Nieuws- en Advertentieblad
voor Z e e u w s c h - V la a n d e r e n
Dr. H. Colijn over den toestand.
No. 82
DINSDAG 13 JANUARI 1931
46e Jaarg.
J. C. VINK - Axel.
FEUILLETON.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden.
Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKER-U1TGEVER
ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels 60 Centvoor
eiken regel meer 12 Cent. Grsote letters worden naar
plaatsruimte berekend.
Advertantiën worden franc© ingewacht, uiterlijk
tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure.
De leider der Anti-Revolution-
naire Staatspartij, dr. H. Colijn,
heeft op een tournée in het Noor
den van ons land, gedurende
welke hij enkele spreekbeurten
vervult, Donderdagavond het
woord gevoerd te Balk, in Gaas-
terland. Aan het verslag hierover
in „De Standaard" ontleenen wij
het volgende
Dr. Colijn ving. aan met een
herinnering aan het feit, dat se
dert 20 jaar de omstandigheden
veel gewijzigd zijn. Toen was
er in de wereld vrede, rust en
een vrij algemeene welvaart.
Thans zijn de omstandigheden
bijna in elk opzicht in het tegen
deel verkeerd. Het afgeloopen
jaar 1930 zal in de wereldge
schiedenis geboekstaafd worden
als het sombere jaar, het jaar van
donkerheid, dat gekenmerkt werd
door natuurrampen, verzengende
hitte, aardbevingen, waarbij zich
nu voegde de uitbarsting van de
Merapi. Spr. noemde verder de
revoluties in Zuid-Amerika, be
roeringen. tegen Europa in Azië
en de revolutiepoging in Spanje.
Spr. wijst ook op de oorzaken
van de politieke onrust, die ons
werelddeel van dag tot dag be
dreigt de toenemende commu
nistische invloeden, den geest,
die uit de Duitsche verkiezingen
spreekt en waardoor weinig goeds
wordt voorspeld.
1930 stierf weg in onrust en
verwarring. En als we voor 1931
vragen„wachter, hoe ver is de
nacht gevorderd moet het
antwoord luiden„de morgen
komt, maar nog is het nachter
is zelfs nog geen begin van sche
mering te ontdekken."
Dat geldt niet maar voor een
enkel levensterrein. Het geldt
voor 't economische maar ook
voor het geestelijke en politieke
leven.
De voortgezette crisis
Spr. voorzag den huidigen toe
stand in 1923 en 1924, toen hem
het beheer van 's lands financiën
was toevertrouwd en zijn optreden
toen stond in het licht hiervan.
De huidige crisis is geen
nieuwe, maar is de voortzetting
van die van 1922, die slechts
onderbroken is.
Wat in 1922 begonnen is, is
nu zijn eindperiode ingetreden,
n.l. de ineenstorting van het
wrakke getimmerte, opgezet in de
eerste na-oorlogsjaren. In die
jaren was er een onverzadelijke
honger naar goederen. Alle voor
raden waren opgebruikt. Er was
een honger naar goederen, om
den achterstand aan te vullen
daarom kwam niet aan het licht,
dat het productie-apparaat grooter
was geworden, dan met het nor
maal verbruik overeenkwam. On
middellijk na den oorlog werd
het productie-apparaat nog ver
groot. Het gevolg is, dat, nu de
leege gaten gestopt zijn, er 25
pCt. meer wordt voortgebracht,
dan in 1913, terwijl de bevolking
der aarde slechts met 10 pCt. is
toegenomen.
Dat is de eerste oorzaak van
de verstoring van het evenwicht
tusschen voortbrenging en het
normale verbruik.
Maar ookhet normale ver
bruik van de wereld zelf is af
genomen. Er zijn deelen van de
wereld, welker bevolking in het
verbruik niet meer meetelt. Spr.
denkt aan de landbouwende be
volking van Centraal en Zuid-
Oost Europa, aan Rusland en
China en groote deelen van Azië.
Deze gebieden omvatten bijna de
helft van de bevolking der aarde.
Als verdeie oorzaken der crisis
noemde spreker
de daling van den zilverprijs;
de gebrekkige circulatie van
het goud
de verpiinderde emigratie van
uit Europa naar de overzeesche
landen
tenslotte het tribuut dat door
Europa aan Amerika moet worden
opgebracht als gevolg van de
internationale schuldenregeling.
Het blijkt hieruit, dat we niet
te doen hebben met een nationaal
probleem maar met een wereld-
crists. Van meet af aan moet
men zich bewust zijn, dat deze
nooit geheel door nationale mid
delen kan worden verholpen. In
haar diepsten grond dat blijkt
ook is de crisis een gevolg
van de ontzaglijke ontwrichting
tengevolge van den grooten we
reldoorlog.
Snmenbinding.
