Si iri 66) Nieuws- en Advertentieblad voor Z e e u w s c li - V1 a a n d e r e n No. 100. DINSDAG 17 MAART 1931. 46e Jaarg. J. C. VINK - Axel. De economische toestand van Zeeuwsch-Vlaanderen in 1930 FEUILLETON. Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. DRUKKER-U1TGEVER Bureau Markt C 4. Telef. 56. - Postrek. 60263. tot 5 regels 60 Centvoor Groote letters worden naar ADVERTENTIËN van 1 eiken regel meer 12 Cent. plaatsruimte berekend. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagveormiddag 11 ure. Eerste Blad. Het is een gewoonte, bij in stellingen van algemeen maat schappelijk belang, dat de eerste vergadering in een nieuw jaar wordt geopend met eenige alge- meene beschouwingen in het af- geloopen jaar, niet alleen wat betreft de werkzaamheden van de instelling op zichzelve, maar ook van het gebied, dat die in stelling omvat en dat gegrond is op gegevens welke op het secretariaat zijn verzameld en meestal is zelfs het geheele over zicht van den secretaris afkom stig, zoodat de voorzitter dan een soort van klaargemaakte troonrede houdt over het ver leden. Zoo is ook in de jl. Zaterdag te Terneuzen gehouden eerste vergadering dit jaar van de Kamer van Koophandel en Fa brieken voor Zeeuwsch Vlaan deren door den voorzitter dier Kamer weer de rede uitgespro ken, die een globaal overzicht bevat van den economischen toestand in deze streek en waar aan het volgende is ontleend Na de gebruikelijke Nieuw- jaarswcnsch werd gewezen op het vraagstuk, dat thans de grootste aandacht vraagt van de verantwoordelijke regeeringsper- sonen in de meeste landende economische crisis, daling in den omzet van het geproduceerde, daling van prijzen beneden pro ductiekosten, werkloosheid van duizenden bij duizenden, een toestand, zooals men dien nim mer heeft gekend. Tal van be schouwingen zijn reeds gewijd aan den oorsprong der crisis, met uiteenloopende meening om trent de oorzaken, maar die be schouwingen omtrent de oorzaak helpen er ons niet uit. We die nen daarom paraat te blijven, om te kunnen medewerken aan het maatschappelijk hersiel, indien we van oordeel zijn in die rich ting iets te kunnen tot stand brengen. Overigens hebben de omstan digheden jammer genoeg ruimschoots bevestigd, de vrees, dat de crisis, die in de Veree- nigde Staten zijn intrede had ge daan, niet zonder meer ook over or.s land en over onze streek zou voorbij gaan, al was het toch niet te verwachten, dat zij van zóó ingrijpenden aard zou worden, in het bijzonder voor het gebied onzer Kamer, waarvan de land bouw de voornaamste bron van bestaan uitmaakt. De crisis voor den landbouw is nu van dien aard, dat dit bedrijf, ook in verband met de prijzen der landbouwproducten op de wereld markt, voor verschillende pro ducten niet meer loonend is, zoodat het de vraag is, of zij zelfs met niet onbeduidenden regee- ringssteun nog in staat zal zijn bepaalde hoofdproducten te teelen. Die ongunstige omstandigheden zullen hun stempel zetten op het geheele' economisch leven onzer streek, aangezien tal van midden standers en werklieden afhankelijk zijn van de welvaart der land bouwbedrijven, zooals de Kamer in hare adresen aan de regeering en aan de beide Kamers der Staten-Generaal duidelijk heeft uiteengezet, en te meer een on- gunstigen invloed hebben, daar ook de andere bronnen van ons bestaan, verschillende industrieën en de scheepvaart onder den in vloed van de malaise verkeeren. Uit het land van waar het eerst de crisisberichten kwamen, werd dezer dagen van eenige opleving gesproken, moge deze verder voortgaan en door sterke Westenwinden gedreven ook spoedig onze landpalen bereiken. Wat het gebied der Kamer be treft, waren de gevolgen der de pressie in den loop V2n het jaaa nog niet zoo erg voelbaar, be houdens dan voor den landbouw, die ook reeds het jaar te voren, ondanks een bijzonder goeden oogst, door lage prijzen ongun stige resultaten boekte. De ople- ving die in 1929 was ingetreden door het bouwen van het groote fabriekscomplex der „Compagnie Neerlandaise de 1'Azote" te Sluis