achter den Raad en doen geen voorstel, zoodat ze de verant woording voor den Raad laten. De VOORZ.Neen, we schui len niet wegwe hebben duide lijk aangegeven, dat gezien den financiëelen toestand, we geen voorstel doen tot uitvoering van het werk. Dat is toch positief? Dhr. D1ELEMAN Juist, maar B. en W. achten de verbetering toch noodig en ook de heeren, die straks weggaan, zijn geen verantwoording schuldig. Dhr. 'T GILDE vraagt of de weg nu achterom die woningen komt, als de bocht eruit gaat bij die put. Dhr. OGGELAls we een weg recht door legden, achterom die woningen, zouden de be zwaren nog veel grooter zijn. Dhr. 'T GILDE Het zou toch veel mooier zijn, want nu blijft er toch een bochtloopen en voor f83000 mag men toch al wat hebben. Dhr. OGGEL: Ja, maar dan werd het een geheel nieuwe weg dat is veel duurder. Dhr. 'T GILDE vraagt of de medewerking van de eigenaren verzekerd is, als die bochten worden weggenomen. De VOORZ. kan dat bevestigen. Z. h. s. wordt hierna besloten om nog geen beslissing te nemen. 6. Rekeningen 1930. Aangeboden worden de reke ningen van verschillende diensten met de uitkomsten, zooals in ons vorig nummer is vermeld. De rekeningen zullen door een commissie worden nagezien,waar voor de Voorz. de volgende hee ren aanwijst Voor het Gasbedrijf en het GrondbedrijfDieleman, P. de Feijter en Koster. Voor de Vleeschkeuringsdienst en het Burg. Armbestuur't Gilde, Claessens en Dieleman. De heeren nemen genoegen met de hun opgelegde taak. 7. Onderzoek geloofsbrieven. Tot onderzoek van de geloofs brieven tot toelating van de nieuw gekozen raadsleden benoemt de Vourz. een commissie, bestaande uit de heeren J. de Feijter, Claes sens en Koster. Tijdens het onderzoek wordt de zitting geschorst. Na herope ning rapporteert de commissie bij monde van dhr. de Feijter, dat de stukken van twaalf geko zen raadsleden in orde bevonden waren en alzoo tot toelating kon worden geadviseerd. De VOORZ. dankt de heeren voor de genomen moeite en stelt voor om de heeren volgens de bij de wet vereischte bepalingen toe te laten. 8. Aanvulling instructie gemeente ontvanger. De VOORZ. zegt, dat B en W. voorstellen om de instructie van den gemeente-ontvanger nader aan te vullen. Het college vond daartoe aanleiding in het feit, dat aldus in het preadvies wordt toegelicht Het is ons dezer dagen ge bleken, dat aanvulling van de instructie van den Ontvanger der Gemeente gewenscht is, ten op zichte van het uitvoeren van op drachten om tegenwoordig te zijn bij het passeeren van akten van grondverkoop om daarbij koop penningen in ontvangst te nemen en kwijting te verleenen in de notarieele akte. Daarvoor was de Gem. Ont vanger uitgenoodigd om op 13 Juli j.l. des v.m. ten 10 uur aan wezig te zijn op de kamer van den Burgemeester. De Gemeente-Ontvanger zond daarop het navolgende schrijven aan den Burgemeester „Van den Gemeente-Secretaris „ontving ik 11 dezer de mede- „deeling, dat op heden 2 koop- akten zullen worden gepas seerd, met verzoek daarbij tegen woordig te zijn voor het geven „van kwijting." „Naar mijn bescheiden meening „behoort dit volgens art. 78 der „Gemeentewet tot Uwe compe- „tentie." „Wel zegt art. 120 dier wet, „dat de ontvanger belast is met ,de I nvordering van alle inkom* „Sten ontvangsten der Ge- „meente, doch ik meen hier geen „tegenstrijdigheid te mogen zien. „Dit artikel zal naast art. 78 zeer „goed effect kunnen sorteeren." (get.) Boggende. Hieruit bleek niet of de Ont vanger op het aangegeven uur zou komen of niet. Daar alles geregeld was en op de komst van den Ontvanger werd gewacht, werd een per soonlijke boodschap gezonder, om even bij den Burgemeester te komen voor bespreking