Het Qeheim. Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwse li - VI aan deren No. 31. VRIJDAG 19 JULI 1939. 45e Jaarg. J. C. VINK - Axel. Polderbelangen. FEUILLETON. Dit blad verschijnt eiken Dinsdag'- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. DRUKKER-UITGEVER Bureau Markt C 4. Telef. 56. - Postrek. 60263. ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels 60 Cent; voor eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure. Het was met een gevoel van teleurstelling, dat we de alge- meene vergadering bezochten van den Zeeuwschen Polder- en Waterschapsbond, jl. 13 Juli te Middelburg gehouden. En voor namelijk wel hierom, dat we reeds bij den tocht over de Schelde bemerkten, dat de belang stelling uit Zeeuwsch-Vlaanderen niet groot zou zijn. Maar nog erger, ja eigenlijk beschamend vonden we 't, toen bij de pre sentielijst bleek, dat uit Oostelijk Zeeuwsch-Vlaanderen daar geen enkele vertegenwoordiger, ja zelfs de bestuursleden niet eens aan wezig waren. Treurig is dat om meer dan een reden en ook de voorzitter van den bond, de heer mr. P. Dieleman wees daar op in zijn openingsrede, waaruit bleek, dat onze provincie 400 polders en waterschappen telt en er nog zoo velen zijn, die niet in samenwer king, in organisatie het nut zien van gemeenschappelijke behan deling van de belangen des polders, omvattende dijkbescher- ming, wegenaanleg, uitwatering der gronden, regeling der lasten, enz. Elders in onze provincie bleek men dat beter te begrijpen en zoo zagen we uit de overige deelen van Zeeland in totaal ruim 80 personen bijeen op de vergade ring, welke een ietwat feestelijk karakter droeg. Het was namelijk 10 jaren geleden, dat de bond was opgericht en de voorzitter memoreerde dat in zijn rede, na dat hij de aanwezigen had ver welkomd, in 't bizonder twee leden van Ged. Staten met den Griffier, het Dag. Bestuur van Middelburg en meer andere auto riteiten en adviseurs van den bond. Als attentie aan dit eerste ju bileum werd van wege enkele polders op Walcheren een keurig bloemstuk gebracht, waarvoor spr. dankte. Toch beteekent een tien jarig bestaan nog niet veel voor een vereeniging. Het zijn nog de kinderjaren, die men door moet en welke ook gepaard gaan met kinderziekten. Spr. wil er even bij stil staan, getrouw aan de goede gewoonte in Zeeland om kroonjaren te vieren. Hij wijst dan op de sobere belangstelling en den onwil van sommige be sturen, die in plaats van te willen spreken en handelen over eikaars belangen, den bond den nek toe- keeren. Ook het blad, dat zoo veel belangrijks geeft op polder gebied ondervindt te weinig steun. Maar, vraagt spr., zou de oor zaak daarvan niet bij onszelven liggen, dat we misschien te wei nig propaganda maken en de bond nog te weinig bekend is We moeten niet altijd de schuld bij anderen zoeken, maar ook de hand in eigen boezem steken. Er is een lustrum, en dat betee kent: offer. Welnu, de voorzitter zal een offer brengen en ver klaren, dat hij niet tevreden is over zichzelf als leider van den bond. We hadden veel meer kunnen en moeten doen en er is slechts slap werk geleverd, ook door bestuur en leden. Deze laatsten moesten veel meer ad viezen vragen bij hun polder- werk, het bestuur geeft die gaarne. Het bondsblad is ook nog te klein en moet niet alleen lectuur over Zeeuwsche polders geven, maar ons ook elders laten kijken. Spr. constateert, dat men over 't algemeen te laksch is om zijn belangen te leeren begrijpen en daarom moeten we aanpakken, eer anderen ten koste van onze belangen profiteeren. Stilstand is achteruitgang. Het brengen van offers in den vorm van dieren is uit den tijd. Vroe ger offerde men een varken, een schaap en een stier en op de hem eigen wijze illustreert spr. die feiten, om dan in overdrach telijken zin de aanwezigen toe te roepenbrengt ook uw offer knorrend als een varken, gedul dig als een lam, maar moedig als een stier. We hebben ons tot doel ge steld om ons verbrokkeld gewest tot eenheid te brengen en hare