N i euws- en Advertentieblad
voor Zeeuwsch - Vlaanderen
No. 55.
VRIJDAG II OCTOBER 1 929.
45e Jaafg.
J. C. VINK - Axel.
Raadsverslag.
FEUILLETON.
Wedergekeerd.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden.
Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKER-UITGEVER
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk
tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag II ure.
JEerste Blad.
Zitting van 24 Sept. 1929.
Aanwezig alle leden. Voor
zitter de heer F. Blok, burge
meester; secretaris de heer J. L.
J. Maris.
V.
(Vervolg ontwerp-Politieveror-
dening.)
Art. 77.
Het is verboden
a. Buiten noodzaak te paard
of met eenig rij- of voertuig en
rijwielen (uitgezonderd kinder
wagens en sportkarren), te rijden
op de trottoirs gelegen terzijde
van den rijweg in de bebouwde
kom der gemeente
b. buiten noodzaak te paard
of met eenig rij- of voertuig te
rijden of gedeeltelijk te rijden
op de bermen der kunstwegen.
Van dit verbod zijn uitgesloten
rijwielen en kruiwagens buiten de
bebouwde kom.
Dhr. van Dixhoorn vraagt, wat
hier met bennen wordt bedoeld
Onlangs is iemand veroordeeld,
die op den aardenweg reed, was
dat een berm
De Voorz.Neen, dat is een
zgn. zomerweg.
Dhr. KosterDit veroordeeling
kwam, omdat hij links van den
weg reed. Dat is volgens de
motor- en rijwielwet verboden.
Dhr. van Dixhoorn vindt het
treurig, dat een hengstenhouder,
die met zijn paard uren te voet
heeft afgelegd, nog niet een ge
makkelijk voetpad nemen kan.
Dhr. J. de FeijterHet betrof
hier een rijwielpad, dat is ook
geregeld bij de wet. Maar toch
hangt het vaak ook af van de
opvatting van een politiebeambte.
Dhr. Oggel zou voor kinder
wagens een uitzondering willen
maken.
Dhr. KosterVolgens de Rij
wielwet mogen die ook niet op
een rijwielpad rijden.
Het art. blijft ongewijzigd.
Dhr. Dieleman zou de verga-
dering nu willen uitstellen. We
zijn nu ongeveer op de helft, zegt
spr. en hoe laat moeten we anders
klaar komen
Verschillende leden zijn daar j
wel voor, in verband met eischen
die de maag stelt.
Dhr. van Dixhoorn zegt er tegen
te zijn. Er is eenigen tijd ge
leden juist met het oog op lang
durige vergaderingen besloten om
's middags te vergaderen en als
we nog een paar uur doorwerken,
is 't gedaan
Dhr. 't Gilde stelt voor om
broodjes te bestellen en dan
eenigen tijd te schorsen.
De Voorz. geeft hieraan gevolg,
zoodat na een half uur de boter
hammen worden aangevoerd, doch
de behandeling is te ver gevorderd
om nog te schorsen en onder de
bedrijven door, vinden spijs en
drank hun weg.
De heeren Van de Bilt en
Wolfert hebben intusschen de
vergadering verlaten.
Art. 78.
Het is op den openbaren
weg in de bebouwde kom ver
boden
1. voor den bestuurder van
een rij- of voertuig, daarmede
op zoodanige wijze of met zoo
danige snelheid over een weg
te rijden, dat de vrijheid of de
veiligheid van het verkeer op dien
weg daardoor wordt belemmerd
of in gevaar gebracht
2. voor alle rij of voertuigen
anders dan stapvoets te rijden in
straten of gedeelten van straten,
waar dit met een waarschuwings
bord is aangegeven
3. twee of meer rij- of voer
tuigen afzonderlijk ingespannen
of aan elkander gekoppeld, door
slechts één voerman te besturen
4. bij het mennen van veld
vruchten, de paarden van boven
de bevrachting te besturen
5. een last te vervoeren, na
dat door de politie is verklaard, dat
hij te zwaar is of gevaar ople
vert
6. trekdieren te geleiden of te
besturen anders dan aan teugels
of leidsels
7. wagens bespannen metrij-
of trekdieren langer dan een
kwartuur te laten staan zonder
toezicht
8. buiten noodzaak met voer
tuigen op een vasten as in draf te
rijden
9. een aangespannen trek
dier van hoofdstel of gebit te
ontdoen, tenzij om het te voederen
of te drenken
10. trekdieren te besturen voor
voertuigen waaraan andere voer
tuigen of handkarren verbonden
zijn, tenzij elk afzonderlijk is
voorzien van een geleider, die den
leeftijd van 14 jaren heeft be
reikt.
