Zomersproeten verdwij
nen spoedig door een pot
Sprutol. Bij alle Drogisten.
verdrag van 1925 uitgesproken
beginselen.
Uit het verzoek der Ned. Reg.
spruit voort, dat Nederland de
Maas- en Moezelbekkens wenscht
te verbinden met het Julianakanaal
en verder met Rotterdam. Het
is niet twijfelachtig, dat door dit
middel een aanzienlijk deel van
het verkeer dezer streken ontgaat
aan Antwerpen.
De Belg. Reg. vraagt aan de
Nederl., de Rijn- en zeeverbin
dingen te verzekeren, welke den
vooruitgang der scheepvaart eu
de economische ontwikkeling van
België eischen.
In ruil neemt België aan, in de
ruimste mate voldoening te ver
schaffen aan de Nederlandsche
desiderata.
Nederlands standpunt.
Het Witboek bevat vervolgens
een Belgische nota, waarin wordt
gewezen op „de gevaarlijke vaart
door de Zeeuwsche wateren en
met name door het Hellegat,
waarvan de naam op zichzelf
reeds veelbeteekenend is."
Het Memorandum en de nota
zijn beschouwd in een Neder
landsch Memorandum, op 7 Mei
1929 overhandigd.
Zonder te willen ingaan op de
vraag, of al de punten, die de
Britsselsche Regeering heeft on
dergebracht onder het hoofd
„desiderata van Nederland", daar
inderdaad behooren te worden
genoemd, heeft het Hr. Ms. Re
geering verheugd, te ontwaren,
dat het Belgische Memorandum
de gegrondheid dezer Nederland
sche desiderata toegevend, be
vorderlijk is aan de vergemakke
lijking van een accoord dat door
de openbare meening van de
beide landen zou kunnen worden
onderschreven.
De Nederlandsche Regeering
heeft echter niet zonder leed
wezen moeten ontwaren, dat, wat
de beide hoofdproblemen betreft,
het memorandum ernstige moei
lijkheden opwerpt, die zij had
willen en gepoogd heeft te ver
minderen.
Beroep op het Int. Gerechtshof.
Indien de Belgische Regeering
haar begeert te nopen een dis
cussie op juridisch terrein te be
ginnen, is de Nederl. Regeering
gereed haar daar te ontmoeten,
maar ook in dat geval is het
Haagsche Kabinet gesteld op een
spoedigen uitslag.
Indien er dus een juridisch
debat moet worden gehouden en
indien dat het bereiken van over
eenstemming niet spoedig genoeg
mogelijk maakt, behoudt Hr. Ms
Regeering zich voor, beroep voor
te stellen, op de basis van het
recht op het Permanente Hof van
Internationale justitie.
Wat de kwestie Antwerpen-Rijn
betreft, indien de aardrijkskun
dige ligging van Antwerpen met
betrekking tot de verbindingen te
water met den Rijn minder gun
stig is, dan die der Nederlandsche
havens, heeft daartegenover die
zelfde ligging van Antwerpen de
beste verbindingen over land ver
zekerd met zijn achterland.
Dit zoo zijnde, is het duidelijk
dat het toestaan aan België van
het kanaal, voorzien in het ver
worpen verdrag van 1925, of van
ieder kanaal dat dezelfde ken
merken zou vertoonen, een
politieke onmogelijk-
h e i d is. Iedere Nederlandsche
Regeering die dit mocht ver
geten, zou door de natie gewraakt
worden.
Zelfs de meest vrijgevige Re
geering zou niet zoover kunnen
gaan, dat zij aan een vreemde
mogendheid een gunst toestond,
die nadeelig zou zijn voor de
levensbelangen van de natie, die
haar daarvan de bescherming
heeft toevertrouwd. Een derge
lijke inschikkelijkheid kan van
geen enkelen staat worden ver-
verwacht.
Tot zijn leedwezen moet het
Haagsche Kabinet van de hand
Wijzen de in het Belgische me
morandum aangegeven suggestie
als zoude het scheppen van goede
verbindingen te water tusschen
Luik en Maastricht als compen
satie kuinen dienen. Immers het
scheppen van goede verbindingen
te water tusschen die beide steden
is evenzeer in Belgisch als in
Nederlandsch belang.
