Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Ylaanderen Het Geheim. No. 5. DINSDAG 16 APRIL I 929. 45e Jaarg. J. C. VINK - Axel. Buitenland. FEUILLETON. Binnenland. Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. DRUKKER-U1TGEVER tot 5 regels 60 Cent; voor Groote letters worden naar ADVERTENTIËN van 1 eiken regel meer 12 Cent. plaatsruimte berekend. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure. De methode-Bernstorff. Graaf Bernstorff, de eerste Duitsche gedelegeerde in de voorbereidende Ontwapenings commissie, heeft tot jhr. Loudon, den voorzitter dier commissie een nota gericht, beoogende een me thode te vinden, welke het moge lijk maakt de militaire waarde der verschillende soorten legers in cijfers uit te drukken, een betere regeling te treffen voor het verbod van den chemischen en bacteriologischen oorlog, en een oplossing te vinden voor de controle op de naleving der te sluiten ontwapeningsconventie. In het eerste hoofdstuk der nota, hande'ende over het perso neel oppert de Duitsche gedele geerde het denkbeeld, de militaire waarde der verschillende onder deden van het personeel in cijfers uit te drukken, waarbij rekening wordt gehouden met den duur van de eerste oefening, het be roepskader, den totalen diensttijd, enz. Slaagt de ontwapenings commissie hierin, dan zal het volgens Bernstorff betrekkelijk gemakkelijk zijn, de militaire waarde der zoogenaamde beroeps legers met die der legers, geba seerd op het recruteeringsstelsel te vergelijken. Zooals vanzelf spreekt, wil Bernstorff ook reke ning houden met de zoogenaamde geoefende reserves, doch hij doet een concessie aan het Fransche standpunt door aan reservisten geringer militaire waarde toe te kennen naarmate hun oefenings- tijd langer in het verleden ligt. De meest-radicale methode om tot een beperking van bewapening te komen zou volgens Bernstorff de afschaffing van den dienstplicht zijn, doch gezien den tegenstand, waarop dit denkbeeld stuit, acht hij de vaststelling van indexcijfers voor de militaire waarde der ver schillende categorieën van perso neel een bruikbare methode om de verschillende soorten van legers met elkaar te vergelijken en op grond daarvan de wapenbeper king mogelijk te maken. Minstens even belangrijk is volgens Bernstorff de quaestie van het materieel, waarover de legers beschikken en dat vooral in den modernen aanvalsoorlog een eerste rol speelt. Wil men een betrouwbaar beeld geven van de militaire waarde der verschil lende legers, dan moet ook het materieel, waarover ieder leger beschikt, daarbij het zoogenaamde opgeslagen mateiieel vooral niet te vergeten, onder cijfers worden gebracht. Hierbij zou bovenal rekening zijn te houden met wapenen als vliegtuigen, tanks en zware, vèr-dragende kanonnen, die in een aanvalsoorlog een voorname rol spelen en waarvan het aantal in de eerste plaats be perkt zou moeten worden. Even als voor het personeel, stelt Bern storff voor een lijst te maken van het militair materieel, waarin de militaire waarde van iedere cate gorie in cijfers uitgedrukt zal moeten worden. Hij wil tevens rekening houden met de omstan digheid, dat de geoefende reserves hun groote militaire waarde ont- leenen aan het beschikbare ma terieel. Ten einde alle staten wat be treft den chemischen en bacterio logischen oorlog op voet van gelijkheid te plaatsen, zou het verbod, waaraan de staten, die het desbetreffend protocol der internationale conferentie van 1925 op de controle op den wapen handel geratificeerd hebben, reeds gebonden zijn, opnieuw in de ontwapeningsconventie opgeno men moeten worden. Bernstorff wil dit verbod uitbreiden door in het algemeen het werpen van oorlogsmateriaal uit vliegtuigen te verbieden, evenals de voor bereiding van dit strijdmiddel, dat van groote militaire waarde is in een aanvalsoorlog en waar van vooral de burgerbevolking te lijden heeft. Ten slotte stelt Bernstorff voor, gezien den tegenstand, dien het denkbeeld van een controle-or gaan dat ter plaatse een onder zoek zou