Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwse li- Vlaanderen. De crisis in den Landbouw. No. 75. DINSDAG 16 DECEMBER 1930. 46e Jaarg. J. C. VINK - Axel. FEUILLETON. Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 75 Centfranco par post 1 Gulden. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. DRUKKER-UITGEVER Voldoend aan een verzoek zul len we alsnog trachten voor zoo ver mogelijk weer te geven de redevoeringen, welke uitgespro ken zijn op de onlangs te Goes gehouden crisisvergadering van Zeeuwsche landbouwers. De eerste der ingeschreven sprekers was de heer A. H. de Milliano, die het een heugelijk feit noemde, dat hij onder de aanwezigen aantrof leden van alle in Zeeland bestaande landbouw organisaties. Het is voor mij, aldus vervolgde spr., een der weinige lichtpunten, dat de ge organiseerde landbouw in deze provincie thans één lijn trekt en tracht door eendrachtige sa menwerking voor den Neder- landschen boer te redden, wat nog te redden is. Mogen alle leden dit beseffen en zich v^t aaneensluiten in de Vereeniging waartoe zij behooren, want alleen door eendrachtige samenwerking kan eene standsorganisatie ach ting afdwingen, en reeds te lang hebben wij tot groote schande en nadeel ondervonden, dat wij over het algemeen nog niet zoo ver zijn. Als eenvoudige boer, opge voed en staande in de volle prac- tijk van het leven, is het mij niet gegeven U te #boeien met redenaarstalenten, nog minder voel ik mij in staat de middelen aan de hand te doen, om de algemeene ontredderde Euro- peesche staathuishoudkunde in goede banen te leiden. Maar ik hoop in eenvoudige taal tot U te spreken en U mede te deelen, wat naar mijn bescheiden meening kan worden gedaan voor ons boerenbestaan. Wij Zeeuwsche boeren, wo nende nabij de zee of Zeeuwsche stroomen, hebben dikwijls de gelegenheid van nabij een blik te werpen op de ebbe en de vloed. Hoe menigmaal waren wij in de gelegenheid op een mooien zomerdag te turen naar die gladde effene eindelooze zee. Hoe verrukkelijk is het dan, als de glinsterende zonnestralen weerkaatsen in die onmetelijke watermassa. Maar hoe menig maal hebben wij ook gezien, dat deze blinkende waterspiegel in beroering kwam, dat de hoog gaande golven zich kronen met witte schuimkoppen. Dat een woeste branding alom dreigt met rouw en verderf en dat de zwakke schepeling met boven- menschelijke kracht vecht tegen zee en golven. En wanneer op gezette tijden de zee haar offers vraagt, of dreigt die te zullen verdelgen, dan leeft in spannende vreeze de toeschouwer mede, tot eindelijk eenige ontspanning komt, wanneer men ziet, dat de trots van Neeriands bevolking, de moedige redders zich wagen in de reddingsboot en eigen leven in de waagschaal stellen, om dat van anderen te redden. M.H. In hoeverre zult U mij vragen, geldt het hier geschetste beeld voor ons, Zeeuwsche boe ren Nu dan, mijne Vrienden, wanneer het leven van ons boe ren zijn gewonen gang gaat, wanneer wij met hard te werken een boterham kunnen verdienen voor vrouw en kinderen, dan is ook het boeren, ja geheel het landelijk leven een gladde effene waterspiegel, onnoemelijk schoon. Maar wij weten het allemaal,, het zijn slechts weinige dagen op een jaar, bijna altijd is er eenige deining, als daar zijn ziekte in de stallen, ongunstige groei van den oogst, enz. Maar over dergelijke zwarigheidjes stapt de boer met gerust gemoed heen. Maar thans in deze som bere dagen is de wereldzee voor velen onzer boeren een onstui mige kokende branding, drei gend ons bestaan te verzwelgen Werd ons thans maar eenige hoop geboden Konden wij aan onze hard zwoegende collega's toeroepen Houdt moed, de nood is ten top gestegen, de redding is nabij. Maar de reddingsbri gade, zij werkt niet als wijlen Dorus Rijkers. Zij ziet toe, zij overweegt, zij beraadslaagt, ja, men zou geneigd zijn hel Mr. van Haastert na te zeggen, als de Regeering zich wist op te werken met een snelheid van handelen, een tiende van die welke men in den oorlogstijd wist te ontwikkelen, dan hadden we hoop, en thans nu men over onze belangen beraadslaagt, ver gaat saguntum. (Ik kom hier nader op