bewoners tot ontwikkeling, welnu laten we niet rusten, zegt spr., maakt studie. Laat uw studee- rende zonen en jonge juristen schrijven over onderwerpen die het polderwezen raken, als pol derrechten, de geografische en de oeconomische ontwikkeling, de sociologische belangen, enz. Wanneer dat begrepen wordt in betrekking tot water-, dijken en wegen-werk, dan zal men pas leeren, wat de roeping is van polderbesturen. Als oude be sturen indommelen, moet men die wakkerschudden. De vrijheid en de zelfstandig heid van een volk hangt af van zichzelf. Als er meer studie en werk gemaakt was, zou de bevolking naar spr. meent niet zoo gebukt gaan onder aller lei ambtenarij, als heden het geval is. Juist omdat men niet zelf doet wat noodig is, en teveel naar zijn eigen persoonlijke be langen ziet, (dat men dan eigen lijk voorbij ziet) komen er wetten, die opleggen, wat ge verzuimd hebt en moet men slikken, wat tegen den vrijheidszin indruischt Waarom de oogen niet geopend en alles overgelaten aan de over heid, die dan besluiten neemt, welke niet bij de polderbelangen aansluiten Veel is er, dat de Polder- en Waterschapsbond kan voorbereiden, waarin ze advies kan geven. Wegen kunnen ge zamenlijk worden aangelegd, men kan in vereeniging grind en steen slag koopen, om van aanschaffing van wegenwalsen niet te spreken. Ook de afwatering en de strijd tegen het zeewater kan betover gelaten worden aan enkele pol ders, maar dient gezamenlijk ge dragen. Waarom moet er altijd achteraan gezeten worden, om toch intelligent te zijn? Zoowel administratief, als technisch vrage men alle inlichtingen, die ge- wenscht worden en uw bestuur zal die gaarne en kosteloos geven. Moeilijk is de historie van ons gewest, zegt spr., maar nog moeilijker is die van de polders en waterschappen en misschien ligt bestudeering daarvan ook op den weg der vereeniging. Het is ieders taak om onze provincie tot ontwikkeling te brengen, maar daartoe dient men de polders te kennen en de rechten te verstaan en te doorgronden. Er is een band tusschen den bodem en zijn bewoners; een schat hebben wij in onze polderlanden te bewaren en het heerlijke land, dat wij Zeeland noemen, is al den arbeid en de studie waard, welke wij tot haar welzijn verrichten. Spr. somt op de verschillende deelen van ons gewest, om te doen zien, dat daar niet één is, dat aan het andere in waarde en in bewon dering ondergeschikt is. Hij eindigt met den wensch, dat men een volgende periode meer kracht en meer energie aanwende, opdat men dan met meer tevre denheid zal kunnen terugzien op het verleden, wat vanzelf ook meer moed geeft voor de toe komst. Eenige dichtregelen vorm den het slot van de kernachtige en met applaus begroette rede. De agenda gaf nu mededeeling van het jaarverslag aan. Gemeld wordt daarin o.a.. dat de bond een eigen maandblad heeft, dat staat onder leiding van den heer J. F. Magendans te Middelburg. Overgegaan werd tot het oprichten van een technisch bureau, een crediet- en bemid delingsbureau. Over het denk beeld van den heer Welleman, aangaande de calamiteuze pol ders, kon nog geen meening worden uitgesproken. Besproken werd de vraag of het niet beter was kleine poldertjes tot een waterschap te vereenigen. Het bestuur meende het niet ge- wenscht daartoe zelf stappen te doen, doch gaarne daartoe be middeling te verleenen, indien daartoe uit den boezem der polders aandrang kwam. Nu door de provincie rente- looze voorschotten in uitzicht worden gesteld voor tertiaire wegen, is ook hierin voor den Bond een taak weggelegd. Het ledental klom van 90 tot 96, terwijl het aantal aangeslo- ten polders 87 bedraagt. Zijn die Zeeuwen bedachtzaam, aldus eindigt het jaarverslag, zij zijn ook trouw. Heeft men eenmaal tot toetreding besloten, dan wordt slechts bij hooge uitzondering het lidmaatschap beëindigd. Zoo moge het ook in de toe komst gaan. De Bond moge zich dit vertrouwen blijvend waard betoonen. Deze gaat rustig voor waarts, zich onthoudend van avonturen, die een