Het Qeheim.
Nieuws- en Advertentieblad
voor Z e e ii vv s c h - V1 a a ii d e r e n
No. 32.
DINSDAG 23 JULI 1929.
45e Jaarg.
J. C. VINK - Axel.
Binnenland.
FEUILLETON.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden.
Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKER-UITGEVER
Bureau Markt C 4.
Telef. 56. - Postrek. 60263.
ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels 60 Cent; voor
eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar
plaatsruimte berekend.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk
tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure.
Wat Nederlandsch-Indië voor
Nederland beteebcnt.
Is het bijkans ondoenlijk om
den totaal invloed, economisch en
sociaal gesproken, die er van de
cultures voor Indië zelf uitgaat,
vast te stellen nog moeilijker
is dit ten aanzien van Nederland.
Want hier steunt men op meer
directe dan indirecte gegevens.
Zou bijv. de beteekenis van ons
bankwezen niet aanmerkelijk ver
minderen, indien men de Indi
sche ondernemingen, onder welke
de suiker een zoo belang
rijke plaats inneemt, voor
een groot deel uitschakelde En
denk eens aan de uitgaven, die
de tal van particulieren, die zich
na een welbesteed leven in de
cultures op een der hoofdplaat
sen in Nederland terugtrekken,
zich veroorloven Maar er zijn
ook directe posten aan te wijzen.
Daar is in de eerste plaats het
aantal jongelieden, dat, hetzij
opgeleid te Wageningen ot te
Deventer, het zij opgeleid aan
de middelbaar technische scho
len, het zij opgeleid aan de
technische hoogeschool te Delft,
emplooi vindt in de cultures.
Daar zijn ook de belangrijke
inkomsten, die de Nederlandsche
stoomvaartmaatschappijen trek
ken uit de cultuurproducten zoo
wel als vracht van haar afkom
stige of voor haar bestemde
goederen, als in den vorm van
passagegelden. In zijn werkje,
getiteld „De Javasuikerindustrie
en hare beteekenis voor land en
volk", vermeldt mr. J. J. Tiche
laar, dat van een der lijnen in
1925 ongeveer 98 pCt. der uit
gaande lading afkomstig was
van de suiker, terwijl 94 pCt. der
binnenkomende lading voor haar
bestemd was. Blijkens van 133
fabrieken en 8 kantoren ontvan
gen opgaven werd in de jaren
1923, 1924 en 1925 resp.
f478.250, f576.835 en f730.869
aan de stoomvaartmaatschappij
„Nederland" en aan de Rotter-
damsche Lloyd betaald voor pas-
Dat is Werkelijk groot nieuws.
Pe draak als „gastheer", hoe aardig
sagegelden, uitsluitend aan de
genen, die met de suikerindu
strie in verbinding stonden.
Neemt men daarnevens de
machinefabrieken, de fabrieken
van electrische apparaten, en van
locomotieven, in Nederland
gevestigdvan een drietal zeer
groote ondernemingen op dit
gebied kon worden medege
deeld. dat gemiddeld resp. 50,
33 en lo pCt. van haar totaal
omzet over de jaren 1923, 1924
en 1925 bestemd was voor sui
kerfabrieken op Java, terwijl voor
een vierde, soortgelijke fabriek
dit cijfer 85 pCt bedroeg. In
1924 werd uit Nederland in
Indië ingevoerd aan machines
en werktuigen een waarde van
bijna 14 millioen het aantal van
de suikerfabrieken daarin was
bijna f6 millioen. Op gelijke
wijze zou men fabrieken van
filterdoek, van drijfriemen, draad
en kabelfabrieken, fabrieken van
gietwerk, verffabrieken, e.a. kun
nen noemen. Alle groote onder
nemingen, die weliswaar niet
geheel van Indië en zeker niet
geheel van de cultures leven,
maar welker omvang toch een
geheel andere zou zijn, wanneer
zij Indië eens niet als leveran
ciers hadden. Een der boven
vermelde machinefabrieken had
in 1921 een personeel van
2500 man, en keerde dat jaar
aan salarissen en loonen een
bedrag van ruim f5 millioen uit.
De suikerindustrie had in de
werkzaamheden dezer fabriek
een aandeel van 50 pCt. ;welke
werkloosheid, loonsverlaging en
andere economische verschijnse
len voor het personeel aan die
fabriek verbonden, niet voort
vloeien uit een verminderde wel
vaart van de suikerindustrie, om
van haar geheel verdwijnen niet
eens te spreken.
