Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch- Vlaanderen. No. 45. DINSDAG C SEPTEMBER 1932 48e Jaarg. J. C. VINIv - Axel. Buitenland. FEUILLETON. Een moeilijke taak. Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. DRUKKER-U1TGEVER tot 5 regels 60 Centvoor Groote letters worden naar ADVERTENTIËN van 1 eiken regel meer 12 Cent. plaatsruimte berekend. Advertentiën worden franco ingewacht, tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure. uiterlijk Onderling wantrouwen. Onlangs hebben de vertegen woordigers van een zestigtal staten te Genève onderhandeld over de ontwapening. Ongetwij feld waren zij meer vervuld van de wereldcrisis, die in de ver schillende landen ook binnen- landsche moeilijkheden veroor zaakt, dan van de ontwapenings kwestie. Als zij niet gevreesd hadden voor de publieke opinie en de beschuldiging dat zij mili- tairisten zijn, dan zouden zij de conferentie wel voor onbepaalden tijd hebben uitgesteld. Zelfs de Duitsche afgevaardigden, die de andere mogendheden in dezelfde mate ontwapend wenschen te zien als hun eigen land, zouden daartegen geen bezwaar hebben gemaakt in verband met de zwakke positie, waarin hun land zich op het oogenblik bevindt. Doch de schijnheiligheid viert helaas in Genève hoogtij. Bij elke conferentie kan men dit feit opnieuw constateeren. Toch is de vrede in Europa absoluut on misbaar. Het behoud daarvan beteekent niets meer of minder dan het behoud van de machts positie, welke het blanke ras thans inneemt. En dat is belang rijker dan de wereldcrisis, die tenslotte toch een voorbijgaand verschijnsel is. Op het oogenblik beheerscht het blanke ras geheel Europa, Amerika en Australië, practisch geheel Afrika en nog altijd de grootste helft van Azië. In dezen zin vormen de Europeesche sta ten tezamen met de Amerikaan- sche een gemeenschap. Het is niet zoo ernstig, als de compa gnons onderling eens verschil van meening hebben, mits zij de be langen van hun gemeenschap maar niet uit het oog verliezen, zoodra het om een algemeene kwestie gaat. Alleen reeds uit zelfbehoud moeten zij dus oorlog vermijden. De schade, door den wereldoorlog aan Europa toege bracht is enorm geweest, doch een toekomstige oorlog zou een voudig gelijk staan met zelfver nietiging. Er zou geen mogend heid meer krachtig genoeg zijn om de wereldheerschappij van het blanke ras te handhaven. Europa voelt half onbewust dit gevaar dreigen en de vrees hier voor doet het algemeen streven naar vrede ontstaan. Natuurlijk zijn er ook andere redenen en wel allereerst de vrees, dat een toekomstige oor log niet alleen de militairen, maar de geheele bevolking zal treffen. De ontwikkeling van de moderne oorlogstechniek is tij dens den wereldoorlog begonnen, maar bij lange na nog niet be ëindigd. Nieuwe aanvals- en verdedigingsmiddelen hadden de oude wel gedeeltelijk, maar nog niet geheel vervangen. Ook op zee bemerkte men, dat de grootte van een oorlog-schip lang niet zooveel beteekenis heeft als zijn snelheid en onzichtbaarheid. Vliegtuigen, tanks en gasbommen zij het dan ook in primitieven vorm, maakten een geheel andere wijze van oorlogvoeren noodza kelijk. Nog besefte men dit niet volkomen dit blijkt o.a. uit de bepalingen van het verdrag van Versailles. Daarbij werd b.v. aan Duitschland verboden om een zeker soort groote oorlogsschepen te bouwen, die thans geheel verouderd zijn, terwijl dit land wel de meest gevaarlijke kleine gevechtsschepen van den laatster, tijd mag bouwen De moderne bewapening en aanvalsmiddelen zijn eigenlijk pas na den vrede tot ontwikke ling gebracht. Daardoor is de vrees voor een nieuwen oorlog steeds grooter geworden en de landen zijn elkaar met toenemend wantrouwen gaan beschouwen. Zij durven geen oorlog te voeren uit vrees voor de ontzettende gevolgen daarvan, doch zij dur ven evenmin te ontwapenen uit vrees voor elkaar. Duitschland is echter door het verdrag van Versailles tot een gedeeltelijke ontwapening gedwongen en her innert nu de andere landen voort durend aan de clausule, dat ook zij met de bewapening een begin zouden maken. Doen zij dit niet, dan eischt Duitschland ook voor zichzelf het recht op van een