den verlangd. Maar het was af gestemd, om ons verzoek te ne- geeren. En zoo ook nu. Wellicht wordt er later toch een of ander werk dat in het adres genoemd is, uit gevoerd en dan zijn we nog meer geld kwijt, want nu kan het als werkverschatfïng gèbeuren en dan sparen we steungelden. En daar om is spr. voor adhaesie, al is het adres niet zoo gelukkig ge steld of afkomstig van Bosch- kapelle. Dhr. DE RUIJTER is het eens met den Voorz. Ook het adres van Qraauw is onlangs afgewe zen, omdat langs organisatori- schen weg hetzelfde kan bereikt worden. En nu kan misschien adhaesie verleenen wel geen kwaad, maar er is toch bewezen, dat als er geld is, toch ook het werk gebeurt. Dhr. 't Q1LDE wil ook dhr. Hamelink vragen, waar moet het geld vandaan komen Dhr. HAMELINK Waar komt het geld voor den steun vandaan Dhr. 't GILDE: Zoo'n kanaal b.v. kost millioenen en dan zou daaraan toch ook de productivi teit moeten blijken. Spr. wijst erop, dat ook in de Tweede Kamer onlangs gezegd is, dat het maar eens uit moest zijn met dure commissie's. Dhr. SEGHERS zegt, dat als we met andere gemeenten kunnen samenwerken om werken uit te voeren, hij het dan eens is met dhr. Hamelink om adhaesie te betuigen. Dhr. VAN KAMPEN meent, dat er in den gedachtengang van dhr. Hamelink een element is, dat stootend is voor anderen. Hij laat in zijn pleidooi steeds door schemeren wij, wij. Dat deden de Farizeeërs in de dagen van Jezus ook, die zeiden eveneens wij, ik. Ook vindt spr. het on logisch om het hier voor testel len, alsof er bij de Regeering geen bereidwilligheid is, om waar het noodig is te helpen. Als we nagaan, wat er gedaan wordt, komt spr. tot de groote conclusie, dat de Regeering méér doet, dan eenig ander land van de wereld. Alleen zegt dhr. Hamelink: Laat ze werken, maar hoe is het dan met het argument, dat als ze evenveel krijgen, ze dan niets doen. dat wordt aangenomen met 11 tegen 2 stemmen van dhrn. Seghers en C. Hamelink. i. Voorstel van dhr. ORTE- Dhr. HAMELINK zegt, dat hij niet zal spreken over de pro ductiviteit van al die werken, maar hij wil een poging doen om de aandacht van de autori teiten op ons gewest te vestigen. En als dhr. van Kampen zegt, dat ik zeg wij, dan wijs ik er hem op, dat hij steeds zegtwi anti-revolutionnairen. Toen ik hier sprak heb ik niet die toon aangeslagen, die dhr. van K. zich veroorlooft. Het is juist dhr. van K., die zijn partij op den voor grond stelt en als hij zegt, dat er onder de soc. dem. farizeeërs zijn, dan constateer ik zegt spr. dat er onder de anti-rev. zeer veel farizeeërs zitten. En als dhr. van Kampen daarvan be wijzen wil, is spr. bereid daar over met hem eens een debat avond te houden. De VOORZ. zegt, dat als het zoo doorgaat, zitten we hier van nacht nog. Hij zou willen, dat de sprekers zich tot het onder werp beperkten, waarover het gaat. Dhr. HAMELINK: Dat heb ik gedaan. Maar dhr. van Kampen meent hier de paar dagen die hij er al zit, apostel te moeten spe len. Niet ik heb een dergelijk element in het debat gelegdEn ik zal r.iet alle slagen over mij heen laten gaan. Als dhr. van Kampen zoo doorgaat, moet hij er op rekenen, dat hij z'n portie wel zal krijgen. Ik meen alleen feiten genoemd te hebben, die met de zaken uit staan hebben en ik heb geen aanleiding gegeven, om een der gelijk antwoord uit te lokken. Ik handhaaf mijn voorstel om ad haesie te betuigen. Dhr. OGGEL zegt dat B. en W. met hun voorstel niet de be doeling hebben om een object van werkverschaffing