Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen De uiterste wil. No. 96. VRIJDAG 7 MAART 1930. 45e Jaarg. J. C. VINK - Axel. VREES. FEUILLETON. Kamer van Koophandel voor Zeeuwsch-Vlaanderen. Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. DRUKKER-U1TGEVER ADVERTENT1ËN van 1 tot 5 regels 60 Centvoor eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure. „Ik ben bang dat...". Ik vrees...". Dit zijn twee uitdrukkingen, die we dagelijks herhaalde malen om ons heen hooren, of wellicht zelf uiten. Het zijn de uitingen van één van de meest voorkomende menschelijke gevoelens: vrees. Het is een kwade gast, om in onze gedachten te herbergen, deze vreeseen gast, die zorg en on zekerheid verspreidt, die verdeelt en vernietigt, die juist die onaan gename dingen te voorschijn doet komen (en er den weg voor ef fentdie men vreesde. Zegt niet een oud schriftuurlijk woord reeds„Want ik vreesde eene vreeze en zij is mij aangekomen, en wat ik schroomde is mij over komen. Ik was niet gerust, en was niet stil en rustte niet; en de beroering is gekomen?" We vreezen van alles, we vree zen niet populair te zijn, niet ge zien, niet gewaardeerd, we vree zen gebrek, armoede, tekort, mis lukking, we vreezen eenzaamheid, duister, pijn naar lichaam of geest, we vreezen..het leven zelf, we vreezen de open ruimten en de gesloten plaatsen, we vreezen de andere menschen, we vreezen voordood. We vreezen „ik weet niet wat", het summum van alle vrees, die in' de wereld rondgaat. En deze vrees berooft ons van ons ware leven, zooals een Her- bert Gray het uitdrukt. Wat is deze vrees Is het niet de angst dat er van het een of ander niet genoeg is, of genoeg kan zijn, voor ons allen, om ons allen in overvloed daarvan te be dienen lshetnietdewaan.dat er niet voldoende werk, of goe deren of middelen van welken aard dan ook, zouden zijn voor ons allen? Terwijl wij allen, juist door het feit van ons be staan, als afspiegeling van den Logos, zouden kunnen, zouden moeten weten, dat in al onze be hoeften reeds bij voorbaat voor zien is, dat er meer is, dan we aanvaarden Wijsgeeren hebben het verklaard door de eeuwen heen. Maar we hebben de mist van den vrees over ons denken laten konten, en een muur van duisternis doen oprijzen tusschen ons en al de dingen die we 1100- dig hebben of mcenen te hebben, zoodat we ze niet zien, en vree zen, vreezen dat we niet alles zullen krijgen, wat we noodig hebben. En door deze duisternis en mist misleid, klemmen we krampachtig in onze handen, het beetje dat we hebben, we houden het in onze saamgeknepen vuis ten, opdat we maar niets zullen verliezen Maar door het harde knijpen, glipt het tusschen onze vingers door, als het gladde, zil veren zand in kindervuist. Zoo sluit onze dichtgeknepen vuist ons af van het ontvangen juist der zoo gewenschte dingen. We openen de hand niet, om anderen van het onze mee te deelen. En vergeten, dat, als we dat deden, als we onze handen gevensbereid openden, dat we dan ook tege lijkertijd in staat zouden zijn om te ontvangen. In onze open han den. Er is meer dan genoeg voor ons allen in de wereld, en indien we dat beseften, zou niet alleen de zinlooze vrees gaan wijken, maar zou daardoor tevens duide lijk worden onze broederschap met de andere menschen, niet alleen van ons eigen land, maar ook met die van andere landen. „We zijn allen menschen." Den kers hebben ons gezegd, dat rijk dom in zichzelf geen bron van geluk is dat men het moest beschouwen als een middel, niet een einddoel voor het menschelijk pogen en streven. Maar dat het een bron van verhoogd geluk voor ons allen zou zijn, als we voortdurend en eerlijk streefden om onszelf te beheerschen, om ons bezig te houden met het tot practisch nut brengen van onze hoogste bekwaamheden, onze ta lenten ontwikkelend en ze aan wendend in dingen die de moeite waard zijn, steeds pogend een grootere mate van goed in ons eigen leven te weten en te de- monstreeren en meer goed in het leven van anderen te brengen. 