Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwse li - VI aan deren Het Qeheim. No. 38 DINSDAG 13 AUGUSTUS 1929. 45e Jaarg. J. C. VINK - Axel. Raadsverslag. FEUILLETON. Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. DRUKKER-U1TGEVER Bureau Markt C 4. Telef. 56. - Postrek. 60263. ADVERTENT1ËN van 1 tot 5 regels 60 Cent; voor eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag II ure. Zitting van 6 Aug. 1929. Aanwezig alle leden. Voorz. de heer F. Blok, Burge meester, secretaris de heer J. L. J. Maris. II. De Voorz. zegt, dat de oorzaak van deze onregelmatigheid zit in de bekende kwestie van het vast stellen van 2 kohieren van school- geldplichtigen. Zooals bekend is, is het oude (foutieve) kohier in getrokken en een nieuw vastge steld, op grond waarvan de ontv. een staat van oninbare posten heeft gemaakt doordat er volgens hem een dubbelen aanslag was. B. en W. zijn echter van meening, dat het le kohier niet meer be staat en er dus ook geen dub beien aanslag is geweest. Als gevolg daarvan is tot heden de rekening nog niet ontvangen. Wel lag er van morgen een uitv. schrij ven in de bus als antwoord op het bovengenoemd schrijven van B. en W. en nu het aan spr. gebleken is, dat dit schrijven aan ieder raadslid is gezonden, kan hij dit als bekend achten, zoodat hij voorlezing daarvan niet noodig acht. (Het luidt aldus „Het schrijven d.d. 2 Aug. 1.1. van B. en W., gericht aan Heeren Raadsleden, heeft de bedoeling, de redenen mede te deelen, waar om de gemeenterekening door hen niet kan worden overgelegd. Het zij mij vergund Uw Raad mijnerzijds eveneens in te lichten. Ik moge dit doen aan de hand van bovenbedoeld schrijven, na vooraf de kwestie der school gelden te hebben uiteengezet. Allereerst zeg ik het College dank voor de moeite die werd gedaan om informaties in te winnen. Het College is van meening dat de inlichtingen zijn standpunt bevestigen. Wanneer men de betreffende antwoorden goed leest dan blijkt daaruit evenwel eerder het tegen deel. Mijn opvatting wordt daar in als de juiste erkend. „Je berichten gelezen. Ben hier, om alles tot een goed eind te breu« g?Pi Bereid u voor, een ?eker le» De Ver. van Ned. Gem. zegt (zie notulen van 6 Nov. 1928, blz. 26, 2e kolom, 4e alinea) „Laat de invorderingsverorde- „ning alleen ambtshalve vermin- „dering door den gemeenteraad „toe het door den gemeente ontvanger ingenomen standpunt „doet ons dat vermoedendan „zullen B. en W. daartoe het „voorstel moeten doen. Spreekt „de verordening daarvan niet, dan „achten wij B. en W. daartoe „bevoegd". Het gedeelte van dezen laatsten zin, na de komma is in de no tulen vet gedrukt. Blijkbaar be roept het College zich dus hierop. Dit is echter niet houdbaar. Hier wordt gesproken van ambtshalve vermindering. Verminderen is kleiner maken. Bij vermindering blijft er dus iets over. In het onderhavige geval zijn de ko hieren door het College inge trokken de aanslagen zijn dus door hen vernietigd. Mijn mee ning wordt bevestigd door het zelfde schrijven van de Ver. van Ned. Gem waar men leest (2 alinea's verder, dus de zesde alinea van blz. 26, 2e kolom): „Intrekking van vastgestelde en „executoir verklaarde kohieren en „vaststelling van nieuwe kohieren „door B. en W. zouden we alleen „mogelijk achten, wanneer de in- vorderingsverordening zulks toe- liet". Deze vorordening laat dit niet toe het College heeft dus, hetzij met bescheidenheid gezegd, niet het recht tot intrekking. Het schrijven van het Centraal Adviesbureau is niet zoo positief het laat in het midden, door wien de intrekking moet geschieden, door het College, door den Raad of door den Rechter. Bovendien kan dit advies niet gevólgd wor den, daar men den raad geeft, om inmiddels betaalde bedragen op het nieuwe biljet als voldaan te beschouwen. De consekwentie hiervan is, dat betalingen zouden hebben plaats gehad bijv. op 28 Sept., op een kohier, dat eerst 9 Oct. daarna is opgemaakt en