schijn van activiteit wekken, doch in wezen niets te beteekenen hebben en dus ook op niets uitloopen, in tegendeel dikwijls verwarring stichten en wat erger is ver woesten hetgeen groeiende is. Het bondsbestuur doet wat bij de ontwikkeling van ons water schapsleven, lettende op het doel van den bond, zijn taak blijkt te zijn. En rekent daarbij op het medeleven en medewerken van de leden voor de komende jaren. Begonnen met een kwaad slot van f 101.02 is er nu een goed slot van f 2 05, dank zij een totaal aan ontvangsten van f 1788 en de bereidwilligheid van den heer mr. H. van der Beke Callenfels, den secr.-penningm. van den bond, die ter verkrijging van een goed slot zijn salaris daarnaar had ge regeld, waarvoor hij bijzonderen dank oogstte van den voorzitter. Bij acclamatie werden herkozen als bestuurslid de heeren A. van der Weide, te Zierikzee en A. Wisse te St. Philipsland. Ge kozen werd de heer S. J. de Regt te Wissenkerke. Vervolgens hield de heer prof. mr. F. G. Scheltema uit Amster dam een vertoog over „het water schap en het recht van eigen dom". Het eigendomsrecht is de grondslag van onze burgerlijke rechten en in de grondwet is aan dit recht ook zeer vee! aandacht geschonken. Toch kan het alge meen belang eischen, dat het eigendomsrecht beperkt wordt en alzoo is bescherming van het recht nooit onbeperkt geweest, zoodat in sommige gevallen de wet onteigening toelaat. (Wordt vervolgd} AXELSCHE COURANT 37) Was hij wel op zee Had hij de reis wel aanvaard Men geloofde het, maar kon men zich niet ver gissen Als hij eens de doode uit den Donau was Het liet Melitta geen rust. 's Avonds vroeg ze Prosper, of hij nog altijd geen bericht van zijn broer had. Prosper zeide van neen. Maar u hebt hem uw verloving toch meegedeeld, nietwaar Natuurlijk I Direct. Dit bericht moet hem reeds lang in Singapore wachten. Moest uw broeder daar niet reeds lang zijn Ik geloof het wel, we hebben nu al 29 Augestus Natuurlijk moet hij daar al zijn. Wel verdraaid ik dacht daar heelemaal niet aan hoe verstrooid de liefde iemand toch maakt hij lachte Lisa toe daar ben jij al weer de schuit van. Dank je. Ik vindt het heelemaal niet mooi van Erich, dat hij ons niet telegrafeert. Daarin moet ik je gelijk geven, net is heelemaal niet aardig van hem. Melitta's onrust nam toe. Hebt u er nooit aan gedacht, meneer von Rodenbach, dat uw broe der ziek kan zijn, of dat hem een ongeluk kon overkomen Verschrikt zag Prosper op en kleurde tot achter de ooren. In zijn liefderoes :)8d Mj daar?an werkelijk niet gedacht» Ziek? Een ongeluk? Dat zou vreeselijk zijn, maar u hebt gelijk, juffrouw Melitta, het was onverant woordelijk lichtzinnig van me. Ik wilde u geen schrik aanjagen, maar in uw plaats zou ik toch naar Singapore seinen, metbetaald antwoord, Weet u waar uw broeder daar zou lo- geeren Ja. In hotel d'Angleterre. En het schip, waarmee hij reizen zou De „Beranika". Wanneer hij die niet meer haalde, de „Godifisy". Nu, dat is immers voldoende. Morgen ga ik naar Prachtitz. Zal ik het telegram meenemen Wanneer u het goed vindt, ga ik met u mee. Ik stuur dan meteen een telegram aan de scheepvaart maatschappij en aan fut hotel te Weenen, waar we afscheid hebben genomen. Ik heb nu werkelijk geen rust meer, voor ik weet, hoe het met Erich is. Zoo reden ze den volgen morgen samen naar Prachtitz. Daar hoorde Melitta, die nog 's avonds een langen brief aan Hempel had geschreven, dat Rodin zijn kamer in de kroon had aangehouden, maar op 't oogen- blik op reis was. Brieven voor hem zouden zoo lang voor hem bewaard blijven. Kwam hfj maar spoedig, dacht Melitta, wier onrust niet wilde wij ken. Ik heb geregeld zoo'n voor gevoel, dat wij hem hier hard noodig hebben. Prosper had zijn telegrammen ver zonden, Van het hotel te Weenen kwam dit antwoord, „Meneer von Rodenback had zijn bagage 24 Mei namiddags naar 't station lajan bren» gen, daar hij zijn plan, nog langer in Weenen te blijven had opgegeven, en met den avondsneltrein naar Triest