terug). Wij boeren leven thans in een crisis van ongekende hevigheid. Weliswaar zijn er tijden geweest, dat de graanprijzen niet hooger waren dan thans, misschien zelfs lager. Maar hoe geheel anders waren toen de toestanden. Hoe het in die dagen met de grond prijzen, met de pachten en met de arbeidsloonen stond, wil ik met enkele cijfers aantoonen. Ik lees in het boek van Dr. J. de Huliu en J. A. Brakman getiteld „De hofsteden van Cadzand, Retranchement, Nieuwvliet en Oostburg en hunne bewoners in vroeger en later tijd", op blad zijde 83 over het hof „de pan- nenschuur" te Nieuwvliet: Dat op 26 Januari 1759 de curatoren van den boedel van Gregorius Herklots deze hofstede met den eigendom van 71 gemeten 244 roeden land overdroegen aan Isaac Risseeuw voor f61.50 per gemet. Ik lees verder van die zelfde hofstede dat deze van het jaar 1887 tot 1889 na het ver trek van pachter H. L. Lippens twee jaar vaag bleef liggen. De zelfde schrijver haalt in genoemd boek vele boerderijen aan, welke voor 6 en 7 gulden per gemet verpacht werden. De hofstede „de Maagdenberg" werd op 26 April 1748 overgedragen aan de drie gebroeders Pieter, Antheunis en Jacobus Herny voor f60 gul den per gemet of f 9038.40 voor 150 gemeten 192 roeden. De waterschapslasten waren in die dagen slechts 1 gulden a f 1.50 per jaar. Het loon vaneen volwassen arbeider pl.m. f225 per jaar. Lasten betreffende de sociale wetten waren onbekend. Hoe geheel anders zijn nu de toestanden ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels 60 Centvoor eiken regel meer 12 Cent. Grsote letters worden naar plaatsruimte berekend. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagvoermiddag 1! ure. In de laatste 15 jaren zijn vele bedrijven verkocht voor prijzen als 2500 a 3000 gulden per hec tare pacht en interest houden hiermede gelijken voet. 0 Vele eigenaars hebben op het einde van de pacht hunne eigen dommen verkocht. Vele pachters waren verplicht veel te duur te koopen of anders de straat op. Alle pachten zijn op het niveau van de hooge grondprijzen ge bracht. In jaren, dat de boer zijn brood kon verdienen, zijn ook in pol ders en waterschappen belang rijke verbeteringèn aangebracht. Da wegen zijn verhard, op vele plaatsen is de afwatering verbeterd, maar al deze verbe teringen kosten geld, mat het gevolg, dat in vele polders het watergeschot thans 15 a 20 per H.A. bedraagt. Zooals ik boven reeds aan haalde, zijn in de laatste jaren vele boeren van pachter eigenaar geworden, maar ik herhaal nog maals velen noodgedwongen en bezwaard met zware hypotheken. Aan vele dezer boerderijen zijn belangrijke verbeteringen aange bracht, wat ook in ruime mate aan den neringdoende werk en brood heeft verschaft. Van deze verbeteringen aan de wegen heeft de boer voordeel gehad, maar de meeste wegen zouden door de polders niet verhard zijn, had men geweten dat de bietenprijs op 10 gulden, de tarweprijs op 6 a 7 gulden per 100 K G zou terugloopen. Maar zult U mij zeggen, mijne toehoorders, tot nu toe hebben w'j n°g geen enkel lichtpunt er tegenovergesteld gezien. En laat ik U zeggen, gelukkig zijn er lichtpunten, laat ik U er enkele noemen. a. De vakkennis van den Ne- derlandschen boer is zeer veel gestegen. Het landbouwcrediet wordt door de boerenleenbanken in zeer goede banen geleid. b. De landbouwvoorlichtings- dienst heeft zeer veel bijgedragen tot het produeeeren van betere gewassen, de veestapel brengt veel meer op. c. De landbouwmachines stel len den boer in staat meer en goedkoop werk te leveren. d, door het gebruik van kunstmest is men in staat de opbrengst van onze akkers te vergrooten. Maar ai deze verbeteringen van de laatste tiental jaren; stellen den boer niet in staat tot beta len als men de tarwe op de markt moet brengen voor 5 gul den het mud. Suikerbieten voor tien, elf gulden de 1000 K,G. Aardappelen voor een gulden de HL. De inkomsten zijn te laag, de uitgaven zijn te groot. Deze zin geldt voor alle boeren, maar ieder practisch landbouwer weet hoe hard het gelag is voor den armen tobber.' Ie. Omdat hij niet geregeld kan laten werken heeft hij de slechtste werkkrachten. 