.v. dat Hamelink God niet wil er kennen, maar als dhr. Van Kam pen dan bedoelt, dat ik dat niet doe op de wijze, zooals hij het opvat, dan is dat juist, maar overigens wenscht spr. daarvan tegenover dhr. Van Kampen geen verantwoording te doen of schul dig te zijn. met Verstopping of moeilijken, tragen en onregelmatigen Stoelgang zijn onmisbaar. Werken vlug zonder kramp of pijn. Bij Apothekers en Drogisten. Doos 60 ct. Dhr. Van Bendegem wees op Rusland en dan vraagt spr. of dat is, omdat daar de aanhangers der soc.-dem. verhongeren Spr. weet niet hoe het in Rusland gesteld is, maar dhr. Van Bende gem heeft zeker nog nimmer moeite gedaan, omdat te weten te komen. Dhr. Dieleman vroeg hoe spr. met dit voorstel kwam gezien de rechtsche meerderheid, maar spr. weet niet hoe rechts hier denkt. In elk geval weet hij dat ze er niet allen gelijk over denken, want hij spreekt tal van christen menschen, die het bidden hier een schande voor den godsdienst noemen. Als de h h. van Kampen en van Bendegem de socialisten anti-godsdienstig noemen, kan spr. dat niet inzien, want het eerste sociaal gebod is ook dat van Jezus, nl. hebt alle goederen gemeen, zoodat als we werken om het privaat bezit te doen verdwijnen, we handelen over eenkomstig dat groote gebod, terwijl de chr. groepen steeds voor de gegoeden opkomen. Spr. heeft ook niet ingezien, dat zijn voorstel hopeloos was, nadat hij getracht heeft de meer derheid te overtuigen van de funeste werking van hetgeen hier gebeurt. Bovendien is de recht sche meerderheid als uitdrukking van de bevolking zeer toevallig en zeker niet als gevoelen van de meerderheid van de gemeente. Tenslotte zegt spr. alle eerbied te hebben voor degenen, die uit overtuiging het ambtsgebed wil len behouden, maar dan wil hij toch verzoeken om ook wat minder minachtend te oordeelen over menschen, die er anders over denken. Dhr. VAN KAMPEN erkent dat naar den schijn dé chr. groepen niet handelen naar het woord van Jezus bij de behan deling van de stoffelijke belangen der minder gegoeden, maar wij willen dat doen zegt spr. naar de ordonnantiën Gods en niet volgens politieke voorschriften, ïn wanneer dhr. Hamelink vraagt naar de practische toepassing van onze belijdenis, dan zegt spr., dat de chr. partijen geen 100 pet. van de schuld treft, maar nog veel meer en is ook hier niet de helft aangezegd. Maar toch wil spr. erop wijzen, dat als de kerken er niet waren, de maatschappij er heel anders uit zou zien, en als er dan in deze gemeente met name van de Geref. kerk niet werd gedaan, wat aan de minder gegoeden gedaan wordt, de gemeente met geen f 60.000 op de begrooting voor werkloozensteun zou toe komen. En als dan in ander opzicht de chr, partijen niet doen, wat van hen wordt ver wacht, dan komt dat door ver schil in opvatting, nl. dat we verschil maken tusschen Staat en broederplicht, zoodat we naas tenhulp in de eerste plaats wachten van de familie en als dat niet kan, dan van de kerk. Zoo is het ook met Kerstgaven en kolenbons. Als er groepen zijn, die daar tegen stemmen, dan is dat omdat er een opvatting is, die zegt, laat eerst familie en kerk er voor zorgen, dan blijft het gezinsleven gehandhaafd, maar het moet o.i. niet van den Staat komen. Spr. is overtuigd, dat de kerk in Axel ook in dien vorm ook voor het gemeentebe stuur al van grooten zegen is geweest, al gebeurt dat alles in stilte. Voorts wijst spr. op den invloed van het Christendom op de slavernij en de persoonlijke vrijheid. Spr. verwacht, dat de organisatie van dhr Hamelink de wereld niet kan opbouwen, maar zal ten onder brengen en aller minst een nieuwe hemel op aarde zal brengen. Dhr. DIELEMAN herhaalt, dat hij in het voorstel-Hamelink niet anders ziet dan een politieke zet en hetgeen spr. daarover zeide raakt de groep 't Gilde, vandaar dat hij ging schelden, toen spr. dat uiteen zette en hij begreep, dat men zich nu positiëf moest uitspreken. Dhr. Hamelink ging er wel niet op in, doch het ligt er duimen dik op. Dhr. HAMELINK zegt, dat hij niet alle sprekers heeft kunnen volgen, temeer omdat ze tevoren hunne redevoeringen op papier hadden gezet en daarom is hij op het verweer van dhr. Diele man niet ingegaan. Aan dhr. van Kampen zegt spr. dat het niet loopt over de geref. kerk van Axel, maar over den godsdienst in verband met het ambtsgebed hier. Ten op zichte van de slavernij betwijfelt spr. of de chr. partijen zoo geestdriftig voor de afschaffing zijn geweest in Indië. Ten op zichte van zijn voorstel heeft hij veel gehoord, dat er niets mee te maken heeft. Dhr. 