Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeeuwsch -Vlaanderen,
No. 47.
DINSDAG 13 SEPTEMBER 11»32.
48e Jaarg.
J. C. VINK - Axel.
Buitenland.
FEUILLETON.
Een moeilijke taak.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden.
Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKER-UITGEVER
Bureau Markt C 4.
Telef. 56. - Postrek. 60263.
ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels 60 Centvoor
eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar
plaatsruimte berekend.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk
tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure.
Autarchie in Duitschland.
Het onderwerp „autarchie" is
de laatste maanden overal tot
vervelens toe besproken door de
theoretici en dat zal in de naaste
toekomst zoo moeten blijven, want
een praktisch voorbeeld van een
autarchie bestaat er op de ge-
heele wereld niet, zelfs niet in
de Vereenigde Staten van Amerika
of in de Sovjet-Unie. Deze beide
landen exporteeren en importee
ren nog steeds datgene, wat voor
het in star.d houden van de eco
nomische relaties met 't buiten
land en voor de behoeften van
de eigen bevolking noodzakelijk
wordt geacht.
Ook in Duitschland bestaat een
slerk uitgesproken streven naar
autarchie; wij willen ons niet
bezighouden met de kwestie, wie
de autarchie eigenlijk verlangen
en voor dit principe de meeste
propaganda maken, doch een
voudig het feit aanvaarden. Even
min zullen wij ons bezighouden
met voorbeelden van autarchieën
uit de geschiedenis. Wij be
schouwen slechts den toestand
van het oogenblik. En dan valt
er niet aan te twijfelen, of de
Duitsche landbouw is in het
stadium, waarin hij zich thans
bevindt, niet in staat om de 63
milüoen inwoners van het land
te voeden. De invoer van levens
middelen bedroeg in 1913: 2,8,
in 1926: 3,5, in 1927: 4,3, in
1928 4,1 en in 1930: 3,8 mil
liard Mark. Wanneer men nu de
waarde der Duitsche landbouw
producten jaarlijks op 14 milliard
Mark in totaal schat, moet het
land momenteel dus ongeveer een
vijfde van de levensmiddelen,
welke voor de voeding der be
volking noodig zijn, invoeren, dan
wel de eigen productie zou on
geveer 25 procent moeten stijgen.
Of dat laatste nu in Duitschland
binnen korten tijd mogelijk is,
moet ten zeerste betwijfeld wor
den. Om te beginnen zouden in
ongekende mate technische hulp
middelen ter hand moeten worden
genomen voor de intensiveering
Neen, gelukkig niet, waarom
van den landbouw, terwijl ook
de bebouwde oppervlakte moet
worden uitgebreid. Zoowel ma
chines als meststoffen en men-
schelijke werkkracht kosten ech
ter geld. De landbouw staat
tegenwoordig echter financiëel
zeer zwak en de regeering, die
in zoo'n geval zou moeten steu
nen, heeft het geld evenmin. Er
zouden vermoedelijk milliarden
voor noodig zijn.
Doch gesteld nu eens, dat men
die had, dan zou toch nog een
ingrijpende reorganisatie van den
landbouw noodig zijn. In voe
dingswaarde levert de Duitsche
landbouw thans 3,2 millioen ton
koolhydraten (graan), 10.000 ton
eiwit (eieren en vleesch) en
700.000 ton vet te weinig op.
Om in dat tekort te voorzien,
zou men bijv. 600.000 H.A. meer
aardappelvelden moeten hebben.
De tegenwoordige melkproductie
van 21 millioen liter door 9.6
millioen koeien zou moeten wor
den verdubbeld hoezeer men de
productie per koe ook opvoerde,
de veestapel zou toch moeten
worden uitgebreid tot 4.19 mil
lioen melkkoeien.