't Was Hedwig alsof haar een dolk „Indien we dat zouden doen, zou „rijkdon" als vanzelf tot ons komen wanneer we van ons zelf gaven, zouden de menschen ons in voller mate geven, niet als liefdadigheid maar als het natuurlijke in bloei toenemen van een leven aldus toebereid om te ontvangen". Er is genoeg voor allen, als we het maar beseften. De over vloed van den een, behoeft niet het gebrek van den ander te be- teekenen, indien we de wetten van liefde en leven maar vol doende begrepen om ze te ver trouwen. Dudley. JAARVERSLAG. I. Aan het overzicht van de re sultaten en gebeurtenissen over het laatste jaar, gegeven door den Voorzitter der Kamer, is het onderstaande ontleend Wanneer men voortdurend de rapporten en verslagen nagaat, die gewagen van de economische omstandigheden uit het buiten land, blijkt voortdurend, dat, ofschoon daarbij gewaagd wordt van gunstige bedrijfsresultaten, over het algemeen een zekere onrust is te bespeuren, dat men allerwege met moeilijkheden heeft te kampen, dat achteruitgang en toeneming van moeilijkheden ge vreesd worden en alzoo van een rustig bedrijfsleven geen sprake meer is. En ofschoon wij het in onze Kamer al meermalen he- treurd hebben, dat bijzondere maatregelen voor hulp aan be dreigde industrieën uitbleven, moet ook worden erkend, dat bovenbedoelde moeilijkheden in de economische toestanden, zich in de landen, die aan hun han del of industrie kunstmatige be scherming verleenen, in niet mindere mate voordoen of zelfs in sterkere mate dreigen. Een sterke depressie ondervond men in de Vereenigde Staten als Zij legde daarbij zooveel sorgiame gevolg van de beurscrisis, door de daling der industrieele waar den een crisis, waarvan de ge volgen ook sterk voelbaar waren op de Amsterdamsche beurs. De gevolgen van de beurscrisis in de Vereenigde Staten doen zich, dit moge wonderlijk klinken, voor een in ons gebied gevestigde in dustrie reeds gevoelen en waren aanleiding tol vermindering van personeel. indien ik den economischen toestand van ons land, over het afgeloopen jaar overzie, vermeen ik en ook mijne collega's die zich vóór mij hierover uitspraken blijken van die opvatting dat er aanleiding is voor optimisme, zij het ook een getemperd op timisme. Ik heb het reeds een vorig jaar uitgesproken, dat er in tegenstelling met de voor-oorlog- sche jaren, zelfs bij een tijdperk van bloei, nog een zekere vrees blijft bestaan, dat er geen stabi liteit is. Alles gaat met schokken gepaard. Met schokken komt in sommige branches een tijdperk van bloei, maar daartegenover staan meerdere gevallen van een plotselinge, somtijds finale inzin king. Een bedrijf dat op het oogenblik goed loonend is, is dit misschien binnen enkele weken niet meer en staat aan de grens van een crisis. Een sprekend voorbeeld daarvan is b.v. de scheepvaart. De binnenvaart maakte in de laatste maanden van 1929 nog goede prijzen, ter wijl thans de vrachten dermate zijn gedaald dat van verschillende reizen de kosten niet goed ge maakt worden. En de vrachten voor de zeevaart staan al niet beter. Er is in het centrum van het land trouwens een algemeene* klacht over slappe zaken, terwijl de graanhandel een crisis door maakt, die reeds slachtoffers heeft geëischt. Met betrekking tot het gebied der Kamer kan ik gelukkig een ander geluid laten hooren dan vroegere jaren, al is dit niet on vermengd, door de slechte resul taten die de landbouw in het afgeloopen jaar heeft te boeken, niettegenstaande een oogst werd binnengehaald zoo rijk als nooit te voren. Was men het vorig jaar vol zorg over het aantal werkloozen in het geheele gebied, aangezien dat aantal van 2284 in 1927, was gestegen tot 2782 in 1928, thans is dit veranderd. Behalve het bouwen van de groote stikstoffenfabriek der „Compagnie Neerlandaise de l'Azote" te Sluis kil, dat zeer vele werkkrachten vordert, waren daarop ook andere werkzaamheden en omstandighe den van invloed, o.m. minder aanbod van werklieden uit het buitenland, en was er gebrek aan arbeidskrachten. Indien er men schen zonder