We moeten letten op de tijds
omstandigheden en de tijdsbe
hoeften. Allerlei dingen die daar
mee niet direct verband houden,
behoeven we niet te vergeten,
maar ze vragen thans niet in de
eerste plaats de aandacht. Op
dit oogenblik hebben andere din
gen onze volle aandacht en ener
gie noodig.
Het eerste wat spr. dan stelt
is, dat wij staan moeten naar wat
vereenigt ten aanzien van allen,
die met ons uit hetzelfde grond
beginsel leven. En ten tweede,
dat wij dan tegelijkertijd moeten
zoeken naar de mogelijkheid, dat
de samenwerking met hen, die
niet in den engsten zin onze
geestverwanten zijn, maar met wie
wij vele jaren vruchtbaar hebben,
samengewerkt, wordt hersteld.
Wij willen als A. R. niet prijs
geven de rechtmatige uitoefening
van den volksinvloed bij de Re
geering. Dat is een beginsel
waaraan wij niet laten tornen,
maar daartoe moeten we onze
parlementaire instellingen behou
den en moeten we terug naar een
gezonde werking van het parle
mentaire stelsel. Als wij doorgaan
in ons land met inter-parlemen-
taire kabinetten, is over tien jaar
de volksinvloed dood.
Daar komt bij, dat alles, wat
men beproefd heeft ter vervanging
van het parlementaire stelsel, in
geen enkel opzicht bevredigd
heeft. Noch de fascistische dic
tatuur in Italië, noch de commu
nistische in Rusland hebben be
vrediging gebracht.
Daarom moeten de kleine ver
schillen wijken voor de groote
dingen, waarin wij één zijn. Dat
is het licht, waarin spr. de A. R.
politiek voor dezen tijd wil zien.
Tegen bedreiging van het
Staatsgezag.
Als dan de vraag komt, welke
punten er dan zijn, waarvoor de
A. R -partij in het gareel moet
gaan, dan wil spr. er ten eerste
op wijzen, dat wij een open oog
hebben te houden voor de be
dreiging van het staatsgezag. Er
is geen grooter gevaar voor de
orde en rust in den staat, dan
dat het gezag der overheid wordt
ontkend en de willekeur van den
enkeling hoogtij viert. Dat is de
anarchie. Dat beginsel is zoo
uitermate gevaarlijk, omdat het
het gezag in den wortel aantast
eu alle wezenlijke vrijheid die
alleen onder een krachtig gezag
bloeien kan, vernietigt.
Juist in dezen tijd, nu het re
volutiegevaar met vernieuwde
kracht zich laat gelden, en van
alle kanten het verlangen brandt,
om het van God gegeven gezag
neer te werpen en daarvoor te
stellen de wil van het eigen hart
de oude paradijs-zonde is
dat van beteekenis.
Het is thans geen studeerkamer-
vraag wat de verhouding van ge
zag en vrijheid moet zijn, het is
een vraag van levensbehoud,van
to be, or not to be. Als men in
dit opzicht verslapping toelaat,
is de ellende niet te overzien.
Daarom verlangen we van de
Regeering, dat ze waarborgen
treffe, dat ze haar gezag onder
alle omstandigheden zal kunnen
handhaven en dat ze het ook zal
handhaven.
Het tweede punt is
Het economisch probleem.
De economische crisis zal niet
alleen hevig, maar ook van lan
gen duur zijn, omdat er nu een
maal een volkomen verbroken
evenwicht tussehen voortbren
ging en verbruik is. Dat is de
oorzaak van prijsval.
Men kan nu trachten, de prij
zen te brengen op het oude
niveau, of men kan de prijzen
laten op het huidig peil en de
kosten van voortbrenging, di.de
loonen, pachten en andere kos
ten, verlagen.
De aangenaamste weg zou onge
twijfeld zijn, dat men de arbeids-
loonen liet, wat ze zijn en de
prijzen omhoog bracht.
De vraag is echter, of dat kan
en of dat onder alle omstandig
heden mogelijk is.
Als men er in slagen kan de
productie internationaal te rege
len, kan men er in slagen de
prijzen op het oude peil te
brengen.
Invoerrechten tot steun van
den landbouw niet mogoiyk.
Kan men niets doen met in
voerrechten
Nederland produceert zooveel
aardappelen, dat het voor 20
millioen uitvoert. Voor groene
erwten is dat 15 mi lioen, toma
ten 16 millioen, bloembollen 40
millioen, pluimvee en eieren 30
millioen, aardappelmeel 16 mil
lioen, boter 86 millioen, kaas 80
millioen, versch vleesch 90 mil
lioen, melkproducten 56 millioen.