onbeperkte bewapening en het staat te bezien, of Duitschland daaraan niet de voorkeur zou geven boven een algemeene ont wapening. Dat is dus het eerste kritieke punt. Het tweede betreft de ver houding tusschen Frankrijk en Engeland er is n.l. geen enkele internationale overeenkomst mo gelijk, zoolang er tusschen deze twee mogendheden geen over eenstemming bestaat. Engeland is ten volle bereid om door de grootst mogelijke tegemoetko ming de goede verstandhouding met Frankrijk te bewaren, mits.... het van de beide landen het machtigste blijft. Het is over bekend, dat een jaar of tieh ge leden de verhouding tusschen Frankrijk en Engeland niet van de beste was, vooral als gevolg van de systematische actie van Poincaré en Lord Curzon. Sir Austin Chamberlain en Briand deden daartegenover hun best om verzoenend op te treden. Bij de Londensche vlootconferentie van 1930 ontstond er opnieuw verwijdering door een misver stand tusschen Mac Donald en Tardieu, waarvan de feitelijke reden nooit bekend is geworden. Na de overwinning van de con servatieven in Engeland werd Lord Reading staatssecretaris voor buitenlandsche zaken; hij stelde zich in verbinding met Laval en wist de verhouding weer te verbeteren, totdat de tarievenoorlog en het verschil lende standpunt ten opzichte van Duitschland weer roet in het eten gooiden. Toch kunnen wij dit nog geen gevaarlijke spanning noemen. Frankrijk heeft b.v. door het verstrekken van credieten nog getracht te voorkomen, dat En geland den goudstandaard zou moeten opgeven. Ondanks alle wrijving zijn deze landen bond- genooten. Doch zelfs tusschen Met groote moeite geleidde ik met behulp van mijn drie lakeier. de bondgenooten bestaat er thans wrijving; hoeveel te meer dan tusschen concurrenten en tegen standers. Deze ziet men in Europa telkens paarsgewijze optreden. Het gevaarlijkst is op het oogen blik ongetwijfeld de spanning tusschen Duitschland en Polen. De Poolsche corridor, die Polen de verbinding met de Oostzee verschaft, snijdt Oost-Pruisen van het overige Duitschland af. Bo vendien kan Duitschland de wrok over het verlies aan grondgebied niet verkroppen. Van zijn kant is het echter ten zeerste déloyaal geweest. Aan de andere zijde van Polen ligt Rusland, de na tuurlijke vijand van elk niet- communistisch land en van alle Enropeesche mogendheden de meest schijnheilige, waar het voor de rest van de wereld een volkomen ontwapening bepleit, terwijl het er zelf naar streeft, een leger te vormen, dat het ge heele overige Europa zal vernie tigd en onder de overheersching van de Sovjets wil brengen. Nu, de organisatoren van dat zelfde Roode Leger zijn jaren lang in nauw contact geweest met de leiders van de Reichs- wehr. Laten wij aannemen, dat de geruchten omtrent een Duitsch- Russisch militair verbond abso luut uit de lucht gegrepen zijn, dan blijft het toch nog een feit, dat de hulp van Duitschland's technische en militaire deskundi gen het Sovjet-leger zijn grootste kracht heeft gegeven Duitsch land heeft daardoor dus bewust den wereldvrede in gevaar ge bracht, want een sterk Sovjet- leger beteekent oorlogsgevaar, misschien nog niet direct voor geheel Europa, maar toch wel voor de landen, waar Rusland een speciale wrok tegen koestert. Daartoe moeten eigenlijk alle daaraangrenzende landen worden gerekend, doch vooral Polen en Roemenië. Doordat oorlog en revolutie Rusland hadden verzwakt, kon Roemenië het gebied van Bessa- rabië terugkrijgen, de rijke pro vincie, die de Romanoffs in de negentiende eeuw hadden gean nexeerd. Het verlies was op zichzelf voor het reusachtige Rusland niet eens merkbaar, doch met de jaren zijn de machtheb bers in het Kremlin steeds meer nationalistisch geworden en zij beschouwen het herwinnen van Besarabië thans als een kwestie van nationale eer. Bovendien beschouwen zij het als een eerste stap naar het veroveren van de Westkust der Zwarte Zee tot Constantinopel toevan oudsher heeft de Russen het ideaal voor oogen gestaan, om Constantino pel en daarmee den ingang van de Zwarte Zee te beheerschen. De verhouding tusschen Rusland en Roemenië is dus begrijpelij ker wijze zeer gespannen en dat de Sovjets nog