werk liepen, zal zich dat bepaald hebben tot sei zoenwerkloosheid, wat zich altijd heeft voorgedaan en wat ook zal blijven. Emigratie naar het bui tenland of naar industriecentra kwam daardoor vrijwel tot stil stand en er kwam eer een tegen overgestelde trek, al is het ook dat het bevolkingscijfer van Zeeuwsch-Vlaanderen in totaal nog iets terugliep. Het daalde n.l. van 82428 tot 82297, een vermindering van 131 personen. In 1928 was de vermindering 453 en in 1927 288, een gewoon ver schijnsel als gevolg van de trek van het platteland naar de steden. Groote schommelingen zijn erin de bevolking der gemeenten niet voorgekomen, met uitzondering in de gemeenten BreskensenGroede, als een gevolg van grenswijziging. Iets ruimere toeneming kwam voor te Tei Neuzen 208, Hulst 87 en Sas van Gent 54. De wensch, dat de abnormale bevolkings vermindering zou tot staan ko men, is vrij spoedig vervuld, aangezien de vooruitzichten om in Zeeuwsch-Vlaanderen een be staan te vinden, er voor onze nijveren niet ongunstig uitzien. Het is te hopen, dat dit voor uitzicht zal worden bevestigd. En al is het nu, dat voor een groot deel de stichting van een wereldbedrijf door een buiten- landsche combinatie daartoe voor het grootste deel zal bijdragen, zoo is het toch ook een genoe- Recept. AXELSCHE COURANT Bureau Markt C 4. Telef. 56. - Postrek. 60263. 13) Zal ik haar nu bekennen vroeg hij rich zeiven af, dat ik haar dochter niet bemin en nimmer beminnen kan, en dat ik dus ongaarne met haar een huwelijksreis zou maken Zal ik haar rondborstig zeggen dat ik, hoewel te vergeefs reeds beproefd heb, mij van de mij knellende huwelijksbanden te be vrijden? Neen, hij kon het niet over zich verkrijgen, moeder en dochter zoo zwaar te grieven. Hij had den moed niet, de goede, minzame vrouw in 't gelaat te zien en haar tegelijk zulke harde woorden te zeggen, want hij besefte dat hij de goede vrouw, die haar dochtertje zoo innig liefhad, voor haar gansche leven diep ramp zalig zou maken. Hij wilde liever zelf lijden, dan de geen kwaad ver moedende een zoo felle smart op leggen. Ik wil gaarne toestemmen in alles wat ge voor Leontine goed en heil zaam acht, sprak hij. Welk oord zoudt gij voor het beste houden Ik geloof dat het Zuiden van Frank rijk het heilzaamste zal zijn antwoordde zij. Haar schroomvalligheid was eens klaps geweken, en blijmoedig reikte zij Bertram de hand. Wat zijtgetoch goed voor ons, Bertram 1 Hoe zal ik er u ooit genoeg voor kunnen danken Ik zou gaarne met u gaan, voegde zij lachend er bij, m«ar Ik weet bij onder» vinding, dat jonggehuwden het liefst alleen reizen. Mocht ge echter een reisgezellin verlangen, dan zal Hedwig zeker gaarne van de partij willen zijn. Bertram ontroerde hevig't was of de wond zijns harten nog verder werd opengereten. Neer, antwoordde hij kortaf. Hed wig moet thuis blijven en voor u zorgen. De vastbesloten toon waarop hij sprak beviel mevrouw Harderszij maakte er uit op, dat hij het liefst met zijn vrouw alleen wilde zijn. Qe kunt doen zooals ge wilt, z:ide zij, ik zal maar dadelijk aan het in pakken beginnen. Qe hebt me heden recht gelukkig gemaakt, lieve Bertram, want ik zie uit alles, hoezeer ge mijn dochter bemint. Mevrouw Harders trachtte zichzelve wijs te maken, dat alles geheel naar haar zin ging, maar zij zou toch wel gewild hebben dat Bertram zijn liefde iets duidelijker had doen blijken. Zij ging naar Hedwig, die in alles haar rechterhand was. Hedwig, sprak zij, eerstdaags zal het jonge echtpaar een lange reis aan vaarden. We zullen met de toebereid selen de handen vol hebben. Hedwig verbleekte en zag haar met een ontsteld gelaat aan. Zij gaan een huwelijksreis naar het Zuiden van Frankrijk maken, antwoord de mevrouw Harders met zelfvoldoe ning. De dokter meent dat het warme en droge klimaat voor Leontines ge» stel het beste is. Ik stelde Ber tram voor, u mede te nemen, maar hij wilde liever met zijn vrouw alleen gaan, in het hart werd gestooten. 