Axelsche Courant. Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen. No. 55. Vrjjdafl 11 October 1929 Raadsverslag. Verschijnt Dinsdag- en Vrijdagavond. Redacteur-Uitgever J. C. VINK Axel. Tweede Blad. (Vervolg van het eerste blad.) Art. 111. Het is aan hoofden van scholen verboden, leerlingen in hunne inrichting toe te laten, waarvan door den Burgemeester aan het hoofd schriftelijk is medegedeeld, dat zich bij deze leerlingen of een van hunne huisgenooten een of meer der ziekten, bedoeld in art. 109, le lid, geopenbaard heeft. Het verbod in dit art. is niet of niet meer van toepassing in dien een door den B. en W. aan te wijzen geneeskundige schrifte lijk .verklaart, dat er geen gevaar van besmetting bestaat of dat het heeft opgehouden te bestaan. Art. 112. De bepalingen in de drie voor gaande art. zijn niet van toepas sing op eene bij of krachtens de wet van 4 Dec. 1872 S 134, hou dende voorzieningen tegen be smettelijke ziekten en besmettelijk verklaarde ziekte. Art. 113. Het is verboden lijders aan mazelen te vervoeren. Het vervoer van lijders aan mazelen of aan eene bij of krach tens de wet van 4 Dec. 1872, S 134, houdende voorzieningen tegen besmettelijke ziekten, be smettelijk verklaarde ziekte, naar een ziekenhuis of naar hunne woning is geoorloofd, mits het vervoer geschiede in uitsluitend daartoe bestemde raderbaren of draagbaren of in een van ge meentewege daartoe bestemd rijtuig. In bijzondere gevallen is de Burgemeester bevoegd vergun ning te verleenen om lijders aan mazelen te vervoeren. Het vervoer van lijders aar, mazelen met gebruik van open bare vervoermiddelen is verboden Het is verboden een vervoer middel na het in het tweede lid bedoeld gebruik anders te ver voeren dan ter ontsmetting naar een daartoe bestemde inrichting of na ontsmet te zijn. Dit vervoer mag ook met an dere, mits niet openbare vervoer middelen geschieden, doch alleen na kennisgeving aan den Burge meester of aan den door hem daarvoor aangewezen persoon en gelijktijdige opgave van den naam van dengene, wiens vervoermid del gebruikt zal worden. Dhr. 't Gilde: Er is hier sprake van een rijtuig van de gemeente, dat is er toch niet De Voorz.Als het noodig mocht zijn, dat iemand vervoerd werd volgens dit artikel, dan zouden we in zoo'n geval een rijtuig daarvoor aanwijzen. B.v. als er een geval van Alastrim was, dan moest zoo iemand naar Hulst gebracht worden in een rijtuig, dat B. en W. ervoor bestemmen. Art. 114. Op de algemeene begraafplaats zal geene begraving mogen plaats hebben, dan door den daartoe door den Gemeenteraad aange stelden grafdelver of die hem vervangt, en zullen daarbij in acht genomen moeten worden de voorschriften, door B. en W. in het belang der openbare orde of gezondheid gegeven. Art. 115. Het is verboden, lijken ter be graving te vervoeren, anders dan in gesloten kisten. Art. 116. Hij, die een lijkkist levert of vervaardigt, is verplicht te zorgen dat daaruit geen vocht kan loopen. Art. 117. Hij, die een lijk op de alge meene begraafplaats wil doen begraven, geeft of doet daarvan kennis geven, minstens 24 uren te voren aan den grafdelver of diens plaatsvervanger, onder over legging van het bewijs, bedoeld bij art. 4 der Wet van 10 April 1869, St.bl. No. 65. Art. 118 Lijken uit een andere gemeente zullen op de algemeene begraaf plaats niet mogen worden be graven, dan met schriftelijke toe stemming van B. en W. Dhr. 't GildeIs dat niet door het Rijk geregeld De Secr. denkt, dat dhr. 