Nieuws- en Advertentieblad voor Z e e u w s c h - Vlaanderen No. 17. VRIJDAG 31 MEI 1929. J5e Jaarg. J. C. VINK - Axel. Raadsverslag. Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. DRUKKER-U1TGEVER Bureau Markt C 4. Telef. 56. - Postrek. 60263. tot 5 regels 60 Centvoor Groote letters worden naar ADVERTENT1ËN van 1 eiken regel meer 12 Cent. plaatsruimte berekend. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure. Zitting van 23 Mei 1929. Tegenwoordig zijn alle leden. Voorzitter de heer F. Blok, burge meester. Dhr. J. de Feijter kwam tijdens de rede van dhr. 't Gilde ter ver gadering. Alvorens ons verslag te ver volgen, een kleine rectificatie. Op de 2e pagina, 3e kolom, 2e regel van ons vorig no. staat Maar toen spr. den naam van Oldenburg noemde, stonden allen perplex, enz. Dit moet zijn „den naam Van Reekum". Dit naar aanleiding van de gegevens, die spr. van Van Reekums bureau had gekregen, en welke hij niet van de commissie kon krijgen. III. De Voorz.Maar het rapport zal nu wel van alle kanten be keken zijn en dus zouden we daarover kunnen stemmen. Dhr. Van de Bilt zegt geen bezwaar te hebben over het rap port te stemmen, maar dan af gescheiden van de waterleiding zelve. Hij kan zijn vertrouwen wel aan het rapport schenken maar is daarom nog niet voor de waterleiding als zoodanig. Het is mogelijk dat men zich vergist heeft en dat onderstelt nog geen wantrouwen. Dhr. Claessens acht stemming voor het rapport niet noodig, dat kan eenvoudig voor kennisgeving aangenomen worden. Dhr. Oggel acht deze stemming ook overbodig. Men kan stem men over het praeadvies en daar is alles in begrepen. De Voorz. vond dat het juist voor den afgevaardigde goed was om het rapport te behandelen omdat daardoor de meening van den Raad naar voren komt. Dhr. Oggel: Behandelen is goed, maar stemmen is niet noodig. Dhr. Claessens zou het maar voor kennisgeving willen aan nemen. Dat is elders ook ge beurd. Als we van de water leiding af willen, behoeven we toch over het rapport zoolang niet te praten? De Voorz. we kunnen niet al tijd rekening houden met wat andere gemeenten doen, we staan hier voor de gemeente Axel. Dhr. P. de Feijter zegt, dat hij het met sommige dingen van het rapport eens is en met andere niet. Hij dacht, dat dat hier op gehelderd werd. Dhr. Oggel wil zooveel moge lijk inlichtingen geven. De Voorz. Het is de bedoeling, om als er bezwaren zijn, die zoo veel mogelijk te uitenworden ze niet opgehelderd, dan worden deze aan de verg van aandeel houders voorgelegd. Dhr. Dieleman waarschuwt er tegen ondoordacht te gaan stem men en raadt aan om de kwestie zakelijk te behandelen. We zijn geen stemvee. Hij heeft geen aanmerking op de leiding, maar er zijn leden die een haast achter de zaak zetten, welke niet ge- wenscht is. En nu vraagt dhr. Kruijsse zouden die drie tegen stemmers het weten r Spr. be hoort tot die 3 en erkent niet bevoegt te zijn om technisch de zaak te beoordeelen, maar daar om kan men toch wel wantrouwen hebben in den opzet? Ook van deskundigen, want aan iemand als dhr. Carrière kan spr. zijn yertrouwen niet schenken, omda deze spot met de beginselen, die ons heilig zijn en ergens gezegd heeft, „dat degenen, die uit be ginsel tegen verplichte aansluiting zijn, maar een kastje om hun waterleidingkraan moeten doen, dan kunnen ze dat „duivelsche" water niet zien". Dhr. 