Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch- Vlaanderen. No. 94 VRIJDAG 24 FEBRUARI 1933 48e Jaarg. J. C. VINK - Axel. Raadsverslag. FEUILLETON. De witte Bloem. artlfl Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. DRUKKER-U1TGEVER ADVERTENT1ËN van 1 tot 5 regels 60 Centvoor eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure. in. 4. Burg. Armbestuur. Van dhr. L. de Putter is be richt gekomen, dat hij wegens gezondheidsredenen bedankt als lid van het Armbestuur. Onder dankzegging voor zijn werkzaamheden als zoodanig wordt hem eervol ontslag ver leend. Voor de daardoor ontstane vacature worden alfabetisch voor gedragen de h.h. Iz. de Feijter en P. C. Mangold. Dhr. VERSCHELLING vraagt of dit een voordracht is van B. en W. of van het Armbestuur? De VOORZ. zegt, dat de voor dracht is van B. en W., overeen komstig de verordening van het Armbestuur. Gekozen wordt dhr. Mangold met 5 st., terwijl dhr. De Feijter 4 st. krijgt. Blanco 2 en van onwaarde ook 2 st. 5. Afschaffing ambtsgebed. In de vergadering van 22 Nov. 1.1. was door dhr. Hamelink voor gesteld om het ambtsgebed af te schaffen. B. en W. stellen voor om we gens principiëele redenen daar niet toe over te gaan. Dhr. HAMELINK zegt, dat hij principiëel tegen het ambtsgebed is. Hij zal niet uitspreken de gevoelens die hem bezielen, wan neer hier de zegen wordt afge smeekt voor den te verrichten arbeid, maar toch meent hij te mogen zeggen, dat zulks voor den godsdienst zelf ergerlijk en bespottelijk moet zijn, als men let op hetgeen dan later volgt. Spr. zal ook niet beoordeelen de waarde die gehecht kan worden aan de innerlijke gevoelens, die ieder voor zich in dat gebed koestert en laat ieders overtuiging voor wat die is, maar het practisch effect van het gebed is niet even redig, maar zelfs in tegenstelling met de beteekenis daarvan, door allerlei onchristelijke intriges, waarin men zich vaak begeeft, kort nadat men hier heeft staan bidden en daarom beschouwt spr. het meer als uiterlijk vertoon en zou hij het om die reden ook liever nalaten. Ik geloof wel, zegt spr. dat verschillende menschen in dit voorstel een streven tegen den godsdienst zullen zien, doch dit is verre van mij en ik sta in mijn meening ook niet alleen, al is het ook, dat druk gecolporteerd wordt met de bewering, dat de sociaal-democraten tegen den godsdienst zijn en b.v. een hier verspreid blad schreefde socia list Hamelink stelt voor het gebed af te schaffen. Ik meen echter, dat een goed christen eveneens dit voorstel zou hebben kunnen doen, alleen al omdat ik meen, dat met die goederen niet gesold mag worden, zooals dat in den Axelschen Raad en ook wel el ders gebeurt. Ik wil niet den indruk geven, als zou ik aan menschen, die daartoe de be hoefte gevoelen, het gebed niet gunnen, maar ik wil wegnemen het stootende ervan voor men schen, die den godsdienst als iets hoogers beschouwen. Een onverdacht christelijk raadslid (niet van rechts) heeft eens ge zegd, als men behoefte gevoelt voor het gebed, ga dan in de binnenkamer en spr. gelooft ook, dat zulks meer in overeenstem ming is met het wezen van een werkelijk gebed dan het voor lezen van een gebedsformulier voor den aanvang van de open bare zitting. Spr. wijst ook op het eigen aardige dat voor en na een open bare vergadering hier het gebed wordt gelezen en dit niet gebeurt in de vergaderingen welke voor het publiek gesloten zijn, zoodat het schijnt alsof het gebed voor de publieke tribune dient en het dus lijkt op bidden op de hoeken van de straten. Spr. zal dat niet beoordeelendat heeft iemand gedaan, die daartoe meer be voegd is. Dhr. D1ELEMAN meent, dat dit voorstel niet de minste kans van slagen heeft en daarom acht hij het onpractisch om daarover den kostbaren tijd te gaan ver beuzelen. Maar spr. ziet in het voorstel-Hamelink een fijn uit gedachten politieken zet, die daarin bestaat, dat het dhr. Ha melink niet te doen is om de stemmen van de anti-revolution- nairen voor zijn voorstel, ook niet van de Chr. Historische en de Staatk. Gereform. afgevaar digden en zelfs meent spr. dat de R.