't Gilde misschien bedoelt een bepa- ring uit de begrafeniswet, maar daar ziet dit art. niet op. Dit spreekt op naburige gemeenten. Dhr. KruijsseHet is al ge beurd, dat iemand, die onder de gemeente Koewacht woont, vroeg om een huisgenoot in Axel te mogen begraven, en in dat geval kunnen nu B. en W. daartoe vergunning geven. Art. 119. Het is verboden, plaats te ne men in de lijkkoets, of op eene andere daarvoor gebruikte wagen, waarin naar de begraafplaats wordt vervoerd het lijk van een peisoon, die overleden is aan eene bij of krachtens de Wet be smettelijk verklaarde ziekte. Art. 120. Bij het heerschen van besmet telijke ziekte worden bij het ver voer de voorschriften in achtge nomen, vastgesteld door B. en W. Art. 121. Het is verboden zonder ver gunning van B. en W. op de al gemeene begraafplaats, grafkel ders te stichten, gedenkteekenen, kruizen en zerken op te richten of te plaatsen en aanplantingen te doen. Het onderhoud der grafkelders en der op de graven aangebrachte voorwerpen, komt ten laste der rechthebbenden, op de wijze en onder de voorwaarden gelijk deze door B. en W. bij het verleenen der vergunning worden vastge steld. Art. 122. De gewone tijd van begraven op de in de gemeente gelegen begraafplaatsen wordt vastgesteld van - des morgens 7 ure tot des namiddags 3 ure. Hij, die een lijk op een buiten gewoon uur wil begraven, heeft daartoe verlof noodig van Burg. en Weth. Tijdens het heerschen eener besmettelijke ziekte, kan de ge wone tijd van begraven door B. en W. zoodanig worden gewij zigd, als zij in het belang der openbare orde of gezondheid wenschelijk achten. Art. 123. Onverminderd het bepaalde bij de Hinderwet is het verboden, tenzij met vergunning van B. en W., in of bij de uitoefening van een beroep, werkzaamheden te verrichten, waarbij oliën, wassen of vernissen worden gekookt of gebrand. Art. 124. Het is verboden in eenig ge bouw of getimmerte vuur te stoken, tenzij in haarden, kachels, fornuizen of andere stookinrich tingen, waarvan de rook wordt afgevoerd door schoorsteenen, welke voldoen aan de voorschrif ten der Bouw- en Woonverorde- ning voor de gemeente Axel. Art. 125. Het is verboden te behoeve van werkzaamheden aan gebou wen a. een open of gesloten vuur aanwezig te hebben elders dan in de openlucht, op den be- ganen grond buiten het gebouw. b. met lampen gevuld met spiritus, benzine, of andere vluch tige oliën, of met eenige open vlam op torens, daken, platten, goten of zalingen soldeerwerk te verrichten, de verflaag af te branden, of dergelijke lam pen aldaar aanwezig te hebben c. de voor de werkzaamheden vereischte vuurpotten of smelt inrichtingen anders dan op den beganen grond buiten het ge bouw te gebruiken anders dan in het bijzijn van een deskundig vakman. De soldeerbouten moe ten op den beganen grond buiten het gebouw verwarmd en in dubbele asbestverpakking buiten het gebouw naar boven gebracht of geheschen worden, De ge smolten asphalt of andere heet vloeibaar geraakte dakbekleeding- stoffen moeten in gesloten ijzeren potten buiten het gebouw naar boven gebracht worden. Art. 126 Indien de in artikel 125 om schreven werkwijze niet uitvoer baar is, wegens de hoogte of den toestand van de gebouwen, zijn Burgemeester en Wethouders be voegd vergunning te verleenen om den vuurpot boven te ge bruiken o.a. op voorwaarde dat a. de werkzaamheden ge schieden onder toezicht van den Opzichter van het gebouw, of bij gebreke van dezen, van een daartoe aangewezen des kundige b. geen soldeerwerkzaamheden geschieden bij harden wind c. nabij plaatsen waar de bouten verwarmd worden, twee met water gevulde emmers, elk van minstens 10 Liter inhoud en tijdens de uit voering van mastiekwerk, steeds eene hoeveelheid van tenminste 50 Liter zand en een zandschop tot onmiddellijk gebruik aanwezig zijn d. de vuurpot geplaatst worde in een van onderen goed gesloten metalen bak. Art. 127. Het is verboden een kook- of verwarmingstoestel te gebruiken tenzij het rust op onbrandbaar materiaal, hetwelk minstens 0.1 M. rondom het toestel uit steekt. Art. 128. Het is verboden licht te bran den, electrisch gloeilicht uitge zonderd, waarbij de vlam op kor- teren afstand dan U/s M. van de bezoldering of licht brandbare stoffen is verwijderd, tenzij een warmtekeerend scherm tusschen de zoldering of licht brandbare stoffen en het licht aanwezig zij. Art. 129. Het is verboden om goederen en stoffen, welke aan broeiïng onderhevig