't Zal ons zwaar vallen, Leontine te missen, ging mevrouw Harders voort, maar 't is voor haar bestwil, zij zal zich gelukkig gevoelen, en ik heb u immers nog, lieve Hedwig! Qe zijt voor mij zoo goed als een dochter. Ik ben dadelijk hierheen gesneld, om het u mede te deelen, want ik weet dat ge mij gaarne zult helpen om voor alles te zorgen, opdat het jonge paar op reis aan niets ontbreke. Ber tram is waarlijk recht vriendelijk. Gelooft ge, dat hij veel van Leontine houdt O, wie zou haar niet lief heb ben zei de gefolterde Hedwig ontwij kend. Mevrouw Harders gevoelde zich door dit antwoord gestreeld. Zij ver liet Hedwig om haar echtgenoot op te zoeken. Hedwig was alleen. Als verpletterd viel het hopelooze meisje op de knieën haar zwaarste beproeving zou nu komen, wanneer de man, dien zij zoo vurig beminde, zou afreizen met de jonge vrouw, die zij zelve hem door haar smee- ken had in de armen gevoerd. In ver twijfeling sloeg zij de oogen ten hemel. O God, hoe zal ik mijn leed kun nen dragen sprak Hedwig smarte lijk. Is er dan geen erbarmen voor mij, dat ik zoo onduldbare smart moet lijden De toebereidselen voor de reis ver oorzaakten groote drukte. Mevrouw Harders bedacht en verzon alles wat de jongelieden konden noo dig hebben, Bertram werd er door ge- troHem liefde aan den dag, dat zelf een min der teergevoelige ziel dan de zijne er door geroerd zou zijn geworden. Maar de arme lijderes Hedwig 1 Bertrams hart bloedde, als hu haar met een kalm doch doodsbleek gelaat zag helpen aan de toebereidselen voor zijn reis. Hij besefte, dat zij nog meer leed dan hij en voortaan nog oneindig meer zou lijden, daar zij minder af leiding zou hebben. Hem zou de reis en de zorg voor Leontine verstrooiing baren. Hedwig daarentegen kon slechts in stilte lijden en moest met gelaten heid het zwaarste offer brengen. Toen Bertram haar in den loop van den dag vóór zijn vertrek een orgen- blik alleen trof, smeekte hij haar om hem des avonds een kort onderhoud toe te staan. Nauwelijks had zij daarop toestem mend geantwoord, of de bankier kwam hen storen en nam zijn schoon zoon met vaderlijke genegenheid onder den arm. Kom eens mede, sprak hij opge ruimd, ik zal u eens iets laten zien, maar schrik niet hoor! Hij bracht Bertram naar de voor kamer en wees op een stapel koffers. Dat komt er van, als men met een vrouw op reis gaat, riep hij lachend. Ik heb me ook eens den last moeten getroosten, om met zooveel bagage op reis te gaan, Plotseling werd zijn gelaat ernstig. Ge ziet, mijn waarde zoon, ging hij voort, hoe ge bemind wordt en voor u gezorgd is. Mijn vrouw verzint alles, opdat het u maar aan niets zal ontbreken, en gij zult gevoelen, dat wij met onze zorgende liefde u niet meer emrlngetii O ge zijt beiden veel le goed, antwoordde de jonge man en klopte zijn schoonvader hartelijk op den schou der. Bertram was door deze enkele woor den van den bankier diep getroffen en nam zich plechtig voor, de zorg en liefde zijner schoonouders door een minzame behandeling hunner dochter te vergelden, al zou dit hem ook moeite kosten en moest hij zelf er smartelijk onder lijden. Eindelijk kwam de avond, en zijn hart werd meer en meer beklemd, nu hij van de door hem zoo innig geliefde Hedwig voor geruimen tijd afscheid zou nemen. Zij ging haar gewone avondwande ling in den tuin doen, en hij volgde haar. Helder blikten de sterren op hen neder; misschien hadden zq nooit een aandoenlijker tooneel gezien dan het afscheid van deze twee personen die voortaan zoo wreed zouden gescheiden zijn. (Wordt vervolgd). Huzarensla. Neem hiervoor op 2 ons gebraden ka'fsvle.'sch eenige koude aardappelen, Va gekookte biet, Va ui en een paar augurkjes. Men snijdt al deze ingrediënten in kleine stukjes en maakt alles door elkaar aan met wat sla»olie, azijn, peper, zout en Worcester-saus. Alles goed door een roeren en op een schotel doen, waarna men er mayonnaise saus over heen giet. Men kan den schotel even» tueel garneeren met hardgekookt «j «rj •UgUrk.

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1930 | | pagina 1