Zelfs suiker moet er in Duitsch
land worden ingevoerd de be
bouwde oppervlakte, die volgens
de contingenteering op 250.000
H.A. is teruggebracht, zou ver
drievoudigd moeten worden, ter
wijl ook de grooteie veestapel
nog eens een uitbreiding van
350.000 H.A. noodig zou maken.
In totaal heeft Duitschland thans
30 millioen H.A. grond voorden
landbouw beschikbaar, waarvan
er 20 millioen ook inderdaad be
werkt worden. De andere 10
millioen H.A. moeten nog ont
gonnen worden en het duuri
jaren, voordat die grond geschikt
kan worden gemaakt.
Wat zouden wij dus zien, als
men plotseling genoodzaakt werd,
de bebouwde oppervlakte terwille
van de aardappelen en suiker
bieten met ongeveer een millioen
H.A. uit te breiden Men zou
eenvoudig daarvoor land nemen,
waarop tevoren rogge e d. stond.
De tegenwoordige overproductie
dat heeft er niets mede te maken,
aan rogge zou veranderen in een
te kleine productie, die door in
voer zou moeten woiden aange
vuld. Doch afgescheiden daar
van waar blijft de zoo dringend
noodzakelijke toename van den
tarwe-, groenten- en vruchten-
oogst
Dit alles zijn kwesties, die men
niet maar luchtigweg kan negee-
ren. Duitschland kan zijn invoer
niet missen. Bovendien is Duitsch
land niet het eenige land ter
wereld, waar een streven naar
autarchie bestaat; in bijna alle
landen vindt men dit. En hoe
eerder dit streven in die landen
verwezenlijkt wordt (in vele lan
den zijn de omstandigheden daar
voor bijzonder gunstig), hoe eer
der het ook gedaan zal zijn met
den uitvoer van Duitsche indus
trieproducten naar die landen.
Er zullen in Duitschland nog
meer fabrieken worden gesloten,
nog meer werkloozen ten laste
der gemeenschap komende
levensstandaard zal nog meer
dalen en het zal daardoor nog
moeilijker worden om de reus
achtige hoeveelheid kapitaal te
verkrijgen, die voor het opvoeren
van de landbouwproductie nood
zakelijk is. Men kan zonder
overdrijving zeggen, dat dit dan
onmogelijk wordt.
Het is niet onze bedoeling om
de autarchie als zoodanig onvoor
waardelijk af te keuren het prin
cipe, dat elk land zooveel moge
lijk in zijn eigen behoeften moet
trachten te voorzien, is goed,
zoolang men het niet overdrijft.
Wij hebben met dit artikel slechts
willen aantoonen, dat Duitschland
op dit oogenblik tot eer. strenge
doorvoering van de autarchie
eenvoudig niet in staat is. Dit
is goed nieuws voor de landen,
die een belangrijken uitvoer naar
Duitschland hebben, zooais Ne
derland. Nog beter zou het
echter zijn, wanneer alle staten,
die nu het idee van een autarchie
koesterden, zich vereenigden om
niet alleen in hun land, doch over
de geheele wereld een economi
sche rationalisatie tot stand te
brengen. Daarvoor zou de rege
ling der internationale schulden,
tegengaan van de overproductie,
werkverschaffing en opvoering
van den algemeenen levensstan
daard noodzakelijk zijn. Autar
chie zal en kan siechts een hulp
middel zijn voor den uitersten
nood. Een wereldconferentie, die
de hierboven aangeduide punten
op haar programma heeft ge
plaatst, zou misschien de inter
nationale economische verhou
dingen weer gezond kunnen ma
ken, waarmee tevens elk land af
zonderlijk gebaat zou zijn.
China.
Officieel leeft de wereld in
vollen vrede. Geen enkel land
heeft aan een anderen staat den
oorlog verklaard en er is dus
geen wolkje aan de officieele
lucht. Maar dat is dan ook het
beste wat men van den toestand
op dezen aardbol zeggen kan.