van eenige punten. Het antwoord was, dat hij in gemeentedienst was en niet voor nemens was te komen. Nadien is overleg gepleegd met de Wethouders, waarna een uitnoodiging is gezonden door B. en W. om op dien dag om half 11 op de kamer van den Bur gemeester te komen voor het in ontvangst nemen van kooppen ningen en daarvoor kwijting te geven in de akte. Aan dezë uitnoodiging is door dien functionaris op dat uur en binnen een kwartier nadien niet voldaan, zoodat de notaris en koopers onverrichterzake moesten vertrekken. Nadien is door den Gemeente- Ontvanger geen schrijven ir.ge komen, betreffende die aangele genheid. Afgezien dat de Burgemeester aangewezen is om alle buiten gerechtelijke rechtshandelingen te verrichten, acht ons College het gewenscht voor beide partijen, dat door den daartoe bevoegden Gemeente-ambtenaar een kwij ting in de akte wordt verleend en de kooppenningen door hem persoonlijk in ontvangst worden genomen. Het komt ons voor, dat dit een gewettigde eisch is. Wij stellen U voor, het navol gende artikel in die Instructie op te nemen. „Artikel 7 bis. Hij is verplicht opdrachten door of vanwege Bur gemeester en Wethouders ver strekt, ten allen tijde uit te voe- „ren, zoowel te zijnen kantore „als waar zij zulks noodig achten." De VOORZ. voegt hier nog aan toe, dat gisteravond onge veer kwart over tien bij hem een brief werd bezorgd, die gericht is aan den Gemeenteraad en aldus luidt In Uw eerstvolgende vergadering komt ter tafel: „Aanvulling van de instructie van den ontvanger Het is niet' mijn bedoeling er veel van te zeggen. Het voorstel druischt zóó zeer in tegen elk begrip van recht, dat dit ook niet noodig is. Men moet al zeer weinig juridisch inzicht hebben, om niet te begrijpen dat een bepaling in een instructie die een wet van lagere orde kan ge noemd worden de werking van een wet van hoogere orde niet kan teniet doen. Hoe één College dan ook met zoo'n voorstel kan komen, is mij ten eenenmale een raadsel. Met een va riant op Vondel zou men kunnen zeg gen Wat kan de blinde heerschzucht brouwen. Het gaat er n.l. om, of een ambtenaar zelf een meening mag hebben. Men wil blijkbaar slechts slaafsche gehoorzaamheid. Men zal die echter tevergeefs van'mij vergen, aangezien het belang der gemeente anders eischt. Wordt door Uw Raad de instuctie aangevuld in den door het College bedoelden zin hetgeen ik niet kan aannemen, aangezien de Raad naar mijn oordeel de zaak zuiverder zal stellen dan zal dit toch geen resul taat kunnen hebben voor de zaak, die aanleiding is tot het voorstel. Zooals ik den burgemeester schreef, ben ik n.m., sedert de inwerking treding van de wijziging der Gemeen tewet, niet meer bevoegd tot het ge ven van kwijting van kooppenningen bij een akte, doch dit behoort thans tot de competentie van den burge meester. Indien deze meening juist is, krijgt een kooper geen rechtsgeldige kwijting, wanneer die door mij gege ven wordt. Eenige jaren geleden is er een dergelijke kwestie geweest tus- schen den burgemeester en mij. De wethouders hebben toen ingezien, dat het drijven van den burgemeester tot schade van de gemeente zou kunnen leiden, wat tot gevolg had, dat de burgemeester zich bij mijn meening heeft moeten neerleggen. Ik kan hier op niet dieper ingaan, aangezien ik dan beschuldigingen zou moeten uiten, iets wat ik ter wille van het persoon lijke van de zaak liever niet doe. Wanneer Uw Raad echter mocht be sluiten alvorens de wijziging der Instructie te behandelen de onder havige kwestie door een Commissie uit Uw Raad te doen onderzoeken, dan ben ik gaarne bereid de zaak breedvoerig toe te lichten, Over het artikel zelf zal ik niets zeg* gen, De Raad zal ongetwijfeld begrij-* pen, dat dit toch indicdaadta ver gaat, Het College wordt daarbij zoo'n uit gebreide macht gegeven, dat men zich in het slaventijdperk terugwaant. Ik neem dit nu niet zoo zwaar op, maar in feite is dit toch zoo. Mocht onverhoopt de Raad toch de aanvulling goedkeuren, dan zal ik mij niet daarbij neerleggen. De Gemeente-ontvanger, (get.) BOGGENDE. Dhr. 