't Gilde Ja, dat is historisch. Dhr. DielemanDhr. Krul kan ik prijzen, omdat we in hem een eerlijk tegenstander hebben en ook volledige adviezen geeft. Maar dhr. van Dixhoorn gaat nog verder en zegt, dat wij de waterleiding willen wegwerken. Dat raakt kant noch wal. Al is spr. niet eens met de wijze, hoe ze hier een waterleiding willen brengen, daarom is spr. nog niet tegen een waterleiding. Hij zou die hier wel degelijk ge- wenscht achten, maar dan zon der verplichte aansluiting, zonder te hooge kosten en zonder risico voor de toekomst. En dat zou ook mogelijk zijn indien men in Den Haag maar wat dieper in den zak tastte in het belang van Zeeuwsch-Vlaanderen, maar ze praten het van die zijde wel mooi voor, doch doer, er zelf niet aan mee. En al is het ook, dat spr. niet alles kan weerleg gen, wat in het belang van deze waterleiding wordt aangevoerd, zoo kan hij daaraan toch zijn stem niet geven. Een tweede punt, dat de com missie van onderzoek behandelde, was de waterwinplaats. Ze z daaromtrent dat de waterwin plaats te St. Jansteen geen aan leiding geeft tot ongerustheid en aanbeveling verdient boven ande re oplossingen. Zeker, spr. weet wel, dat de berekeningen klop pen. Die kunnen de schooljon gens tegenwoordig ook maken Maar toch is het de vraag of het zal uitkomen en in elk ge val hangt het zinkerplan er naast Er als er water van de over zijde moet gehaald worden met een zinker, volstaan we niet met 1, doch hebben er dan ook een als reserve noodig. Dat hebben we kunnen vernemen van den voorzitter der commissie, den heer Van Niftrik, want er zou eens een boot on of bij den zinker kunnen ankeren en deze beschadigen of de zinker kan door de werking van den bodem der Schelde zijn steunpunt kwijt geraken. Nu kost een zinker vol gens de raming f 2.400.000, zoo dat er dan voor 2 zinkers 5 millioen noodig is. Met de 5 millioen, die het plan al kost wordt dat er dan 10. Spr. kan niet bewijzen dat het zoo komen zal, maar hij meent, dat dit voor uitzicht toch niet geheel en al denkbeeldig is. Men zou er toch niet buiten kunnen, indien zou blijken, dat men door het water van St. Jansteen te willen halen binnen een half jaar reeds zon der water zou zitten. Er wordt in deze dagen gewezen op ge brek aan water. Maar daartegen geeft een waterleiding ook geen absoluten waarborg. Dat heeft men in Arnhem ondervonden, waar men tijdens de vorstperiode zonder leidingwater zat. Indien zou blijken, dat er in Zeeuwsch- Vlaanderen geen water genoeg zat, zal men naar Noord-Brabant aan de andere zijde der Schelde moeten terecht komen, Hij weet niet of dat zal komen, maar het is toch iets waar hij zijn hart voor vasthoudt. Als vierde punt zegt de com missie dat een laag tarief, zooals door haar wordt voorgesteld, aan de bezwaren tegen de verplichte aansluiting grootendeels tege moet komt. Spreker kan zich daarmede niet vereenigen. Hij is tegen verplichte aansluiting, omdat dit de autonomie der ge zinnen niet eerbiedigt, terwijl men de gemeenten die niet willen meedoen vrijlaat en ook de per- ceelen die op meer dan 40 meters van de buizenleiding staan. Voor degenen die daar wonen komt het er zeker niet op aan, of die gezonder zullen worden, dan wel dat ze ziek zijn. In punt 6 wordt gezegd, dat verplichte aansluiting'uiet zonder belang is voor de volksgezond heid. Maar dat hebben verschil lende menschen nog niet kun nen bewijzen. De gezondheids toestand verkeert hier in deze streek op een hooger peil dan elders. Dokter Mazzola, lid der commissie, die deelmaakte van sprekers sectie, een degelijk voor stander der waterleiding, had, toen de voorzitter, de heer Van Niftrik dit ter sprake bracht, den moed dit tegenover dezen uit te spreken, en de voorzitter, die er slag van bleek te hebben leiding te geven, ging daar toen verder maar niet op in. Men kan dus niet bewijzen, dat de gezondheid der ingezetenen alhier achter staat bij die van de plaatsen waar men over een waterleiding beschikt. Het bezwaar van spreker tegen de verplichting spruit daaruit voort, dat men de autonomie der gemeenten, om al of niet aan te sluiten, niet aantast, doch