Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwseh - Vlaanderen 1*1 Viissingen's Hayenwerken No. 5 DINSDAG 21 APRIL 1931. 47e Jaarg. J. C. VINK - Axel. Het Liberalisme. FEUILLETON. Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNF. MENTSPRIJS: Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. DRUKKER-UITGEVER Bureau Markt C 4. Telef. 56. - Postrek. 60263. ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels 60 Centvoor eiken regel ineer 12 Cent. Grcote letters worden naar plaatsruimte berekend. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure. We gaven in de afgeloopen weken lezing van enkele poli tieke redevoeringen, w.o. van dr. H Colijr., als leider deranti-rev. partij en van dr. Schokking, de leider der Chr. Historische Unie. Ter wille van de neutraliteit wil len we thans ook ter kennis brengen een rede van mr. G. Boon, lid van de Tweede Kamer voor den Vrijheidsbond, die wel iswaar geen leider dier partij is, maar wegens afwezigheid van den leider, mr. D. Fock, te 's-Gravenhage, de feestrede uit sprak bij de herdenking van het 10-jarig bestaan van den Vrij heidsbond. Mr. Boon begon dan volgens het verslag in „De Avp". met het een' voorrecht te noemen, als één der oprichters van den Vrij heidsbond, een woord van har telijk welkom te mogen toeroe pen aan de ruim 2000 vrijzinni gen, die in het Gebouw bijeen waren gekomen, om het 10-jarig bestaan te herdenken. Juist 10 jaar geleden trok een schare vrijzinnigen op naar het Concertgebouw in Amsterdam, om aanwezig te zijn bij de stich ting van den Vrijheidsbond, die de liberalen weder wilde veree nigen. Het inzicht was levendig geworden, dat, vooral na de in voering van de evenredige ver tegenwoordiging en het algemeen kiesrecht, waaraan de liberalen uit rechtvaardigheidsgronden krach tig hadden medegewerkt, hoezeer zij wisten, dat hun politieke macht daardoor zou slinken, een verdere onderlinge strijd tot schade zou strekken van de libe rale gedachte en dat een einde gemaakt moest worden aan een der rampen van het liberalisme, zijn neiging tot voortdurende versplintering. De Vrijz.-Dem. gaven aan de uitnoodiging, om aan de conferentietafel plaats te nemen, geen gehoor. Zij wilden zelfstandig verder gaan. De zucht, om hun bestaansrecht te recht vaardigen, deed hen zooveel mogelijk stelling nemen tegen de liberalen en dreef hen steeds j dichter naar de soc.-dem. Tien levensjaren van een poli tieke partij gaan niet voorbij, zonder verliezen van vrienden en aanhangers, maar de Liberale Partij is in dit opzicht zeer ern stig getroffen en wiens gedach ten gaan in dit oogenblik niet uit naar dien droevigen Decem berdag van het jaar 1926, toen de Vrijheidsbond het grootst denkbare verlies trof door den dood van zijn eersten voorzitter, mr. H. C- Dressel-huys Hij was een man van sin guliere gaven, die scherp ver stand aan idealisme paarde, een verdraagzaam man, bij wien het godsdienstig leven een groote plaats bekleedde, strijdvaardig als weinigen, doch niet strijdlus tig, strevend naar verzoening, synthese. Zijn nagedachtenis zal tot in lengte van dagen geëerd worden, als van den grondleg ger voor een krachtige ontwik keling der Liberale Staatspartij. Twee namen wilde spr. nog noemen van de velen, die reeds zijn verscheiden. Visser van IJzendoorn, den scherpzinniger, jurist met het nobele karakter, en den voortreffelijken Lely, op wiens politieken levensweg tal van mijlpalen staan, waarop wij, Liberalen, met trots wijzen. Spr. bracht vervolgens naar voren den naam van hem, die vanaf de oprichting de onder voorzitter en leider der Eerste Kamer-fractie was, wiens woord in ons midden en in het Parle ment terecht een gezag heeft als dat van weinigen in den lande. Moge hij lang voor ons gespaard blijven. Hebben de liberale vertegen woordigers in overheidslichamen in deze 10 jaar aar. de gestelde verwachtingen beantwoord Ze ker zullen zij wel eens hebben gefaald, maar steeds hebben zij zich laten leiden door de libe rale gedachte, die den Staat ziet als een geheel van Staatsburgers, die binnen den Staat in geeste lijke en