kil, hetgeen zeer vele werkkrach ten vorderde, met het gevolg dat in Zeeuwsch-Vlaanderen niet al leen geen sprake meer was van werkloosheid, doch daar ook vele buitenlanders bij den bouw en de montage werkzaam waren, werd vrijwel het geheele afgeloopen jaar bestendig. Die bedrijvigheid dat werk voor allen, was van goeden invloed voor den mid denstand. Eerst na de voltooiing van den bouw der fabriek, ge paard met den inmiddels door den landbouw ondervonden enor- men terugslag, trad in de laatste weken van het jaar een zeer uit gebreide werkloosheid op. In ver schillende gemeenten steeg het cijfer der werkloozen tot vroeger nooit gekende getallen. De hier- voren gememoreerde bedrijvigheid gedurende het jaar, aangevangen in 1929, was zeer vermoedelijk oorzaak, dat de in de vorige jaren geconstateerde achteruitgang der bevolking van Zeeuwsch-Vlaan deren niet alleen tot stilstand kwam, doch dat deze vooruitging. Was in 1929 de achteruitgang nog 131 hetgeen ik beschouw de als een normaal verloop, we gens den trek van het platteland naar de steden thans steeg de bevolking van 82. 297 op 1 Januari 1930 tot 82.894 op 1 Ja nuari 1931, een vermeerdering van 597 personen. Zij kwam daarmede weer op het peil van 1927. toen het aantal 12 881 be droeg. Wel is er echter nog eenig verschil in het verloop der bevolking bij de gemeenten on derling te contateeren. Zoo bijv. steeg van 20 gemeenten het cijfer, van 15 daalde het. De grootste toename wees Axel aan met 223, Terneuzen met 216, Breskens met 78, Zuidzande met 78, Honte- nisse met 47, Hoek met 46, en Zaamslag met 31 personen. De sterkste afname was te conta teeren te Sluis 74, voorts te Hoofd plaat 66, Clinge 46, Hulst 31. Hieruit valt wel eenigszins at te leiden, dat een verplaatsing naar het industrie-centrum heeft plaats gehad. De verwachtingen, door velen wel in overdreven mate gekoesterd dat het industrie centrum door de vestiging der nieuwe industrie in zeer ruime mate blijvend zou bijdragen tot werkverruiming, werden aan het eind van het jaar, toen de eigen lijke exploitatie begon, niet ver vuld. Vooral wekt het teleur stelling, dat ongeschoold perso neel uit het buitenland aan het werk wordt gehouden, met voor bijgaan van de Nederlandsche werklieden, waarvan er nu tal- loozen werkloos zijn. Hei is een uiterst teere zaak, om zich te mengen in de zaken van een particulier bedrijf, maar toch meent spr, dat de opmerking op zijn plaats is, dat, indien een dergelijke gedragslijn zonder een bepaalde economische of tech nische reden wordt genomen, deze niet tactische is te noemen en vooral onder de huidige omstan digheden, prikkelend moet werken en aanleiding kan worden tot gespannen verhoudingen met voor het algemeen belang minder goede gevolgen. Zulke symptomen zijn er reeds. De gekoesterde voor uitzichten zijn er ook niet beter op geworden, sinds de productie der stikstofmeststoffen ook te kampen kregen met een te veel, hetgeen de belanghebbenden tot een overeenkomst dreef om de productie té beperken, waardoor deze nieuwe inrichting ternauwer nood op de helft harer capaciteit kan werken, terwijl het ook nog een open vraag is, wat de in nood verkeerende landbouwers als meststoffen zullen afnemen. Wat andere bedrijven betreft, daarbij staat het is een over zicht over het vorig jaar ge lukkig nog niet alles in mineur toon, al bleven nog verschillende wenschen die door de Kamer ter bevordering van de belangen van ons gewest worden gekoesterd, onvervuld. De loodsgelden voor de haven van Ter Neuzen zijn nog steeds een kwestie, zonder veel uitzicht op een gunstige oplossing. Evenmin ook de electrificatie der kapaalbruggen te Sluiskil en Sas van Gent. Het is te betreuren, dat die kwestie onopgelost blijft als gevolg van den internationalen oolitieken toestand. Het getuigt niet bijzonder van welwillendheid, tegen ons, indien gebrek aan medewerking bestaat over derge lijke kleine kwesties, die toch evenals andere zaken het kanaal Gent-Ter Neuzen betreffende, wel zouden op te lossen zijn, zonder eenigen invloed uit te