Uw Kindje.
Raadsverslag.
ken van de Indische delegatie,
waren grootendeels gekleed in
hun prachtige Durban-gewaden
versierd en bewerkt met kostba
re edelsteenen.
In totaal waren aanwezig 36
gedelegeerden, waarvan 16 ver
tegenwoordigers van Indische Sta
ten, 57 vertegenwoordigers van
Britsch Indië en 13 vertegenwoor
digers van het Britsche Parlement.
Het was een plechtig oogen-
blik, toen precies te twaalf uur
de Koning binnentrad en naar
den troon schreed begroet door
alle aanwezigen, die van hun
plaatsen oprezen en bleven staan,
zoolang de Koning zijn openings
rede uitsprak.
De Koning wees op het werk
van de Timor-Commissie, wier
rapport zal dienen als grondslag
van deze conferentie. Ook wees
de Koning op het belang, dat het
geheele Britsche gemeenebest bij
het resultaat van deze conferen
tie heeft. Het is noodzakelijk dat
zelfregeeren in Indië gebaseerd
is op de samenvoeging van de
uiteenloopende eischen van ver
schillende bevolkingsgroepen en
op de verschillende daarvan.
De Koning sprak de hoop uit
dat het werk der Conferentie zal
moge slagen en bad Gods zegen
er over af.
Vergadering van 13 Nov. 1930.
Aanwezig alle leden benevers
de secretaris. Voorzitter de heer
F. Blok, burgemeester.
Na de opening stelt de Voorz.
de agenda aan de orde.
1. Notulen.
De notulen van de vorige ver
gadering worden goedgekeurd.
2. Ingekomen stukken.
Behalve goedkeuring van Ged.
Staten van genomen raadsbe
sluiten, zijn nog ingekomen
a. Bericht van het Rijksbureau
dat de drinkwatervoorzienig voor
Z. Vlaanderen in een geheel
nieuw stadium is getreden, zoo
dat het geen zin meer heeft, de
vragen van dhr. F. Dieleman nog
te beantwoorden.
Dhr. 'T GILDE acht dit schrij
ven een poging om er zich vanaf
te maken, omdat men Axel liever
niet bij de waterleiding heeft,
niettegenstaande er nog pas over
gesproken is, maar hij zal er bij
de begrooting op terug komen.
b. Bericht van dhr. Ch. G.
Claessens, dat hij de benoeming
tot lid der gascommissie aan
neemt.
c. Jaarverslag keuringsdienst
van waren te Goes.
d. Ged. St. wijzen erop, dat
in de instructie van den gem -
ontvanger, tengevolge van de
vermindering van diens zeker
heidsstelling, bepalingen moeten
worden opgenomen, betreffende
de storting van gelden die de
zekerheidsstelling overschrijden.
Dienovereenkomstig wordt be
sloten.
e. Verzoek van
le de A N.W.B. om toetreding
als buitengewoon lid
2e het bestuur der Fröbel
school om subsidie
3e Van Duyn en de Smidt,
ambtenaren ter secretarie om
verhooging hunner jaarwedde en
4e P. Scheele, ondernemer bus
dienst Axel-Hulst om f 150 sub
sidie.
Deze verzoeken worden bij de
begrooting behandeld.
Naar aanleiding van een vraag
van dhr. van de Bilt, of eigen
lijk nog noodig is, dat subsidie
gevraagd wordt voor een Fröbel
school, antwoordt de Voorz., dat
het een beleefd heidsvorm is,
maar noodig is het niet.
Dhr. OGGEL merkt op, dat
men toch kennis dient te geven
van het bestuur der school en
het aantal leerlingen, waarna B.
en W. dan kunnen oordeelen of
de school aan de te stellen eischen
voldoet om subsidie te krijgen.
f. Een schrijven van de R.K.
Werkliedenvereeniging over een
steunregeling en meer kinderaftrek
voor Inkomstenbelasting, wordt
bij de begroeting behandeld.
g. Verzoek van de h. h. J. de
Feijter en M W. Koster om art.
78, alinea 7 te doen vervallen.
Dit betreft het verbod om te rij
den met 2 aaneengekoppelde wa
gens.
Dhr. J DE FEIJTER licht het
verzoek toe. Er zijn des,wege
pas processenverbaal opgemaakt.