executoir verklaard. Uit practisch Verschrikt vlogen de dame» over» oogpunt is de intrekking van het kohier door B. en W. dus óók onjuist. Nu betalingen eenmaal hadden plaats gehad, moeten de kohieren blijven bestaan, omdat bij ver dwijning dier stukken, controle niet meer mogelijk is. De el lende, die hieruit kan voortvloeien heb ik reeds voldoende onder vonden. De in mijn registers verant woorde bedragen moeten te allen tijde correspondeeren op daar voor verstrekte opdrachten. Zijn die bedragen eenmaal verant woord, dan gaat het niet aan, om de gegevens, krachtens welke die verantwoording plaats had, te ver nietigen. Ik zal hierover niet nader behoeven uit te wijden, daar ieder voelt, dat dit vanzelf spreekt. Bovendien meen ik aan stukken, die van het College uitgaan, de waarde te moeten toekennen die deze bezitten. Het College zelf wenscht die blijkbaar, als het zoo eens te pas komt, als scheurpapier te behandelen. Van een adminis tratie, op die wijze gevoerd, zal Uw Raad wel niet gediend zijn. Van deze gelegenheid moge ik even gebruik maken, om de aan dacht te vestigen op een en ander vermeld in de notulen van Uw vergadering van 6 Nov. 1928. A. Dat Uw voorzitter geen behoefte gevoeld om alles te weerleggen wat de heer't Gilde, op grond van inlichtingen, die hij van mij zou hebben gekregen, naar voren heeft gebracht (zie blz. 26, le kolom, 8e alinea) be hoeft geen verwondering te wek ken, doch dat hij onmiddellijk daarna zegt dat het College niet over ijs van één nacht is gegaan, is aan gerechte twijfel onderhevig. De volgende alinea luidt toch „Wel wil hij (de voorzitter) „zeggen, dat B. en W., alvorens „tot intrekking van het eerst vast gestelde kohier zijn overgegaan, „niet over ijs van één nacht zijn „gegaan doch ook wel degelijk „inlichtingen hebben ingewonnen, „in de eerste plaats bij de Ver. „van Ned. Gem. en in de tweede „plaats bij het Centr. Adviesbur. Hempel's gezicht verhelderde. n«ed, want zwaarder dan leed „voor publiek recht en adminis tratie te 's Gravenhage". Het besluit van het College nu, is van 9 Oct. 1928, de adviezen zijn gevraagd op 10 Oct. daarna, en deze zijn verstrekt op 15 en 16 Oct. daarna. Dat het schrijven aan mij hierop heeft gewacht, doet niets ter zakehet besluit was niettemin genomen. Wel ijs van één nacht dus, om dezelfde beeldspraak te gebruiken. B. Op blz. 27, 2e kolom, staat onmiddellijk na den brief van de Ver. van Ned. Gem., hetzelfde, wat de Secretaris zijn per soonlijke meening noemde (zie blz. 28 2e kolom onderaan. Hier wordt de indruk gevestigd alsof dit een deel is van den brief van de Ver. van Ned. Gem. Of ten deze opzet in het spel is, moge ik in het midden laten. C. Op blz. 28, le kolom, on geveer in het midden staat, dat de heer Van Dixhoorn mijn onwil meende te herkennen, waarna de heer 't Gilde daartegen protes teerde. De voorzitter zeide daar op „Maar U kunt toch niet spreken van medewerking." Ik merk hier op, dat, als er geen sprake is van medewerking, er alleen tegenwerking overblijft. Ik moge ZijnEdelAchtb. derhalve beleefd verzoeken, wel te willen aangeven, waaruit die zou blijken. Als hij echter bedoelde, dat ik niet blindelings wil volgen, dan heeft hij volkomen, maar dan ook zeer volkomen gelijk. Ik kom aan het slot van dit schrijven hierop nog nader terug. Verder zou ik verschillende gezegden van Heeren Raadsleden nog kunnen bespreken, doch ik zal hiervan afzien waar ik ver onderstel, dat hun meening in middels gewijzigd is, aangezien het door hen gesprokene slechts was gebaseerd op eenzijdig ver kregen inlichtingen. Thans kom ik tot het schrijven van het College aan Heeren Raadsleden Daarin wordt gezegd, dat ont vangsten door mij met verschil lende belastingschuldigen verre kend zijn, op een wijze, waarvoor Verward gtaarde Melitta van dsn een ik vanwege het College geen op dracht of bevel heb ontvangen. Er volgt dan, dat hiervan geen mededeeling zou zijn gedaan „wanneer nu geen staten van on inbaar te verklaren posten waren „ingezonden, van het destijds „door ons ingetrokken kohier nog „te meer, daar door tusschen- „komst van den gem.