dat men in de gemeenten die wél aansluiten, dus daar waar men door een gemeentelijke ver ordening de gezinnen onder zijn handen kan krijgen, deze tot aansluiting verplichten wil. Daar doet spreker, als Christen, niet aan mee. Ook heeft het kamer-tarief niet zijn bewondering. Daar zijn kleine gezinnen die, omdat ze een groot huis bewonen, veel zullen moeten betalen, terwijl de groote gezin nen, die een kleiner huis bewo nen, meer water zullen gebruiken en minder moeten betalen. Hij zou het meter-tarief, waarbij ieder betaalt naar hetgeen hij gebruikt, het beste vinden. Mogelijk is het echter, dat daar tegen over wegend bezwaar bestaat. De commissie van onderzoek heeft ook hare aandacht gewijd aan de handelingen van het be stuur en de bestuursleden. Spre ker is van oordeel, dat er aan hetgeen daarover in het rapport is geschreven wel een en ander ontbrak. Hij hoopt thans die dingen niet naar voren te bren gen. Maar hij wijst er op, dat de commissie vrij eenparig als hare meening heeft uitgedrukt, dat, zal er ooit iets van de waterleiding tot stand komen de commissarissen hunne zetels ter beschikking zullen moeten stellen. Als die menschen nu hun p e r- s o o n 1 ij k belang gaan stellen boven het s t r e e k b e 1 a n g, kunnen zij onmogelijk het ver trouwen meer hebben. Spreker is overtuigd, dat we een waterleiding dienen te krijgen. Hij wil zelfs stellen, dat het hard noodig is, a' is h ij daarvan nog niet zoo overtuigd. Die moet er echter komen met een flinke subsidie van het rijk, vrij van verplichting en zoo goedkoop mogelijk. Aan deze waterleiding, die ons allen reeds zoo geruimen tijd heeft bezig gehouden en die de burgers wil gaan dwingen tot aansluiting en betaling, al kan men hen niet dwingen het water ook te nemen, kan spreker niet meewerken. De Voorzitter kan wel verkla ren dat, indien bereikbaar was hetgeen de heer Dieleman als wenschelijk uitspreekt, zich tal van menschen aan zijn zijde zouden kunnen scharen. Een flinke, de gelijke waterleiding, die niet veel kost, met een ruime subsidie van den Staat. Wie zou daar niet vóór zijn. Maar dhr. Diele man weet ook wel, dat dit niet te bereiken is. Spr. zegt, dat hij ook niet gelooft, dat er voldoende water is, maar dat wordt ook niet be weerd door de deskundigen. Deze zeggen, dat er voldoende water is tot na 30 jaren, d w.z. als na 30 jaren de bevolking niet meer is toegenomen, dan onder gewone omstandigheden verwacht wordt, en ook de industrie niet verder uitbreidt, dan is er water genoeg en heeft men geen zinker noodig. Die is ook trouwens ook niet aan het plan vastgekoppeld. Het metertarief is overdacht, maar acht men niet practisch. En juist van uit sociaal oogpunt bekeken is een kamertarief meer gewenscht, omdat dan de beter gecitueerden betalen voor de mindere. Dat is dus volgens den geest van den tijd. Hetgeen dhr. Dieleman zegt, dat wie van de leiding gebruik maakt ook naar die mate betalen moet, is niet altijd in zijn lijn. Als nu iemand volgens het kamer tarief f 50 per jaar moet betalen, dan behoort deze zeker tot de best gecitueerden en is het een sociale weldaad als daartegen over een arbeider maar f 15 moet betalen. Deze hebben de water leiding het hardst noodig. Dhr. Dieleman zal dat niet be strijden, maar moet toch zeggen, dat het kamertarief zijn bewon dering niet heeft. Als het Rijk eens met een paar millioen bij sprong, zou er meer te bereiken zijn. De Voorz.Dat is toch niet mogelijk? Waar zou het naar toe moeten, als het Rijk overal zulke kapitalen ging offeren voor de waterleiding Dhr. Dieleman Neen, dan zal eerst België weer eens moeten komen met annexatieplannen 1 Maar het is z.i. recht en billijk, dat wat men gebruikt, ook be taalt. Dhr. Claessens gelooft, dat