Dhr. Koster.zou in dit artikel
onder ten 7e de woorden „langer
dan een kwartier" willen schrap
pen. Het is meermalen gebeurd,
dat ongelukken voorkwamen,
omdat er geen toezicht op de
paarden was.
Alzoo wordt besloten.
Omtrent ten 5e vraagt dhr. Van
Dixhoorn, of de politie kan en
moet oordeelen, of een last te
zwaar is voor de paarden.
Dhr. KosterDat is geregeld
bij het Prov. Reglement.
Dhr. van Dixhoorn zegt, dat
in N.-Beveland een landbouwer
reeds bekeurd werd, eer nog de
paarden met den wagen van het
land waren. Het is natuurlijk
een groot verschil, of men een
lading heeft op de straat, dan
op het land.
Dhr. OggelHier wordt be
doeld in de kom der gemeente.
Art. 79.
Het is aan bestuurders ver
boden op een weg, wanneer die
tengevolge van vorst of sneeuw
glad is
a. trekdieren voor voertuigen
met sledeboomen anders gespan
nen te hebben dan naast een
disselboom of tusschen twee
boomen, met oogen en haken aan
het voertuig bevestigd of tus
schen een hecht en sterk la
moen
b. aangespannen trekdieren
te besturen, tenzij ze op scherp
staan.
Art. 80.
Het is den bestuurder van een
rijtuig (geen motorrijtuig zijnde)
of een voertuig verboden, hier
mede op den openbaren weg te
rijden, wanneer de weg geheel
of gedeeltelijk met sneeuw be
dekt is, of wanneer de wielen
dezer rij- of voertuigen voorzien
zijn van gummibanden, zonder
dat tenminste één voor het rij-of
voertuig gespannen trekdier, voor
zien is van een of meer aan
het tuig bevestigde klinkende
bellen.
Art. 81.
Het is verboden
1. op een rijwiel een last te
vervoeren, die zoo hoog is dat
hij den bestuurder verhindert er
over heen te zien, of zoo breed is,
dat hij buiten de stuurkruk uit
steekt
2. op het stuur of het fraam
een of meer kinderen beneden
den leeftijd van 12 jaren te ver
voeren.
Dhr. Oggel zou willen, dat
ook met de lengte der voorwer
pen werd gerekend en b.v. ver
bieden, dat deze langer dan 1
Meter voor of achter het rijwiel
uitsteken.
De Voorz. zegt nog pas gezien
te hebben, dat per rijwiel een
ladder werd vervoerd, wat zeer
zeker ook gevaarlijk is en steunt
daarom het voorstel van dhr.
Oggel.
Het voorstel wordt z.h.s. aan
genomen.
Dhr. 't Gilde ziet, dat hier
verboden wordt, kinderen op het
stuur of frame te vervoeren, maar
hij zou dat willen toestaan, in
dien er een zitting voor gemaakt
was, want op een bagagedrager
of achter het zadel is nog ge
vaarlijker.
Dhr. Dieleman zou de geheele
bepaling willen schrappen en
het voor verantwoording der
ouders laten.
Alzoo wordt besloten.
Art. 82.
Een tijdelijk verbod om in een
of meer straten te rijden, kan
worden gegeven
1. bij ziekte van een der in-
wonenden door den Burgemeester,
op een verklaring van den genees
heer.
2. in alle overige gevallen
door Burgemeester en Wethou
ders.
Art. 83.
Bij het bouwen, afbreken of
verbouwen van een huis, of het
graven van gaten, uitbreken of
herstellen van straten aan den
openbaren weg, is degene die
met de uitvoering belast is, ge
houden, tusschen zonsondergang
en zonsopgang, een met goed
licht voorziene lantaarn op zoo
danige wijze aan te brengen,
dat gevaar voor ongelukken uitge
sloten zij.
Art. 84.
Het is verboden met een
woonwagen te staan aan den
openbaren weg of zich daarmede
te bevinden op particulier ter
rein.
Art. 85.
1. Bestuurders van voertuigen,
zijn bij het ontmoeten van een
begrafenisstoet of optocht ver
plicht, hun voertuigen terzijde
van den weg te doen stilstaan,
totdat de stoet voorbij is.
2. het is verboden, bij het
achterop rijden van een begrafe
nisstoet, dezen anders voorbij te
rijden dan stapvoets.
Art. 86.
