Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen Wedergekeerd. No. 52. DINSDAG 1 OCTOBER 1929. 45e Jaafg. J. C. VINK - Axel. Raads verslag. FEUILLETON. Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 75 Cent; franco per post 1 Gulden. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. DRUKKER-UITGEVER ADVERTENT1ËN van 1 tot 5 regels 60 Cent; voor eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure. Zitting van 24 Sept. 1929. Aanwezig alle leden. Voor zitter de heer F. Blok, burge meester; secretaris de heer J. L. J. Maris. II. 12. Ontwerp-polltieverorde- nlng. De Voorz. wenscht in verband met dit punt het eerst te behan delen de beide adressen, die in gekomen zijn aangaande de win kelsluiting, teneinde7 te beslissen of verplichting daartoe al of niet aan de verordening zal worden toegevoegd. Het eerste adres is van J. Visser-Koole en 62 andere win keliers om bepalingen in de nieuwe politie-verordening op te nemen tot verplichte winkelslui- ting, op grond, dat toch ook de winkeliers recht hebben op een zekeren rusttijd en de invoering van een dergelijke verplichting de gezinnen der winkeliers ten goede komt. Het andere adres is van P. A Wondergem en 50 andere win keliers om een verplichte winkel sluiting niet in het leven te roepen, op grond dat dergelijke bepalingen ontstemmend werken, omdat voor de ingezetenen hieruit een groot ongerief voortvloeit en voor de winkeliers een onbere kenbaar nadeel. B. en W. adviseeren om, ge zien de plaatselijke toestanden, geen gedwongen winkelsluiting door te voeren, ook omdat deze zaak eerlang door een wettelijke bepaling van Rijkswege zal wor den geregeld. Dhr. 't Gilde zegt, dat er over die zaak heel wat te zeggen zou zijn. De ervaring leert, dat men in Axel er nog niet rijp voor is en het heeft spr. verwonderd, dat nog zooveel menschen op het adres voor winkelsluiting getee- kend hebben, gezien de agitatie en de protesten die er van ver schillende zijden tegen zijn waar genomen. Spr. vindt het jammer, dat het adres niet meer steun ondervindt. Hij zal er daarom niet verder op ingaan en de wet afwachten. Dhr. OggelDhr. 't Gilde kan toch een tegenvoorstel doen Dhr. 't Gilde: Dat zou toch geen nut afwerpen. Dhr. Van Dixhoorn begrijpt niet dat de winkeliers in dat adres om meer rust vragen, er is toch geen enkele wet die ver biedt om rust te nemen? We breken de beenen over allerlei wetten en bepalingen en waarom zullen we die nu nog uit gaan breiden? Spr. kan daar niet aan meewerken. Dhr. Van de BiltWe hebben al eens zoo'n verordening gehad op het sluiten en het mooiste is, dat toen er winkeliers verbali- seerd waren, kwam er weer gauw een adres om geen sluiting in te voeren van dezelfde menschen, die er eerst om gevraagd hadden. Daar komt hier niets van terecht. De groote zaken sluiten als ze willen en de kleine hebben rust genoeg. De politie verordening is al zóó lang en wordt dan nog al langer, terwijl spr. verwacht had, dat ze veel korter zou worden. De Voorz. zal het voorstel van B. en W. daarop in stemming brengen. Dhr. 't GildeIs daar wel hoofdelijke stemming voor noodig, mijnheer de Voorz. De Voorz.Ja, omdat er ver schillende meeningen zijn. Het voorstel om geen sluiting in te voeren wordt daarop met 10 st. aangenomen. Dhr. 't Gilde onthoudt zich van stemmen. Alsnu komt aan de orde het eigenlijke ontwerp van de Politie-verordening. B. en W. stellen voor om het ontwerp, zooals het aan de leden van den Raad is toegezonden, in behandeling te nemen en vast te stellen. Dhr. 