't GILDE zegt ook eer bied te hebben voor ieders over tuiging, en het meest nog voor degenen, die tijdens dit onver kwikkelijk debat het zwijgen be waarden. Spr. wil wel zeggen, dat er z i geen chr. staat is en acht het daarom verkeerd van dhr. van Kampen hier chr. staat kunde bij te halen. Hij steunt die bewering door een citaat van wijlen dr. de Visser die eenmaal in de Tweede Kamer zei: er is en er kan naar mijn overtuiging niet zijn een chr. staatkunde. Ook is er z.i. geen behoefte om dit voorstel zoo in de poli tiek te werken, als dhr. Dieleman deed. Hij zal hem niet aanval len, zooals hij zooeven door zijn temperament gedreven deed, doch gebleken is nu, dat hij de fractie 't Gilde wil uitspelen, wat niet ge'ukken zal. Men kan in de fractie-'t Gilde in sommig op zicht van meening verschillen, maar toch verstaat en respecteert men elkaar. Spr. vindt de hou ding van dhr. Verschelling in dezen zoo sympathiek, dat hij alleen ter wille daarvan mee zal gaan met hem en het voorstel- Hamelink niet zal steunen, ook al denkt hij over het ambtsgebed precies als dhr Hamelink. Dhr. VAN BENDEGEM zegt ten slotte nog, dat hij op Rus land heeft gewezen, omdat hij er heel wat van gelezen heeft en omdat de menschen in wie een revolutionnaire geest schuilt, tegen de kerk zijn. En als dhr. van Kampen zegt, dat de kerk met duizenden steunt, dan zegt spr., dat de kerk al wel milli- oenen heeft opgebracht voor steun. Dhr. HAMELINKMaar dat heeft toch met het voorstel niets te maken De VOORZ. meent dat het nu voldoende is toegelicht en vraagt of het voorstel gesteund wordt. Daar behalve dhr. ORTELEE niemand steun toezegt, wordt het voorstel als verworpen be schouwd. (Wordt vervolgd). Verbetering. Dhr. VAN BENDEGEM ver zocht ons te melden, dat hij aan gaande het uitbetalen der loonen of vergoedingen bij slechts kor ten werktijd, gezegd heeft„en „daarom is dit een terrein van „werkzaamheden voor de betrok ken organisaties". (Er stond „en daarom moeten dat de organisaties betalen"). Dinsdagmorgen is te Am sterdam de heer H. J. F. M. Sneevliet, voorz. van het Natio naal Arbeiderssecretariaat en se cretaris van de R. S. P. ter zake opruiing gearresteerd. Hij is voor den Officier van Justitie geleid en zal daarna door den rechter commissaris worden verhoord. De heer Sneevliet is lid van Prov. Staten van N.-Holland. Doos 30 en 60 ct. De Z L M. We ontvingen een kort verslag van de vergadering van het Dag. Bestuur der Zeeuwsche Land bouw Maatschappij, gehouden op Maandag 13 Febr. 1933 te Goes. Bij ontstentenis van den Voor zitter werd de vergadering ge leid door den heer W. Kakebeeke te Goes, Vice-Voorz. der Z. L M. Na ingewonnen advies inzake het voorstel om te komen tot het verplicht gebruik van stamboek stieren werd besloten het K.N L C. mede te deelen, dat genoemd voorstel onaanvaardbaar moet worden geacht en als onge- wenscht in het belang van de veehouders dient te worden ver worpen. De vrijheid der veehouders zou door bedoelden maatregel ernstig worden bekort. Voorts werd besloten in de plaats van bovenbedoeld voor stel den Minister te verzoeken uit de middelen van de Crisis- zuivelcentrale per jaar 200 000 beschikbaar te stellen voor steun aan de stieren-, controle- en fokvereenigingen. Besloten werd tot de Crisis- zuivelcentrale het verzoek te richten aan de roomboterfabrie ken, ten behoeve van de produ centen een hoeveelheid boter ter beschikking te stellen, waarover vrijdom van zegel voor eigen gebruik wordt verleend. Voorts werd aangedrongen op het toe passen van strengere strafbepa lingen tegen diegenen die boter zonder merk verhandelen. Besloten werd nogmaals krach tig aan te dringen op spoedige bekendmaking van de zijde der Regeering of hel in haar voor nemen ligt al of niet maatregelen ten behoeve der aardappelver bouwers te nemen. In verband met klachten over de uitvoercontrole op uien werd een adres tot het U.C.B. gericht, waarin naar voren werd ge bracht, dat als maatstaf voor het tijdstip van den aanvang van de uitvoer van uien, de graad van rijping der uien dient te worden gesteld. Naar aanleiding van de wei gering van het U.C.B. om de uitvoer van bevroreD uien toe te staaD, werd gevraagd om soe pele toepassing der bepalingen daar in vele gevallen geen be zwaar bestaat tegen de uitvoer van bevroren uien. Met instemming werd verno men dat de Eerste Kamer het voorstel tot wijziging van de Tarwewet 1931 heeft aangeno men en het verhoogde maalper- centage in werking is getreden. In verband met de belemme ringen ta.v. onze export van goedgekeurd pootgoed, kwam een voorstel om de productie van goedgekeurd pootgoed te beper ken. Besloten werd het advies van de Keuringsdienst Zeeland in te winnen. Met instemming werd temp-

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1933 | | pagina 2