-ontvanger, „destijds met eenige belasting schuldigen, die op het ingetrok ken kohier, meer hadden betaald, „dan zij op het nieuwe kohier „verschuldigd waren, een verre kening heeft plaats gehad, over- „eenkomstig hun verzoek, waar- „toe bij Uw besluit d.d. 18 April „1929 is besloten, op voorstel „van ons College, die niet ver goedde, dat, na deze verreke ning, de door ons ingetrokken „kohieren, nog eens in den vorm „van staten tot oninbaarverklaring „zouden terugkeeren." Deze zin is wat duister (en wat lang), terwijl het verband, dat de woorden „nog te meer", moeten leggen, voor mij zoek is. Boven dien komen er enkele onjuist-: heden in voor. De bedoeling schijnt intusschen te zijn, te ken nen te willen geven alsof ik iets ernstigs heb misdreven iets, dat met de voorschriften in strijd is. De werkelijkheid is echter, dat ik belastingplichtigen juist ter wille ben geweest, door a. op het tweede kohier hen, die reeds gedeeltelijk op het eerste hadden betaald, hun aan slag te laten betalen, verminderd met het bedrag, dat op het eer ste was voldaan (een handeling dus, geheel in overeenstemming met de opdracht van B. en W.) b. voor hen, die op het eerste kohier meer betaald hadden dan zij overeenkomstig het tweede verschuldigd waren, een verzoek tot teruggave gereed te maken. Daarna wordt opnieuw gezegd, dat het College bevoegd was tot intrekking. Hiervóór is reeds vermeld, dat ik mij op hetzelfde advies beroep, om het tegendeel te bewijzen. Dan volgt „Dit recht wordt door den Voor do huisvrouw. AXELSCHE COURANT 44 j Freule von Senkenberg zuchtte diep. Hij is zoo zonderling. Prosper en Lisa werden onbillijk door hem behandeld, dat wilde hij in 't open baar goed maken en vandaag had hij daarover al weer berouw. Ik vrees zoo nu en dan werkelijk, dat hem de slag, die hem destijds trof, het verlies van vrouw en kind, te zeer heeft aangegrepen. Vooral die tragische dood, toen beiden op reis waren naar familie in Amerika I Hoe kon hij ooktoestemming geven voordiereis! Het is me altijd een raad sel geweest. Hierop zweeg freule Renate. Ver achter de anderen kwamen Lisa en Melitta. De eerste was zeer boos, dat oom Senkenberg Prosper van haar had weggeroepen. Hoe vind je het nu wel, zei ze boos, nu direct na het ver lovingsdiner Prosper bij zich te ontbieden I Nu ik toch aanspraak op Prosper kan maken, te midden van alle gasten I Hij is werkelijk een draak 1 Melitta antwoordde slechts ver strooid. Ze dacht aan het briefje dat Hem- pel haar door Mark had doen toe komen en brak zich het hoofd daar over mand zeer spoedig te zien, zoo luidde het. Wat moest dit beteekenen Was Eisler's onschuld bewezen? Zou men hem eindelijk vrij laten Mevrouw von Chudek vond, dat het kil werd en men aan naar huis gaan moest denken. Blijkbaar had de heer des huizes bovendien zaken tc doen. Freule Renate en barones Lauten- bach gaven zich alle moeite, de gas ten tot blijven te bewegen, maar te ver geefs. Ieder had het gevoel, dat er iets bij- zonde rs op het kasteel gebeurde, waar bij men geen vreemde lieden gebruiken kon. De rijtuigen kwamen daarom dan ook voor en Renate snelde naar haar broer's kamer, om de heeren tenminste afscheid te doen nemen Ze vond de deur echter op slot en haar broer riep haar met zeer vreemd klinkende stem van binnen toe, dat men hem niet storen zou, hij zou later zich wel zelf komen verontschul digen over zijn onbeleefdheid. De barones en Lisa bleven met Melitta en met freule Renate achter. Zoo langzamerhand had zich ook van hen het vreemde, onbestemde ge voel meester gemaakt, dat er iets buitengewoons school achter die lange bespreking op Senkenberg's kamer, maar het was onbegrijpelijk. Zwijgend zaten ze met hun vieren in freule Renate's kamer bijeen, tot plotseling schril de electrische