In de voorjaarszitting 1927 van
den Volksraad, bij de behande
ling van hoofdstuk X (marine)
der Indische begrooting voor
1928, en de bespreking van het
aandeel, dat Nederland en Indië
resp. hebben te dragen in de
kosten van de maritieme verde-
diging van Nederlandsch-Indië,
heeft de heer Ten Berge, die
meer dan eens getoond heeft
aan den democratischen kant te
staan, erop gewezen, dat wan
neer hij de „smalle" opvattingen
hekelde, die inzake lndtsche be
langen in Holland in breede krin -
gen bestaat, hij daarmede doelde
op een „breede volksklasse".
Immers hij rangschikte onder de
direct belanghebbenden bij de
Indische winsten „ook de duizen
den Nederlandsche arbeiders en
middenstanders, die hun bestaan
voor een groot deel aan de In
dische winsten en de werkzaam
heid van het groot-kapitaal in
Indië hebben te danken". Zonder
de Indische bedrijven en cultures
zou z.i. het loonpeil in Nederland
belangrijk moeten zakkenzou
de voor de arbeiders zoo zegen
rijke sociale wetgeving op stal
gezet kunnen worden zou pau
perisme in breede lagen in Neder
land zijn intrede doen
Het voordeel ligt daarom z.i.
niet alleen bij de menschen met
de aandeelen, maar schier bij elke
maatschappelijke groep. En daar
om achtte hij het zoo onredelijk
en kortzichtig varr de breede
groepen als hoedanig hij voor
namelijk de arbeiders en de mid
denstanders aangaf om, wat
de Indische maritieme defensie
vraagt, maar zooveel mogelijk op
de Indische begrooting te schui
ven, om er zelf op een koopje af
te komen. De heer Stokvis heeft
in het veider debat niet nage
laten te trachten dit, door den
heer Ten Berge ingenomen stand
punt te verzwakken, maar had
daarmede geen succes. Hij er
kende, een vloot van die defen
sieve kracht niet noodzakelijk te
achten; wilde de heer Ten Berge
een andere opvatting huldigen,
dan zou het zijn zaak zijn om
deze bij de Hollandsche arbeiders
ingang te doen vinden. Waar
mede men moeilijk kon zeggen,
dat het sprekend argument, bij
velen in gedachten levend, maar
niet altijd zoo duidelijk omschre
ven naar voren gebracht als dit
maal geschiedde, werd aangetast.
Van deze Indische bedrijven,
die winsten afwerpen, waarvan
het Moederland de gevolgen on
dervindt, en die industrieën in
Holland op haar beurt laat leven,
vormt de suiker niet alleen een der
oudste, maar een der grootste,
een dergene, die in den meest
wijden kring om zich heen grijpt.
Men kan zich op het standpunt
stellen, dat deze ontwikkeling niet
is die, welke men bij voortduring
wenschte of wenscht de be
teekenis der suikerindustrie daar
mede wegredeneeren kan men
niet. Want men verliest, bij het
beschouwen van de economische
beteekenis der Javasuikerindustrie
nog te veel, soms zelfs geheel
uit het oog, dat een industrie
als deze, historisch geworden en
gegroeid, vertakkingen heeft in
zoo tal van onderdeelen van het
economisch leven van Java en
Indië beide, dat haar verdwijnen
niet als een op zichzelf staand
feit kan worden beschouwd.
Het merkpunt in de Neder
landsche politiek.
Rechts of links zegt ons niets
meer, aldus constateert mr. Wes-
terrnan in de „Haagsche Post".
Wie nog spreekt van rechts of
links in den zin van kerkelijk of
niet-kerkelijk, gebiuikt absoluut
zinledige begrippen.
Wij hebben nog slechts twee
groepen van burgers in ons land.
De eene categorie gelooft in de
almacht van den Staat en meent,
dat een nóg verder gaande cor
rectie op de maatschappelijke
goederenverdeeling mogelijk is
zonder de productiviteit en de
energie van het individu te scha
den. Dat zijn de socialistisch
georiënteerden. De andere groep
is van oordeel, dat de bestaande
regelingen en tendenties in het
gemeenschapsleven al reeds meer
dan voldoende aan de socialisti
sche gedachtensfeer beantwoor
den en vreest, dat een verdere
voortgang op dezen weg fnuikend
voor de persoonlijke kracht van
den staatsburger zal zijn.
Tusschen deze beide polen be
weegt zich de politieke slinger
en tusschen deze beide polen
zal ook iedere nieuwe regeering,
van welke structuur ze zijn moge,
het juiste midden moeten trachten
te vinden.