-K. afgevaardigde aan zijn zijde staat. Dhr. 't GILDE: Welke? Dhr. DIELEMANMaar het voorstel-Hamelink betreft de groep 't Gilde. En daarom zal nu blijken, of die groep geestelijk één is en of dan die eenheid rechts of links is te noemen. Wat het ambtsgebed betreft, dit heeft volgens spr. tweeërlei beteekenis. Het draagt een ge meenschappelijk en een persoon lijk karakter. Gemeenschappelijk voorzoover men in dat gebed meeleeft en ermee instemt. En nu acht spr. het begrijpelijk, dat er personen zijn, die het met de in het gebed uitgesproken woor den niet eens zijn en misschien wel openlijk zich tegen God en zijn gemeenschap verklaren. Als men zich rekent tot de groep van den voorsteller, die het God delijk gezag in de staatsorde en in het staatsrecht ontkent, en God wil bannen uit het gezin, uit de school en uit staat en maatschappij en den eed, dan is het te verklaren, dat men geen behoefte heeft aan gemeenschap met God, Dien we in het gebed vinden. Dan rekent men met men schen, die alleen van economi sche stelsels en menschelijk ver nuft heil verwachten, doch men- schelijke verdorvenheid, onmacht en Goddelijke afhankelijkheid uitschakelen. Wij, zegt spr., hooren ook in het ambtsgebed onze belijdenis, dat we allen arbeid in Gods hand geven en we ons in onze onmacht en zonde afhankelijk stellen van den Almachtige. Spr. huivert ervoor, als er hier afge vaardigden zouden zijn, die zich christelijk noemen en om poli tieke redenen hun belijdenis zouden stuk slaan en voor het voorstel-Hamelink stemmen. De rechtsche raadsfractie staat nog onverzwakt op het standpunt, dat „bidt en werkt" de groote regel des levens is en het gebed in de allereeiste plaats is de erkenning van Gods souvereiniteit, van zijn voorzienig bestel en van 's men schen diepe afhankelijkheid. Het is de belijdenis, dat God regeert en de mensch alleen in gehoorzame volgzaamheid den goeden weg kan vinden en bewaren. Dhr. 't GILDE zegt, dat hoe wel hij in principe niets voelt voor een Raadsgebed en weinig in meening daaromtrent verschilt met dhr. Hamelink, zoo is toch ook bij hem de vraag gerezen, welk nut dit voorstel kan hebben. De neuzen zijn immers geteld en met deze samenstelling van den Raad heeft het dus geen zin met een dergelijk voorstel te komen Het ambtsgebed is slechts een bloote formule. Een gebed is het zoeken van contact met den Almachtige van wien men alles verwacht. En welk een definitie geven de heeren nu aan een ambtsgebed, dat door toevallige omstandigheden door een toeval lige meerderheid wordt opgelegd, of afgedwongen. Iets heel anders dus dan een gebed, dat oprijst uit het gemoed? Het dient vol gens spr. alleen maar om zich te onderscheiden van een anderen raad of van andersdenkenden en daartoe wordt het gebed ver langd, afgezien nog van de on verkwikkelijke sfeer, waarin dat gebed soms wordt uitgesproken. Spr. herinnert eraan, dat het ge bed vroeger in de hoofdstad des lands werd uitgesproken in de raadszitting bij een linksche meer derheid, die dat lieten gaan, zoo dat er geen sprake is van gods diensthaat, als men in de beoor deeling daarvan een afwijkend standpunt inneemt. Spr. is ook van meening, dat als het gebed wordt verlangd in de openbare raadszitting, men dan, zooals dhr. Hamelink zegt, de consekwentie moet doortrekken en ook het gebed eischen in de vergaderingen van Burg. en Wethwaar het Andermaal loopt hij heen en weer, els een veldheer, die vóór den slag niet gebeurt. Maar nu de verhouding hier is 9-4 (rechts-links) komt het hem voor, dat het voorstel slechts een uitlokken is van een uitspraak van den Raad, en meent spr. evenals dhr. Dieleman, dat we nuttiger werk kunnen doen. Maar als deze spreekt van een fijne zet van dhr. Hamelink, wil spr. (dhr. 't Gilde) zeggen, dat het dhr. Dieleman is, die de fijne zet uitlokt, getuige zijn beschul digingen aan de fractie 't Gilde die hij wispelturig en onzeker noemt. Spr. wil wel zeggen, dat de groep 't Gilde voorop stelt, dat de geestelijke belangen in den Raad ondergeschikt zijn aan de stoffelijke belangen van de gemeente. En nu mag dhr. Die leman zich smalend uitlaten over de gioep 't Gilde, maar eigen aardig vindt spr. dan, dat dhr. Dieleman destijds voor 't Gilde propaganda maakte. Dhr. DIELEMAN: Dat is niet waar. De VOORZ. hamert en Iaat geen bespreking toe over verkie zingen. Dhr. 