Met een invoerrecht doet men-
voor deze artikelen uiteraard niets,
Maar ook met den invoer is
dat niet het geval. Wij voeren
inaan tarwe 75 millioen, rogge
10 millioen, gerst 30 millioen,
haver 12 millioen, mais 100 mil
lioen, tarwemeel 20 millioen,
lijnzaad 67 millioen. Als men dit
lijstje nagaat en men schrapt er
af, alles wat grondstof is, voor
de industrie of veevoeder, dan
biijft alleen de tarwe over. Maar
om de boeren, die tarwe ver
bouwen te helpen, zou men dan
voor elke f1000 die aan de
boeren ten goede komt, aan het
volk een last van f 10.000 moeten
opleggen, omdat Nederland zelve
maar ongeveer 10 pCt. van de
benoodigde baktarwe produceert.
Onder die omstandigheden is aan
een invoerrecht op tarwe niet te
denken.
Centralisatie gedachte los
gelaten.
Door middel van invoerrechten
is onze landbouw dus al even
min te helpen.
Toch moet er hulp worden
geboden.
(Wordt vervolgd}
AXELSCHEII COURANT.
Bureau Markt C 4.
Telef. 56. - Postrek. 60263.
<3
30)
Mevrouw Mixtome antwoordde
eenigszins verrast op deze vraag:
Neen Johanna, gij behoeft mijne juf
frouw van gezelschap geen boodschap
te zenden voor mij. Ik zal haar niet
terugnemen. Zij is niet de persoon die
die ik voor mij wensch. Als wij naar
Parijs gaan, zal ik wel iemand in hare
plaats vinden.
Johanna toonde een ontevreden ge
laat.
Ik wilde wel, dat ik u van al
die moeite kon verlossen, mevrouw,
zeide zij. A's ik kon voorlezen, zin
gen en spelen, zooals de juffrouw dat
deed, zou ik gelukkig zijn.
Erger u daarover maar niet, ant
woordde mevrouw Mixtome. Qij zijt
mij in uwe tegenwoordige betrekking
even nutt g en noodig. Breng nu den
bode den brief.
Johanna verwijderde zich. Mevrouw
stond op en plaatste zich aan een ven
ster, van waar zij den strandweg kon
overzien. Het oude, grijze slot Char-
lemont, op zijn hooge rots in donkere
lijnen tegen den morgenhemel afste
kende, verhief zich in de verte en me
vrouw Mixtome sag verlangend daar-
leen.
_Op dit oude eerwaardig slot, had
Hij de weinige gelukkige jaren van haar
huwelijk doorleefd. Zij was er als een
vroolijke, gelukkige bruid ingetrokken,
met het zekere vooruitzicht, dat zij
frftr cent rechtmatige meesteres en
haar jonge echtgenoot heer zou zijn.
Daar ginds was hare dochter geboren,
het bekoorlijke kind, aan wie zij nooit
kon denken, zonder heete tranen te
vergieten. Daar was het vreeselijk lot
haren gade overkomen waarmede voor
haar een tijd aanbrak van onbeschrijfe
lijk lijden een tijd, dien zij zich
niet kon herinneren, zonder dat oude
wonden werden opengereten en deze
haar nieuwe smarten veroorzaakten.
Het schemerde haar voor de oogen,
een felle smart doorvlijmde hare ziel
en zij werd door een duizeling over
vallen. Zij leunde tegen het vensterko
zijn en drukte beide handen op haar
bonzend hart, dat met angst vervuld
was.
Sedert het uur waarop zij met schaam
te en schande het kasteel van Charle-
mont had moeten verlaten, wijl op
denzelfden morgen haar echtgenoot
als de moordenaar zijns broeders ge
vangen werd genomen, was zij niet
meer op het slot geweest. Zij had
vroeger steeds gedacht, dat zij het
nooit meer van zich zou kunnen ver
krijgen het slot opnieuw binnen te tre
den nu echter haakte zij er naar, nog
eenmaal de piaats te zien, waar zij zoo
gelukkig was. Zij zou de helft van
haar vermogen gegeven hebben, öm
weer eens alleen in de zalen te zijn,
weer eens in den lennstoel van hare
eigene kamer te zitten, geheiligd door
het aandenken van haar kind, dat daar
twee jaren had gespeeld.
Deze gedachten vlogen haar door
het hoofd toen een rijtuig langs den
zandweg kwam gereden j zij zag het,
doch sloeg er geen acht op en zij zat
nog op dezelfde plaats toen eenigen
tijd daarna Johanna met een brief bin
nentrad.
Het meisje bemerkte zeer goed hare
z.vakheid en ontroering, doch zij was
te fijnvoelig om er eenigeaanmerking
op te maken.