'T GILDE zegt, dat het hem getroffen heeft, dat het tel kens tusschen den burgemeester en den ontvanger tot een conflict komt, als daar aanleiding toe kan gevonden worden. Hij beschouwt dat als een zoeken of letterzifterij, tengevolge van de opvatting, die de burgemeester erop na houdt. Als Burg. en W. nu weten, om welke reden de ontvanger niet verschijnt, dan staat spr. verwonderd, dat ze nog een per soonlijke boodschap zenden, „ter bespreking van enkele punten.' Het lijkt wel, of men den ont vanger op slinksche wijze in de burgemeesterskamer wilde lok ken. Die boodschap was toch niet meer noodig? De ontv. zegt niet bevoegd te zijn tot het doen van kwijting en B. en W. willen nu den ontv. dwingen tot het doen van onbevoegde daden. M.i. is het in dezen weer net als bij de schoolgeldkwestie waarin B en W. ondanks alles er nooit in geslaagd zijn den Ontvanger in het ongelijk te stellen. Evenals toen heb ik ook nu weer den indruk, dat men den Gem.-Ontv. wil dwingen tot een informeele handeling. B. en W. zeggen dan verder het voor beide partijen gewenscht te achten dat door den daartoe bevoegden gemeente-ambtenaar een kwijting wordt verleend doch de daartoe bevoegde gemeente ambtenaar is n de burgemee ster volgens artikel 78 der Ge meentewet. Wanneer inderdaad de ontvanger kwijting geeft, dan is dit een ongeldige handeling en hebben dus de koopers van gemeentegronden feitelijk geen rechtsgeldige kwitantie. Noch voor de gemeente, noch voor de koopers kan het ge wenscht zijn, dat handelingen plaats hebben, die rechtskracht missen. Aangetoond is dat dit een onwettige daad is, dit in tegenstelling met de conclusie van B. en W., die van een ge wettigde eisch spreken. Naar de redactie te oordeelen die meer dan bedroevend is en die in dit artikel een monstrum inhoudt moet het verwonderen dat B. en W. zulk een voorstel durven doen. Het geeft den schijn, dat men den Ontv. geheel wil knechten. En bovendien is het beneden de waardigheid van den Raad voet te geven aan der gelijke eischen. Het lijkt mij werkelijk ge wenscht, dat een commissie uit den Raad eens spondig de hier telkens en telkens opduikende grieven onderzoekt, opdat eens kan worden uitgemaakt, waar de schoen nu eigenlijk wringt. Als dit niet gebeurt, dan moet de schijn ontstaan, dat hier een ambtenaar op een „ongehoorde" en ongemotiveerde manier on mogelijk wordt gemaakt en men geen eigen meening weet te dul den bij een gemeente-ambtenaar. De VOORZ. zegt, dat dhr. 't Gilde het doet voorkomen, alsof er een kwestie bestaat tusschen den burgemeester en den ontvan ger. Spr. zegt, dat zulks niet het geval is, voorzoover hij weet en leeft er niet het minst aangedacht dat het verzoek tot kwijting tot conflict zou kunnen leiden. Het is een doodgewone zaak. Hij heeft een boodschap gestuurd, dat de ontv. om 9 uur zou komen om te teekenen bij het passeeren der akten, zooals tot heden altijd ge beurd is. En ook de notaris was van meening, dat de ontv. aan wezig zou zijn, volgens art. 78 der gemeentewet. Nu zegt dhr.'t GILDE wel, dat de burgemeester uitsluitend daar toe bevoegd is, maar hij vergeet art. 120 der gemeentewet, dat ongewijzigd is gebleven en vol gens het welk de ontv. belast is met het in ontvangst nemen van alle ontvangsten en inkomsten. Spr, acht het bovendien ook