uit te sluiten. De VOORZ. brengt het voor ste! van 8. en W. in omvraag. LEE inzake het aanstellen van een vasten straatmaker, die zijn woon- en verblijfplaats in deze gemeente heeft en die bij slapte in het bedrijf ook genegen is andere werkzaamheden te ver richten. B en W. stellen voor, gezien de tijdsomstandigheden en de fiuantiëele verplichtingen, die hieruit voortvloeien op dit mo ment niet over te gaan tot het aanstellen van een vasten straat maker voor deze gemeente. De VOORZ. zegt dat hij er ook het nut niet van inziet, er is z.i. geen geheel jaar werk voor zoo iemand. Bovendien wordt hij bij aanstelling ambtenaar en is daar aan pensioen verbenden, enz. wat allemaal veel duurder uit komt. Dhr. VAN BENDEGEM Be treffende deze zaak sta ik ook geheel aan de zijde van B. en W., omdat het geen tijd is, orr. zoo maar lukraak te beginnen met een vasten straatmaker aan te stellen. En toch zeker niet, ter wijl er op de gasfabriek al men- schen jaren werken, die op een vaste aanstelling wachten. En hier zou volgens dhr. Ortelee maar direct iemand vast aange steld moeten worden. Ik vind ook, dat hier nog wei eens mee kan gewacht worden. Maar wel zou ik ervoor wezen, om den tegenwoordigen straatmaker nog eens te verzoeken, om hier te komen wonen, omdat zijn werk toch hier voor het grootste ge deelte is. En als er dan geen straatmakerswerk genoeg is, dat hem dan andere werkzaamheden worden voorgelegd. De VOORZ. zegt, dat B. en W. niet zijn vooreen bepaalde straat maker en ook niet bij één straat maker kunnen blijven maar het is ook niet gewenscht, dat we steeds veranderen. En die we nu in lossen dienst hebben, vol doet uitstékend en werkt tot aller tevredenheid. Ook kan spr. mede- deelen, dat hij voornemens is, om hier te komen wonen, ofschoon dat niet wegneemt, dat we toch vrij zijn om ook een ander te nemen, maar spr. gelooft, dat nu toch het grootste bezwaar van dhr. Ortelee ondervangen is. Dhr. ORTELEE zegt, dat hij er zich goed mee kan vereenigen als de straatmaker hier komt wonen, zal hij vanzelf zijn ver diensten hier ook laten en hebben de neringdoenden er wat aan. Dhr. Iz. DE FEIJTER vraagt of het wel zeker is en wanneer hij hier komt wonen, want dat is al zoolang gezegd. Hij is het ove rigens wel eens met Ortelee, als er werk voor is. De VOORZ.Werk is er wel voor 2 straatmakers, maar ik kan moeilijk aanraden om daarom een vaste straatmaker aan te stellen. Alleen kan ik zeggen, dat be doelde stra^tmaker heeft gezegd de volgende maand hier te komen wónen. Dhr. D1ELEMAN Als er werk genoeg voor is, vind ik vaste aanstelling gewenscht. Dhr. C. HAMELINK: Als we een straatmaker noodig hebben, kunnen we wel zeggen, dat we gaarne de tegenwoordige hebben, en zouden we dien niet gaarne verliezen, wat mogelijk is, omdat hij te oud is voor vaste aanstel ling, Nu er echter gezegd wordt, dat er werk is voor twee, nu zouden we hem toch niet ver liezen. Spr. vindt het niet goed de menschen in los verband te laten en zonder rechtspositie en daarom is het beter, dat we het voorstel van Ortelee aannemen Als er werk voor is, is de ge meente verplicht iemand te be noemen en dus mocht Ortelee het voorstel intrekken, dan neem ik het voorstel over. Dhr. ORTELEEIk trek het niet in. Dhr. VAN BENDEGEMMaar is er Wel altijd werk voor? Stemmen Ja, ja, anders moet hij ander werk verrichten. De VOORZ Maar het is de bedoeling toch niet, dat aan B. en W. een straatmaker wordt opge drongen Dhr. ORTELEE: InTerneuzen is