Spr. gelooft niet, dat het gevaar
vermindert, doordat op den twee
den wagen een jongen meerijdt,
zooals njeestal gebeurt. En om
dat men wegens weergesteldheid
wat achter is, wordt nu haast
gemaakt met de levering aan de
fabrieken en rijdt men met twee
wagens aaneen. Waar dit in
Neuzen en Zaamslag niet vei-
boden is, weten ijienschen uit
die gemeenten niet, dat het in
Axel niet mag en ontstaan pro-
cessen.
Dhr.' KRUYSSE dacht, dat het
nergens mocht, omdat het bij
Prov. Reglement verboden is.
Dhr. ESSELBRUGGE acht het
niet zoo gevaarlijk als 2 auto's
achter elkaar.
De VOORZ. zegt, dat auto's
van remmen zijn voorzien en
wagens niet. Maar als het bij
Prov. Regl. is verboden, kunnen
wij het art. wel opheffen.
Naar aanleiding van een op
merking van dhr. Oggel, dat het
al laat is voor dit seizoen, meent
de Voorz., dat men de politie
zou kunnen vragen om er reke
ning mee te houden.
Zonder hoofdelijke stemming
wordt alzoo besloten.
li. De VOORZ. zegt dat gis
teren nog drie brieven zijn inge
komen van den gem. ontvanger,
gedateerd 8 Nov. 1930.
Dhr. OGGEL zou de behande
ling daarvan willen uitstellen.
Dhr. 'T GILDE vroeg voorle
zing ervan, daar ze niet bij de
stukken lagen en anderen ze wel
hebben gelezen.
De VOORZ. voldoet hieraan.
De brieven luiden als volgt:
No. 247 (eerste brief.)
Aan den Raad der gemeente Axel.
In vervolg op mijn schrijven
van 6 Aug. 1 1. heb ik de eer U
het volgende te berichten. Gaarne
erken ik, dat de toon van mijn
schrijven niet was, zooals die
behoorde te zijn. Ik bied den
Raad daarom bij. dezen mijn ver
ontschuldiging aan en verzoek
hem dfie wel te willen aanvaarden.
No. 248 (tweede brief)
Het zij mij vergund een en ander
te mogen zeggen over de wijze
waarop in een vergadering van
5 Aug. 1.1, het voorstel van B en
W. tot verlaging van mijn borg
tocht werd verdedigd.
Uw voorzifter zegt: „Er is be-
„paald, dat de gem.-ontv,. zoodra
„hij meer dan f 6000 in kas heeft,
„dit bij de bank moet storten. De
„girodienst was daaronder niet
„begrepen. B. en W. willen dit
„nu onder kas brengen en stel-
„len in verband daarmede voor
„de borgtocht te stellen op f 7000."
Dit heeft Uw Raad, als met den
inwendigen dienst niet op de
hoogte, zooals vanzelf spreekt,
moeten aannemen.
De mededeeling is echter on
juist. le Het is niet waar, dat
ik hetgeen meer in kas is dan
f 600C bij de bank moet storten.
Mijn instructie zegt ik meende
te mogen aannemen, dat uw
voorz. die wel heel goed kent,
doch zelfs dit blijkt niet het
geval te zijn dat, als het kas
geld het bedrag van mijn borg
tocht overtreft, dit meerdere naar
B. en W. moet worden overge
bracht.
Het 2e zinnetje „de girodienst
was daaronder niet begrepen", is
eveneens onwaar. Ieder zal toch
begrijpen, dat het bedrag op de
girorekening staande er. waaro
ver ik zonder nadere machtiging
kan beschikken, w e 1 onder het
kasgeld begrepen is. Wanneer
dus B. en W. de girorekening
voortaan „onder kas (willen^
brengen" dan staat dat vrijwel
gelijk met een open deur intrap
pen. Ik zou dus gaarne aanne
men, dat deze mededeelingen
niet met verkeerd opzet zijn ge
daan. Het tegenovergestelde al
thans zou buitengewoon teeke
nend zijn. Gel ij k de mede
deeling op zichzel
reeds is.