niet tot den aan val overgingen, heeft Roemenië alleen te danken aan zijn defen sief verbond met Polen. Polen zullen de Sovjets niet zoo spoedig durven aanvallen. Zij hebben nog niet vergeten, hoe zij in 1920 naar het Westen optrokken om Europa te verove ren. Het zou gemakkelijk gaan, zoo dachten zij, want in dien tijd bezat Duitschland een krach tige communistische partij, ter wijl er zich ook onder de natio nalisten bevonden, bereid om Moskou de hand te reiken alleen om het symbool van hun neder laag, het verdrag van Versailles, te vernietigen. Tot verbazing van geheel Europa zag Polen echter kans om de communistische in dringers te verslaan en terug te drijven, waarna het hun den ver nederenden vrede van Riga op legde. Naast vrees koesteren de Russen hierover natuurlijk ook wrok en van ontwapening in dit gedeelte van Europa kan dan ook geen sprake zijn, vooral in verband met de mogelijkheid van een Duitsch-Russisch ver bond. Er zijn natuurlijk nog tal van andere gevoelige plekken in Europa, doch nergens is het gevaar voor oorlog zoo groot als in het Oosten. Daarbij vergeleken zijn de tegenstellingen tusschen Hij uitte een vloek en vervolgde i dat gaat niet, Alt we dan aoo gauw iWordt vervolgd). AXELSCHEffi COURANT. Bureau Markt C 4. Telef. 56. - Postrek. 60263. «-OOWGO* 64) Neen, maar ik ben banger, dan ik ooit geweest ben, zeide ik met een rilling. Dat wilde ik ook, fluisterde ze, haar hoofd tegen mijn schouder ver bergend. Maar niettegenstaande dat alles moeten we gaan. De stoutmoedigheid om op een de; gelijke wijze weer voor Turenne te verschijnen, die zonder twijfel zich in het gevolg van den koning van Na varre zou bevinden, zat me geweldig dwars. Maar het gevoel dat ik he n recht in de oogen zou kunnen kijken en dat ik etrlijk stond tegenover alles wat de wereld van mij zou zeggen, gaf mij wederom moed. Ik stemde dus toe en we besloten om tot Parijs gemaskerd te rijden en ons zooveel mogelijk van den openbaren weg af te houden. Den volgenden dag vei trokken we. Het nieuws van de successen van de twee koningen en de zekerheid, dat Parijs zich vroeg of laat wel zou moeten overgeven, had z joveel edel lieden op weg daarheen gebracht, dat het voor ons niet gemakkelijk was on onze namen te verbergen. Het kwam zelfs voor, dat we geen onderdak konden vinden en in het open veld moesten overnachten. Bovendien had het voorbijtrekkende leger alle.voor raden opgekocht, zoodat er niet veel meer te krijgen was en dan nog tegen enorme prijzen, zoodat we meermalen honger moesten lijden, Onder deze omstandigheden zag ik met verbazing hoe freule de la^Vire veranderd was. Ze droeg het'alles zonder klagen en zeide me dat er slechts één ding was dat haar drukte en wel onze naderende scheiding. Niettegenstaande alle onaangenaam heden, die we te verduren hadden, had ik toch het gevoel in een Para dijs te zijn. Hoe zalig was het om van den ochtend tot den avond hand in hand met haar voort te rijden Ik kon niet gelooven, dat ik dezelfde de Marsac was, dien ze eens veracht had. Wel honderd maal vroeg ik haar of ze er gepn spijt van had zich voor altijd te hebben verbonden aan iemand met grijzende haren en honderd maal antwoordde ze neen, en zag me daarbij zoo gelukkig in de oogen.dat ik me er nog gelukkiger door voelde. Daar we er ons streng aan hielden om, zoodra we in het publiek ver schenen, onze maskers voor te doen, ondervonden we op weg nergens moeilijkheden, al trokken we meerma len de aandacht. Toen we tchter op een avond F.tampes bereikten, waar we wilden overnachten, vonden we daar in de voornaamste herberg zoo veel men- schen bijeen, dat we begrepen in de nabijheid van het leger te zijn, De binnenplaats was vol met mannen er, paarden, zoodat we ons er met moeite een weg doorheen konden banen. Door de geopende vensters zagen we dat de gelagkamer vol reizigers i was, die haastig zaten te eten, en voor de deuren van de huizen stonden stalknechten en soldaten te lachen en te praten. twee dames naar binnen. De herbergier, wiens hoofd omliep van drukte door die bende, die zoo maar ineens was komen binnenvallen, verzekerde ons, dat hij geen enkele kamer voor ons had. Maar