er ook eenmen noemt die straatmaker-arbeider, omdat hij ook ander werk doet, dat kan hier toch ook. De VOORZ. zegt, dat B. en W. voorstellen afwijzend te be schikken. Dit voorstel wordt verworpen met 7 tegen 6 sremmen. Voor dhrn. van Bendegem, van de Bilt, J. de Feijter, van Kampen, Oggel j en de Ruijter. B. en W. worden nu gemach tigd om een voorstel tot aanstel ling in te dienen. j Vraag van dhr. SEGHERS aangaande het vergeten van het aanstellen van werkloozen door een ambtenaar. De VOORZ deelt mede, dat een onderzoek is ingesteld en het feit zich aldus gedroeg: Het eene geval betrof iemand, die reeds langen tijd ziek is. In Augustus of September werd den opzichter medegedeeld dat dit gezin niets meer in huis had. Hij is er toen naar toe gegaan en heeft zelf voor het meest noodzakelijke gezorgd, terwijl ook welgestelden in de buurt mededeelden, dat er nood was. Toen de opzichter den man zei- de, dat hij het Burg. Armbestuur zou verwittigen, wilde hij dit liever niet, maar als het kon, wilde hij wel probeeren te wer ken, als hij het kalm aan mocht doen. Er zijn toen enkele lichte tirn- merkarweitjes voor hem bij elkaar gezocht, doch in den loop der week vertelde hij niet in staat te zijn om iets te doen. Toen heeft de Gem., opzichter het Burgerl. Armbestuur er mede in kennis gesteld. Onlangs zag de Gemt. opzichter hem weer en op de vraag, hoe het hem ging was het antwoord, dat hij wel aan 't op knappen was, doch nog niet sterk genoeg om te werken. Het andere geval betrof iemand, die het vorige jaar bij de Ge meente had gewerkt, tot hij naar de Cokesfabriek ging. Dil geheele jaar is hij nog niet werkloos geweest, althans niet als zoodanig bij de Arbeids bemiddeling ingeschreven. Hetgeen dhr. Seghers bedoelde berust dus op een misverstand en niet op vergeetachtigheid van den ambtenaar. Spr. achtte het goed om geen namen te noemen en vraagt of dhr. Seghers vol daan is. Dhr. SEGHERS: Meent dat het niet gemakkelijk is om een juist onderzoek in te stellen, omdat niemand weet, wie er wel of niet tewerk gesteld zal worden en daardoor kunnen gevallen als deze onder den dekmantel blij ven. Hij hoopt dat voortaan de lijst opgehangen zal worden met de namen er bij. De VOORZ. Dat onderwerp komt straks aan de orde. Maar het is altijd goed de feiten te noemen, opdat ze alleen dan de kop ingedrukt kunnen worden. k. Op de vraag van dhr. Or telee, of art. 5„van de Instructie van den Gem.-Opzichter nog wordt toegepast, deelen B. en W mede van „ja". Uit een in de portefeuille aanwezig stuk in cou vert is het antwoord te vinden op de vraag, welke B. en W gesteld hebben aan den betrokken ambtenaar. (Dit rapport is niet voor pu bliciteit vatbaar). De VOORZ. zegt, dat B. en W. de instructie van den ambte naar zullen handhaven. Dhr. 't GILDE wil er echter in besloten zitting nog wel iets van zeggen. 1 Dhr. 't Gilde heeft de vol gende schriftelijke vragen gesteld 1. Is het aan B. en W. be kend, dat door een georganiseerd landarbeider in de week van 8 tot en met 13 dezer werk is ge weigerd, teneinde steunuitkeering te bekomen 2. Zoo ja, zijn B. en W. dan voornemens den betrokkene te wijzen op het ontoelaatbare van een dergelijke handelwijze, die moeilijk anders dan met „arbeids- schuwheid" kan worden gekwa* lificeerd en willen zij voor de toekomst maatregelen nemen der gelijke handelingen zooveel en zoo krachtig mogelijk tegen te gaan. B. en W deelsn hierop mede, dat deze persoon nimmer werk geweigerd en in dat tijdvak geen steunüitkeering heeft genoten, omdat hij daarvoor niet in de termen vielevenmin is hem bondsuitkeering vanwege zijn or ganisatie verstrekt. De aangelegenheid is van alle kanten onderzocht, zoowel bij zijn organisatie, alsook persoonlijk bij belanghebbende. Het resultaat is echter, dat men op verkeerde gegevens ingaat, zonder een behoorlijk onderzoek ter bevoegder plaatse in te stellen. Dhr. 