Burg. en Weth. zeggen dus:
de ontvanger mag f6000 in kas
hebben en daarom stellen wij
voor de borgtocht te bepalen op
7000. De Raad zegt (in mijn
instructie art. 5): „2. Zijn werk-
„kring omvat: het overbrengen
„zoo dikwijls de bij hem in kas
„zijnde gelden het bedrag van
„den door hem gestelden borg
tocht overtreffen, van het meer
dere naar B. en W."
Om dus even samen te vatten
Als mijn borgtocht f7000 is, dan
mag ik f 7000 in kas hebben (en
niet f 6000) of als ik f 6000 in
<as mag hebben, dan behoorde
mijn borgtocht op f 6000 te zijn
gesteld.
Het is allerminst mijn bedoe-
ing op de vaststelling van het
bedrag van mijn borgtocht terug
te komen. Ik meende echter, dat
het gewenscht was, dat uw Raad
ook op de hoogte van de wer
kelijkheid werd gebracht.
No. 249 (3e brief).
Bij de behandeling van mijn
schrijven d.d. 6 Aug. 1.1. en de
daaruit voortvloeiende bespreking
is een en ander gezegd, waarop
ik gaarne de aandacht wil vesti
gen. De voorz. zeide „Toen de
„tegenwoordige gem. ontv. be-
„noemd was, heeft hij tevens over
genomen de door zijn voorganger
„aangevangen administratie van
„het grondbedrijf".
Hieruit zou kunnen worden ge
concludeerd, dat mijn vooiganger
in persoon de administatie
had aangevangen. Dit is absoluut
onwaar. Wel was de heer De Put
ter nog gem. ontv., toen het be
drijf is ingesteld, doch hij was
toen reeds geruimen tijd Ongesteld.
De administratie is van begin at
door mij gevoerd. De stukken
kunnen dit uitwijzen.
Verder zegt de voorz., dat B
en W. met mijn voorganger de
desbetreffende regeling hadden
getroffen. Twee onwaarheden be
helst dit korte zinnetje, en wel
a. dat met mijn voorganger een
regeling zou getroffen zijn.
Dit is nimmer geschied. Er is
met hem over het grondbedrijf
zelfs nooit gesproken. Zijn onge
steldheid liet dit ook niet toe.
b. dat er een regeling getroffen
zou zijn. Er is nimmer een rege
ling getroffen. Een regeling tref
fen geschiedt tusschen 2 partijen.
De zaak heeft het volgende ver
loop gehad. Door den secretaris
werd een concept opgemaakt waar
in vermeld stond, dat de admi
nistratie var. het bedrijf zou wor
den gevoerd door een administra
teur. Dit concept stelt hij den
burgemeester ter hand. Bij het
lezen van het le artikel zei deze:
„De administratiekande ontvanger
er best bij doen", Hoe iemand
dit nu kan noemen een regeling
treffen „is mij niet recht duide
lijk". Mijn taalgevoel zou zeggen,
dat hier iets wordt opgelegd. Ik
wees er den secretaris destijds
reeds op, dat het feitelijk niet
mogelijk was, dit den ontvanger
op te dragen en dat de burge
meester dat toch behoorde te we
ten. Daar ik echter geen bezwaar
maakte de administatie te voeren,
werd er niet meer over gerept.
Verder zegt uw voorz.„B
„en W. stellen op den voorgrond,
„dat zij wettelijk niet bevoegd
„zijn, den gem. ontv. dat werk
„op te dragen, doch, waar het
„den ontvanger bij zijn benoeming
„zoowel als tijdens zijn sollici
tatie bekend was, dat die ad
ministratie ook door den ont
vanger werd verricht" enz.
Dit laatste getuigt van een on
juist begrip van de zaak. Waar
het echter uilen naar Athene
dragen zou zijn, wanneer ik mijn
standpunt hier zou verdedigen,
zie ik daarvan af. De vraag rijst
evenwelKomen B. en W. pas
na 6 jaar tot de ontdekking, dat
zij onbevoegd waren, de admi
nistratie aan den ontvanger op
te dragen, of wist men dat des
tijds reeds Is dit laatste het
geval, dan werpt dit toch wel
een zeer eigenaardig licht op de
zaak Men zou dan willens en
wetens iets gedaan hebben, waar
toe men wettelijk onbevoegd was.
En komt men nu eerst tot die
ontdekking, dan spreekt dit boek-
deelen, zoodat ik er niets meer
aan heb toe te voegen.