De Belgische Regeering heeft
een bijeenkomst voorgesteld van
Belgische en Nederlandsche des
kundigen, die in de maand Oct
van het vorige jaar heeft plaats
gehad
De Nederlandsche deskundigen
hebben toen verklaard, dat het
verzoek van België om een tus-
schenoplossing door Nederland
zou kunnen worden aanvaard,
voor zoover dat verzoek zou
kunnen worden verwezenlijkt
door inrichting overeenstemmende
met de moderne eischen van de
scheepvaart, niet slechts van de
bestaande waterwegen, maar zelfs
van die welke hebben bestaan
ten tijde van de scheiding.
Hersenschimmen.
De Nederlandsche Regeering
had gehoopt, dat de Belgische
Regeering na de haar gedane
duidelijke en uitdrukkelijke ver
klaringen zou hebben begrepen,
dat het toestaan aan België van
een kanaal met dezelfde ken
merken als dat, voorzien in het
Verdrag van 1925 een politieke
onmogelijkheid is, en dat voort
gaan met het vragen van een
zoodanig kanaal het najagen van
hersenschimmen zou beteekenen.
Al moge de Belgische Regee
ring ter zake van quaesties van
ondergeschikt belang blijk heb
ben gegeven van tegemoetko
mende gezindheid, zoo is het
toch duidelijk, dat zij zich ten
deze dermate veeleischend toont,
dat haar houding tot geen enkel
practised resultaat zou kunnen
leiden.
Daarna worden de redenen van
economischen aard onder de
oogen gezien, die door de Bel
gische Regeering zijn aangevoerd
tot staving van haren eisch van
een rechtstreeks kanaal tusschen
de dokken van Antwerpen en liet
Hollandsch Diep
Bestreden wordt o.m., dat ach
teruitgang van het Belgische Rijn-
verkeer heeft plaats gehad
De Nederlandsche Regeering
stelt vast dat het, met het oog
op de cijfers, onmogelijk schijnt
de stelling vol te houden volgens
welke betere verhoudingen tus
schen den Rijn en Antwerpen
voor deze haven een levensbelang
zijn.
Met betrekking tot onderhoud
en verbetering der Schelde is het
duidelijk, dat het bedrag, van
onderhoud en verbetering van Je
Schelde bij te dragen, noodzake
lijkerwijs moet afhangen van de
mate waarin de Belgische Re
geering zich bereid zal toonen
om de Nederlandsche desiderata
in te willigen.
Ten aanzien van de water
wegen in Limburg meent de
Nederlandsche Regeering, dat de
totstandkoming van goede water
verbindingen tusschen Luik en
Maastricht voor België van ten
minste even aanzienlijk beiang is
als voor Nederland.
In elk geval is er geen aan
leiding om de verbetering der
verbindingen tusschen Luik en
Maastricht vast te koppelen aan
eenige andere quaestie.
De jonste Belgische nota
In de zevende plaats bevat
het Witboek een nota van de
Belgische Regeering van 28 Mei
1929.
Nadat de Belgische Regeering
zich daarin tot publicatie der ge
wisselde stukken heeft bereid
verklaard, vervolgt zij o.m.:
Hr. Ms. Regeering behoudt
zich voor om, voor het geval
dat zich een juridisch debat mocht
ontspinnen, voor te stellen het
te beslissen door een beroep te
doen op den grondslag van het
Recht, op het Permanente Hof
van Internationale Justitie. Zij
schijnt uit het oog te verliezen,
dat het onderwerp van het geschil
niet een quaestie is van inter
pretatie, maar van herziening van
de verdragen „die niet meer met
de tegenwoordige toestanden in
overeenstemming zijn."
Voor het geval dat tegen de
verwachting van de beide Regee
ringen, een vergelijk in der minne
beslist onmogelijk "zou blijken,
zou de Belgische Regeering over
wegen of een uitweg uit de moei
lijkheden niet gezocht moet wor
den in een internationale oplos
sing.