't Gilde wenscht het woord voor een algemeene beschouwing, ofschoon hij niet de tijd heeft gehad om aan dit ontwerp de noodige zorg te besteden, heeft spr. den indruk, dat al heeft men op dit ontwerp langer dan een jaar zitten broeden, men nog niet kan spreken van een „gemoder niseerde" politieverordening. Er staan z.i, een massa dingen in, die reeds bij andere wetsbepa lingen zijn geregeld en weer an dere kunnen onmogelijk gehand haafd worden. Deze konden achterwege blijven, daar de hee- ren toch wel zullen gevoelen, dat bepalingen, die onuitvoerbaar blijken of op niets uitloopen, soms in ernstige mate het gezag af breken. Wat de redactie betreft/ deze is al zeer slordig en zal nog wel nauwkeurig behooren te worden herzien. De logische gang zou moeten zijn, dat de verbodsbe palingen voorafgaan aan wat in art. 9 is vervat, n.l. dat de straffen hoogstens 6 dagen hechtenis of f25 boete zijn. Waar in art. 9 aanstonds naar art. 51 verwezen wordt, zullen de heeren het met hem eens zijn, dat dit artikel hier niet op zijn plaats staat. Verschillende bepalingen ge tuigen ervan, dat men zich zeer weinig vergewischt heeft vai de tijdsomstandigheden, b.v. ten aan zien van het groote wereldbedrijf, dat in het Westen onzer gemeente in wording is en waar ook een groote bebouwde kom zal ont staan, indien niet alle voorteekenen bedriegen. Na verloop van wei nige jaren zullen deze bepalingen moeilijk toe te passen zijn voor den neringdoenden stand. Ook voor de kom worden verschillende bepalingen, zooals de sluitings uren der café's hoe langer hoe bezwaarlijker, nu blijkt, dat deze zonder meer uit de oude veror dening zijn overgenomen. Er is 's avonds om 11 uur nog tram verkeer en met zoo'n tram kunnen ten allen tijde reizigers meekomen, die terecht moeten in hotels, terwijl het reeds om half elf sluitingstijd is en 's Zondags nog vroeger. Verschillende andere bepalin gen die spr.'s sympathie niet hebben, zouden aanleiding kunnen «Ik geloof, dat PauÜen van de mole- zijn, dat hij tenslotte aan deze verordening zijn stem zou moeten onthouden. Het spijt spr. niet de noodige studie te hebben kunnen maken van het ontwerp, hetgeen hem echter niet weer houden zai om verschillende op merkingen te maken of voorstellen te doen. Dhr. P. de Feijter stemt toe, dat er veel in de verordening staat, waarover te praten zou zijn, maar het is hem opgeval len, dat er één artikel is, dat et- niet in staat en spr. zou toch gaarne zien, dat er 's Zondags niet met open étalage's werd verkocht. De Voorz. zegt, dat het ont werp artikelsgewijze zal gevolgd worden en dan ieder zijn op merkingen maken kan. Art. 1. Onder vergunning wordt in deze verordening verstaan schrif telijke vergunning, voor zooverre door den belanghebbende niet bewezen wordt, dat de vergun ning mondeling verleend is. Art. 2. Ieder, wien bij deze verorde ning bevoegdheid is gegeven tot het verleenen van vergunnning, kan daaraan voorwaarden ver binden. Art. 3. Hij, die handelt in strijd met, of niet nakomt de voorwaarden, verbonden aan een vergunning, hem overeenkomstig deze ver ordening verleend, wordt geacht te hebben gehandeld zonder ver gunning. Onder handelen wordt in dit artikel verstaan zoowel doen, als hebben of nalaten. Bij dit artikel zou dhr. van de Bilt willen voegen„beveelt te doen." Iemand, die een ander aanzet of opstookt of beveelt, is toch ook schuldig? De Voorz.Zoo iemand is niet strafbaar. Dhr. Diejeman acht de redac tie van dit artikel ook niet dui delijk. De Voorz. wijst erop, dat het „Op mij kun Je je verlaten, Hans» niet gaat over derden, maar over degenen, die overtreders zijn. Art. 4. Hij die krachtens eene vergun ning, hem overeenkomstig deze veiordening verleend, iets doet, heeft of nalaat, is verplicht die vergunning aan de personen, be last met de opsporing van over tredingen der bepalingen, tot af wijking waarvan hem vergunning is verleend, op hunne eerste vor dering ter inzage te geven. Art. 5. Waar in deze verordening ge sproken wordt van „perceel" wordt daaronder verstaanelk huis, erf, gebouw of getimmerte, onder welke benaming ook. Art. 6. Voorzoover betreft de artikelen 14, 16, 17, 21, 25,31 en 46 dezer verordening, wordt onder de be naming „eigenaar" ook verstaan de beheerder, en voorts een ieder, die krachtens eenig zakelijk recht, bezit daaronder begrepen, be schikking heeft over het onroerend goed in die artikelen bedoeld. Art. 7. De opsporing van overtredin gen dezer verordening wordt be halve aan de ambtenaren aange wezen bij artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, op gedragen aan de ambtenaren en beambten van de Gemeente politie. Bij dit artikel vraagt dhr. 