Uit welke partijen het nieuwe
kabinet zal worden samengesteld
of het een coalitiekabinet in de
ouderwetsche (en versleten) be
teekenis van het woord zal zijn
dan wel een kabinet uit alle
nationaal-gezinde burgerlijke par
tijen het laat den meesten
Nederlanders betrekkelijk onver
schillig. Wat zij wenschen
en vurige wenschen is, dat
het nieuwe kabinet een kabinet
worde van knappe, sterke figuren
in ons nationale leven, van man
nen, die in en buiten hun partij
getoond hebben de Nederlandsche
belangen op waardige wijze te
kunnen dienen, van mannen ook,
die den moed zullen bezitten om,
desnoods tegen hun eigen partij
en tegen de Kamer in, het gezag
tegen iedere aanranding in woord,
geschrift en daad te verdedigen.
Het verlangen van ons land
gaat niet uit naar een parlemen
tair kabinet (in welks naam reeds
de halfheid besloten licht.
Het gaat uit naar een sterk
kabinet, naar een kabinet van
groote mannen, in wier bekwame
handen het de Nederlandsche
zaak veilig weet. Wij staan in
dat verlangen waarlijk niet alleen.
Andere landen gaven het voor
beeld. Zullen wij, evenals die
landen, moeten wachten tot een
nationale crisis ons dwingt onze
leiders aan het roer te plaatsen
De Kabinet crisis.
De Nederlandsche Volkspartij
voor Hoofd- en Handarbeiders
(sters) heeft aan H. M. de Konin
gin het verzoek gericht een de
putatie te ontvangen van afge
vaardigden uit haar midden en de
met haar verbonden vak-en be
langengroepen en medewerkende
politieke organisaties der kleine
partijen welke deputatie zich in
staat acht Hare Majesteit en de
fractieleiders van de huidige
politieke partijen van advies te
dienen bij en middelen aan de
(Wonjt vervolgd)
AXELSCHE
COURANT
38;
Ik geloof, dat ze langzamerhand hem
in genade aanneemt.
Hij speelde een geheelen avond
schaak met freule Renate, dacht Melit-
ta. En intusschen werkt zijn „com
pagnon" weer voor hem.
En plotseling dacht ze hartstochte
lijk: Tien jaar van mijn leven zou
ik willen geven, wanneer ik wist, wie
dat vreeselijke mensch is.
U zegt niets, juffrouw Melitta
Heeft u dit z^o aangegrepen
Ja, ik zal geen rust hebben,
voor
Voor wat?
Ach, niets. Daar hoor ik Lisa. Het
is werkelijk beter, dat u er haar niets
van vertelt.
Natuurlijk. Later zal ik het haar
wel eens vertellen.
Lisa kwam binnen en zeide, hen zien
de staan
Wat hebben jullie voor geheimen,
daar? Waarom zijn jullie opeens zoo
stil?
Ben je zoo nieuwsgierig?
Verschrikkelijk. Veitel eens op.
Welnu, hoor dan: Oom Joa
chim, geheel door jou overwonnen,
noodigt je uit overmorgen bij hem te
komen eten. De Maguerry's en nog
een paar buren zijn ook gevraagd.
Hij wil zijn fout herstellen en onze
verloving officieel bekend maken.
van hem 1
Ik geloof, dat dit de eerste keer
is sinds twir.tig jaar, dat er gasten op
Senkenberg komen, je kunt je dus heel
wat gaan verbeelden.
Melitta snelde naar haar kamer en
schreef in vliegende haast
„Prosper in levensgevaar. Kom di
rect, moet u spreken. Ik ben er van
overtuigd, dat zijn medeplichtige onder
het mom van den halven idioot, zich
verborgen houdt in de steengroeve
op het landgoed van Maguerry en
gister-nacht een gelukkig mislukten
moordaanslag op Prosper Rodenbach
heeft gedaan.
Ze adresseerde dit schrijven aan
„den heer Rodin" en ging vlug iemand
zoeken, die den brief naar Praehatitz
zou kunnen brengen.
In den namiddag liep ze als toevallig
nog eens langs de steengroeve en
knoopte een gesprek aan met den hal ven
idioot.
Welke moeite ze zich evenwel ook
gaf. iets uit hem te halen het was
vergeefsch. Verder dan een paar alge
meenheden en zijn stereotypen glimlach
bracht ze hem niet.
Ook zijn uiterlijk bood geen reden
tot wantrouwen. Hij zat daar in 't
licht der avondzon, de kromme beenen
opgetrokken, zoo goed het ging en zijn
blauw-roode gelaatskleur scheen zoo
echt als maar mogelijk was. Om den
misvormden hals droeg hij een dichten
wollen doek, die de beide bochels
aan 't gez'cht onttrok. Ook zijn
fluitende, asthmatische ademhaling
deed aan de werkelijkheid moeilijk
twijfelen.
Maar toch kon Melitta haar wan
trouwen niet van zich zetten. De
feiten «praken te duidelp. Ook meende
ze af en toe bij 't spreken iets in die
leege, doffe zwarte oogen te zien opflik
keren, dat heelemaal niet op idiotisme
leek.