Dit schrijven heeft allerminst
de bedoeling, verandering in den
nieuwen toestand te brengen. Ik
vond het echter gewenscht, dat
de Raad op de hoogte zou zijn
van het feit, dat hij minder juist
is ingelicht.
Voorts moge ik nog even wij
zen op een woord van den heer
Dieleman. Deze zegt: „Ik kom
niet tusschen de scheeve verhou
ding tusschen B. en W. en den
gem -ontv." Dit is een ongezochte
gelegenheid om mij hierover eens
uit te spreken. Ik kan den Raad
verklaren, dat die scheeve ver
houding inderdaad bestaat. Dat
is mijnerzijds althans niet
tegen de personen als zoodanig.
Het geval is, dat ik aan de ge
meente-administratie meer tijd
moet besteden, dan noodig
zou moeten zijn. (Dit ligt
niet aan de wethouders). Ver
andert dit, en dat heeft men zelf
in de hand, dan verdwijnt de
scheeve verhouding vanzelf.
Verder maakt de heer Oggel
nog een 'Opmerking over de
openstelling van het kantoor, een
opmerking, waaruit blijkt, dat de
spr. de zaak niet juist inziet. Ik
vertrouw, dat de heer Oggèl,
wanneer hij hierover even na
denkt, tot deze conclusie zal
komen, zoodat ik mij ontheven
acht van de verplichting, om
hierop nader in te gaan.
Ten slotte. De Raad heeft be
Daald, dat met 1 Jan. 1931 het
kantoor van den gem. ontv. zal
worden gehouden ten gemeen
tehuize. Hiervoor betuig ik den
Raad mijn hartelijken dank. Het
is absoluut verkeerd in de in
structie van den gem. ontv. te
bepalen, dat deze zelf voor een
kantoor moet zorgen, zelfs al
krijgt hij vergoeding voor vuur
en licht. Herhaaldelijk is in vak
bladen en op vergaderingen er
over geklaagd, dat deze bepa
ling in verschillende instructies
nog voorkomt. Het is ook inder
daad ongerijmd. Aan geen enke
len gemeente-ambtenaar zou zoo
iets worden opgelegd. Ik ben
overtuigd, dat als ik de veran
dering verzocht had, die in geen
geval zou zijn toegestaan.
Nu heeft men welke bedoeling
daarbij ook voorzat den wagen
in het juiste spoor gebracht.
Daarom zoowel aan den Raad
voor zijn besluit, als aan het
college van B. en W. voor zijn
voorstel, harfelijk dank.
De VOORZ. stelt voor dit
schrijven voor kennisgeving aan
te nemen.
Dhr. 'T GILDE: Hebben B.
en W. daar niets op te zeggen
De VOORZ. Op dergelijk
schrijven ga ik niet in.
Dhr 'T GILDE: En als het
nu zoo is?
De VOORZ. Dan zal 't we
zoo zijn.
Dhr. KRUYSSE Hij gaat eerst
verontschuldiging vragen voor
den onbehoorlijken toon, waarop
hij schreef en nu gaat hij weer
op denzelfder. toon voort.
Dhr. OGGEL: De scheeve ver
houding kan door dergelijk schrij
ven niet verbeteren.
Dhr. 'T GILDE wenscht te
zeggen, dat het stilzwijgen op
dat schrijven geen bewijs van
kracht is.
De brieven worden z. h. s.
voor kennisgeving aangenomen.
Moeder, Uw kindje zal U niet
half zooveel zorg geven als L
het huidje maar droog houdt met
Purolpoeder en de branderige o
stukgaande plekjes behandelt met
Purol. Dit verzacht dadelijk en
geneest spoedig.
Purol en Purolpoeder
zijn verkrijgbaar bij Apoth. en
Drogisten.
3. Benoeming keurmeesters
jaarmarkt.
Aanbevolen worden door B.
en W.als keurmeesters W. Die-
leman-Verplanke en A. C. Yse-
baert, als plaatsvervangers G.
Weijns en L. de Maat en als ar
biters A. de Feijter Cz. en D.
Dekker Wz.
Gekozen worden Weljn6met7»
de Maat met 8 en Dekker met
st. De Feijter had 4, Dieleman
1, Ysebaert 1 en F. v. d. Wege.
1 stem. Blanco 2 st.