'tGILDE: Mijnh. de Voorz. het was voor mij eenigszins een verrassing deze vragen op de agenda voor deze vergadering te vinden, daar ik U op den Zaterdag na het inzen den dezer vragen heb hooren zeggen, dat dit feitelijk geen zaak was voor B. en W„ al heb ik dan ook verzocht de vragen in den Raad te beantwoorden. Een oogenblik heb ik zelfs nog overwogen de vrager, in te trek ken omdat zij licht den schijn zouden wekken tegen zekere richting of persoon te gaan. De hoofdzaak is dat hier een on rechtmatige handeling is ge pleegd zij het dan niet om directe uitkeering te verkrijgen dan toch om die uitkeering te bespoedigen door geen enkele wachtdag ver loren te willen doen gaan en dat, terwijl men er alle doek jes die men er ont doet verhelen zulks ijiet een dag werk voor heeft laten varen. Het is precies hetzelfde of men op onrecht matige manier in het bezit van uitkeering komt of op die wijze zijn zes wachtdagen vol maakt. Volgens het schrijven van den Gem.-Opz had de bedoelde per soon 3 wachtdagen en indien hij in de bewuste door mij ge noemde week geen 3 wachtda gen kon maken, dan gingen de 2 in het begin der week door gemaakte dagen verloren. Zijn werkgever was daarvan op de hoogte en gaf hem des Zater dags vrij, wordt in het schrijven van het Bestuur van den Bond dat bij de stukken ligt, gezegd. De zaak, hoe onbeduidend zij betrekkelijk lijkt wordt door B en W. met den mantel des on- schulds bedekt. Er kan echter niet weggerede neerd worden dat dit alles de kern in zich sluit tot het sanctio neeren van fraude. Anderen kun nen voortaan uit de houding van het College met vrijmoedigheid afleiden, dat deze er geen kwaad in zien dat men het werk laat varen om aan het reglementair vereischte getal wachtdrgen te komen. Zoodoende zal men het recht krijgen aan zekere zijde om te zeggen Ziedaar nu de gevolgen van het steuntrekken, het werken raakt uit de mode en het niet werken wordt in de hand gewerkt I Een zeer be denkelijke zijde is dit van deze zaak.' Dat men van de zijde van het bestuur dezer organisatie af komt dragen met den dooddoener dat h f eenvoudigweg gebeurd is om de bondsvoorschriften te kun nen voldoen bij het benutten van dezen werkdag als wachtdag is zeer merkwaardig. In mijn oog is hier wel dege lijk sprake van werkor.tduiking. En het merkwaardigste van al is het beroep van het Bestuur op het College om met den inhoud ervan te sympathiseeren, waarbij men zich als in een soort groot spraak nog doet voorkomen, als of men namens de 160 andere in deze afdeeling georganiseerde Bondsmakkers zou spreken. Als deze opvattingen daar den boven toon voeren, dan ziet het er voor de mentaliteit niet al te best uit, maar ik kan verklaren in die afdeeling tal van vrienden te hebben die er arders over denken en die er het laatste woord ook nog niet overhebben gesproken. De omstandigheden dwingen mij diep op deze in schijn onbe duidende zaak in te gaan en wel het verwijt, dat ik mij niet be hoorlijk op de hoogte stel van de feiten. Als ik straks ten twee den male gedwongen wordt op deze zaak in te gaan, dan