't GILDE: Als ik niet aangevallen was door dhr. Die man, op zoo'n tartente wijze, dan liet ik het erbij. Doch zijn haat doet hem kennen, als een toonbeeld van farizeeïsme en ik constateer, dat de christelijke ge voelens bij vele vrijzinnigen even hoog of heiliger in aanzien zijn dan bij dhr. Dieleman en zijn kornuiten. De VOORZ. hamert en dreigt de vergadering te schorsen. Dhr. DIELEMAN Doe het dan. Dhr. 't GILDEJe bent een echte farizeeër. Je moest je schamen. De VOORZ.: Is 't uit r Dhr. 't GILDE: Ja. Dhr. VAN DE BILT zegt, dat hij principiëel voor het ambtsge bed is. Ik zal daar geen lange rede voor lezen, want daar voel ik niets voor, maar wel wil ik zeggen, le dat als dhr. Hamelink zegt, dat de socialisten niet tegen den godsdienst zijn, dat dan de praktijk het anders leert. Wordt vervolg?, AXELSCHE IS COURANT. Bureau Markt C 4. Telef. 56. - Postrek. 60263. (Duitsche vertaling). 35t Liesbeth reikte haar met stralenden blik den* brief toe en, terwijl het trouwe meisje bescheiden de kamer verliet, las Marie met een kloppend hart, dat Theobald zwaar ziek was geweest, maar nu reeds herstellende was, dat hij nog in 't hospitaal lag, maar wel dra naar zijn regiment zou terugkee- ren, dat de wapenstilstand wel door den vrede zou gevolgd worden en dat hij er zich onuitsprekelijk over vei - heugde weer thuis te komen. En hij besloot met de volgende woorden „Ik hoop dat Liesbeth nog in dienst van mevrouw de barones is en verzoek haar beide dames mijn groeten over te brengen". Ja. daar stond hel duidelijk 1 Hij dacht dus aan haar, hij was herstel lende en misschien kwam hij spoedig terug. Zij lachte en weende in één adem, drukte den brief aan haar hart en wilde er mede naar beneden, naar haar moeder snellen, toen tante Verja haar op de trap tegemoet liep en met een gedrukt papier zwaaide. Vrede, vrede 1 juichte zij. God dank! Hier is het bulletin! Het jonge meisje staarde op het papier, de let ters dansten haar voor de oogen. Verheug je toch, Marie! Nü komen zij allen terug 1 Frits ook, tonder dat hem een haar gekrenkt is. Spoedig de vlag uitgehangen Daar tuiden de klokken,,. Hoeral Welk een gelukkige dag 1 fluis terde Marie met gevouwen handen. Nu eerst ontwaakte het volle bewust zijn van die vredesboodschap in haar met al de hoop, die daaruit voort sproot. Uit de volheid van haar hart juichte zij mede met het vroolijk klokgelui en liet de vlag wapperen in de heldere lentelucht Vrede 1 XXIV. Frisch opgesierdbeval Lohfeld, de opzichter, terwijl hij met een on derzoekenden blik om zich heen zag. Hier, Jozef, houd die dennetakken omhoog en bind er wat eikenloof tusschen. Het moet er feestelijk uit zien I Hij bekeek met zichtbare voldoe ning het bonte wapenschild, met een in 'r oogspringend opschrift er onder, dat met zijn schreeuwende kleuren reeds op grooten afstand te lezen was. Lohfeld had zelf het penseel ter hand ganomen en in zijn vrije uren het „welkom" voor zijn jongen patroon geschilderd. Het was voor die onge oefende hand een verbazend moeilijk werk geweest, maar eindelijk was het dan volbracht en nu zagen de rijkelijk met krullen versierde letters als or- uiiwischbare glorieteekenen op hem neder. De fabriek wachtte in feesttooi haar heer en meester en had door haar versieringen een geheel ander aanzien. Aan weerszijden van de poortstonden twee hooge masten, die reeds in de verte 'te zien waren, met kleurige festoenen omwonden, waattusschen verscheidene schilden prijkten en ge kleurde vlaggen wapperden. Dikke guirlanden van dennetakken verbonden ze als een triomfboog en daartusschen was in het midden ook weer een schild met een welkomstgroet. Om iedere deur was groen geslingerd, uit alle vensters wapperden vlaggen en langs trappen en pilaren vormden oleanders en hulsten een smaakvolle versiering. Zelfs de oude put op het binnen plein was feestelijk getooid, zijn af