na eens rondgekeken te hebben ontdekie ik op den zolder een klein kamertje, ik slaagde er in om het van een paar mannen, die het in gebruik hadden te onderhuren. Daar het onmogelijk was om iets te eten te krijgen, ging ik met mevrouw de Brühl en de freule naar de eetzaal. Het was een groot ver trek, waarin een menigte menschen bijeen was. Ik vond er drie plaatsen in een hoek bij een raam, vanwaar ik het gezelschap rustig opnemen konen zag, dat er verscheidene officieren aanwez'g waren. Dicht bij ons zaten er vier, die zich, evenals wij, lie*er buiten de drukte wilden houden en zich met niemand bemoeiden. Eén van hen, een lange, goedgekleede man, was ook gemaskerd. Door de drukte moesten we lang wachten lot we iets te eten of ie drinken kregen. M.t htt oog op de dames, vond ik dat allesbehalve aa - genaam Opeens ging de deur opm en kwam er een groote donker ui'- ziende man waggtlend binnen. Hj aroeg een schild over zijn groen buis en had een oranjeveer op zijn hoed en een breed orarjelint over zijn schouders. Hij praatte op luide wijze en had iets onbeschaamds in zijn ge heele optreden. Toen hij dichter bij ons kwam zag ik, dat hij een lang zwaard droeg, waarvan de punt over der, grond sleepte. Hij ging naar de vier mannen, die dicht bij ons zaten en sprak ze op zijn vrijpostige ma tier aan, terwijl hij voornamelijk het woord richtte tot den gemaskerde. Deze hief hooghartig het hoofd op, maar verwaardigde zich niet om te antwoorden. Niemand scheen echter iets te zeggen, wat den man niet bijster aanstond, want ineens barstte er een hevige woordenwisse ling los, waarin zich ook de gemas kerde man mengde, die van boosheid bijna niet spreken kon. Er was iets in ziin sten', dat mij bekend voorkwam, hoewel ik het toch niet wist thuis te brengen. De onbe hoorlijke kerel, die scheen in te zien dat hij wat te ver wes gegaan, mom pelde iets van een verontschuldiging en stapte op verwaten manier verder. Hij gaf zijn hoed een duw, zoodat deze nog schuiner stond en keek rond of er niemand was, die er minder gevaailijk uitzag, om ruzie mede te maken. Zoo viel zijn oog op onze maskers. Hij zeide iets tot zijn vrien den en kwam naar ons toe. Wal nog meer van die voor name lui hier i riep hij onbeschoft uit. Kom meneer. Wilt u zich niet ont maskeren en een glas wijn met me drinken Ik bedankte hem op beleefden loon. Zijn brutale oogen keken naar het knappe figuur van mevrouw de Briihl. Misschien hebben de dames een beteren smaak en willen ze wel zoo vriendelijk zijn, om mij hun lieve ge zichtjes te laten zien? Begrijpende dat het nu geen tijd was om htt met zoo'n lompen vlegel aan den stok te krijgen, beheerschte ik mijn woede en zeide, dat ze ver moeid waren en naar boven wensch- ten te gaati. afscheid van elkander moeten nemen, dan heb ik reden te meer om eerst even die mooie oogen te bekijken. Ofschoon ik brandde van verlangen om den kerel op zijn nummer te zetten, deed ik alsof ik niets hoorde en ging rustig voort met eten. De menschen om ons heen, die belangstellend hadden geluisterd, be gonnen nu teekenen van bijval te geven, toen hij voortging met zijn onhebbelijke praatjes, wat echter meer uit vrees, dan uit genegenheid bleek te zijn. Terwijl hij mij een schotel over handigde fluisterde Simon Fleix me in, dat het een Italiaansche kapitein was, die in het leger van den koning diende en die bekend stond als,een u titekend schermer. Ofschoon freule de la- Vire dit laatste niet hoorde, verdroeg ze de beleediging met de grootste zelfbe- heersching en mevrouw de Biühl scheen het zelfs heelemaai niet te hooren. Ik was blijde, dat hij zich eindelijk terugtrok en ons met rust liet, zoodat ik gelegenheid kreeg om de dames vlug naar boven te brengen en de kamerdeur goed af te sluiten. Zij waren nu in veiligheid en Ik was dankbaar, dat ik me zoo kalm had weten te houden. Toen ik terugkwam en de eetkamer weer dooi Lep om naar de stallen te gaan, werd de weg mij versperd door den Italiaan, die zijn lange beenen voor mijn voeten stak. Het gezicht van den kerel was rood van den wijn en hij keek me verwaten aan.

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1932 | | pagina 1