niet gewenscht, dat van den bur gemeester een ontvanger wordt gemaakt. Als b. v. de burge meester f 10.000 ontvangt voor de gemeente, en hij wil die verdui steren, dan is er geen verhaal op terwijl de ontv. er aansprakelij voor is. En als men zegt, dat het een onwettige daad zou zijn, dat de ontvanger kwijting doet dan wordt dat beslist tegen gesproken. En dat is niet iets van mij of van B en W., maar verscheidene des kundigen zijn van dezelfde mee ning. In een schrijven over art 78 der gemeentewet in het„Wbl voor Privaatrecht, Notarisambt en Registratie" is de vraag gesteld Wie moet na de wijziging van de Gemeentewet voor de gemeen te o ïtvangen en pamerrs haar kwij ting geven? De heer A. J. Tassemeijer no taris te 's-Gravenhage geeft daar op het volgende antwoord „De ontvanger is belast met de in „vordering van alle inkomsten en „ontvangsten der gemeente en zorgt „1at die behoorlijk geschieden (rrt. 120 „G W.) Doch de ontvangsten en be „talingen zullen meesteniijds buiten „rechtelijke rechtshandelingen zijn en „dan Is de burgemeester eveneins de „aangewezen man voor de ontvangst „en de kwijting. Heeft art. 120 G.W „nu door het later aangebrachte art „78, lid 1 voor een deel zijn werking „verloren? Het komt mij voor, dat art „78 niet ongewijzigd naast art. 120 „kan blijven staan en dat, zoolang „deze kwestie bestaa', voor een der- gelijke ontvangst, betaling en kwij ting de burgemeester dient op te ..treden en tevens voor zooveel noodig „de ontvanger." Mr. Anna Bek te Utrecht schijft in hetzelfde orgaan over art. 120 vnd. „Hoewel de opvatting te verdedigen „is, dat de Burgemeester, die de ge- „meente vertegenwoordigt, ook be- „voegd is de koopsom te ontvangen en „daarvoor te kwiteeren, lijkt mij mede- „werking van den Ontvanger bij de „ontvangst der koopsom gewenscht", En in de derde plaats wijst de Voorz. op een citaat uit genoemd blad van den heer G. W. Vaags, cand. not. te Heemstede, luiden de als volgt In verband met dit onderwerp meen „ik nog erop te moeten wijzen, dat het „voorschift van art. 113 der Gemeente- „wet, inhoudende dat de ontvanger be- „last is met de invordering van alle „inkomsten en ontvangsten onveran derd -is gebleven, zoodat evenals tat „nu toe de ontvanger bij de akte mede „moet compareeren voor het geven van .kwijting voor ontvangsten door de „Gemeente, tenzij op andere wijze van „die kwijting door den ontvanger vol doende blijkt, of krachtens art. 114 bis „door den Raad voor bijzondere ont vangsten een andere regeling is ge- „trcff ;n". De VOORZ meent, dat dit bewijs genoeg is, dat de ont vanger niet gezocht is, noch door den burgemeester, noch door B. en W. Trouwens ook de notaris alhier is ook vast van meening, dat de ontvaDger bij het passeeren van een koopacte voor de gemeente aanwezig moet zijn en heelt zelfs verklaard, dat als B. en W. auders willen, zij maar naar een anderen notaris moeten gaan, want hij passeert de acte niet, als de ontv. er niét by tegenwoordig is. En als gezegd wordt, dat de ontv. geen eigen meening mag hebben, dan zeg ik, zeer zeker, en die moet hij ook ken baar maken als ambteoaar, maar als B. en W. dan een andere meening hebben, dan heeft hij na te komeD, zooals B. en W. erover denken. De ontv. is ambtenaar en als hem gevraagd wordt te verschijnen en hij komt die opdracht niet na, dan is het treurig, dat er geen middelen zyn om daartegen op te treden. Dhr. 'T GILDE Er staat in de toevoeging, dat de ontv.