Nieuws- en Advertentieb 1 ad voor Zeeuw sch- V laan deren No. *86 VRIJDAG 21 JANUARI 193.3 48e Jaarg. J. C. VINK - Axel. Een dief in zijn nering. FEUILLETON. De witte Bloem. Binnenland. 'Fï Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond- ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. DRUKKER-U1TGEVER Bureau Markt C 4. Telef. 56. - Postrek. 60263. ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels 60 Cent voor eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure. Op een kalenderblaadje lazen wij een korte waarschuwing tegen de opvatting, dat „ieder een dief in zijn nering" mocht zijn. Die waarschuwing achten wij allerminst overbodig. In den tijd, waarin wij leven, schijnt men vrij algemeen dit valsche begrip te huldigen en het leugenachtige, dat deze uitdrukking in den volks mond inhoudt, niet meer te voelen. Want zij is een leugen Niet ieder is een dief in zijn nering, al schijnt het getal van hen, die het wèl zijn, angstverwekkend toe te nemen, 't Is veeibeteeke- nend, dat men de een of andere onrechtmatige of onedele daad goedpraat met dit woord „Een dief in zijn nering". Zich zelf een dief noemen, zal anders wel niemand, maar met de bijvoeging „in zijn nering", doet men het met het meest onschuldige ge zicht. Het eergevoel komt er niet tegen op. Toch is een dief een dief. Een dief is hij, die zich ten koste van een ander of van anderen verrijkthet doet niets ter zake, hoe en op welke wijze. Het is de zelfzucht, die de ge- voèlszenuwen verstompt. Men voelt niet meer, dat diefstal, onder welken vorm ook, diefstal is en blijft; als men steelt in den han del, ten bate van de eigen nering, zegt men kalm en op een toon van recht hebben, dat „ieder" een dief in zijn nering is, ergodat men zoo'n dief zelf ook mag, zoo niet moet zijn, en levert daar mede het bewijs van moreele verstomping. In oftzen tijd van verwording, degeneratie en ver stomping is bedrog en oneerlijk heid in het onderling verkeer algemeen geworden, en het ge vaar is niet gering, dat de uit drukking: Ieder is een dief in zijn nering geen leugen meer zal zijn in afzienbaren tijd. Wie ieder oogenblik hoort vloeken hoort het ten laatste niet meer, tenzij zijn afkeer van dit euvel heel groot is. Wie dagelijks om 27. hulp vraagt, of eert beelje in- weegt of meet, denkt op den duur dat het zijn recht is Alles, wat men aanhoudend doet, ziet of hoort, heeft invloed op ons, en wel zeer opmerkelijk is het, dat men door het verkeerde veel sneller geïnfecteerd wordt, dan door het goede veredeld. Zoo dreigt dan ook de infectie dief stal in de nering, de samenleving te bederven. Als het zoover gekomen is, dat men er geen schande meer in ziet, onrecht te doen ten bate van zich zelf, zich dekkende met het woord mijn zaken, mijn behoef ten, maken dit noodzakelijk, dan is het gedaan met de goede trouw en de eerlijkheid, die toch alleen op den duur zegen kunnen geven. Dan blijft die zegen weg. Het blijft een eeuwige waarheid, dat „gerechtigheid een volk ver hoogt, en dat de zonde ook de zonde van oneerlijkheid de schandvlek der natiën" is. En zonde is het, ongehoorzaam te zijn aan het woord uit 1 Thess. 4 vers 6: „Dat niemand zijn broeder vertrede noch bedriege in'zijne handeling; want de Heer is een wreker over dit alles". Zijn broeder vertreden en be driegen in zijn handelingen ziet daar de vertaling van het zelfmisleidend woord „leder is een dief in zijn nering Maar het begrip „Broeder", wie huldigt dit nog ten aanzien van zijn medemensch Men huldigt niet alleen in woord en daad de Kaïns leuze: „Ben ik mijns broeders hoeder?", maar men schroomt zelfs niet de Kaïns daadzij i broeder te dooden, als het egoïsme dit gebiedt. Al sterft de concurrent van gebrek, al gaat hij met zijn gezin te gronde, het deert den dief in zijn nering niet, als hij er maar stof felijk wel bij vaart. In den klas- sestrijd van onzen tijd kent men erbarming noch eerbied voorden naaste, is het begrip naasten met dat van broederschap verdwenen en verzaakt. Het gevaar is groot bovendien, dat men onder den dekmantel „nering" het bloot