2e. Omdat hij geen geld en weinig crediet heeft, kan hij in vele gevallen niet koopen wat hij niet missen kan. 3e. Wanneer hij iets te ver- koopen heeft, maakt hij omdat hij nooit eens een dag kan uit zien, den minsten prijs. Hier komt nog bij dat iedere koopman, hetzij graan-, veehan delaar of koopman in andere artikelen de dagen kent, dat de boer zijn pacht, rente of wat ook betalen moet. Zoo wordt de tobber geplunderd. Nu heeft bij vele buitenstaanders de meening post gevat, dat de oorlogsjaren, die achter ons liggen, zooveel reserve gevormd hebben, dat zij nu wel jaren achtereen met ver lies kunnen voortleven, zonder dat hun bestaanszekerheid zoude in gevaar gebracht worden, Laat ons even nader beschou wen wat van deze schijnwelvaart is overgebleven. Hoe lang zal het nog duren, of de grond is beneden de voor- oorlogsclie prijzen. De pachten zijn onrustbarend gestegen. De menschen, die in deze jaren moesten koopen, loopen de kans, (Wordt vervolgd). cou Bureau Markt C 4. Telef. 56. - Postrek. 60263. 24) Lepage ging uit het gedrang naar eene plaats, vanwaar hij zijne dochter nog kon zien. Hij kwam in verzoeking haar op dat laatste oegenblik weer terug te roepen. Het is krankzinnig, zoo dacht hij, om mijne toestemming tot de reis te geven. Hij maakte een snelle beweging voorwaarts, ais wilde hij haar op de kade temgroepen...., maar te laat Toen hij zich omwendde, stonden twee Fransche toeristen tegenover hem, die hem met niet te miskennen nieuws gierigheid hadden aangezien. Hij wilde hen voorbijgaan, toen een der Fran- schen hem aansprak: Vergeef mij, mijnheer, maar daar ik een landsman in u heb ontdekt, zou ik gaarne iets over Athene willen vragen. Lepage antwoordde in hetGrieksch, zich houdende als had hij het niet ver staan. Pardon, mijnheer, daarmee komt gij niet van ons afzeide de Fransch- man. Ik hoorde u een oogenblik gele den met een schoone dame Fransch spreken, ge behoeft uw land niet te verloochenen. Ik ben geen Franschman maar een Griek, en woon hier sinds lange jaren antwoordde Lepage in het Grieksch. Wat wilt gij van mij I De mannen beschouwden hem vol argwaan. Lepage wachtte niet, totdat zij zich van hunne verwondering her» |teld hadden, maar ging verder en vond eene boot, die hem beviel. Hij kocht deze, nam haar dadelijk in bezit en zeilde naar huis. Toen hij naar den oever terug zag, bespeurde hij nog de beide Franschen, die hem wantrouwend nastaarden. Zelfs een onbeteekenend geval als dit, kan voor mij noodlottig worden, dacht hij. Mijn portret bevindt zich ongetwij feld in het bezit van den directeur van politie te Athene. De verloopen acht tien jaren hebben den slanken jonge ling in een man van middelbaren leef tijd veranderd, mijn baard en mijn bruine gelaatskleur behoeden mij voor herkenning maar mijne zekerheid ligt alleen in de afzondering. Hij staarde de stoomboot na, die reeds verre verwijderd was. Daar snelt zij voorwaarts! mompelde hij, en met haar de kleine duif, die ik sidderend en bevend uitzend naar een olijftak. Zal zij in den wilden storm te gronde gaan O, mijn Godwelk lot gaat zij te gemoet? Sofie Lepage kwam te Triëstaanen ging met den spoorweg langs den kortsten weg, dien haar vader had op- gegeveB, verder naar Parijs, dat zij op een schoenen September-avond bereik te, zonder dat haar onderweg iets was overkomen. Hoewel zij in het geheel niet vertouwd was met het reizen en niet geoefend in den omgang met menschen, zoo hielpen toch de nauw keurige inlichtingen van haar vader dermate, dat zij zich overal zonder veel moeilijkheden kon redden. Zij nam een rijtuig en reed naar de straat St. Honoré, waar hare vroegere gouvernante, met wie zij nog altijd briefwisseling had gehouden, onder wijzeres was in een Engelsch pensio naat* Zij werd daar hartelijk ontvangen. Juffrouw Gantier bezorgde Sofie eene reisgenoote. Nog denzeifden avond vertrokken Sofie en juffrouw Stabet, zoo heette de dame, naar Lyon. De reis ging voorspoedigSofie en reisgenoote kwamen den anderen dag des avonds te Lyon aan, waar zij in een hotel haren intrek namen. Den volgenden morgen werd Sofie volgens haren wensch het ontbijt