't Gilde welke ambtenaren hier be doeld worden. De Voorz.Die zijn nader aangeduid in het Wetboek van Strafrecht. Art. 8. Zoo dikwijls de zorg voor de nakoming van de bepalingen der na te noemen artikelen dezer ver ordening dit vereischt, zijn de ambtenaren en beambten van de Gemeentepolitie bevoegd, te allen tijde de woningen en de lokalen der ingezetenen! hun ondanks binnen te treden. Art. 9. Overtreding van de bepalingen AXELSCHE COURANT Bureau Markt C 4. Telef. 56. -* Postrek. 60263. Duitsche vertaling. .Het is mooi van je, dat je je om «lij bekommert, Koenraad, maar denk je er wei aan, dat als vrouw Schil ling dat te weten komt, ze woedend op je zal zijn?" waarschuwde Anne Margreet. „En rijkelui moetje te vrind houden I" «Ik ben niet bang voor haar en heb haar geld niet noodig I Qod zij dank hebben mijn oude moeder en ik zelf zooveel, als we noodig hebben En Koenraad vroeg de jonge vrouw naar alles, wat er na den dood van den ouden Schilling was voorgeval len. Nieuws kreeg hij niet te hooren, want de hoofdzaak had zijn vriend Hein hem al in dien nacht voor den 8 ag bij Waterloo meegedeeld. Ten slotte liet hij zich den brief van den burgemeester van Hochstadt geven waarin het adres van Christiaan Euler In Amerika stond en hij nam af scheid met de belofte, nogmaals "aar Amerika te schrijven, daar het meende hij niet onmogelijk was, dat de brief van Hein was verloren ge raakt. 6 In een eigenaardige stemming ging hij naar zijn boerderij terug. Het was hem, alsof hij zijn goed en zijn leven voor de vrouw, die hij zoo even had verlaten, op het spel moest ietten, als was hem een vraagstuk Voorgelegd, waarvan de goede oplos sing hem de hoogste bevrediging l«q itshenktn. Als men over de hoogvlakte, waarop het dorpje Dornschied ligt, ongeveer een uur lang door bosschen, velden en weilanden naar het Noorden wan delt, dan komt men aan een diep in het gebergte doordringend dal, het Jammerdal. Met geweldig steile, bijna loodrechte wanden vallen de hellin gen, met laag struikgewas begroeid, in de diepte, waarin de Deursbeek zich in vele bochten door het nauwe ravijn dringt en met zijn water aan een reeks van schilderachtig gelegen molens kracht verleent. Reusachtige rotspartijen stapelen zich op vanuit de diepte van het dal en veleenen de omgeving bijna een Alpenkarakter, wel ke indruk nog versterkt wordt door de koeien, die op enkele der frissche wei den grazen. Na meerdere droefgeestige, regen achtige weken lag sedert eenige da gen verblindende zonneglans over het romantische landschap. Met het mur melen der beek vermengde zich het smeltend gefluit van den merel, het vroolijke tjilpen van vinken en mee- zen en vriendelijk klonken daartus- schen van tijd tot tijd de klokjes van het grazende vee. Overigens diepe stilte, slechts doortrild van het zoe men der bijen en hommels die op de rijk met bloemen bezaaide weide, van de eene naar de andere dartelden. Doch plotseling een schril geluid, als een scherp gesis en het klinken van metaal dringt het vanuit de bocht in het dal, waar dit een tamelijk groote kom vormt. Ook dit geluid past bij het liefelijke landschap, want daarginds op de welde staat een slanke jonge man met licht krullend haar de zeis te scherpen, waarmee hij reeds een deel van de graszee, die om hem heen golft, gemaaid heeft. Aan den anderen kant van de weide, dicht bij de beek, is een oude man eveneens aan het maaienmet regelmatige langzame bewegingen, die aan den gang van een machine doen denken, hanteert hij de zeis, die bij iederen streek schittert, en hij houdt alleen af en toe even op om zijn neus