zijn, onder zijn be heer te hebben, tenzij men voldoende maatregelen heeft ge nomen om broeiïng van dien opslag tegen te gaan of te kee- ren. Art. 130. Gebruikers van woningen zijn verplicht te zorgen, dat de schoor steenen hunner woningen inge val deze langer dan twee maan den van het afgeloopen kalen derjaar zijn gebruikt, tenminste eenmaal in het jaar zijn geveegd. De leider van een bedrijf waar bij schoorsteenen in gebruik zijn, waarin ten behoeve van de uit oefening van dat bedrijf ge stookt wordt, is verplicht zorg te dragen, dat deze tenminste tweemaal per kalenderjaar zijn ge veegd. Zoo vaak dit noodig voorkomt, kunnen Burgemeester en Wethou ders terzake een algemeen onder zoek doen of laten doen, waarvan tenminste acht dagen tevoren bij publicatie zal worden kennis ge geven. Dhr. 't GildeHoe moet dat onderzoek plaats hebben De Voorz.Dat zullen B. en W. bespreken, als het eenmaal noodig geacht wordt. Dhr. OggelDan zouden we een schoorsteenveger kunnen aanstellen. Art. 131. Onverminderd het bepaalde bij de Hinderwet en de Vuurwapen- wet 1919, is het verboden, bus kruit of vuurwerk a. ten verkoop in voorraad te hebben, te leveren, te behandelen of te drogen in ruimten waar vuur aanwezig is of wordt ge rookt b. te verkoopen, ten geschenke te geven of aan te bieden of op eenige andere wijze te verstrekken tusschen zonsondergang en zons opgang anders dan bij electrisch licht of lampen, waarvan men verzekerd is, dat hieruit geen vonken vlammen kunnen ver spreiden of vallen. Art. 132. Het is verboden in winkels, pakhuizen of werkplaatsen, waar in een handel in aangemaakte verfstoffen wordt gedreven of aangemaakte verf, vernissen, lijn olie, terpentijn en dergelijke licht brandbare stoffen ten verkoop of ter aflevering gereed gemaakt worden ate rooken b. vuur te ontsteken c. vuur te stoken d. een of meer van de in art. 131 bedoelde stoffen aanwezig te hebben. Dit art. is niet van toepassing op winkels, waarin bovenbedoel de verfstoffen uitsluitend in hare oorspronkelijke verpakking wor den verkocht. Art. 133. Het is verboden binnen den afstand van 10 M. van den weg of 25 M. van gebouwen of ge timmerten, hooi, stroo, lompen, krullen of andere iicht brandbare voorwerpen of stoffen te verza melen, te plaatsen of geplaatst te hebben, anders dan in een ruimte welke is afgesloten door een muur of schutting van tenminste 1.80 M. hoogte en ingeval de afschei ding een schutting is, alsdan ten minste 0.50 M. daarvan ver wijderd. Art. 134. Onverminderd het bepaalde bij de Hinderwet, is het verboden, tenzij met vergunning van Burg. en Weth. a. van petroleum en alle uit of met petroleum, hars of een teer- soort verkregen oliën en vloei stoffen, zooals benzine of daar mede overeenkomende derivaten, welke op het door B. en W. aangewezen toestel een ontvlam- mingstemperatuur van minder dan 21 gr. C aanwijzen, in een per ceel meer dan 10 L. en anders dan in gesloten metalen bussen ieder ten hoogste 2 L. inhoudende of in gesloten flesschen van ten hoogste 0.5 L. te hebben b. van petroleum en alle uit of met petroleum, hars of een teersoort verkregen oliën en vloei stoffen, welke op het door B. en W. aangewezen toestel een ont- vlammingstemperatuur van 21 gr. C of hooger aanwijzen, in een perceel meer te hebben dan 250 L. en anders dan in gesloten metalen bakken, in gesloten fus ten, in gesloten bussen of in ten hoogste 10 L inhoudende geslo ten kruiken of flesschen. Art. 135. Het is verboden de in art. 134 onder a bedoelde vloeistoffen, welke niet voor onmiddellijk ge bruik bestemd zijn, anders in voorraad te hebben dan in stee- nen kelders of gelijkvloers met de straat liggende steenen pak huizen. Het is verboden in ruimten alwaar deze vloeistoffen in voor raad worden gehouden, vuur te hebben, te rooken en ander kunst licht te gebruiken dan electrisch licht. Art. 136. Het is verboden, tenzij met vergunning van B. en W., de stoffen in art. 134 bedoeld, an ders te vervoeren dan in vaatwerk van ten hoogste 200 L. inhoud. Art. 137. Het is verboden, tenzij met vergunning van B. en W., stoffen bedoeld in art. 134 tusschen een half uur nè zonsondergang en een half uur vóór zonsopgang op of aan den openbaren weg te laten verblijven, uitgezonderd die in reservoirs en motorrijtuigen. Art. 138. Het is verboden ongebluschte kalk te hebben in bergplaatsen, welke ter beoordeeling van Bur gemeester en Wethouders, niet watervrij zijn. Art. 139. 