4 Aankoop bouwgrond.
Door F. Dieleman, G 34 alhier
is gevraagd een perceel grond te
<oopen in de Verlengde Prins
Hendrikstraat, groot 164 M®.
Omdat dit aangevoerde grond
is, wordt besloten den prijs, die
2,75 per M. was, te bepalen
op f2,50.
P. J. van Bendegem—Koole
vraagt het perceel naast zijn
woning te koopen voor f800,
daar z. i. ook die grond niet
geschikt is voor bouwgrond. Hij
wil er een garage zetten en
overigens het erf van de straat
scheiden door een muur.
B. en W. stellen voor het per
ceel groot 460 M* te bieden
voor f2 per M.oorspronkelijk
was de prijs f3
Dhr. 't GILDE is het eens met
B. en W., dat niet alle grond
daar ongeschikt is en daarom zou
het onbillijk zijn nu nog minder
te bieden tegenover anderen, die
er met veel moeite aan dien prijs
nog mindere grond kregen. Z. i.
kan daar nog heel goed een per
ceel bebouwd worden.
Maar spr. wil nog op iets an
ders wijzen en teekent in scher
pe kleuren het feit, dat in de be
bouwing van de Nieuwe wijk zoo
weinig lijn is en B. en W. zoo
weinig stijl- en smaakgevoel had
den om de straten en gebouwen
er zoo grillig neer te zetten. Als
spr. kijkt naar Terneuzen, dan is
het verschil hemelsbreed, hoe
netjes en ordelijk daar de wo
ningen als gesorteerd staan.
De VOORZ. zegt dat aan de
orde is het verzoek van Van Ben
degem en vraagt of daartegen
grieven zijn?
Dhr 't GILDE: zeker, mijnheer
de Voorz. Er zal daar nu een
blinde muur gezet worden en dat
zal weer heel leelijk staan.
De Veorz.Toch beter dan nu.
En omdat die grond zoo laag ligt,
wil niemand ze koopen en blijft
het dus zoo liggen. Door deze
verkoop zal dus de toestand ver
beteren.
Dhr. OGGEL zegt, dat wat dhr.
't Gilde opmerkt, ook dikwijls een
punt van overweging is geweest
bij B en W. De een zet een ga
rage, de ander een huis met min
der mooie gevel, enz. en soms
zijn er ook wel wenken gegeven
oin eenige versiering aan te bren
gen. Maar smaakvol is het alleen
te krijgen, als de teekeningen
worden onderworpen aan de goed
keuring van B. en W. en dan komt
het bezwaar, dat de menschen
dan liever goedkooper op een
andere plaats bouwen en blijven
we met den grond zitten.
Dhr. CLAESSENS zou er toch
voor zijn, dat een bepaling be
stond, dat men maar niet bouwde
wat en hoe men wilde.
De VOORZ. Nu er eigenlijk
woningnood is, gaat dat moeilijk.
Dhr. KOSTER merkt op, dat
in Middelburg ook zoo'n bepa
ling bestaat en dan bouwen ze
niet. Spr. vraagt echter of bij
minderen prijs de financiën dier
gronden niet spaak loopen.
De VOORZ. antwoordt dat
daar eenigszins op gerekend is.
Dhr. P. DE FEIJTER vindt het
ook jammer, dat er overal pak
huizen gebouwd worden. De
omwonenden hebben er de last
van door stof, enz Is 't niet
mogelijk, zoo vraagt hij, dat er
een plaats speciaal voor pakhui
zen wordt aangewezen
De VOORZ.Dat kunnen B.
en W. wel eens overwegen.
Dhr. KRUIJSSE merkt op, dat
dhr. 't Gilde nu wel gehoord
zal hebben dat er geen voor
schriften zijn voor de be
bouwing en het dus niet aan B.
en W. ligt, dat er zoo weinig
lijn zit in den bouw.
Dhr. 'T GILDE: Ja, maar U
hebt toch geloof ik, teveel goe
den smaak, om zoo'n muur fraai
te vinden.
Dhr. KRUIJSSE: 't Zal in elk
geval beter staan dan nu en op
dien grond kan niet gebouwd
worden.
Dhr. 'T GILDE ontkent dal
en weet zeer goed, dat bedoelde
Sloot daar niet lagdat waS|
waar het erf van Keizer ligt.