„ten allen tyde" bereid moet zyn om aan een opdracht te voldoen, maar dan kan men wel opdrageD, dat hy 's nachts een brief naar Walsoorden brengt 1 De VOORZ.Dat is toch naief, mynheer 't Gilde. Dhr.'T GILDE: Als men een instructie maakt, moet men die duidelyk omschrijven. De VOORZ.: AU B. en W. n hun opdracht onbehoorlijk mochten zyn tegen een ambte naar, dan is daartegen altyd beroep op den Raad mogelijk, dat is zyn recht, maar wy willen niet, dat zoo'n onbehoorlijk op treden mogelijk is, Dhr.'T GILDE: Dat was niet onbehoorlijk. Spr. heeft ook in lichtingen van een anderen no taris, die zegt, dat het geval zeer kwestieus is. En dit artikel is zeer wankelbaar en voor alle mogelijkheden vatbaar. De VOORZ.: Dan is het aan u om als raadslid een betere redactie voor te stellen. Dhr. 'T GILDE Dat kan ik wel, maar dat ligt niet op miji weg. Het is trouwens al meer gebeurd, dat een fabrieksarbeider den verkiezingsuitslag mocht uit- makeD, omdat jullie het niet konden. Dhr. DIELEMAN vraagt, of al meer gebeurd is, dat na zoo'n geval er direct de Raad werd in gemengd en daartegen oen be slissing werd genomen Spr. acht het niet wenschelyk, dat hier zoo iets ter sprake komt en wanneer er een commissie was, die eens confereerde met den ontv. en B. en W. dan zou de zaak een geheel anderen loop krygen. Het is toch vast, dat als er verschil van meening is, er één partij is, die gelijk heeft. En laat ons dat eens onderzoeken, anders gaan we misschien nog veel verder van huis. Er wordt wel gewezen op een rechtskundigen uitleg, maar er zijn toch verschillende meenin gen over dat artikel en daarom acht spr. het niet noodig om er maar dadelijk, om het zoo eens te Doemen, met de botte bijl op te hakken. Da VOORZ. acht het juist, dat er verschil vaD meening bestaat, maar zoo vraagt bij wat is er nu tegen, dat B. en W. zoo handelden Dat was toch niet onwettig? U moet zich de zaak eens goed voor stelleD: De ontvanger krijgt een boodschap van den burgemeester om even bij hem te komen en antwoordt dan ik ben in dienst van de gemeente, ik heb geen tijd voor den burgemeester. Vervolgens krijgt hij weer een schriftelijke boodschap en geeft er geen ant woord op. Is dat nu een manier van handelen Spr. meent van niet en het spijt hem, dat daar over geen enkel woord van af keuring wordt gehoord. Dhr. DIELEMAN Men komt altijd als het gebeurd is. De VOORZ.Hoe kan dat anders, we wisten toch vooraf niet, dat zoo iets gebeuren kon Dhr. DIELEMAN Neen, maar nu vraagt u de meeDing van den Raad en dat moeten wij niet doen, maar dat moeten B. en W. doen. De VOORZ.Neen, dat vra gen B. en W. niet; we stellen voor om de instructie aan te vullen. Dhr. KRUYSSE: Men moet de zaak zuiver stellen. Er was een oogenblik, dat de acte ge passeerd moest worden en dus zaten de notaris, B. en W. en de kooper te wachten, omdat ze wenschten, de zaak at te han delen. Er werd dus gevraagd aan den ontvanger om erbij tegenwoordig ta zyn. Stel nu een oogenblik, dat de meening van den ontv. juist was, dan zou toch ieder welopgevoed mensch zeggenvolgens mij is 't niet noodig, dat ik daarby tegenwoor dig ben, maar voor dezen keer zal ik het Dog eens doen. En welk figuur maakt het Dag. Bestuut nn Het is nog altijd zoo gebeurd en nu de notaris weigert het anders te doen, kun nen we geen grond meer ver- koopen. Dhr. DIELEMAN: Maar zoo on schuldig is de zaak niet. De ontv. zegt wel degelyk, dat het een onwettige daad is. De VOORZ.: Wie zegt dat? Dhr. DIELEMANJuist, dat e niet uitgemaakt. Dhr. KRUIJSSE Het was toch niet erg, om eens even te ko men. Moest hy ons dan laten zitten Hy kon later toch ook kwijting doen, als b(j dat nu niet wilde. Dhr. OGGELNeen, want da notaris wilde de acte niet pas seeren, zonder kwyting. Het is wel kwestieus, maar het was toch veel beter geweest, als hij het gedaan bad, Hoe moet het

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1931 | | pagina 2