Vergeef mij, mevrouw, zeide de
kameniergij hebt mij bevolen u
dezen morgen met te storen of het
moest voor dringende zaken zijn, en
daarom heb ik ook niemand willen
toelaten. Maar su
Is er nu een dringende zaak?-
Ja, mevrouw. Zoo even is er
een jonge dame met een rijtuig uit
het dorp Charlemont gekomen. Ik
heb haar zelf gezien, want ik kwam
juist door de groote gang, toen zij
den portier den brief gaf en nam op
mij hem u over te reiken. Het is een
sctoone verschijning dat moet u gi-
rust gelooven, mevrouw, en ik ben
overtuigd dat zij. gezien hare hoffe
lijke manieren, tot een voorname fa
milie behoort. De portfer leidde haar
naar de receptiekamer, waar zij wacht
op antwoord.
Eene jonge dame, en geheel alleen,
zeide mevrouw. Misschien is zij een
der zomergasten van het dorp, die het
huis en aanhoorigheden wil zien.
Zij nam den brief en opende hem.
Het eenvoudige omslag bevatte een
even eenvoudig wit papier zonder
monogram of wapen. Het schrift was
fraai, flink en karakteristiek.
De brief was van Sofie, die daarin
eenvoudig verklaarde, dat zij in Frank
rijk vreemd was en in het dorp had
vernomen, dat mevrouw Mixtome een
juffer van. gezelschap had gehouden,
die nu door ziekte verhinderd werd
haar langer te dienen. Zij kon. goede
getuigschriften toonen en hield zich
overtuigd tevredenheid van mevrouw
te verwerven, indien zij daartoe in de
gelegenheid weid gesteld. Ten slotte
verzocht zij dringend om een onder
houd.
Mevrouw herlas den brief met veel
belangstelling. Het viel haar op, dat
daarin geen zweem van huichelarij en
slaafsche onderdanigheid doorstraalde.
De schrijfster moest dus eene beschaaf
de darne zijn. De manier van zich uit
te drukken, trots, zelfs het schrift be
viel haar.
Lees, den brief, Johanna, zeide
zij, dezen aan de bediende overgeven
de. Qij hebt gewoonlijk een goed oor
deel over het karakter der menschen.
Zeg mij wat gij van juffrouw Lepage
denkt.
Johanna las den brief en sprak daar
na zeer ten gunste van Sofie.
Laat haar hier komen, mevrouw,
zeide zij. Zij heeft een gelaat als een
engel en als ze even' goed en be
kwaam is, dan zal mevrouw eenen
schat in haar vinden,
Qij zijt haar wel genegen, Johan
na. Daar zij zich nu toch hier bevindt
wil ik haar tenminste zien. Laat haar
binnenkomen.
Johanna verwijderde zich en eenige
oogenbllkken later trad zij met Sofie
binnen.
Het hart van het meisje bonsde he
vig, haar bloed bruischtezij scheen
hare zinnen niet meer meester te zijn;
maar de gedachte aan haren vader en
aan het doel harer reis brachten haar
weer tot haar zeiven. Het stormde
nog wel in haar binnenste, doch zij
bedwong «ich en boog voor de trotsche
mevrouw, die opgestaan was om haar
te ontvangen.
Daar stond zij van aangezicht tct
aangezicht tegenover eene vrouw, die
haar vader schuldig had geloofd aan
eene schandelijke en ontzettende mis
daad en hem in het uur der zwaarste
beproeving alteen had laten staan
voor de vrouw, welke hij nog bemin
de en die hij zoo gaarne zou weei-
zienvoor haar, door wie zij in hare
kindsheid was vertroeteld, aan wier
hart zij de tranen vergoten en het eerst
had gelachen die haar moest bemind
hebben met al haar krachten voor
hare moeder!
En voor deze stoHd haar kind, aan
hare eigen moeder onbekend. Door
den overvloed van rijkdom omgeven,
lachte het geluk uit de oogen der
schoone vrovw, terwijl haar echtge
noot in den vreemde, miskend en ver
oordeeld door de wereld zijn droevige
dagen sleet. Alleen deze enkele ge
dachte was voldoende om Sofie weer
te doen bedaren: zij moest onbekend
blijven om haar doel te bereiken, en al
les wagen om den sluier van het vree
selijk geheim op te lichten, waaronder
haar vader zoo diep gebukt ging. En
toch trok een nauwelijks te beteugelen
en onverklaarbaar gevoel Sofie tot hare
moeder en zij moest alle krachten in
spannen om de armen niet uit te strek
ken en moeder ik ben Constance, uw
doodgewaand kind te roepen.
Mevrouw Mixtome was getroffen over
de schoonheid van het meisje, wier lief
gelaat een wonderiijken indruk op haar
maakte, zonder dat iets haar had ge
legd, dat dit meisje het kind was, het
welk zij zestien jaren als dood had be
weend. Wel geloofde zij dit blonde haar,
deze saphireoogen vroeger meer gezien
te hebben, en zij dacht daarover na,
doch geene stem des harten, geen in
stinctmatig gevoel voerde haar op het
rechte spoor,