al mocht het Rijk anderhalf millioen bijpassen, men nog van de ver plichting tot aansluiten niet af kon. Hij zou wel meewerken aan een waterleiding, indien men een beperkter plan had van enkele gemeenten en vooral West Z. Vlaanderen er af was. We moe ten toch maar zoo los niet om springen met het geld en een paar ton teveel betalen voor een waterleiding Deze zal ons nu ruim 4 ton kosten, terwijl het de helft minder kan. We kun nen het geld van de gemeente toch beter gebruiken en voor welk kapitaal dragen we geen verantwoording, als het blijkt mis te loopen Afgedacht van de waterwinplaatsen, zou toch West Zeeuwsch-Vlaanderen niet in het plan moeten staan. Daar door kost de waterleiding veel betalen, ook er- die ge- hun nu meer en dat moeten wij Dat is in West Z. VI. kend en daarom sluiten meenten aan, omdat het voordeeliger is. Dhr. 't Gilde herhaalt, dat de twijfel omtrent de waterwinplaats blijft bestaan op grond van de tegenstrijdige uitspraken der des kundigen zelf, die spr. aanhaalt uit een tijdschrift, aan de hand van een artikel van dhr. Krul. En wat de betrouwbaarheid van de commissie betreft, daarin zitten tal van personen, die niet deskundig zijn en aan welker uitspraak men dus ook geen waarde ,kan hechten. In dat op zicht staat spr. aan de zijde van dhr. Kruijsse, dat men beter geen commissie had kunnen be noemen. Dat ook het plan voor een zinker door de Schelde, om water uit Ossendrecht te krijgen, niet los is van het waterleiding plan blijkt ook uit een schrijven van dhr. mr. P. Dieleman, den voorzitter van het bestuur, die in 1927 nog schreef, „dat de Bonabuizen hem een prachtsy- steem toescheen om daarmee door de Schelde te gaan voor water uit Ossendrecht," zoodat men er rekening mee hield, dat een zinker eerlang noodig zou zijn en men niet zooveel ver trouwen stelt in de waterwin plaats te St. Jansteen. Dit blijkt ook daaruit, dat gesproken is over een nieuwe puttenbatterij, teneinde nogmaals nauwkeuri ger gegevens te verzamelen dan in 1919. Dhr. van Dixhoorn valt even in de rede en danktervoor.dat voldaan is aan zijn verzoek om met dit onderwerp aan te vangen, al is het, dat door de breedsprakig heid der tegenstanders dit geen nut had en hij aan de beslissing niet kan meewerken, wat hem zeer spijt, maar hij moet weg. (Spr. verlaat de vergadering). Dhr. 't Gilde vervolgt zijn rede en wijst nog op de financiëele bezwaren, aan de hand van een verslag in het „Financiëel Over- heidsbeheer", volgens hetwelk de directeur van het Rijks bureau, dhr. Krul o a. had gezegd in een lezing voor de Vereen, van Ge meente-accountants over den financiëelen opzet eener water leiding „De uitgestrektheid van het „verzorgingsgebied en de geringe „bevolkingsdichtheid zijn voor de „rentabiliteit van een streekwater- „leiding natuurlijk uiterst ongun stige factoren. En alleen door „een weloverwogen constructie, „zoowel wat het technische als „wat het financiëele aangaat, is „men er in geslaagd, plattelands- „waterleidingen te stichten, welke „zonder aan de eischen van hy- „giëne en techniek tekort te doen, „geëxploiteerd kunnen worden, „zonder nadeeligen invloed op „de financiën der deelnemende „gemeenten, bij dragelijke tarie ven. Het spreekt vanzelf, dat „die tarieven in het algemeen „hooger zijn, dan in de steden „en er van winst maken geen „sprake is.'* De Voorz. meent dat men eert geheelen dag kan praten, doch de tegenstanders niet te over« tuigen zijn. Hij acht de zaak nii voldoende besproken en zott tot stemmen willen overgaan. Dhr. Van der Bilt wil wel verklareni dat als de waterleiding er kwam, hij direct zou aanslui* ten, maar toch acht hij ook dit AXELSCHE COURANT

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1929 | | pagina 1