oefenen op de aanhangige grootere politieke vraagstukken. In tegenstelling met die hou ding ten onzen opzichte meent spr., dat zeer gunstig afsteekt die van de Nederlandsche autoriteiten, met name die van den Water staat, die, toen de groote West- sluis op 12 October 1930 onklaar geraakte, waardoor de zeevaart op Gent zeer ernstig gestoord werd, onverwijld de meest krachtige maatregelen nam tot herstelling der schade en dit ook binnen den tijd van 18 dagen wist klaar te spelen, daarmede een stuk kranig werk leverende. Men schijnt ten Zuiden der grens nog steeds niet overtuigd, dat het electrisch bewegen der kanaalbruggen, ook de zeer drukke scheepvaart op Gent zou ten goede komen. Een belangrijk gedeelte wordt hierna gewijd aan de belangen van Terneuzen, waarbij wordt herinnerd aan herhaalde pogingen aangewend bij de Regeering, om een kanaalhaven te krijgen en uitbreiding van laad- en losplaat sen en opslagruimte welke den handel in die plaats zeker ten goede zou komen. De plannen zijn reeds besproken in de Tweede Kamer en men heeft moed, dat de Minister op den duur wel zal toegeven aan den drang. Ook maakt de tarievenkwestie voor de vrachten op de treinen naar België een punt van bespreking uit en gewezen wordt erop, dat men daarbij steun noodig heeft van België, dat dan in ruil steun van Ja, mevrouw. (Wordt vervolgd,) AXELSCHE COURANT. 46j Gij, Eugenie Gij scheidet van hem, gij draagt zijn naam niet meer; uw kind is dood. Hoe kan zijne schande u deren Mijn vader bewerkte de schei ding. Gaarne zou ik nog zijn naam willen dragen. Nooit heb ik opgehou den hem te beminnen nooit August! Gij zegt dat gij mij lief hebtzoo waar God mij hoort, ben ik overtuigd, dat mijn echtgenoot onschuldig was aan de misdaad, waarvan men hem betichtte Zoek den waren moordenaar, zuiver den naam van Alexe en.... ik zal uwe vrouw worden 1 Hare oogen blonken, en de edele overtuiging aan de onschuld van haren echtgenoot te gelooven, gaf aan haar gelaat eene schier bovenaardsche uit drukking. De markies was doodsbleek. Komaan, vervolgde Eugenie, het gerecht kon zijn onschuld niet bewij zen, maar als gij mij bemint, zitlt gij het kunnen. Gij hebt mijne belofte, August. Zuiver den naam van mijn echtgenoot, die, als gij nog leefde, thans markies van Charlemont zou zijn, en ik zal u op mijne knieën danken, ja, meer nog, ik zal uwe vrouw wor den en u beminnen 1 De markies streed een zwaren strijd. De voorwaarde van Eugenie was hem koud op het Ityf gevallen. Verbaasd staarde de markies haar aan, en de schrik, welke op het gelaat te lezen stond, toonde duidelijk hoezeer Eugnie's woorden hem hadden doen ontstellen. Dat is onmogelijk riep hij ten laatste. Gij stelt mij een hinderpaal, dien ik niet kan wegruimen. Het is een dwaasheid aan een zuivering van den naam van Alexe Mixtome te denken. Waarom? vroeg mevrouw bits. Omdat geene aardsche macht dezen naam kan zuiveren. Maar ik zeg u, dat hij onschu! dig is. De waarheid zal aan het licht komenzijne onschuld zal bewezen worden, wanneer slechts iemand als gij er zich mede wilde belasten. Niemand, behalve gij, gelooft aan zijne onschuld. Vergeef mij, Euge nie, maar ik moet u de waarheid zeg gen, gij dwingt mij daartoe, ledereen in Frankrijk, zelfs zijn beste vrienden houden Alexe Mixtome voor schuldig aan broedermoord. Het gerechtshof veroordeelde hem ter dood Er worden zooveel menschen veroordeeld die toch onschuldig zijn. Eugenie, ik dacht niet, dat gij zulke dwaze denkbeelden had, riep de markies. Gij dwaalt. Denk aan de verklaringen. Zijne beste vrienden waren gedwongen tegen hem te ge tuigen. Hij is schuldig 1 En ik herhaal het, hij is onschul dig! riep mevrouw Eugenie nog hef tiger. Hebt gij bewijzen voor zijne on schuld vroeg de markies. Bewijzen Neen. Indien ik be wijzen had, gelooft gij dan, dat ik daar mee niet in het openbaar zou optrc den en gerechtigheid eischen Bewij- zen heb ik niet, maar ik weet, dat hij onschuldig is, dat hij tot geen onrecht in staat was. Hij was uw bloedver want. Gij zegt dat gij van mij houdt, welaan, help