Want de wereld is vol van oor
logsgerucht en ook oorlogsge
weld. Overal woelt en gist het
als in de ingewanden van een
krater, die straks vuur zal uit
braken ter vernietiging van heel
de omgeving. Alle pogingen der
leidende staatslieden om het ge
vaar te bezweren lijden schip
breuk op den onweerstaanbaren
drang van volksmassa's, die als
slaven van den krijgsgod fun-
geeren. Opstanden, omwentelin
gen, oorlogsdaden, ze volgen el
kaar op als de uren van den dag
Het zwaarbeproefde Chinee-
sche rijk, dat zooveel jaren reeds
gebukt ging onder de gevolgen
van onafgebroken burgeroorlogen,
krijgt harde slagen te verduren.
Van binnenuit en van buitenaf
schijnen alle krachten samen te
spannen om het uitgestrekte ge
bied der vroegere Ming-dynastie
te verscheuren. Op macht en
zelfverrijking bedachte generaals,
aanvoerders die er elk een eigen
leger op nahouden, maken de
eenheid van het rijk tot een aan
fluiting. Er is een regeering, die
zich nationaal noemt, maar slechts
gezag kan uitoefenen in een zeer
beperkt deel van het land en dus
als vertegenwoordigster der natie
bezwaarlijk kan optreden. Haar
zetel te Nanking wordt van alle
kanten bedreigd en ze beschikt
niet over voldoende machtsmid
delen om zich te kunnen laten
gelden. Integendeel mag het
Nankingbewind zich gelukkig
prijzen, indien niet zijn politieke
tegenstanders onder de landge-
nooten hun krijgsmacht tegen de
rijkshoofdstad laten oprukken.
Daar is de tegenregeering te
Kanton, die in het zuiden alle
gezag aan zich getrokken heeft
en er zich slechts noode van ont
houdt bezit te nemen van Nan
king, maar het daaraan verbonden
risico slag te moeten leveren
tegen de Nankingtroepen liever
aan anderen overlaat.
Daar is voorts in het noord
westen generaal Feng Yoe Hsiang,
wiens waarlijk niet te onderschat
ten krijgsmacht het geweer bij
den voet houdt in afwachting van
een gunstig oogenblik om zich
van het staatsbestuur meester te
maken.
Daar is verder generaal Yen
Sji Sjan, die in het noordwesten
eenzelfde doel nastreeft.
Daar is verder het roode leger
der communisten, dat in de mid
den- en westelijke provincies een
strategisch sterke positie inneemt
en verschillende steden bezet
heeft.
Dan zijn er de stokebranden
in de zuidwestelijke provincies
die plannen schijnen te koesteren
deze gebieden onafhankelijk te
verklaren, naar het voorbeeld van
Kanton.
Ook zijn er de horden uit Thi
bet, die West-China zijn binnen
getrokken en zich daar genesteld
hebben.
En tenslotte is er nog Mants-
joerije, door de Japanners bezet
en voorbestemd een Japansche
kolonie te worden, zooals het
thans reeds een vazalstaat van
Japan is.
Het Chineesche rijk onzer dagen
vormt 'n legkaart, welker ver
schillende deelen in een wirwar
van stukken en brokken dreigen
uiteen te vallen. Van binnen en
van buiten wordt er aan gerukt,
Mn U,
AXELSCHE
COURANT
66)
Ga heen, zeide ik op stroeven
toon. Ga gauw heen, pak je
*waard op, maar als je weer duelleeit
Spaar dan je tegenstander.
Mij blijkbaar niet begrijpende,
staarde hij me stom aan, misschien
ook wel beschaamd, omdat hij het
onderspit had moeten delven. Ik stond
op het punt om mijn woorden te her
halen. toen ik een zware hand op mijn
schouders voelde leggen.