Een paar minuten verder kwam ze
ritmeester Maguerry tegen. Ze maakte
van deze gelegenheid gebruik, hem
naar den bewoner der steengroeve te
vragen.
Of hij dezen van vroeger kende
Hoe lang hij daar woonde, enz.
Bereidwillig beantwoordde meneer
von Maguerry dtze vragen.
Hij kende hem niet anders dan on
der den naam „bochelaar", zooals zijn
scheldnaam was. Hij woonde daar al,
toen zijn landgoed nog aan de ge
broeders Lavandal behoorde, waarvan
de eene de vader van den jongen
Lavandal, die nu op Senkenberg ge
logeerd was. De moeder van den
bochelaar zou in Lavandal's dienst
zijn geweest, doch later met het
kind, dat door zijn wanstaltige vor
men ieder's spot opwekte, vertrokken
zijn.
Men dacht, dat beiden al lang
dood waren en had ze reeds vergeten,
toen, een paar maanden geleden
hij meende aan 't eind van Mei
de halve idioot weer verscheen, half
verhongerd en vuil en om onderkomen
bedelde.
Daar zijn papieren In orde waren
en eemge oude lieden zich hem nog
konden herinneren, stond meneer
Maguerry hem toe, die oude hut bij de
steengroeve te bewonen, daar hij me
delijden voelde met dien armzaligen
stakker.
Dit klonk alles heel onschuldig,
Melitta bleef echter voet bij stuk
houden, het tijdstip, waarop de halve
idioot hier weer verscheen, kwam
juist overeen met het moment, dat
de bewuste Hemser uit Weenen ver
dween.
En het goed van Maguerry had
vroeger aan de Lavandals behoord.
Melitta had dit niet geweten. Dit
was een belangrijk feit. De jonge
Lavandal wist zeker van het bestaan
van dien „bochelaai" wist misschien
ook. dat deze dood was en had daarom
zijn medeplichtige aldus doen ver
mommen.
De papieren waren hoogstwaar
schijnlijk valsch ook die van Hemser
en dr. Richter waren immers in orde ge
weest
Ze liet niets van haar vermoeden
blijken. Zoo lang Silas Hempel
niet hier was, kwam het er op aan,
beide misdadigers in slaap te wiegen
opdat ze er niet vandoor gingen.
Overigens berustte alles op ver
moedens. Ze kon geen enkel bewijs
leveren.
Dr. Wasmut kwam van zijn bureau.
Hoewel hij feitelijk vacantie had,
was hij toch in dienst gebleven, omdat
hij de zaak Eisler niet uit handen wilde
geven.
Hoe langer hij zich hiermee bezig
hield, des te gecompliceerder kwam
deze hem voor, trots al de bewijzen,
die hem in den beginne de zaak zoo
eenvoudig hadden doen voorkomen,
Zijn collega's plaagden hem reeds,dat
hij de zaak nog altijd niet naar de recht
bank had verweten. Zulk een eenvou
dige zaak.
Waarop wachtte hij eigenlijk?
Wasmut zelf deed «ich deze vraag
al wel voor de honderdste maal, toen
hij langzaam, In gepeins verzonken,naar
huil liep. En hij vond, als altijd, f een
antwoord. De kwestie was deze
hij was nog nooit iets verder geko
men dan den eersten dag van het
onderzoek. Wel was hij beïnvloed
door Hempel's beweringen en door
den indruk, dien Eisler zelf bij meerde
re verhoren op hem had gemaakt aan
de schuld van den verdachte gaan
twijfelen.
Meer nogook hij vermoedde een
geheim achter deze zaak.
Hij had alle moeite gedaan, dit uit
te vinden, maar tevergeefs. Dr. Was
mut had zijn villa bereikt en overlegde,
of hij dien avond zou thuis blijven of
naar een tuinconcert zou gaan, toen
zijn huishoudster hem kwam mee
deden, dat een heer hem wenschte te
spreken.
Het was Silas Hempel.
Mijn goede genius voert je hierheen,
riep Wasmut, oprecht verheugd, de
hand van zijn vriend warm drukkende.
Hoe dikwijls heb ik niet naar jou
aanwezigheid de laatste paar maanden
verlangd, want dijkwijls was het me, of
ik nooit uit die vervloekte zaak zou
komen.
Je bedoelt de zaak Eisler
Welke anders? Jij hebt me
daar wat moois mee op mijn rug ge
laden
Ik?
Ja, met al je beweringen van
zijn onschuld van geheimen
Waaraan jij niet gelooven wil-
det. Of heb je Intusschen een spoof
gevonden
Oeen schaduw van een spoof
zelfs. Toch geloof ik, dat je niet geheel
en al ongelijk had - maar heb jii iets
gevonden