kunnen instellen, onder vindt, een permanente commissie in te stellen, die er mede belast zou zijn klachten over inbreuken op de conventie schriftelijk of mondeling te behandelen of op te lossen. Verder zou zijn na te gaan, of klachten die de com missie niet kan oplossen, in hoo- ger beroep voor het Internationaal Gerechtshof zouden kunnen ge bracht worden. De Spaansche premier. Met instemming van de con servatieve en clericale pers heeft Primo verklaard, dat het ontwerp van de nieuwe Spaanscha grond wet in October a.s. aan de natio nale vergadering zal worden voor gelegd en dat er na uitvoerige besprekingen in Juni 1930 een referendum zal worden gehouden. Vermoedelijk zal dan in Sep tember 1930 de dictatuur van Primo kunnen eindigen. Er zullen te Madrid demonstra ties ten gunste van Primo de Rivéra plaats hebben, waar tegen over de studenten tegenbetoo- gingen aankondigen. Tegen de ralsclie munters. Een motie van den Nederland- schen gedelegeerde Broekhoff, waarbij de Volkenbondsconferen tie tot bestrijding der valsche munterij den wensch te kennen geeft, dat de nationale inlich- tingenbureaux inzake de valsche munterij hun bemoeiïngen uit strekken tot chèques, orderbrief jes, wissels en credietbrieven, is door de commissie voor adminis tratieve vragen aangenomen. Op voorstel van den Franschen ge delegeerde zal deze motie worden uitgebreid tot handelspapieren in het algemeen. De juridische commissie be raadslaagde over de vraag, of al dan niet in de conventie zal wor den bepaald, dat nimmer aan valsche mu'nterij het karakter van een politiek misdrijf mag worden toegekend. De Nederlandsche regeering stelde voor, geenerlei bepaling van dien aard in de conventie op te nemen. Zij wilde zelf beoordeelen, of een misdrijf al dan niet van politieken aard is Prof. Pella, de Roemeensche gedelegeerde, verdedigde krachtig het tegenovergestelde standpunt, dat nimmer de politieke drijfveer als verontschuldiging erkend be hoort te worden voor een misdrijf op het gebied dervalsche munterij. Dit standpunt werd ook inge nomen door de gedelegeerden van Frankrijk, Duitschland, Italië, Portugal en Hongarije. Een sub commissie, waarin de Nederland sche gedelegeerde Gerke is be noemd, zal trachten deze moeilijk heid, die nauw verband houdt met de uitlevering der misdadi gers, op te lossen. Kameroverzicht. Minister van der Vegte heeft zich in de Eerste Kamer een ongelukkige stakker genoemd. En waarschijnlijk gevoelde hij zich ook als zoodanig. Want hij is gewoon zich van alle zaken met een paar geestige opmerkin gen af te maken. Den eersten keer vindt men dit aardig, maar langzamerhand begint de belang stelling te verminderen en wil men wel eens daden zien. En daarin is Z. E. niet zoo heel sterk. Hij houdt de zaken liever slepende. En zoo hoorde men nu vele klachten tegenover wei nig lof. Tot de meest principieele te genstanders van den Minister behoorde de heer De Muralt. Hij klaagde terecht, dat de Mi nister nog niets heeft gedaan aan de zoo lang reeds in onder zoek zijnde reorganisatie van den Rijkswaterstaat en meende, dat hij deze zaak nu maar voor zijn opvolger moet laten liggen. Maar hier wilde Mr. van der Vegte niets van wetenhij blijft aan de oplossing werken en schijnt van plan te zijn op het aller laatste oogenblik nog tot de be noeming van een Directeur- Generaal over te gaan. De ge schiedenis van de motie-de Mu ralt omtrent de onbewaakte omwegen kennen we reeds. Ook de heer Moltmaker was over het beleid van Mr. van der Vegte niet te spreken. Zijn grie ven betroffen in de eerste plaats de behandeling van het spoor wegpersoneel. Hij eischt voor het personeel op medezeggen schap in het beheer van de spoorwegen en zou hen hier voor een commissariszetel willen zien toegewezen. De Minister heeft duidelijk aangetoond, dat de wet hem geen vrijheid geeft om iemand uit het personeel als commissaris aan te wijzen. Maar hij is wel van oordeel, dat de Personeelraad steeds meer invloed kan doen gelden. Langs dezen weg kan reeds een heel stuk