De bestuurder van een rij- of
voertuig, rijwiel of motorrijtuig
is verplicht aan den last van de
politie om stil te houden of om
door te rijden terstond te vol
doen, wanneer deze dit voor
de vrijheid of de veiligheid
van het verkeer noodig acht.
Art. 87.
Het is, tenzij met vergunning
van Burgemeester en Wethou
ders,' den bestuurder van een
vliegmachine verboden, zich op
geringere hoogte dan 250 Meter
te bevinden boven de bebouwde
kom der gemeente.
(Wordt vervolgd)
AXELS
COURANT
Bureau Markt C 4.
Telef. 56. - Postrek. 60263.
ADVERTENT1ËN van 1 tot 5 regels 60 Centvoor
eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar
plaatsruimte berekend.
Duitsche vertaling.
H)
Vroeger was hij tegen de meiden,
als ze jong en aardig waren, zelfs
wel eens al te vriendelijk geworden;
maar nadat zijn moeder hem in de
schuur betrapt had, toen hij de knap
pe Lina Kemel een zoen gaf en hij
dientengevolge van de woedende
vrouw een klinkende oorvijg, en Lina
haar ontslag op staanden voet had
gekregen, toen ontweek hij het vrouwe
lijk deel van het personeel als een
kind, dat zich gebrand heeft, het
Vuur en zocht voortaan alleen bui
tenshuis bevrediging voor de be
hoeften van zijn hart. Bij zijn knap
uiterlijk en zijn ten alle tijde geopen
de beurs was het hem ook nooit
moeilijk gevallen, op de meisjes van
het dorp Indruk te maken. Geen van
allen was echter in staat geweest,
zijn eenigzins wispelturig wezen blij
vend te boeien, totdat hij ongeveer
een jaar geleden de mooie dochter
van den molenaar, Paulien, had leeren
kennen. Met plotseling ontvlamden
hartstocht dong hij zoolang naar de
hand van dit zoo eigenaardig bekoor
lijke meisje, tot zij zijn liefde beant
woordde. Haar vader, de molenaar,
was wel ingenomen met den rijken
vrijer, en hij liet zich ook overtuigen,
dat de verhouding voorloopig nog
Voor moeder Schilling geheim moest
worden gehouden, al beviel hem dat
tamelijke gedoe niet erg, Hanajörg
wist echter, met de trouwhartigheid
hem eigen, alle bedenkingen van den
ouden man te weerleggen en hem
geheel voor zich in te nemen. Een
week of zes geleden echter was er
aan den liefdeshemel van den voor
uiterlijke indrukken zeer ontvanke-
lijken Hansjörg een nieuwe ster ver
rezen. Op een Zondag hadden zijn
kameraden hem er zoo lang mee
geplaagd, dat hij uit vrees voor zijn
moeder de herberg „In den Grauwen
Kop" niet durfde binnengaan, tot hij
in zijn overmoed het vroolijke gezel
schap volgde en voor den eersten
keer den hem streng verboden drem
pel overschreed, waarachter de wedu
we van zijn stiefbroer woonde. Hij
had voor dien tijd nooit op haar gi
let tn haar geheel over het hoofd
gezien, wat ook al kwam, door de
vijandelijke verhouding, waarin zij tot
zijn moeder stond. Nu zag hij haar
voor den eersten keer met meer aan
dacht en meende, zich niet te kun
nen herinneren, ooit een vrouwelijk
wezen ontmoet te hebben, dat een
zoo bijzonder diepen indruk op hem
maakte.
De flinke, sierlijke bewegingen,
waarmee de jonge weduwe haar werk
deed, de rustige,onverstoorbare vrien
delijkheid, die ze bij den om
gang met haar gasten toonde, daarbij
het gezicht overschaduwd door een
waas van droefheid dat alles
boeide den jongen ais met een ge
heime betoovering, en steeds weer
volgden zijn blikken de slanke ge
stalte, die tusschen de tafels af en
aan liep. En deze betoovering werkte
na. lederen Zondag en dikwijls ook
door de week 's avonds zat hij in de
herberg, geheel tegen zijn gewoonte
weinig spraakzaam en bescheiden,
maar toch steeds er op uit een paar
onbeduidende gezegden met Anne
Margreet te wissellen, die hem even
vriendelijk als de andere gasten be
handelde. Ze had immers ook heele-
maal geen reden om tegen hem,
haar zwager, vijandig te zijnHij
had zich immers toentertijd, toen het
tusschen haar gestorven man en
diens stiefmoeder tot een breuk kwam,
in geen enkel opzicht tegenover zijn
broer gesteld, hij had zelfs een
schuchtere poging gedaan, hen te
verzoenen, wat bij zijn moeder echter
niet in goede aarde viel, want ze had
hem eenvoudig geboden te zwijgen,
en hij als de nu', die hij nu eenmaal
was, waagde het uiet, haar bevel te
trotseeren.