bel in de gang door de alom heerschende stilte klonk. Peter Mark's stem riep, dat men den koetsier moest stufen. eind en zagen elkaar radeloos aan, Er zal mijn broer toch nietsoverko- men zijn vroeg freule Renate in bange vrees. Melitta, die de eenige was, die zoo eenigzins vermoedde, waartoe men den koetsier noodig kon hebben, snelde heen. Blijf u maar hier, freule. Ik zal zien, wat er is en u dan direct op de hoogte komen stellen. Bij de ombuiging van de gang trof ze Silas Hempel, Peter Mark en den koetsier, die den jongen Lavandai met geweld naar de trap sleepten. Hij droeg handboeien en de blik van zijn met bloed doorloopen oogen was zóó woest en verschrikkelijk dat Me litta vol ontzetting tegen den muur bleef staan. Hempel trad op haar toe. Heb geen medelijden met hem. Hij heeft dezen smaad duizendvoudig verdiend. Nog geen uur geleden wil de hij Prosper vergiftigen, nadat hij twee maanden geleden diens broeder Erich heeft vermoord en zijn lijk in den Donau wierp Ik heb dus maar al te goed ge dacht, dat hij Prosper vervolgde en naar het leven stond, stamelde Melitta, bleek wordend als een lijk Ja. Ook de arme moeder Rabl heeft hij vermoord. Hij heeft zoo even alles bekend, nadat ik hem vertelde, dat men zijn medeplichtige in de steengroeve had gearresteerd en hij niet langer ontkennen kon. Hoe verschrikkelijk is dat alles En meneer von Senkenberg hoehoudtdie zich wel weegt de vreugde, die ik hem bereid de. Kom mee we mogen hem niet langer laten wachten en u hebt uw aandeel daarin ook ruimschoots ver diend. Hij keerde haastig terug en liep naar den vleugel, zoo vlug, dat Me litta hem nauwelijks volgen kon. Vreugde? Welke vreugde mom pelde ze onder het loopen, met een be klemd gevoel. Voor mij bestaat er slechts één en die kan men mij toch niet verschaffen. Kalm zijn hoor, lachte Hempel, terwijl hij zich omdraaide en bleef staan bij Peter Mark's kamer. De deur was op slot, doch Hempel had de sleutel in zijn hand. „De vreugde van den ouden Senkenberg bestaat daarin, dat ik hem zijn doodgewaanden zoon terugbreng. U zult de eerste zijn. die der. jongen Senkenberg wel kom moogt heeten op het kasteel zij nor vaderen". Hij stiet de deur epen. Niet in staat, een woord te uiten, staarde Melitta naar de slanke mannen- gestalte die bij haar binnentreden snel opstond. In het volgend oogenblik lag ze luid weenend aan zijn borst. Jij 1 Jij I je bent vrij en hier! En ik vermoedde er niets van stamelde ze. terwijl Felix weenend haar in de armen sloot en haar gelaat met kussen be dekte. Hempel moest hen met geweld scheiden. Uw vader wacht u, meneer von SenkenbergLaat den ouden man niet langer wachten, hij heeft genoeg ge leden. naar den ander. Hoe zou ze ook be grijpen Hempel geleidde Felix tot op den drempel van de kamer van den ouden Senkenberg. Prosper was de eerste, die hem begroeite, Men zag, dat hij geweend had. Hartelijk en ontroerd drukte hij Felix' hand. Welkom, fluisterde hij. heb juist een dierbaren broeder ver loren ik hoop, in u vergoeding te vinden wij zullen altijd vrienden zijn De ontroering overweldigde hem. Ook Filix was te aangedaan, om kunnen spreken. Zwijgend drukte krachtig Prosper's hand. Zijn blik was gevestigd op de ge stalte van den grijsaard, die onbewe gelijk als verlamd, midden in de kamer stond en hem met oogen vol brandend verlangen aanzag. (Wordt vervolgd) lk te hij Wanneer U 't goed in den wasch» ketel kookt, is het verstandig er een schijf citroen in te doen. Dat maakt vlekken uit en de kleeren wit. Het is wel geen wet van Meden en Perzen, maar meestal zal het toch wel uitkomen, dat eieren, met glimmen» de schalen, niet bepaald versch zullen zijn. Als de ramen gelapt worden, moet ef vooral om gedacht worden, dat er geen soda in htt water gedaan wordt, om ze nu eens „flink schoon" te krijgen. Soda beteekent de ondergang van Uw zeem» leeren lap.

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1929 | | pagina 1