1. Een ieder is verplicht bij te sterke broeiïng van hooi of andere aan broeiïng onderhevige stoffen, hetzij op eigen erf, hetzij op dat van anderen, daarvan zoo spoedig mogelijk aan een beambte van politie of den Bur gemeester kennis te geven. 2. Oordeelende dat er gevaar bestaat, kunnen Burgemeester en Wethouders den eigenaar, ge bruiker of beheerder, bevelen, het hooi te verwerken, uit te halen of te verspreiden. 3. De eigenaar, gebruiker of beheerder is verplicht aan zoo danig bevel onmiddellijk te vol doen. Art. 140. Buiten bewaarplaatsen met ver gunning opgericht, is het ver boden, meer dan 200 Liter pe troleum in voorraad te hebben en anders dan in dicht vaatwerk of behoorlijk gesloten metalen kannen. Dhr. 't Gilde wijst erop, dat hier 200 L. petroleum wordt toe gestaan en in art. 134b 250 L. Dhr. Kruysse erkent, dat die artikels met elkaar in strijd zijn. Art. 140 wordt nu geschrapt. Art. 141. 1. Wie brand ontdekt, is ver plicht daarvan terstond kennis te geven aan den Burgemeester of den Opperbrandmeester. 2. Bij brand is ieder verplicht te gehoorzamen aan de bevelen, door of vanwege den Burgemees ter gegeven, onverminderd de verplichting van ieder om de diensten te verrichten, die inge volge art. 446 van het Wetboek Strafrecht van hem gevorderd worden. 3. Ieder is verplicht te ge- doogen, dat, indien het blusschen van brand zutks vordert, blus- schingsmiddelen in, door of op zijn gebouw of erf worden ge legd en aldaar bediend worden. Art. 142. Het is verboden zich te bege ven op het terrein, dat ingeval van brand of brandgevaar, op last van de politie of van de brandweer is afgezet. 2. Dit verbod is niet toepas selijk op degenen, 'die met het toezicht over en de werkzaam heden tot het blusschen van den brand zijn belast, de bewoners en eigenaars van de brandende of bedreigde perceelen, de ambte naren en beambten van politie en Justitie, de geneeskundigen en verder degenen, die daarvan door hem die over het blus- schingswerk het bevel voert, zijn uitgezonderd. Art. 143. 1. Het is verboden bij brand of brandgevaar eenig goed, zon der noodzakelijkheid buiten het afgezette terrein te brengen. 2. Hij, die bij brand of brand gevaar goederen onder zijn be waring krijgt, is verplicht, hier van binnen 24 uur kennis te geven aan den Burgemeester. 3. Het is verboden bij brand, eenig gebouw of een gedeelte daarvan omver te halen zonder uitdrukkelijken last van den Bur gemeester. De Voorz. zegt, dat nu alle artikels zijn gezien, kan geacht worden, dat de verordening wordt goedgekeurd, behoudens dan de wijzigingen, die er nog in aangebracht zullen worden bij besluit van deze vergadering. Het advies van de Gezondheids commissie is nog niet ingeko men en spr. zal daarom de eind stemming aanhouden tot de vol gende vergadering, maar discus- sie's worden er dan niet meer over de verordening gehouden. 11. Verordening keuren van waren. Daar niemand op deze veror dening iets heeft op te merken of te vragen, wordt die z.h.s. aangenomen. Deze verordening zal in een volgend nummer worden opge nomen. 12. Omvraag. a. Dhr. Koster vraagt om de 2e lantaarn aan de Kijkuit te verplaatsen, omdat deze wegens een daar staanden lindeboom geen licht geeft. Dhr. OggelDan kon men beter dien boom snoeien. De Voorz. zegt onderzoek toe, b. Dhr. Koster zou ook gaarne zien, dat de Directeur der gas fabriek werd aangespoord om spoed te maken met de gaslei ding aan den Qudenweg,

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1929 | | pagina 3