brokkelend metselwerk was door kleine sparreboompjes bedek*, rozen van ge kleurd papier kwamen daartusschen vroolijk uit en nog stonden er twee druk met elkaar pratende meisjes bij, om hier en daar een storeode opening aan te vullen. Na het aanmoedigend woord aan de arbeiders timmerde Lohfeld weer naar hartelust op zijn deur. Hoe voller en kleuriger de versiering werd, des te meer wakkerde de ijver van den braven opzichter aan. Liesbeth stond onder aan de ladder en reikte hem de reepen klatergoud toe, nam van tijd tot tijd het geheel met een kenners blik in oogcnschouw en betuigde ten slotte haar volle tevredenheid, zonder de deur van het binnenplein uit het oog te verliezen, waardoor haar ser geant moest binnentreden, als hij zijn woord hield om haar te begroeten. De freule had zich ook, zooals Liesbeth haar vader zooeven mede deelde, niet onbetuigd willen laten. Marie von Rotterswyi hield een lau werkrans, met b'auwe linten versierd, voor de overwinnaars, of liever voor één hunner, gereed Nu was het oogenblik gekomen, de vervulling van zoo menig innig gebed en de hoop van zooveler harten, wier geluk en welzijn in Gerrald's handen berustten en uit aller mond juichte hem eeu honderdstemmig welkom tegen. De versiering van het binnenplein was gereed, in het midden en voor het bordes van het heerenhuis stonden de arbeiders, knechten en dienstmeiden feestelijk geschaard op de stoep zelve was de muziek geposteerd en vooraan stond Lohfeld met vrouw en dochter. De anderen volgden naar rang of ouderdom. Allen waren in hun beste plunje, hadden een ruikertje op de borst en op den hoed en een blijden gLmlach op het gelaa*, bezield door hetzelfde gevoel van dankbaarheid aan God, die hun een patroon had teruggegeven, zooals zij geen tweeden zouden ge vonden hebben. Als beschermer en verzorger werd Gerrald door oud en jong met oprechte gehechtheid en toe wijding geëerd. Lohfelo's oogen straalden van trots en vreugde; met levendige gebaren hief hij de vereelte har.d o^, toen hij hen opnieuw onder het oog bracht welk een reden zij hadden om te juichen. Driemaal een donderend hoera 1 Tot in de stad moeten zij het hooren „Leve onze patrcon, leve mijnheer Gerrald Dan stap ik vooruit en houd hm. hm, mijn welkomstrede en daarna biedt Liesbeth haar ruiker aar, ei dan weer een donderend hoeral En jelui, j rngens daar op het bordes, j lui blaast er fl'nk op los, een fan fare zooals sa in de stad nog nooit g boord hebben, begrepen Onze pairoon moet 't kunnen merken, dat ziin werklui 't goed met hem voor hebben I zijn troepen monstert. Opeens schreeuwt een jongen, die op den uitkijk staat bij de poort: Opgepast! Daar kom'-ie, met nog twee anderen bij hem I Dat werkte als een electrische vonk onder de wachtende menigte. Juichend stellen zij zich in postuur en Lohfeld wrijft zich in de handen bij het voor gevoel van wat er komen zal. De vlaggen wapperen aan de masten en wuiven als 't ware den naderenden een ongeduldigen groet tegen j van den helderblauwen hemel lacht de zon op het groen neder en een driewerf donderend hoera verwelkomt den kra- nigen officier, die op een vurig ros de wijl geopende poort binnenhut. Voor het bordes hield hij stil, groette met de blanke sabel, zijn toe spraak werd door het gejubel over stemd en, alle voorschriften en feest- regeling uit het oog verliezend, drong de menigte om hem heen. Als Theobald honderd armen had gehad, zou het nog niet genoeg ge weest zijn om al de handen te kunnen drukken, die hem in blijde en hartelijke begroeting werden toegestoken. L esbeth 1 riep Lohfeld eensklaps uir, met een haastigen druk den arm van zfln dochter grijpend, de patroon draagt den lauwerkrans van de freule I Opgewonden wees hij op den groe nen krans met het blauwe lint, die om Theobald's hals hing. Hoera I klonk het vreugdevol van de lippen van het trouwe meisje, dan was die ook voor hem gevlochten I Innige hartelijkheid sprak uit haar toon, toen zij hem haar ruiker toe reikte met de woorden: ,Wees wel kom, mijnheer Gsrrald I".

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1933 | | pagina 1