Dwaas, zeide een harde stem,
waarom spaar je hem, hij zou 'ij >u
ook niet gedaan hebben, maar wacht
oven, ik zal hem helpen en voordat
ik wist wie dat gezegd had werd ik
op zijde geduwd en zag ik een man
den Italiaan bij den nek pakken hij
schudde hem duchtig heen en weer
on na hem een paar maal over den
grond getrokken te hebben, schreeuwde
bijDaar, ellendeling, dat is voor
jou, nu kan je h(t er wtl mede doen,
en met een zucht van veilichting de
armen uitstrekkend, alsof het zarkje
hem opgelucht had, wendde hij zich
tot mij en vervolgde: Mijnheer,als
u wat bekomen ben, dan wil ik ook
eens met u in het gevecht treden,
wat een geluk is het, eindelijk eens
oen man te ontmoeten, die schermen
kan.
Maar mijnheer, zeide ik verwon
derd, wat moet dit beteekenen
we hebben toch niets roet elkaar
gehad
zouden we ruzie met elkander hebben
Maar ik ben Crillon en ik zou graag
eens met u vechten 1 Ik zie echter dat
u nog niet bekomen bent. Geduld
maar, ik heb nog wel een oogenblik
den tijd, Berthon ds Crillon is er
trotsch op, op u te mogen wachten,
en zich tot de menigte wendend, die
belangstellend deze nieuwe gebeur
tenis tegemoet zag, riep hij luickeels
uit
Komt vrienden, heft met mij aan
Lang leve de koning en lang leve
deze onbekende I
Weldra stemden ze in alle hoeken
der kamer er mede in, maar enkelen
voegden er ook bijLang leve Crillon 1
en deze laatste uitroep deed dezen
eigenaardigen man, die aan een zekere
opgeblazenheid foch grooten moed en
zelfopoffering paarde, tot tranen toe
ontroeren. Hij boog met opgeheven
borst naar rechts en naar links, terwijl
hij tusschen twee smalle tafels stond
en zijn gelaat straalde van opwinding
en vreugde. Ik kon niet nalaten hem
sprakeloos aan te staren, mij verwon
derend over zooveel zelfvoldaanheid.
Intusschen had ik niet den minsten
lust om met hem te vechten, omdat
ik heel goed voelde dat na mijn ziekte
mijn vorige krachten nog niet waren
teruggekomen, ik besloot daarom tot
eiken prijs zijn aanbod te weigeren.
Even daarna, toen het publiek weer
wat tot kalmte gekomen was. trad hij
opnieuw op me toe en vroeg
Welnu, mijnheer, bent u klaar?
Niet wetende wat te antwoorden,
zeide ik opnieuw Maar mijnheer,
we hebben toch geen onaangenaam
heden gehad
Tut, tut, antwoordde hij ongeduldig,
kom laten we maar gauw beginnen.
Dat is nog niet alles, begon ik
op vasten toon. lk heb niet alleen
geen ruzie met u gehad, mijnheer
Crillon, maar toen ik u het laatst ge
zien heb, hebt u mij een «eer grooten
dienst bewezen.
Dan is nu de tijd gekomen om
me die terug te betalen, hield hij
hardnekkig vol, de ziak is nu uit,
bent u klaar
Ik kon niet nalaten te glimlachen
om zijn onverstoorbaar aanhouder,
maar zeide
Toch heb ik nog een zeer gel
dende reden voor mijn weigering,
mijnheer, begon ik opnieuw, ik heb
pas een zeer zware ziekte doistaan
en voel me nog lang niet zooals
vroeger. Om dezelfde reden zou ik
ieder tweegevecht, met wien ook,
moeten afslaan, ofschoon ik u wel kan
zeggen dat het een zeer groote eer
voor mij zou zijn om met den grooten
Crillon den degen te mogen kruisen.
O, zeide hij teleurgesteld, nu,
dan is het afgedaar. 'i Is ook haast
heelemaal donker geworden, dat is ten
minste een groote troost, maar u zu't
toch niet weigeren een elas wijn met
mij te drinken, wel? Uw stem komt
mij bekend voor, maar ik kan u niet
thuis brengen en ook niet herinneren
h ooit een dienst bewezen te hebben.