persoonlijk, stoffelijk voordeel verbergt, ook al heeft de neringdiefstal, als wij het zoo eens noemen mogen, met het gewelddadige, listige of on eerlijke feit niets te maken. Wat is van dergelijke dingen het gevolg Dat er wederzijds haat en wrevel en vijandschap gezaaid wordt; dat de banden, die het sociale leven mogelijk maken, worden" verscheurd dat de naastenliefde hoe langer hoe meer verdwijntdat de werk gever, allen over één kam sche rende, geen hart meer heeft voor den werker of de werkster, en omgekeerd, dat het medelijden met de lietde verdwijnt. Moet er dan inderdaad eeuwig oorlog zijn tusschen menschen en menschen Met opzet noemden wij hier boven het voordeel, dat men van oneerlijke handelingen, verwacht, telkens „stoffelijk" voordeel. Maar gesteld al, dat dit wordt verkre gen, is dit dan het eenig al, is dit dan werkelijk voordeel Tot hoe lang duurt het stoffelijk ge win zonder Gods zeg&n is geen wezenlijk gewin, maar schade. „Want wat baat het den mensch, of hij de geheele wereld gewint, en lijdt schade aan zijn ziel Stoffelijk gewin blijft aan deze zijde van het graf zieleschade duurt eeuwig. Verkankerd en verstompt door de zelfzucht, verlaat de verarmde ziel haar stoffelijk omhulsel en gaat zoo naar haar „eeuwig huis". Vreeselijke gedachte. En een wereld, bevolkt met zulke misvormde zielen, een we reld, waaruit de liefde, de barm hartigheid, de broederzin ver dwenen is, een wereid zonder ge rechtigheid en zonder God wie huivert niet voor zich en zijn nageslacht voor zulk een duistere spelonk Wie er voor huivert, protes- teere en getuige door woord en voorbeeld tegen den leugen, dat ieder een dief in zijn nering zou zijn. Z. d. B. Wijziging der Kieswet. De Tweede Kamerleden, de heeren Van den Bergh, Vliegen en Jan ter Laan, hebben twee amendementen ingediend op het wetsontwerp tot wijziging van eenige artikelen der Kieswet. Het eerste amendement heeft dezelfde strekking als artikel 111 van het oorspronkelijke ontwerp der regeering. Het beoogt, wat de verkiezing voor de Tweede Kamer betreft, tegemoet te komen, aan het groote euvel, dat tallooze stemmen, uitgebracht op lijsten, die voor een zetel niet in aan merking komen, verloren gaan. Het amendement zal nog al wat extra administratieve verrichtin gen met zich brengen en boven dien ietwat meer kosten veroor zaken, maar het zal aan het euvel op zeer radicale wijze een eir.de maken, zegt de toelichting. De hoofdgedachte, in het amendement neergelegd, zijn de volgendeer wordt een geheime vóór-stemming gehouden, waarbij de lijsten, die niet het vereischte aantal stemmen verkrijgen, afval len. In zekeren zin kan deze vóór-stemming als een nadere geheime candidaatstelling, waarbij een zeer groot aantal „handtee- keningen" vereischt, zijn, worden beschouwd. De eigenlijke stem ming heeft alleen over de over blijvende, niet afgevallen lijsten plaatsde kiezers, die bij de vóór-stemming hun stem hebben uitgebracht, zijn niet bevoegd aan de eigenlijke stemming deel te nemen. De stemmen, bij de vóór-stemming op de lijsten, die afvallen, uitgebracht, zijn verlo ren die, welke bij de vóór stemming zijn uitgebracht op lijsten, die het vereischte aantal stemmen hebben verkregen, be houden ook voor de stemming haar voilé waarde. Op deze wijze zou nog slechts betrekkelijk weinig gewonnen worden, indien alle kiezers be voegd zouden zijn aan de vóór stemming deel te nemen. Dan zou het aantal stemmen, dat ver Toen werd andermaal de deur ge» loren zou gaan, niet veel kleiner zijn dan thans. Vandaar, dat in het systeem van het amendement slechts één tiende deei der kie zers bevoegd is aan de vóór stemming deel te nemen. Deze gedachte is op zoodanige wijze uitgewerkt, dat iedere mogelijk heid van bevoorrechting of ach terstelling van eenige partij of groep is uitgesloten. Op over eenkomstige wijze, als dat thans bij de loting voor de militie ge schiedt, zal op één enkele plaats een letter worden getrokken en daarmee is voor het geheele land in ieder stemdistrict, het tiende deel der kiezers aangewezen. Deze kiezers zijn bevoegd bij de vóórstemming