Nederlandsche slotnota.
Ten slotte is in het Witboek
opgenomen een Nota, door den
zaakgelastigde der Nederlanden
a.i. te Brussel op 8 Juni 1929
aan den Belgischen Minister van
Buitenlandsche Zaken over
handigd.
Daarin wordt gewezen op de
onjuistheid der meening van de
Belgische Regeering, dat Hr Ms.
Regeering min of meer in het
algemeen het beginsel van een
nieuwen waterweg tusschen de
Schelde en den Rijn zou hebben
erkend.
Indien te dezer zake een be
ginsel door Nederland is erkend,
dan is het niet dat van den aan
leg van een willekeurigen nieu
wen weg, maar van de verbete
ring, hoe belangrijk dan ook, van
vroegere of bestaande waterwe
gen. Men zal erkennen dat Ne
derland, door in deze voor België
voordeelige verbetering toe te
stemmen, op ruime wijze zijn
internationale verplichtingen na
komt.
Ingezonden Mededeelingen
AXEL, 18 Juni 1929.
De feestcommissie van het
gehouden feest op 30 April 1.1.
heeft Vrijdag 14 Juni haar slot
vergadering gehouden. Met ge
noegen zag de voorzitter terug
op dien feestdag, daar er (den
korten tijd van voorbereiding in
aanmerking gemaakt is, wat er
maar van te maken viel. Spr
zei de commissieleden hartelijk
dank voor hun welwillende
medewerking. Door den pen
ningmeester werd rekening en
verantwoording gedaan van de
inkomsten en uitgaven. Uit de
rekening, die in orde bevonden
werd blijkt, dat de ontvangsten
waren f702.02 en de uitgaven
f660.55. Alzoo een goed slot
van f41.47. De commissie be
sloot dit goed slot in kas bij
den penningmeester te laten, om
bij een eventueel volgend feest
dit bedrag aan de daarvoor ge
vormde commissie af te dragen
Balonnen wedstrijd.
Van het bestuur van de feest
commissie voor de Julianafees-
ten op 30 April jl. mochten we
thans den uitslag ontvangen van
den toen gehouden balonnen-
wedstrijd. Niettegenstaande het
ongunstige weer tijdens de op
lating, zijn toch nog tal van
kaartjes gekomen, die op tien
tallen kilometers afstand zijn ge
vonden, tot zelfs bij Antwerpen.
Daarvan zijn de verst verwijderde
adressen uitgezocht, die allen
van over de Belgische grens
zijn afgezonden, zoodat de prij
zen werden toegekend aan on
derstaande jongens en meisjes
Willem Hamelink, Cornelia
Schuitvlot, Willem Goossen,
Adriaan Deij, Kees Witte, Cor
nelia de Feijter, Hebrina de Feij
ter, Bernard van den Bos, Edu-
ard Velleman, Robert Baart, Ar
thur van Rumste, Martha de
Moor, Ben Ysebaert, Edemo id
Lafort, Frederik Pleunis, Adrienne
Dieleman, Marinus Goossen,
Wilhelmina Visscher, D. Dekker
P 5, Abraham de Kraker, M- de
Feijter, Suzanna de Visscher,
Suzanna Ollebek, Frederik Bak
ker, Jacob Wolfert.
Zaterdagmiddag geraakte in
de Weststraat alhier een jongen,
J. W. genaamd en wonende op
de Kanaalkade, onder een vlas
wagen. Hij liep eenige kneuzin
gen op aan de voeten en het
hoofd. De ongelukkige is erg
achterlijk en als zoodanig wordt
aangenomen, dat zijn onoplettend
heid de oorzaak geweest is van
het ongeval, dat naar omstandig
heden goed afgeloopen is.
Op het tweetal voor predi
kant bij de Geref. gemeente al
hier zijn geplaatst de heeren M.
Heikoop, cand. te 's-Gravenhage
en W. C. Lamain, cand. te Voor
schoten.