wilde. Zonder twijfel had hij dit ook gedaan. De andere antwoorden konden eerst den volgenden morgen binnenkomen. Het was avond, toen men terugkeerde. Prosper wilde met alle geweld nog een poosje mee naar Mauerberg, maar, een maal daar, wist hij van geen heengaan, zoodat het middernacht was, voor hij den terugtocht naar Senkenberg aan vaardde. Melitta ried hem, een knecht mee te nemen, de nacht was zoo donker, men kon niet weten Hij en Lisa lachten luide. Zich laten thuis brengen als een kostschoolmeisje 1 Waar hier sinds menschenheugenis geen enkele mis daad was voorgevallen I Wat ze wel vreesde Ze zweeg, ze durfde niets meer te zeggen. Feitelijk hadden ze ook ge lijk, te lachen. Wat kon hem overkomen Lavandal zou het toch niet wagen, hier, waar iedereen hem kende, een moord te begaan Toch sliep ze slecht dien nacht. Elk oogenblik rees ze verschrikt over eind in bed, omdat ze meende, ergens buiten gedruisch te hebben gehoord. Toen Prosper den volgenden dag weer op Mauerberg kwam, was hij opvallend bleek en verstrooid. En het eerste het beste oogenblik, dat hij met Melitta alleen was, zeide hij, haar kalm aanziendeHad u gister een bepaalde reden, iets voor mij te vreezen, juffrouw Melitta? Neen het scheen me zco angstig donker buiten, toen u wegging - loog je» Waarom vraagt u dat? Omdat het me zoo merkwaardig voorkomt! Bijna, alsof u een voor gevoel hebt gehad. Er is me werke lijk een avontuur overkomen voor de eerste maal in mijn leven dat gelukkig best afliep. U - had een avontuur? Melitta werd bleek en zag hem ver schrikt aan. Ja. Het kwam me, toen ik Mauer berg verliet, al eens voor, als hoorde ik gesuis achter me. Ik dacht toen, dat ik me vergist had. Ik wilde den kort- sten weg nemen, verliet den straat weg en ging langs Maguerrys steen groeve Langs de steengroeve Ja, waarom niet? Wat ziet u me ontset aan? Het is aanmerkelijk korter daarlangs, ik neem bijna altijd dien weg. En gister? Gister wierp zich daar in de nabijheid plotseling iemand van achte ren op me zonder wat te zeggen met reuzenkracht, als een wilde en wil de me worgen. Gelukkig echter ben ik ook geen zwakkeling en kon ik mij bevrijden. Een beetje schrik was dus alles Alles Waar uw leven aan een zijden draad heeft gehangen I Het is ontzettend. Wanneer Lisa wist riep Melitta geheel ontdaan. Lisa mag hiervan natuurlijk geen woord vernemen, dus vertel haar als-t-u-blieft niemendal. U wou ik het toch vertellen. Wat denkt u hier van Melitta zweeg, Peinzend ging Prosper voort: Die kerel is me beslist al van hier gevolgd. Wie kan het geweest zijn Ik breek mi 't hoofd over dm vraag, Heb ik vijanden hier? Ja, wilde Melitta roepen, maar de tong scheen wel aan haar gehe melte vastgegroeid. Ze bedwong zich en zeide uiterlijk kalmU moogt nu nimmer meer 's nachts alleen naar huis gaan. Waarschijnlijk wil de men u berooven. Aan de steengroeve woont, zooals ik onlangs zag, iemand, niet uit deze streek vandaan. Mis schien O, u bedoelt dien ouden Krop- fjold Hij lachte. Neen, die was het z ker niet. Die arme oude kan nauwelijks zich voortbewegen met zijn lamme beenen. Bovendien sta ik op goeden voet met hem zoo dikwijls als ik passeer, krijgt hij een stuiver voor tabak. Die halve idioot is geheel onschuldig. De man, die mij aanviel, was groot, mager en van zeer groote spierkracht. Wilt u er aangifte van doen? Neen, dat zou Lisa maar bang maken. Eén ding zal ik evenwei doen nooit meer zonder revolver uit gaan. Onrustig staarde Melitta voor zich uit. Ze herinnerde zich, dat Silas Hempel haar meegedeeld had, hoe men ook Felix Eisler, tot tweemaal toe, had probeeren te vermoorden. Waarom hem? Hij kon Lavan» dal toch niet in den weg staan, gelijk Prosper. Ach, alles was zoo raadsel» achtig Op Senkenberg sliep alles, toen u thuis kwam vroeg ze plotseling. Neen. In oom's kamer brand» de nog licht en Felix speelde met tante schaak. Die brave kerel had zich dien geheelen avond opgeofferd.

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1929 | | pagina 1