burgerlijke vrijheid moe ten kunnen leven, onder een Regeeringsbeleid, dat er op ge richt is, om de maatschappelijke welvaart van het geheel te die nen en de krachten van de per soonlijkheid der leden van den Staat tot haar recht te doen komen. Wij liberalen aldus spr. zoeken eenheid boven verdeeld heid. Wij meenen aanspraak te maken op den naam van natio nale partij, omdat wij samen werking vragen van hen, die niet de belangen van een econo mische groep of van een kerke lijke richting voorstaan, maar die de geestelijke en economische belangen van het volk in zijn geheel willen dienen. Vandaar dat wij ontkennen de antithese tusschen christelijke en niet-christelijke politiek, dat wij de maatschappij niet willen drin gen in het keurslijf van dogma's. Vandaar dat wij strijden tegen den ontwrichtenden klassestrijd, waartegenover wij stellen den klassevrede, de samenwerking van allen, die bij het productie-proces belang hebben. Wij zijn geens zins blind voor de schaduwzijden van het vigeerende economische stelsel, maar wij zijn overtuigd, dat de voordeelen oneindig groo- ter zijn, dan die van andere uto pische stelsels en dat dc correc tieven gevonden moeten worden niet door demoraliseerenden strijd, maar door gemeenschappelijken opbouw. Vandaar dat wij opkomen voor een economische samenwerking der volken, omdat wij overtuigd zijn, dat de na den wereldoorlog steeds verder gaande verhooging van tolmuren het economisch herstel der wereld belemmert. Vandaar, dat wij ons verzetten tegen de leuze „Indië, los van Holland." Onze taak in Indië is nog allerminst afgeloopen en ons streven behoort gericht te zijn op een rustigen uitbouw van zelfbestuur, met behoud der een heid van alle deelen van het Rijk. Vandaar, dat wij, die in afschuw voor den oorlogsgruwel bij nie mand achter staan, ons verzetten tegen „eenzijdige nationale ont- wapening", die ons land ten ver- derve zou leiden en dat wij j krachtig streven naar de samen- i werking der volken, oindat wij diep gevoelen, dat alleen van Genève het licht van een bete ren tijd kan opgaan. Vandaar, dat wij strijden voor een algemeenen omroep voor Nederland, omdat wij weigeren te aanvaarden het woord van den voorzitter der S.D.A.P., dat wij als natie alleen een eenheid zijn voor den export, doch dat wij inwendig op alle gebieden ver deeld zijn. Met vreugde kan spr. consta- teeren, dat de Vrijheidsbond een hechte organisatie is van 450 afdeelingen met ruim 40.000 leden en dat bij de Kamerverkiezingen een kwart millioen en bij de Statenverkiezingen bijna 300000 kiezers achter hen staan. Hoezeer inwendige versterking nog moge lijk is blijkt wel uit het feit, dat de Haagsche afdeeling er in slaagde binnen 1 jaar 1000 nieuwe leden te verkrijgen. De jeugd, zonder welke een politieke partij ten doode is op geschreven, komt in verblijdende en steeds sterkere mate tot ons. Dat zal dan niet het minst te danken zijn aan hen, die in moeilijke tijden voorgingen. Zij, die na hen komen, zullen oog sten, omdat er vóór hen waren, die werkten en vertrouwden. Zooals we in ons vorig nummer kortelijks meldden, werden j.l. Vrijdagmiddag door H. M. de Koningin de nieuwe havenwerken geopend. Met den mailtrein van 12.33 arriveerde de Koninklijke familie. De Koningin werd op het perron welkom geheeten door den Com missaris der Koningin, jhr. mr. J. W. Quarles van LTfford en door Viissingen's burgemeester, den heer C. A. van Woelderen. Onder gejuich en hoerageroep van de matrozen begaven de hooge bezoekers zich met gevolg te voet naar de matrozenoplei- ding op het terrein van de eerste binnenhaven. H.M. inspecteerde hier de opgestelde troepen. Daar na begaf het Vorstelijk gezel schap zich aan boord van het marine-wachtschip. Aan de andere valreep waren inmiddels de jonge matrozen weer aan boord ge klommen, waar zij hun vaardig heid toonden in het vlot strijken van een achttal sloepen. Nadat de gebouwen op het terrein in oogenschouw waren genomen, begaf de Koninklijke familie zich weer naar het station en wel naar de Kon. wachtkamer, waar stond opgesteld een deputatie van het Nederlandsch