Tot een nadere uitspraak tusschen
de jonge vrouw en Hansjörg over
wat toentertijd was voorgevallen,
kwam het bij de bezoeken van den
jongen boer nietAnne Margreet zou
ook nooit op dit netelige onderwerp
zijn ingegaan, en Hansjörg paste er
wel voor op. onder het gesprek pun
ten aan te roeren, die tot verschil
van meening tusschen hem en de
mooie jonge vrouw zouden kunnen
leiden en hem zoo verdere bezoeken
aan den „Grauwen Kop" onmogelijk
moesten maken. Het zou hem ont
zettend zwaar gevallen zijn van die
bezoeken af te zien. Hij werd door
een orweerstaanbare macht daarheen
getrokken en met een mengeling van
onbehagen en angst dacht hij aan
zijn betrekkingen tot de mooie rnole»
naarsdochter. Wat er uit de toenade
ring tot de weduwe van zijn stief
broer moest worden, daarover was de
jongen het met ziehzelf nog niet eens,
zooais hij zich trouwens in zijn vroo
lijke luchthartigheid over de toekomst
weinig zorgen maakte. Als zijn
moeder hem nog veertien dagen ge
leden voorgesteld had, de mooie
schoonzuster tot vrouw te nemen,
dan had hij onmiddellijk toegestemd
en hij zou de gelukkigste mensch op
aarde geweest zijn nu, nadat Hans
jörg de zwarte Paulien weer gespro
ken en gekust had, nu was die weer
het brandpunt, waaromheen zich de
liefdegevoelens van zijn vlinderachtig
hart bewogen, en wel tienmaal zwoer
hij op den weg naar huis dat hij
geen voet meer over den drempel
van den „Grauwen Kop" zou zet'en.
Weliswaar begon hij reeds lichtilijk
berouw te krijgen over dien eed toen
hij Dornscheid bereikt had én aan
het eind van de straat een blond
hoofd voor het raam van de herberg
meende te zien maar als een man
weerstond hij het plotseling opko
mende verlangen om een khiien om
weg langs de herberg te maken en
sloeg, trotsch op zich zelf, met opge
heven hoofd den naasten weg naar de
Rodebergerhoeve in.
VI
Op het uitgestrekte erf heerschte
een levendige drukte, Twee hooge
wagens vol hooi, die juist van de
weiden kwamen, werden onder veel
geschreeuw de schuur in geduwd,
terwijl een staljongen de paarden
afspande en naar de kribben bracht.
Een stuk of twaalf varkens liepen
knorrend het erf rond en verijdelden
in het zalig gevoel van hun vrijheid
iedere poging van de stalmeld, die
met een langen bezem gewapend was,
pm «e weer In het hok te drijven.
Uit den koestal klonk een onophou
delijk geloei, want het was voertijd,
en twee krachtige meiden met bloote
armen sleepten al groote, met dam
pend vocht gevulde kuipen over
het erf, om den koeien het ver
langde avondeten in de bakken te
gieten.
Met de breikous in de nooit rus
tende handen stond de eigenares
van de boerderij, vrouw Katharine
Schilling, op de stoep van het woon
huis en keek scherp toe of het volk
goed werkte, terwijl ze van tijd tot
tijd een ruwe vermaning naar bene
den riep, als een knecht of een meid
het niet naar haar zin deed. Het was
te zien, dat ze respekt voor haar
hadden want ze begonnen vlugger
te loopen, zoodra ze zich binnen den
gezichtskring van de meesteres wis
ten, geen schertsend woord vloog er
van de knechten naar de meiden en
de begonnen arbeid werd geen oogen-
blik onderbroken om eens een ge
moedelijk praatje te houden. Vrouw
Schilling zag er ook wei naar uit, of
ze wist hoe ze het bedrijf moest
leiden, zoodat alles van een leien
dakje ging, De groote, wat zware
gestalte in de eenvoudige blauwka«
toenen japon, waarover een gestreepte
linnen schort gebonden was, had in
haar geheele houding iets gebiedends.
De regelmatige trekken, de donkere
oogen en de kleine stijfgesloten mond,
de korte, wat ingedeukte kin, gaveit
het gezicht een uitdrukking, die toon*
de, dat de eigenares energie genoeg
bezat, om haar wil onder alle oma
standigheden door te zetten,