medezeggenschap worden ver kregen. Voldoening aan alle wenschen van de sociaal-demo craten is trouwens met het oog op de belangen van de schat kist niet mogelijk. Wat het kanaal van Antwerpen naar den Rijn betreft, is de Minister ook al niet zeer geluk kig, maar men mag hem o.i. hiervoor niet hard vallen. Want deskundigen zijn het nooit onder ling eens, verdedigen steeds ge heel tegenovergestelde plannen en het is voor 'n Minister, zelf niet deskundige, dus uiterst moei lijk om tot een beslissing te komen. En nu hij deze eindelijk heeft genomen en het aanvan kelijk onwillige Amsterdam zich daarmede met één stem meer derheid heeft vereenigd, is het weer niet goed en komt de heer Koster het Utrechtsche plan aan bevelen. De Minister verklaarde terecht dat als hij hierop inging, de uitvoering van de werken weder eenige jaren zou worden vertraagd. Een rede van beteekenis was voorts die van den heer Van der Zande, die krachtig opkwam tegen de redevoering, door den heer Seghers in den Belgischen Senaat gehouden en daarin eenige onjuistheden aantoonde. Ons land is in zijn verplichtingen ten aanzien van de scheepvaartver binding tusschen Antwerpen en Dordrecht nooit tekort geschoten en het kanaal door Zuid-Beve land is in elk geval veel beter AXELSCHE COURANT Bureau Markt C 4. Telef. 56. - Postrek. 60263. 12; Hempel vergezelde den rechter van instructie door de stille straten naar huis. Onderweg vertelde hij hem van de inbraak in moeder Rabl's woning er, zijn onderzbek daar, maar vermeed daarbij van zijn verdenking tegen dr. Richter melding te maken. Dat is inderdaad vreemd, zeide Wasmut hoofdschuddend. Ik kan me slechts voorstellen dat de dieven toch op een of andere manier gestoord moeten zijn en daarom niets mee namen. Dieven zouden den spiegel en de schilderijen niet stuk geslagen hebben. Buitendien konden ze geheel onge stoord hun gang gaan. Dat is waar. Maar wat zou dat nog Op den voorgrond gesteld, dat men hier niet te doen heeft met een waanzinnige wat mogelijk, zoo al niet waarschijnlijk is geloof ik, dat de man of de vrouw want ik geloof dat er meer dan één geweest is naar een bepaald voorwerp heeft gezocht. Waarschijnlijk naar papieren, want iets anders kan moeilijk in schil derijen of spiegels verborgen zijn. De kasten werden blijkbaar alleen daarom stuk geslagen omdat men geloofde een geheim vak te zullen vinden. En die oorbellen? Hoe verklaar je dat? Je hebt zelf gehoord, wat Milnzer vertelt over de omstandig» y^in heden den ouden Eisler, Ja, dat maakt de kwestie nog raadselachtiger. Alleen Eisler zelf kan ons hier ern oplossing geven. Ik zal hem zelf morgen daar naar vragen, Heb je die dingen bij je? Hier zijn ze. Mooi. En heb je de inbraak aan gegeven Ja, bij den naasten politiepost. Heeft de wacht in de Berggasse niets gemerkt Neen. En de buren Ik had geen tijd dezen er naar te vragen. Hoofdschuddend bezag Wasmut de oorbellen. Weet je wel, dat dit bijzondere sieraden moeten zijn Ik kan me niet heiinneren, ooit zoo iets gezien te hebben. Welk een komisch idee, een zwarte parel in het pentagram te zetten. Het ziet er bijna mysterieus uit. Een geschenk kan het ook niet zijn, men geeft een jongen toch geen oorbellen. Neen, zeker niet. Hij zal ons morgen wel vertellen, hoe hij hier aan komt. Ik moet bekennen, dat ik er wel nieuwsgierig naar ben. Hoe gedraagt Eisler zich vroeg Hempel na een pauze. Heb je hem al weer verhoord Ja, een paar maal. Er is echter niets uit hem te halen. Ik heb nooit in mijn leven verstokter misdadiger gezien. Hij heeft niets gedaan, hij weet van niets. Men moet hem met rust laten. Dat zijn zijn geregelde antwoorden, in de cel zit hij uren lang, in droomen verzonken, naar een zelfde punt te staren. Arme drommel. Maar Silas Goed. Je weet we verschillen op dit punt van meening. En nu nog meer dan tevoren. Eisler's ondervraging over de oor bellen bleef zonder resultaat. Hij be weerde ze nimmer tevoren te hebben gezien, van hun bestaan niet te heb ben geweten en vond het zelfs be lachelijk, dat ze