zal ik tevens aantoonen vermoedelijk beter op de hoogte te zijn dan B. en W. en de onderzoekers. Deze klacht komt niet voort uil arbeidersvijandigheid zooals men wel eens licht voor onze voeten gooide, maar juist uit sympathie voor de organisatie's en voor den goeden gang van zaken daarin. En deze uitzon dering is er om den regel te be vestigen dat gevallen van fraude en werkontduiking in arbeiders kringen zoo goed als niet voor komen, hetgeen een gelukkig verschijnsel is. De VOORZ Wat u daar zegt, mijnheer 't Gilde is nieuws voor ons. Wij hebben een schrijven ontvangen van de organisatie en dat onderzocht en naar aanlei ding daarvan luidt ons antwoord. Als men ons dat officieel schrijft moeten we het toch gelooven. Maar als U schrijven heeft, dat het niet zoo is, waar moeten we dan zijn Ik kan niet beoordee- Ien, of het zoo is en ik kan mij ook niet voorstellen, dat het be stuur het ook niet zou weten. Dhr 't GILDE: 't Is een feit. Ik heb het schrijven bij me. Dhr. C. HAMELINK zou gaarne de nadere inlichtingen van dhr. 't Gilde hooren, om een juist oordeel te hebben. Dhr. 't GILDEHier is het afschrift, waaruit blijkt, dat de schuld bij den boer ligt en het Hoofdbestuur het beter had geacht, dat de zaak in handen was gegeven van den corres pondent der arbeidsbemiddeling. Het is voor spr. vast, dat men aan het Hoofdbestuur de zaak anders heeft voorgesteld dan aan het gemeentebestuur. Want eigenlijk is er sprake van den broer, dat scheelt maar een letter met boer. Kenmerkend is ook, dat noch de penningmees ter, noch de overige bestuurs leden iets van dit schrijven aan B en W. weten. Dhr. D1ELEMAN Mijnheer de Voorzitter, ik kan mij volkomen met het antwoord van B. en W. vereenigingen. Maar ik geloof toch, dat aan dhr. 't Gilde de billijke vraag mag gesteld wor den, om in 't vervolg wat voor zichtiger te zijn met op die ma nier in het publiek iemand ver dacht te maken Het is voor een raadslid een klein kunstje om bij wijze van schriftelijke vragen een arbeider aan de kaak te stellen. Het verdient dan ook groote af keuring om totaal zonder eenig feit, dat op waarheid berust met dergelijke straatpraatjes in den Raad te komen aandragen. Want hetgeen hij zegt is geheel bezij den de waarheid, Niet van 8 12 Febr. (want toen is er niets ge beurd,) maar het loopt over de datums van 25—28 Jan. Op 25 en 26 Januari is er gestempeld door den bedoelden werkman en op 28 en 29 Jan. heeft hij ge werkt en 's Zaterdags kreeg hij vrij, omdat hij die stempeldagen niet wilde verliezen en nu een 3e wachtdag maakte. Het hoofdbestuur en het afd. bestuur van zijn organisatie heb ben die zaak onderzocht en den man in het gelijk gesteld. Ook de penningmeester was daarvan op de hoogte, zoodat die man met 2 maten meet. Het geldt hier een chr. geor ganiseerde M d. V., maar al gold het een modern-georganiseerde arbeider, ook dan zou ik tegen een dergelijke verdachtmaking protesteeren, want ik veronderstel, dat de afdeelingsbesturen te dezer plaatse voldoende kennis dragen van hun reglementen, om hun eigen moeilijkheden op te lossen binnen het terrein hunner orga nisatie, en dat ze daar allerminst dhr. 't Gilde, die builen de ge heele vakbeweging staat, voor wenschen te gebruiken. Ik zou dhr. 't Gilde willen vragen M. d. V. hij heeft in zijn eigen fractie (zooals hij dat met een groot woord noemt) ook arbeiders zouden deze heeren er zoo opgesteld zijn, op dis

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1932 | | pagina 2