Loodswe zen. De Koningin onderhield zich daar eenige oogenblikken met de oudgedienden. Toen de hooge gasten kort daarop het.station verlieten, stegen uit de wach tende massa opnieuw juichkreten op. Bij den uitgang bood het 37s jarig dochtertje van burge meester van Woelderen de Ko ningin en het eveneens 3Ve-jarig dochtertje van den heer Waller, directeur der Mij. „Zeeland", de Prinses een bloemenhulde aan. Langs de juichende menschen schreden de Koninklijke bezoe kers naar de vlak bij het station gelegen aanlegplaats, waar de ferryboot „Koningin Wilhelmina" vroolijk gepavoiseerd gereed lag. Toen H.M. aan boord stapte, werden van den mijnenlegger „Medusa", die met den mijnen legger „Van Nes", de pantser boot „Brinio" twee onderzeeboo ten en twee torpedojagers, alle gepavoiseerd, bij den westelijken havendam gemeerd lagen een aantal saluutschoten als „groot saluut" gelost. Aan boord waren de genoodigden de gasten van den minister van Waterstaat, wijl de openingsplechtigheid het wa terstaatkundig gedeelte der haven betreffen zou later, in Augustus 1932, als de geheele outillage der nieuwe haven gereed zal zijn, zullen te Vlissingen nieuwe feestelijkheden plaats vinden. Tot de genoodigden op de (Wordt vervolgd.) AXELSCHE COURANT 54; Ik wil niet van u geschieden zijn Vader. Ik ga met u mede, waarheen ookGij zijt alles wat ik in de wereld heb en ik ben alles wat gij bezit Laat ons bij elkaar blijven I Maar waarom wilt gij zoover weg, vader Ik heb een spoor gevonden, dat ik wensch te volgen. Een spoor van den moordenaar Ja, vader. Toevallig hoorde ik dat Philippe aan Johanna een huwe- lijksveorstel deed. Hij vertelde haar, dat hij rijk genoeg was om in Frank rijk een goed land te koopen en er als een heer te leven. Hoe kan een be diende zoo rijk worden Hij bezit diamanten en heeft veel geld noodig zeide Johanna. Dat is inderdaad eenig spoor, maar kunt gij het volgen, Sofie? Ik wil het beproeven. Morgen ga ik voor veertien dagen naar Charlemont. Misschien hoor ik dan wel iets meer. Gij verdenkt dus Philippe Piron? vroeg Lepage als in gedachten. Ja, vader, lk geloof dat hij de moordenaar van mijn oom is. antwoord de Sofie met overtuiging. Menigmaal hoopte ik, dat het u gelukken zou, de duisternis te verdrij ven, die deze zaak omhult, en dan wan hoopte ik er weer aan. Ik ben zoo aan mijn ongelukkig lot gewoon ge raakt, dal ik niet kan gelooven ooit in mijn eer hersteld te worden. Doch laat Qns daarover zwijgen. Vertel mij iets van August Bartineux, den teger,- woordigen markies. Hij wordt geërd en geacht door iedereen. Hij is zeer vriendelijk, maar schijnt zwaarmoedig en niet gezond te zijn. Wanneer trouwt hij vroeg mijn heer Lepage stotterend. Ik geloof zeer spoedig, antwoord de Sofie treurig. - Houdt hij van haar? Ja vader, zeer veel. En zij Ik weet het niet, vader. Ik ge loof dat zij hem acht, maar zij kan u niet vergeten, daarvan ben ik zeker. Zij meent, dat gij dood zijt. Ik ben dood voor haar. Wij moeten haar in dien waan laten, totdat ik gerechtvaardig ben. Is de dag voor de bruiloft vastgesteld Ik geloof ja. Mevrouw Bienjour eene vriendin van Eugenie, zeide mij dat de bruiloft spoedig zou plaats hebben. Mijnheer Lepage zuchtte diep. Is zij gelukkig vroeg hij verder. Zij is zoo trotsch, dat men niet zien kan of zij zich waarlijk gelukkig gevoelt, maar tegen mij is zij altijd vriendelijk. Is zij u genegen, Sofie? Het is ot zij in haar hart gevoelt, wie ik ben. En*ik houd ook van haar. Hoe trotsch en koel zij ook wezen moge. zij heeft een warm hart. O, als ik er eens in mocht slagen u beiden weer te vereenigen. Lepage stond plotseling op; hij moest zich met geweld inhouden. Een hereeniglng tusschen uwe moeder en mij zou in ieder geval on- omgelljk zijn, zeide hij na een korte poos nadenken. Zij houdt mij voor dood en ziet naar een anderen man om. Een diepe kloof scheidt ons. En toch voel ik, dat ik haar niet kan ver geten, dat ik haar immer zai blijven liefhebben. Hij bedekte zijn gelaat met beide handen en snikkend gaf hij zich aan zijn smart over. Sofie knielde naast haar vader en trachtte