hun stem uit te brengen. Ieder dezer kiezers vindt in zijn nabijheid een stem lokaal, waar hij stemmen kan. Voorgesteld wordt het vereischte minimum aantal stemmen bij de vóór-stemming op 2000 te be palen. Het tweede amendement heeft tot strekking het stelsel der ge middelden volledig door te voe ren met uitzondering t.a.v. de kleine gemeenten, die niet in kieskringen zijn verdeeld. Het amendement beteekent voor deze verkiezingen in technischen zin een zeer belangrijke vereenvou diging. Rotterdam's toekomst. Bij de behandeling van de be grooting in den Rotterdamschen gemeenteraad, heeft wethouder mr. A. de Jong (A.R.) woorden gespt okeri, die ernstige aandacht verdienen. Wij ontleenen daar aan uit de „N. R. C." het vol gende :- „Zeer donker en hoog ernstig is de toekomst; twee feiten be wijzen het f500.000 per week vooi* werkloozensteun en f50.000 per week tekort op de tram. De gemeente ondervindt dagelijks hoe slecht de toestand is: huren worden niet betaald, ondernemin gen komen hun verplichtingen niet meer na Spr. heeft in 1922 al zijn 14 punten opgesomd en toen aangedrongen op de aan- (Daitsche vertaling). XIX. Dat zal nu de laatste avond zijn, zeide Brand opgeruimd, terwijl hij met Wilke r.aar de speelzaal ging. Dan gaan we met den nachttrein regelrecht naar Ro'terdam. Ik heb een ware reiskoorts en kan nauwelijks het uur van veitrek afwachter. Ik zal ook vrouw Fortuna een loflied zingen, als wij de zeelucht in ademen, antwoordde Wilke. ik heb vannacht een leelijken droom gehad. Ba, ik voelde den strop mijn hals knellen en toen ik wakker werd, was het eerste, dat ik deed, naar mijn be dreigde keel te grijpen en te voelen, of dat vervloekte koord er nog om zat. Het moet een nare gewaarwor ding zijn, als je de grond zoo onder de voeten wegzinkt. Brand glimlachte gedwongen en onwillekeurig verwijdden zijn vingers Zijn zwierige das. De nachtmerrie, arme jongen! Ttgenwoordig is het ophangen uit de mode en om een paar valsche kaarten denkt niemand er meer aan. Zoo En als de heele historie eens aan het licht kwam? viel Wilke hem fluisterend en met een schuwen blik in de rede. Je bent hier van spion nen omringdde oude barones bij- Voorbeeld. r- Onzin I Voor dat oudje ben'lk niit bang meer. Zij heeft mij nu al drie maanden den tijd gelaten om de plaat te poetsen en zal nu op het laatste oogenblik wel geen kwade vermoeders krijgen. Nu volgt zij het spoor te Breslau, als een gier, die op 'n lammetje loert. De heele provincie Silezië wordt scherp in het oog ge houden. Neen, m'n jongen, mevrouw Von Rotterswyl zal niet meer voor Nemises spelen en ondanks onze we- derzijdsche antipathie, wil. ik een heele flesch champagne op haar welzijn ledigen. Ik heb al 'n paar flesschen tij Kühn laten bezorgen en wij zu len vanavond nog eens recht genoegelijk bij elkaar zitten hijschen. Heb je al gepakt Ja, alles is in ordr. Ik heb nog maar een paar kleinigheden er bij te voegen en dan gaat de koffer dicht. Hij nam zijn vriend onder den arm en liep met hem den tuin van het spaelhuis in. Lachend drukte hij op de deurklink, terwijl hij vergenoegd mompelde Dat zal me een lustig leventje te Baltimore zijn I Gearmd traden de tondgenooten het speellokaal binnen. Van lieverlede kwamen er meer be zoekers. Biand had reeds te voren de tifebjes laten gereed zetten en de vensterluiken doen siu ten. Kühn, de kastelein, ruimde het overschot van de gerechten van de table d'hote in de aangrenzende kamer op. Het waren meestal jonge lieden» den knapenleefiijd nauwelijks ontwassen, die Brand voor zijn speeltafel had aangeworven en die voor hun plezier op de badplaats waren. Sommigen kwamen zelfs van de universiteiten in de nabijheid om den Zaterdag en den Zondag te Wiesbaden dror te brengen. Meestal echter waren het kinderen van rijke lui, die crediet en vermogen hadden, die nog onervaren en lichtgc- loovig, gemakkelijk te verleiden waren en nauwelijks de heteekenis vaa een wissel of een schuldbekentenis, die zij zoo lichtvaardig teekenden, begrepen. Het duurde niet lang of het spel was in vollen ging en Brand's