op de kamer gebracht en zij stond er op dat juffrouw Stabet daaraan deel nam. Zijt gij voornemens een paar dagen in Lyon te vertoeven, vroeg juffrouw Stabet, om de merkwaardig heden te bezichtigen Daar gij nog nooit in deze stad geweest zijt, zou het zeker belangwekkend voor u zijn, een rijtoer door de stad te maken. Ik dank u, antwoordde Sofie. Ik moet zoo snel mogelijk verder reizen. Ik word van avond thuis ver wacht maar het doet er r.iet toe, of ik een of twee dagen langer blijf. Ik kan u begeleiden waarheen gij wilt gaas, zeide juffrouw Stabet. Ik begeef mij naar het dorp Char- lemont, zeide Sofie. Ik heb er van gehoord, antwoord de de vrouw. Jaren geleden, toen het groote drama van die plaats in geheel Frankrijk bekend werd, sprak er ieder een over* Het komt echter niet te pas zulke zaken aan te roeren in de tegen woordigheid van eene jonge dame als gij. Het dorp is zeer lief en in den zomer zijn er veel badgasten. Daar wij nu nog in October zijn, zal de lucht er voor u wel goed wezen, maar in den winter is zij te scherp, vrees ik, want gij ziet er teer uit, Als gij mij daarheen wilt bren gen, lult gij mij zeer verplichten, Juf- frouw Stabet, zeide Sofie, op hare ge wone aangename manier, waardoor zij dadelijk iedereen voor zich innam. Ik moet daar zijn, maar zou er niet gaarne aankomen zonder gezelschap. Zoodra ik daar ben, kan ik gemakkelijk een kamenier nemen. Ik ga met u, zeide juffrouw Stabet op vasten toon. Wij zullen van den eersten trein gebruik maken, dan kun nen wij misschien van avond te Char- lemont zijn. Een uur later bevond zich Sofie weer in een rijtuig eerste klas en stoomde naar hare voorloopige bestem mingsplaats de plaats harer geboorte, de geboortegrond haren voorvaderen, het slot, waar haar vader zoo gelukkig was Jen zooveel geleden had, en waar haar ooin op zulk eene raadselachtige wijze was vermoord geworden. Zou het haar gelukken dit raadsel op te lossen Zij had eene taak op het oog, waarvoor een man zou terugdeinzen, vertrouwd met het onthullen van ge heimen en zij was slechts een zwak onervaren meisjeStelde zij te veel vertrouwen in zich zelve, of zou haar de liefde de noodige voorzichtigheid verieenen, om alle hinderpalen te over winnen en haar tot de zege te voeren De beantwoording van al deze vragen lag diep in den schoot der toekomst verborgen en slechts de tijd kon den sluier opheffen, dien Sofie thans reeds te vergeefs trachtte te doorboren. OP DE PLAATS DER MISDAAD. Charlemont, het stamslot van den markies van Charlemont, lag op een steile rots aan de kust der zee. De muren van het slot, uit harden steen gebouwd en grauw als de rotsen zelf, waarop zij stonden, schenen slecht» een de;I daarvan uit te maken. De gul ven van de zee sloegen brui send en schuimend tegen den uitge- holden voet der rotsen en des winters gierde de wind wild om de tinnen van het slot. De natuur scheen deze plaats tot het meest onherbergzame oord in Frankrijk bestemd te hebben maar het plan der natuur was door de kunst verijdeld geworden. Bij het hoofdgebouw waarin de woningen waren, waren oranjerieën en een pai- menhuis gehecht. Aan den anderen kant, naar de zijde van het land, ging de berg van het bovenste terras af in eene steile helling over en hier voer de een breede straatweg door bloemen en groeutentuinen naar het dorp, dat een half uur verwijderd lag. Oorspronkelijk een gering visschers- dorp, was het, een hoewel klein, toch zeer geliefd badplaatsje, had een kerk, twee hotels, een aantal villa's, die gedurende den badtijd aan vreemde lingen werden verhuurd; verscheidene badhuizen en een liefelijk plantsoen. De omgeving van eene kleine haven en eene zandbank, wanneer het eb was. waren de lievelingsplaatsen van de hier vertoevende vreemdelingen. Het dorp behoorde aan het slot, en de hotels, villa's en woonhmzen brach ten den tegenwoordigen eigenaar een aanzienlijke som aan huur op. In het begin van den dag na hare afreis uit Lyon, stapte Sofie Lepage met hare reisgenoote aan een hotel af en kort daarna namen de dames afscheid van elkaar.

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1930 | | pagina 1