Orelio
Het was voor velen een ver
rassing, toen Zaterdagavond aan
ons bureau het telegrafisch bericht
was aangeplakt, dat „Orelio"' op
het Bonds-concours te Kruiningen
de 2e prijs had verworven in de
a deeling „uitmuntendheid", nu
zij in die afd. het eerSt uitkwam.
Het was ook nu „een droeven
morgen maakt een blijden dag",
want met ongunstig weer was
men van hier vertrokken.
Na de officiëele ontvangst ten
gemeentehuize werd daar geza
menlijk het Bondslied aangeheven
en trok men in optocht naar het
mooie terrein.
Terwijl de critische ooren van
de juryleden, de heeren Van
Nieuwenhoven te Breda en P.
Kallenbach te Den Bosch, bene
vens honderden andere werden
gespitst om aandachtig toe te
luisteren, galmden destemmen der
Zeeuwsche bondsleden door het
luchtruim, te midden van groen
en bloemen, waarmede de kiosk
smaakvol was versierd.
De dochters en zonen van
„Orelio" waren begrijpelijk in
spanning en voorzeker hadden
hier de ontzagwekkende blikken
van den directeur te waken voor
teerhartige zenuwen, die het
kunnen mogelijk bedreigen zou
den door wankelend evenwicht
te brengen in het harmonisch
geheel. We hebben een zware
taak, zoo hoorde men al vóór
den uitslag. Gelukkig, dat de
leden zich dat bewust waren,
maar nog beter is, dat daarmee
ook de overtuiging weer gevestigd
is, dat zoo vaak „willen" ook
kunnen is. Het rapport der jury
overtrof de verwachting, toen dit
173 punten telde en alzoo de 2e
prijs werd uitgereikt, terwijl bo
vendien nog als extra waardeering
een medaille aan „Orelio" werd
toegewezen door den heer P. de
Groof, vice consul van België te
Hansweert.
Ten bewijze dat deze beslissing
der jury ook het algemeen ge
voelen vertolkte, kwamen tal van
bestuursleden en directeuren in
den heer Blansaart de vereeniging
complimenteeren en omgekeerd
Maar als de leden ons schrijven,
dat het de taaie volharding is
van den leider, die „Orelio"
ondanks een vermindering van
23 stemmen op dit peil bracht,
moet er ook „materiaal" aanwezig
zijn en zoo geeft het hier elkaar
de hand.
Om elf uur arriveerden de
auto's met het gezelschap weer
op de markt alhier en na nog
een „hoera!" voor den directeur
ging ieder huiswaarts.
We willen nog even verwijzen
naar de advertentierubriek, waarin
de jongelui, die nog niet van de
partij zijn, gelegenheid wordt
geboden, om zich aan te sluiten.
Aanbeveling achten we na het
bovenstaande overbodig.
Lezing Chr. Hist. Uofe.
Voor een matig publiek trad
Zaterdag alhier op de heer J. R.
Snoeck Henkemans, lid van de
Tweede Kamer voor de Chr.
Hist. Unie. Als dringende vraag
stukken beschouwde spreker die
van het Staatspensioen en de
ontwapening, met als derde de
koloniale kwestie.
De partij van spr. is tegen
staatspensioen en vóór ouder
domsrente met premiebetaling, al
erkende hij dat een en ander op
eenvoudiger en meer practische
wijze geregeld kon worden. Ook
het idee nationale ontwapening
bestreed spr. als onbestaanbaar,
als niet alle landen ontwapenen
en ter. opzichte van de kolo
niale kwestie achtte spr. het
wenschelijk, dat Nederland de
koloniën behoudt en bestuurt,
temeer, waar die landen zelve
niet in staat zijn om zelfstandig
op te treden.