scherp oog bewaakte de kas, zoodat daar het drievoudige inkwam van wat er uit betaald werd. Het geluk scheen dien avond aan de zijde van de bank te blijver. Brand's geoefende hand streek onop houdelijk de glinsterende goudstukken op en schoof maar zelden een karig winsije over de groene tafel terug. Een doodsche stilte heerschte in de ruime kameralleen de stem van den bankhouder klonk met een eentonig geroep en menigmaal viel een goud stuk op den vloer. Eensklaps hoorde men op de trap een vreemd gedruisch. Het geluid van zware voetstappen naderde al meer en meer; zo weel bezoekers konden op dit uur tegelijk niet komen. Met duidelijke sporen van angst op het bleeke gelaat stond Brand te luis teren eensklaps sprong hij op en staarde bevend naar de deur, waarin ecB donkere gedaante verscheel. Het was een inspecteur van politie. In naam der wet, spiak hij met forsche stem, gij zijt mijn arrestant. Eenige politieagenten drongen ach ter hun superieur naar binnen en otr- singelden de ontstelde spelers, die ver bleekt naar de ongenoode gasten staarden. Toen volgde een paniek, vensters werden ingeslagen, een ieder trachtte te ontvluchten, doch te ver- geefs, de kamer lag te hoog. In wilde wanhoop stormden de jongelieden- op de dienaren van het gerecht in, om den uitgang te bereiken. Brand zocht met Wilke door een zijdeur te ontsnappen, maar toen hij die met bevende handen had openge trokken, fl kkerde hem een sabel tegen en een sterke vuist omklemde zijn arm. Met bovenmenschelijke kracht rukte hij zich los en stortte de kamer weer in. Het klamme zweet parelde op zijn voorhoofd en zijn oogen gloeiden. Hij vluchtte achter een tafel en haalde een revolver uit zijn borst zak. Vervloekte schavuiten I schreeuw de hij den politieagenten toe, wie het waagt mij aan te raken, dien schiet ik neer als een hond Kühn Wnke brulde hij met gebalde vuist... Waar is Kühn Eén oogenblik deinsden de politie mannen terug voor den razende, die met woest rollende oogen tegen den wand leunde en den loop van zijn revolver cp hen gericht hield. Wilke was reeds weggevoerd, De agenten hadden een kring om den kashouder getrokken, terwijl de in specteur zich tot de spelers wendde, die bevend bun lot afwachtten. Een medelijdende trek speilfe op de lippen van den ambtenaar, toen hij de aristocratische namen van rijn j ugdige arrestanten noteerde, daarna moest hij weder zijn geheele opmerk zaamheid op den razenden Brand ves tigen. Er heerschte een pijnlijke stilte. De m nschappen aarzelden om, tegen den d eigenden kogel in, op hem af te gaan. opend. Een vrouw trad binnen haar zwart kleed sleepte over den met zand bestrooiden vloerals kleurloos marmer teekende haar mager gelaat zich tegen den kanten hoed af en twee strakke, grijze oogen waren op Brand gericht, die ontsteld terugwankelde en zijn op geheven arm liet zakken. Langzaam trad de barones nader, stil en huiveringwekkend als een spook. Zij strekte de hand uit en met doffs stem wendde zij zich tot den ellendeling, die doodsbleek en hijgend tegen den wand leunde. Max Zaubinger... graaf Von Berndt... Doctor Brand... Ten aanhoore van deze getuigen dien ik mijn aanklacht tegm u in. ik b - schuldig u met dezen kogel de barones hield den looden doodskorrel omhoog uw aanstaanden zwager, baron Lewin, te hebben vermoord, na, met dezelfde hand, zijn zuster van haar kostbaarheden en vermogen be roofd te hebben. Daarna hebt gij in Nederland een testament en. een acte van overlijden vervalscht en in Oost- Piuisen in een kerkregister het ge boortejaar van den overleden Mi x B-ar.d veranderd, Leugen, schandelijke leugen riep B^and schuimbekkende van woede uit. Die vrouw is waanzinnig. Met een laatste krachtsinspanning hief hij den revolver omhoog. Uit den weg... of bij den dui vel, er vallen dooden Bedaar wat, doctor 1 zeide de barones, op ijskouden, spottenden toon. S'aak die nuttelooze hedreigir- gingen. Ben ik waanzinnig Zie eens, doctor, kent ge dit schrift Weet ge, wie zichzelf beschuldigd heeft Wordt vervolgd»

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1933 | | pagina 1