te snuiten of een versche pruim achter de kiezen te steken. Daarbij gaat zijn blik als vragend naar den jongen maaier, en een listig lachje komt er op zijn gezicht, als hij ziet, met welk een ijver de jonge man zich aan zijn werk wijdt. Met groote streken scheert hij door de hooge halmen en gunt zich nauwelijks den tijd, om nu en dan met zijn bon ten zakdoek het zweet van hel voor hoofd te vegen. Bij zulk een gele genheid ontmoet zijn blik het onder zoekende oog van den oude, en barsch valt deze tegen hem uit „Nou, wat kijk je? Heb je me nog nooit gezien „Waarom zou ik niet kijken De kat kijkt toch ook den keizer aan 1" was het kalme antwoord. „Gezien heb ik je vaak genoeg, maar zoo hard werken heb ik je nog nooit zien doen 1 We hebben den tijd I Of wil je nog een keer naar den Grondmolen, voor we naar huis gaan „Wat praat je toch Waarom naar den Grondmolen Ikzounietweten,wat ik daar moest zoeken I" zei de jongen die een zekere verlegenheid niet kon verbergen. naar op je wachi 1" zei de oude man loerend. De jongen, die zich had omgedraaid, keek verschrikt om. „Wie heeft dat gezegd, Kaspar zei hij snel. „Wie dat gezegd heeft, Hansjörg Dat kan ik je wel vertellen 1 Toen ik vanmiddag voorbij den grondmolen kwam, riep Paulien uit het raampje, of ik even bij haar wou komen Wat of ze dan had, vroeg ikl Of jij vandaag niet naar de wei ging Hansjörg is er al, zei ikl —Maar hij is niet voorbijgekomen, zei ze I -- Omdat hij den rijweg niet gegaan is, omdat hij het steile paadje afge- loopen is het pad is richter, zei ze toen, en toen veegde ze met de punt van haar schort over de oogen, alsof ze wou gaan huilen 1 Toen ging ze de kamer in en haalde een pakje tabak en vroeg, of ik een boodschap voor je mee wou nemen Waar om niet vroeg ik en heb het pakje tabak bij me gestoken. Hoor es zei ze toen met een vuurrood ge zicht. zeS maar tegen Hansjörg, ais hij vanavond niet bij mij komt, dan kom ik Zondag bij hem op de boer derij I" Verschrikt liet Hansjörg de zeis val len en voer met beide handen door het haar. Dat moet er nog bij komen j dat Zou me een mooi spektakel geven I Ik moet dadelijk naar haar toe Kaspar, maal jij maar door en kom straks I En, Kaspar, hou je mond erover, het zal je geen kwaad doen I" Met een slim lachje had de oude man naar hem gekeken. Toen spuw* de hij in een grooten boog het tabaks sap uit en zei gemoedelijk: jörg! Ik heb mijn levenlang niets verder verteld, wat ik niet mocht ver tellen Ga maar, ik zal je niet ver raden 1 Met deze woorden schoof hij een nieuw pruimpje achter de kiezen, greep naar zijn zeis en ging alsof er niets gebeurd was, kalm met zijn werk voort. Hansjörg stond nog enkele oogen- blikken besluiteloos, toen nam hij de zeis over der. schouder en liep op het pad af, dat onder aan de weide over de breede beek leidde. Hij volgde den met gras begroeiden weg naar beneden en moest nog meerdere malen over de beek springen, totdat hij na een half uur bij den grond molen aankwam. Als een beeld van vrede en rust, stak het witte huis af tegen het lichte groen der lage beu ken, die op de berghelling groeiden, In het tuiniji met de groengeverfde schutting keken tusschen de groente bedden rozen, violieren, muurbloemen en andere kinderen van den vroegen zomer achter de helder gewasschen raampjes hingen sneeuwwitte gordijnen men kon zien, dat hier orde en net heid heerschten. Een oogenblik bleef Hansjörg staan en liet zijn blik rusten op het liefe lijke beeld. Een behagelijk gevoel kwam over hem bij het doffe klap peren en stampen van den molen, het geplats van het water, dat van het molenrad omlaag viel, en hij kon het bijna niet begrijpen, dat hij's mid dags den rijweg langs den molen ver meden had, als hij er aan dacht, dat voor een van de kleine raampjes zeker een lief meisjesgezicht, omlijst doof zwarte vlechten, naar hem had uitgezien( (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1929 | | pagina 1