Nadat enkele vragen werden
gesteld, waaruit bleek, dat bij
een rechtsche meerderheid het
coalitie-verbond wel hernieuwd
zal worden, werd de vergade
ring gesloten*
Ofschoon we nog niet in de
zgn. hondsdagen leven, is het
toch warm en vooral met broeïng
en drukkend (onweerachtig) weer
is voorzichtigheid geboden met
het gebruiken van niet meer
versche spijzen. Eenige personen
alhier mochten daar in zocdanige
mate last van ondervinden, dat
geneeskundige hulp moest worden
ingeroepen. Het is raadzaam om
„overschotjes" en ook worst en
hoofdkaas (postekop) niet te lang
te bewaren voor volgende maal
tijden. De zuinigheid bed iegtdan
soms de wijsheid.
Naar de „Tern. Crt." meldt,
zullen pogingen worden aange
wend om de gemeenten, die dit
wenschen, te ontheffen van ver
plichte aansluiting bij de Z.-VI.
waterleiding, onder voorwaarde,
dat dan garantie wordt gegeven
dat de noodige gelden voor de
geraamde opbrengst dan op eeni-
gerlei wijze zullen worden ver
schaft.
Met ingang van 1 November
a s. is door het bestuur van het
„Groene Kruis" te Zaamslag be
noemd tot wijkverpleegster mej.
C. M. Krello te Goes.
Bij het bestuur dezer vereeni
ging is van de nabestaanden van
een overleden persoon ontvangen
een bedrag van honderd gulden,
als bewijs van erkentelijkheid
voor bewezen diensten gedurende
de verpleging.
Geslaagd voor 't examen
akte L O. aan de Rijkskweek
school te Oostbnrg mej. E. W.
Risseeuw te Oostburg, en de
heeren A. F. C. Bleijenberg te
Clinge J. A. Boidin te Oostburg;
L. Broere te Walsoorden, P. J.
Millenaar te Hulst, C. K. Hame
link te TerneuzenenA Verpoorte
te Sluiskil.
Tot de le klasse der Chris
telijke Kweekschool voor onder
wijzers en onderwijzeressen te
Middelburg is o.m. toegelaten
Jan van Strien te Terneuzen.
De Stoombootdiensten,
Het was reeds verklapt bij de
herdenking van het 100-jarig be
staan van de Prov. Stoomboot
diensten in Zeeland, dat de heer
H. J G. Hartman, als secretaris
der commissie van toezicht op
deze diensten bezig was aan de
samenstelling van de geheele ge
schiedenis van dezen dienst.
Het is thans verschenen en
gebleken een werk te zijn en
maar geen historisch overzichtje.
In een boekdeel van 250 blad
zijden, verdeeld in 12 hoofd
stukken en weder gescheiden in
tal van afdeelingen is daar in
verhalenden trant vermeld het wel
en wee, dat het provinciaal be
stuur, gemeentelijke besturen,
ambtenaren, bemanning en al wie
er mee te maken hadden, in die
100 jaren ontmoetten. Mooie
momenten zijn daartusschen
periodes van vooruitgang en van
glorie, maar ook van moeilijke
tijden zijn omschreven. Eigenlijk
gaat de beschrijving veel verder
n.l. reeds tot de 14e eeuw terug
en het is ons moeilijk de ver
leiding te weerstaan, om enkele
grepen weer te geven uit dit
interessante werk. Maar eenmaal
begonnen, zouden we niet weten,
waar te eindigen.
De vele origineel officieële
oorkonden, contracten, voorschrif
ten en citaten die zijn overgedrukt
en verlucht door 27 teekeningen
en 32 platen geven aan het werk
een groote waarde voor elk, die
aan geschiedenis doet en in 't
bijzonder aan den Zeeuw, die
gehecht is aan de historie van
zijn gewest.
Het geheele werk typeert den
schrijver den heer Hartman, die
zich op velerlei wijze ook in
zijn betrekking van Griffier der
Provincie voor Zeeland ver
dienstelijk, en zijn naam onsterfe
lijk maakte.
De vervaardigers van het boek
werk hebben dit blijkbaar inge
zien en aan de uitvoering ervan
een cachet gegeven, waardig aan
de beteekenis van den inhoud.
Moge het in vele handen komen.
Provinciale Staten ran Zeeland.
In de vergadering van 20 Nov.
1928 werd door den heer Vatl
Waesberghe de volgende moti«
ingediend t