van hem zouden zijn. Familiestukken Van wie dan Zijn vader was een in een weeshuis opgevoede vondeling, had zijn moeder hem verteld. En de ouders van zijn moeder wa ren evenzeer arm geweest. Intusschen had Silas Hempel, wien het spoorlooze indringen in moeder Rabl's woning geen rust liet, in de geheele Berggasse omgevraagd, of in de twee betrekkelijke nachten ook iemand iets verdachts had gemerkt. Daarbij werd vastgesteld, dat de twee elkaar aflossende wachtposten niet altijd op hun post geweest moeten zijn. Een zieke kleermaker, die tegenover het huis van von Brankow woonde en 's nachts dikwijls niet slapen kon, had een dof rumoer gehoord en licht op het dakkamertje gezien. Hij had gedacht, dat het lui van de politie waren, die de woning leeg haalder, en zich er niet verder om bekommerd, voorts meldde zich een dienstbode aan, die tegen middernacht van een bruiloft was gekomen en zeer belang» rijke aanwijzingen deed. Zij had gezien, hoe een lange, ma gere man, die in een grijsen mantel gehuld was en een muts diep over het voorhoofd had getrokken, uit het huis van von Brankow kwam, de deur zonder eenige haast achter zich sloot en vervolgens heel gemoedelijk naar de stad was gewandeld. Hij zag er uit als een heer. Behalve hen beiden was er niemand in de straat te zien geweest. Hij moest dicht bij haar langs en ze had hem nauwkeurig opgenomen. Het was een oude man met grijzen baard en mager gezicht, waaruit twee gitzwarte oogen inet stekenden blik haar hadden aangekeken. Toen ze elkaar gepasseerd, waren, had hij een vroolijk deuntje gefloten. Hij had niets bij zich gehad. Hempel liet zich den man herhaal delijk beschrijven het meisje ver telde steeds het zelfde. Ze had den heer nooit eerder gezien, hoewel ze al drie jaar in de Berggasse diende en bijna al de daar wonende menschen kende. Aan Richter viel niet te denken. Zelfs al was de baard valsch, dan klopten noch de grootte, noch de kleur der oogen. Richter was toch hoogstens middel- matig groot te noemen en had een breede, ineengedrongen gestalte. Zijn oogen waren grijs. Een beschrijving van den inbreker had men dus. Was hij ook de moor denaar? Hempel was geneigd het aan te nemen. Wasmut twijfelde. Eisler's schuld scheen hem te z;er verzekerd. Natuurlijk werd direct een uitge breid onderzoek ingesteld, om den man met den grijzen baard te vinden. s Middags deed Wasmut Hempel reeds bij zich komen. Er had zich een hotelhouder aangemeld, die be weerde een heer, wiens uiterlijk pre cies met het signalement van den gfzochte overeen kwam, te hebben gelogeerd. Hij was eergister met den nacht trein gekomen en direct volgens zijn zeggen naar een cabaret ge gaan. Tegen twee uur ongeveer was hij thuis gekomen. Overdag bleef hij op zijn kamer, om eerst 's avonds na tien nur uit te gaan. Ditmaal was hij om even na middernacht thuis gekomen. In het gastenboek stond hij inge schreven als Arthur Wintersiein uit Berlijn. Heden morgen vroeg was hij met de hotelomnibus naar het Zuider station gegaan, had den knecht een kaartje naar Dresden doen nemen en was ver rokken. De beschrijving stemde zoo precies overeen met die van het meisje, dat geen twijfel mogelijk kon zijndat was de nachtelijke inbreker. Bereikt was diarmee weliswaar niet veel, want hij was immers buiten be reik en het motief, dat hem hierheen had gevoerd, was in dezelfde geheim zinnigheid gehuld als de geheele zaak, Van den oproep door Duitschland verwachtte Hempel niets. Een man, die met zulk een zekerheid zulk een brutaal boevenstuk uithaalde, zou na tuurlijk zijn uiterlijk direct veranderen. Dat hij werkelijk eerst eergister gekomen is en toen direct naar moeder Rabl's woning is gegaan, houd ik natuurlijk voor uitgestoten, zelde de detective tot Wasmut. Dat hij iijn intrek in dat hotel heeft genomen, zal wel een manoeuvre zijn geweest. Hij zal tijd noodig gehad hebben, om een sleutel te doen maken en de besté gelegenheid af te wachten. (Wordt vervolgd^

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1929 | | pagina 1