U kunt echter steeds op mij rekenes,
want ik houd van mannen die zoowel
dapper als bescheiden zijn. Een goede
vechtersbaas is daarenboven iets naar
mijn hart.
Ik dankte hem voor zijn waardee-
rende woorden ter wijl de menigte, die
me een half uur geleden wel had
willen verscheuren, met blijken van
bijval deae woorden beaamde.
De gemaskerde man, die ik reeds in
het gezelschap var: Crillon had opge
merkt, trad nu op me toe en boog
beleefd.
Ik wensch u geluk, mijnheer,
zeide hij op eenigszins neerbuigenden
toon. U hanteert uw zwaard als
slechts weinigen doen en u vecht even
goed met uw hoofd als met uw han
den. Mocht h ooit een vriend of
voorspraak noodig hebben, dan hebt
ge u slechts te wenden tot den burg
graaf van Turenne.
Ik boog diep, teneinde de verwar
ring, die bij het hooren van dezen
naam zich van mij meester maaktf,
te verbergen. Het toeval, dat ons te
samen bracht maakte me van streek.
Hij was gemaskerd en ook ik gemas
kerd, terwijl hij me met beleefdheden
overstelpte, in plaats van me verwijten
en onaangenaamheden naar het .hoofd
te gooien. Het was meer dan ik ooit
had kunnen \e-wachten. Geen wonder
dus, dat het me een weinig van
streek bracht. Ik wist niet of ik
lachen of huilen moesf, maar toch
begreep ik opeens, dat ik mijn inco
gnito streng moest handhaven. Het
g.ivaar dat Crillon mij ieder oogen-
1 :k zou kunnen herkennen en mijn
naam uitroepen, deed mij mezelf
mijlen ver wenschen,
Ik zocht naar een uitvlucht om weg
te komen, maar opnieuw richtte de
burggraaf het woord tot me, zoodat
ik, zonder lomp te zijn, mij niet «co
dadelijk kon verwijderen.
Ik hoer dat u naar het noorden
reist, mag ik u ook vragen of u over
Meudon gaat, waar de koning van
Navarie zich op het oogenblik op»
houdt, of gaat u naar het hof te St.
Cloud
Ik mompelde onrustig, dat ik naar
Meudon ging.
Dan zult u het wel aangenamer
vinden om met een groot gezelschap
te reizen, ging hij op eenigszins neer
buigenden toon voort, ik ga ook
dien kant uit, misschien staat het u
wel aan om u bij ons aan te sluiten.
Morgenochtend negen uur vertrek ik
van hier.
Gelukkig twijfelde hij er niet aan, dat
ik zijn hoffelijke uitnoodiging niet zou
aannemen, want voor ik nog iets had
knnen zeggen had hij zich reeds omge
draaid. De aanwezigheid van Crillon
benauwde me echter hoe langer hoe meer
daar hij een bijzondere neiging voor
mij schfe-i opgevat te hebben. Boven
dien scheen het hem zeer veel belang
in te boezemen wie ik toch wel kon
zijn. Maar gelukkig kon ik ten laatste
ontsnappen en ging naar de ttallen,
waar ik mij op het stroo legde en
trachtte plannen voor de toekomst te
maken, want de ontmoeting van Tu
renne had mij niet weinig verontrust.
I* nam mij dan ook voor, om den vol
genden dag vóór dag en dauw op te
staan en naar Meudon af te reizen,
voordat de burggraaf van Turenne zich
nog op weg zou hebben begeven, Dit
scheen me voorloopig de eenige manier
om aan al de gevaren te ontkomen.
Door vermoeidheid overmand, viel ik
spoedig in slaap.
tWordt vervolgd).
Gehoorzaamheid is de grondslag
var. elke opvoeding, van alle orde es
tucht; zij is de ziel der school en der
samenleving in het kleine en in het
groote,