hem te troosten. Gelukkig, dat ik u nog heb, mijn kind, en zoo lang mag ik niet wanhopen. Maar van af het oogen blik, dat ik uw brief ontving, leefde ik in gestadige onrust. In mijn ge dachten heb ik het geheele verleden weer eens doorleefd. Gedurende mijn ongeluk heb ik onophoudelijk gedacht, dat zij mij schuldig oordeelde aan een afschuwelijke misdaad en toch bleef ik van haar houden. Nu ik weet, dat zij om mij treurde en gelooft aan mijn onschuld valt mij» de scheiding nog zwaarder. Overtuigd dat ik dood ben, zal zij nu August Bartineux trouwen, terwijl ik als een vluchteling moet ronddwalen, zonder schuldig te zijr. O, hemel, hoe zal ik dat verdragen I Weer werd de man door droefheid en smart overmeesterd. Sofie zuchtte. In geen jaren heb ik mij zoo smartelijk gevoeld, mijn kind; vergeef mij. Ik zal mij bedwingen. Het is al laat en men zou u kunnen missen, ter wijl ik de- gelegenheid laat voorbij gaan om mevrouw Mixtome te zien, tot welk doel ik hier gekomen was. Laten wij terugkeeren. Maar wanneer en waar zal ik u weer ontmoeten, vader? Hoe kom ik te weten, wat u overkomt GIJ verblijft veertien dagen op Charlemont en een of anderen avond kom ik in den tuin weer bij u, Ik ga naar Parijs, waar ik veiliger ben dan ergens anders. Samen gingen ze in de richting van het kasteel, terwijl Sofie fluisterend sprak over har; ontmoeting met graaf Beaucourt en over haar moeder. Bij het kasteel gekomen, bleven zij voor een venster staan, waardoor het licht uit het salon kwam. De gasten waren allen vertrokken alleen mevrouw Mix tome was er nog met mevrouw Bien jour. Het volle licht viel op bet schoone gelaat van Eugenie. De blikken van den banneling scho ten srtalen. Sofie bemerkte zijn ont roering en klemde zich bevend aan hem vast. Lepage bemerkte het niet. Hijgend staarde hij onafgebroken op de per soon van zijn echtgenoote, van wie hij zoo lang verlaten had geleefd. Hij had door het venster heen willen drin gen naar de kamer, om zich aan hare voeten te werpen en dan te sterven. Ademloos bleef Sofie wachten, in on beschrijfelijke angst, dat zij ontdekt zouden worden. Mevrouw Mixtome was in druk ge sprek met mevrouw Bienjour, die nog eens het croquetspel ophaalde en me vrouw Mixtome trachtte te overtuigen dat zij verkeerd deed, Maar waar is juffrouw Lepage nu, zoo vroeg zij. Ik geloof op hare kamer, waar om zou zij langer hier blijven Zij is niet op haar kamer, mevrouw. Ik zag haar een uur geleden de deur uitgaan en zij is nog niet terug. Eugenie keek op de pendule en werd ongerust. Het is te laat om nu nog buiten te zijn. Ik zal iemand om haar sturen, haar moeit eens een ongeluk over- komen. Of een afspraakje hebben met graaf Beaucourt, schimpte mevrouw Bienjour. Mevrouw, ik wil zulke verdacht makingen ook uit uw mond niet hoo- ren. Ik durf met mijn leven instaan voor de deugd van Sofie en ook ken ik graaf Beaucourt te goed, dan dat ik van hem verwachten zou, dat hij hei melijk omgang met zijn verloofde zou zoeken op dit uur. Zoo, is het al zoover? Heeft de avonturierster den trotschen graaf Beaucourt al ingepalmd Mevrouw Bienjour Geloof mij Eugenie, ik heb het bij het rechte eind. Waar blijft zij Kom ik zal eens uit het venster kijken, of ik haar zie. Meteen ging zij naar het venster, waar Sofie met haar vader stonden, die niets van dit gesprek hadden gehoord. Vader, fluisterde Sofie, gij moet gaan, het wordt te gevaarlijk. Lepage schrikte door deze stem. Hij wierp nogmaals een biik op het ven ster en trok zich daarna in het struik gewas terug. Vader, gij moet Frankrijk ver laten. Gij zijt hier niet veilig. Dat ben ik nergens, meisje. Iedereen en overal kan men de hand op mij slaan. Maar de hemel is recht vaardiger dan menschen. Maar kijk, ze komt naar het venster. Neen, dat is mevrouw Bienjour. Zij kon ons echter niet zien. Maar nu moet u toch gaan, Ik zal u eiken avond op Charlemont wachten, vader, maar be" loof mij, neem u in acht. Als Jean Piron u gezien heeft in Griekenland herkent hij u misschien. Maak u onkenbaar.

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1931 | | pagina 1