mij zijn naam zuiveren en ik zal er mijn geheele leven dank baar voor zijn. De markies dacht eenige oogenblik- ken na en zeide Ik kan u in uwe denkbeelden niet steunen, ofschoon ik alles voor u wil doen, Eugenie. Alle feiten getui gen tegen Aiexe Sedert het drama zijn zoovele jaren verloopen, dat gij misschien tal van bewijzen hebt ver geten wellicht hebt gij er niet alies over gelezen. Ik zal het geheel, punt voor punt, nog eens met u nagaan en Atexe's schuld aantoonenen als ik u oveituigd heb, zult gij dan mijne vrouw worden Mevrouw Eugenie aarzelde. Ik zou neen kunnen zeggen, ant woordde zij want als ik overtuigd wordt van Alexe's onschuld, zal ik nooit iemand meer mijn vertrouwen kunnen schenken. Hij, de edelste ma die er ooit bestaan heeft, zou schuldig zijn aan zulk een misdaad? Dan zeu mijn geloof aan de menschheid begin nen te falen. Maar, daar ik weet dat gij mij nooit zult overtuigen van de schuld van Alexe, beloof ik u te zul len trouwen, als ik het vertrouwen in Alexe's onschuld verlies. De markies herademde. Ik zal mijne taak onverwijld be ginnen, zeide hij, blijkbaar verlicht, Ik heb een boek, waarin de behande lingen van het gerecht zijn opgetec kend. Dit zal ik doorlezen en de voor naamste punten er van aanstippen. Gij moet het ook eena lezen en dan luit gij van roeening veranderen, En als ik daardoor slechts in mijn geloof versterkt word? Binnen een week zijn wij ver loofd, Eugenie, vervolgde de markies met overtuiging. Ik zal naar huis gaan en alle stukken nazien. Wanneer u den ouden bottelier en nog eenige an deren in het verhoor wilt nemen, zult gij er wel anders over spreken. Wil ik u eenige dier oude getuigen zenden? Nog niet. Later zal ik hen wel licht willen hooren. De markies stond op en nam af scheid. Mevrouw Mixtome zag hem naden kend na. Hij steeg te paard en zij sloot zich in hare kamer op. Zij verscheen als naar gewoonte bij het tweede ontbijt en nam aan de ver maken der gasten deel. Daarna he- gaf zij zich opnieuw naar hare kamer en liet Sofie roepen. Deze kwam en las haar voor, doch zij scheen niet te luisteren. Ik verkeer thans niet in eene stemming om te hooren lezen, Sofie, zeide mevrouw. Ik ben zoo vol van andere zaken, dat het mij onmogelijk Is mijne gedachten te beheerschen. Gi ziet bleek, mijn kind. Scheelt u iets? O, neen mevrouw, antwoordde Sofie. Meermalen, zeide Eugenie vrien' delijk, heb ik op uw gelaat eene zwaar moedige uitdrukking gelezen en daan bij nog iets dat ik geen naam geven kan, Het schijnt alsof gij een geheim verdriet hebt. Als gij behoefte gevoelt aan eene vriendin, hoop ik, dat gij het vaste vertrouwen in mij zult stellen. U is zeer goed, mevrouw. Neen, ik ben zelfzuchtig. Ik houd er van gelukkige gezichten te zien. Kgn ik ieti voor u deen Niemand kan mij helpen dan God alleen, mevrouw. Zijt gij wellicht bedroefd om uwen vader? vroeg mevrouw, die be proeven wilde iets van hare geheimen te weten te komen. Zijt gij thans voor het eerst van hem gescheiden Ja, mevrouw. Zoolang mij heugt zijn wij voor elkaar alles geweest. Dan verwondert het mij niet, dat gij bedroefd zijt. Het valt hard te scheiden van hem, dien men lief heeft, en Eugene Mixtome zuchtte diep. Hebt gij sedert gij hier zijt nog iets van uw vader gehoord Neen, mevrouw, maar ik ver wacht spoedig een brief. De trekken van haar gelaat teonden zulk een hevigen kommer, dat mevrouw Mixtome er diep door geroerd werd. Zij kon niet vermoeden, dat dit meisje hare dochter was, wijl zij deze dood waande en toch voelde zij zich tot Sofie aangetrokken met eene teederheid, welke zij niet kon verklaren. Gij hebt mij nog niets van uwen vader verteld, zeide zij. Ik zou gaarne willen, dat gij meer voor mij werd dan eene gezelschapsjuffer. Deel mij iets van uwen vader mede, Sofie. Als jik mij niet vergis, is uwe moeder reeds lang dood Ik heb mijne moeder nooit gekend. Hebt gij geene bloedverwante» in Frankrijk? Geene die mij kennen, En werd gij in Griekenland groot* gebracht

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1931 | | pagina 1